Plantenwerkgroep, excursie Erf 1, Mandjeswaard 30-05-2018

Zoals elke ochtend ontbijt ik ook vandaag met een bakje yoghurt plus wat extra ingrediënten. Vanavond gaan we met onze plantenwerkgroep naar de Mandjeswaard en ga ik ontdekken waarom mijn yoghurt zo naar echte ouderwetse yoghurt smaakt.

We rijden om 19.00 uur richting Mandjeswaard, gaan linksaf de ophaalbrug over en bij de eerste weg links rijden we het oudste erf van Kampereiland op: ERF 1 van de familie Bruins.

“ERF 1 sinds 1432” vermeldt het etiket op de yoghurtfles.

Harry Bruins staat ons al op te wachten en vertelt dat de boerderij al sinds eeuwen in het bezit is van de familie. Het huidige biologische melkveebedrijf ligt op een terp in een prachtig weidevogelgebied.

Als biologisch bedrijf worden er geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt. Door extensief beheer wordt er rekening gehouden met het milieu (o.a. minder broeikasgassen) en de dieren (geen antibiotica, groeibevorderaars of medicinale stoffen enz.). Dit beheer gaat gepaard met behoorlijk wat wetten en regels. Goed graslandbeheer is nog niet zo eenvoudig en vraagt vakmanschap van de melkveehouder.

Kruidenrijk grasland trekt vlinders en insecten aan, deze zijn weer voedsel voor de weidevogels. Het gras levert hoogwaardig voer vol vitaminen en mineralen voor de melkdames. Met maaien dient er rekening te worden gehouden met de weidevogels en het maaisel moet worden afgevoerd.

Extensief beheer met kruidenrijk grasland betekent echter een sterke daling van inkomsten van melk, die gecompenseerd moet worden door bijv. een hogere melkprijs. Helaas is de vraag naar deze melk met meerwaarde vooralsnog beperkt. Bij ERF1 vinden daarom ook nevenactiviteiten plaats zoals een boerderijwinkel, zelfgemaakte kaas, vanillevla naar eigen recept (zie website www.erf1.nl).

Vanavond gaan we kijken hoe kruidenrijk het grasland is. Zoals we van onze Niels “Heukels” gewend zijn, begint het inventariseren meteen op de parkeerplaats: hopklaver, vijfvingerkruid, straatgras….

Brede weegbree, getande weegbree en smalle weegbree. Harry ziet het liefst heel veel weegbree op zijn graslanden. “Weegbree is zo voedzaam. Als je in Wikipedia leest hoe voedzaam deze weegbree is dan ga je het spontaan eten” aldus Harry.

We lopen het gebied in en op het dijkje langs de zijtak van het Ganzendiep, de Goot, vinden we o.a. gewone hoornbloem, veldzuring en heel veel veldlathyrus. Het moet een prachtig gezicht zijn als dit allemaal in bloei staat.

Aan de voorkant van het huis staat een dik pak gras vol diverse kruiden. Het ruikt er heerlijk en je zou spontaan hier op je rug gaan liggen om te kijken wat je in de wolken ziet.

We lopen van de terp naar beneden een drassiger gedeelte in met rechts een sloot. De koeien kijken vanuit de open stal (met veel daglicht en ventilatie) nieuwsgierig naar ons gezelschap. Vanuit de boerderij is het uitzicht schitterend over de weiden en het Ganzendiep. En elke dag anders; een levend schilderij.

In het drassiger gedeelte mannagras, veel waterbies, heel veel ruige zegge. Toos vindt een koolachtig plantje. Leuke vondst: Waterkruiskruid.

Langs de sloot barst het van de azuurjuffers en lantaarntjes. En holpijp, moeraswalstro, scherpe zegge, moeraswederik, oeverzegge, slanke waterkers, beemdlangbloem, vogelwikke, blaartrekkende boterbloem.

We komen bij een hekwerk en sloot.  In de sloot een grote bak met een vlotter die het water op peil houdt. Er hangt een groot slot aan, zodat niet iedereen naar eigen inzicht het waterpeil kan wijzigen. Dat gebeurde in het verleden schijnbaar wel.

We klimmen over het hek en lopen verder langs de sloot en het Ganzendiep. We lopen op het land van de buurman maar dat maakt geen verschil, want ook deze buurman is een biologische boer.

Langs het water smalle lisdodde, valse voszegge, penningkruid, amandelwilg, harig wilgenroosje en nog meer uiteraard. Er ligt een interessante keutel, welke na grondige inspectie een haarbal van een uil blijkt te zijn. Ook vinden we een plek met veel schelpen, waarschijnlijk van een otter.

We lopen langzaam langs de slootkant weer richting boerderij, Veel prachtig gekleurde rupsen van de rietvink tussen het riet.  En een leuke vondst: Kamgras.

We blijven zoeken naar bevertjes. Helaas niet gezien. Wel een fraaie kruisdistel op een hoger gelegen gedeelte (droge grasland soort). In totaal vinden we 127 soorten en dat is lang niet slecht.

Rond 10 uur zijn we terug bij de boerderij en worden we uitgenodigd om nog even wat te drinken. En wat kun je beter op een zuivelhoeve drinken dan verse zuivel. Kefir en karnemelk worden door eenieder zeer gewaardeerd. Als toetje dit keer geen echte ERF 1 vanillevla, welke ook een aanrader is, maar een kijkje in het oude herbarium uit 1980 van Harry Bruins. Met hierin alsnog bevertjes en kalmoes, keurig bewaard voor het nageslacht. Wat bijzonder dat dit herbarium zo mooi bewaard is gebleven.

We mogen ook nog even een kijkje nemen in de kelder van de oorspronkelijke, nu afgebroken, oude boerderij. De ver uitgesleten stenen traptreden leiden naar een grote koele ruimte waar de terpkazen netjes in het gelid liggen te rijpen. Wat een sfeervolle plek.

De bijzondere soorten van deze avond zijn met name de zeggen, zoals gewone bermzegge (zo zie je maar weer dat gewoon ook bijzonder is) tweerijige zegge en waterkruiskruid. Het is een opvallend soortenrijk grasland, veel rijker dan een traditioneel beheerd grasland.

Conclusie: het is de passie en de weegbree, die ik elke ochtend in mijn yoghurt proef!

Met dank aan de familie Bruins voor deze bijzondere excursie.

Tekst: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers-Sollie

Plantenwerkgroep, excursie Silberberg, Duitsland 26-5-2018

Met een prachtige dag in het vooruitzicht trokken we op zaterdag 26 mei om 7:30 vanaf het Meeuwenplein met 7 enthousiastelingen naar de Silberberg, een uitloper van het Teutoburgerwald, ten zuidwesten van Osnabrück (bij Hasbergen en Natrup-Hagen). Aansluitend bezochten we ook de (gedeeltelijk oude) kalkgroeve bij het iets zuidelijker gelegen Lengerich.

Op de Silberberg is naast beukenbos met een rijke ondergroei ook een zeer oud graslandreservaat te vinden. Er groeien diverse soorten orchideeën en heel veel andere bijzondere plantensoorten. Wil je die soorten in Nederland vinden dan zal je naar Zuid-Limburg moeten gaan en sommige van de soorten komen zelfs helemaal niet in Nederland voor.

In Hasbergen werd in de 19e eeuw zilver gedolven en al was de zilverkoorts maar van korte duur, zowel de Silbersee als de Silberberg herinnert aan die periode. Behalve zilver komen er ook andere metalen voor, waarbij er nu nog sporen van zink in de grond liggen die kans bieden aan een zink tolerante vegetatie.

Voor dit verslag liet ik me inspireren door een reeks in de NRC van Merel Thie en Wendy Panders (‘Vaste gasten’). Welke belangstellingen kom je zoal tegen in de plantenwerkgroep en hoe kwamen die zoal in de Silberberg aan hun trekken?

De levensgenieter 

De excursies van de plantenwerkgroep hebben gewoonlijk een relaxed karakter: start met koffie en gebak en voor de dagexcursies: afsluiting met een gezamenlijk etentje op de terugweg. Onze excursie naar de Silberberg deed daar niet voor onder. Weliswaar moesten we even zoeken voor we een geopende Konditorei vonden, maar toen kon iedereen zijn hart ophalen aan Kaffee mit Kuchen. De lunchboterhammen aten we aan de rand van een fantastisch orchideeënveldje, wat de fanatiekelingen weinig rust voor die boterhammen gaf: zij deden alvast de voor-inventarisatie. Op de terugweg reden we via het prachtige oude Tecklenburg, waar we in de binnenstad op een terrasje aan de schnitzels (of gebakken camembert) gingen.

Mooi weer is geen garantie bij excursies, sommigen hebben herinneringen aan hevige regenval, maar vandaag was het genot voor de levensgenieter compleet: een stralende dag, aan de warme kant zelfs, maar omdat we veel in het bos zaten, was het alleszins aangenaam.

De specialist

Niels is natuurlijk onze echte specialist. En dan in allerlei planten families met lastige soorten als grassen, zegges en orchideeën. De Silberberg leent zich uitstekend voor de orchideeën-specialist. Nog voor we het om zijn orchideeën beroemde kalkgraslandje hadden gevonden, waren we al het Bleke bosvogeltje en het Vogelnestje tegen gekomen. Bij dat graslandje, waar meer Nederlanders, gewapend met grote fotocamera’s op hun knieën rondkropen, konden we ons bekwamen in het onderscheid tussen het Witte en Bleke bosvogeltje, maar vonden we ook de Bergnachtorchis, de Bosorchis, de Grote keverorchis en de Vliegenorchis. Onze laatste locatie bij een steengroeve bij Lengerich leverde behalve opnieuw Bleke bosvogeltjes en Bergnachtorchis nog de Welriekende nachtorchis op, die nog ontbrak op onze lijst.

De optimistische leerling

Voor sommige deelnemers is een excursie met de plantenwerkgroep een regelmatig terugkerend feest, voor anderen de eerste kennismaking. Aan de ene kant lijkt dat planten op naam brengen heel specialistisch vakwerk, aan de andere kant is voorkennis bij zo’n excursie niet vereist; wel zin en geduld om bij alles stil te staan. Op zo’n dag leggen we vaak niet meer af dan een km of 2-4. En weet je na 10 excursies nog steeds, of opnieuw niet het onderscheid tussen Biggenkruid en Leeuwentand: geen probleem, Niels legt het met alle liefde en geduld nog eens uit met oog voor details waaraan je de planten kunt herkennen. Omdat alle planten genoteerd worden, krijgen de bekende soorten evenveel aandacht als de minder bekende, zodat elke excursie ook een gelegenheid is om te oefenen en te repeteren. In mijn aantekeningen staat dan ook weer regelmatig waarin de Bermzuring zich onderscheidt van de Ridderzuring en de Krulzuring, of hoe het ook al weer zat met al die gele composieten.

De soortenjager

Tja, we zeggen wel van onszelf dat we niet zulke soortenjagers zijn als sommige vogelaars, maar of dat echt waar is? Uiteindelijk sluiten we elke excursie af met een eindstand, die meestal indrukwekkend is. Natuurlijk verschilt dat wel wat per gebied, arme grond levert vaak een minder grote soortenrijkdom op, en veel verschillende biotopen bij elkaar in de buurt levert juist veel op. Het mooie van zo’n gebied als de Silberberg is, dat je er ook soorten vindt die in Nederland bijna nergens meer voor komen. Enkele van dergelijke pareltjes die ik noteerde waren (behalve de orchideeën) Ruig klokje, Heelkruid, Schaduwkruiskruid, Eénbloemig parelgras en Knikkend parelgras, Bevertjes, Zinkveldmuur en Zinkviooltje, Wolfskers en Rode kamperfoelie.
De teller van deze dag eindigde op 311 waarnemingen van 258 soorten. Commentaar: “lang niet slecht”.
Tja, en om op zo’n stand uit te komen kun je natuurlijk niet om 17.00 uur denken: tijd voor een terrasje; zo relaxed zijn we nu ook weer niet. Toch nog even de auto in naar een volgend gebiedje, omdat we toch in de buurt zijn en daar ook nog van alles bijzonders moet staan.

De natuurverwonderaar

…alles wat groeit en bloeit en altijd weer boeit… was de slotzin van de radiopraatjes die Dr. Fop I. Brouwer in de jaren 50 hield en nog veel eerder was het schrijver en onderwijzer Jac. P. Thijsse die Nederlanders liefde voor de natuur bijbracht. Hij leerde via zijn boeken en Verkade-albums hele generaties Nederlanders dat natuur iets is om zuinig op te zijn. Velen van ons hebben misschien nog wel zo’n Verkade album in de kast staan.

De natuurverwonderaar geniet niet alleen van al die prachtige structuren in planten, die je zo goed met een loep kunt zien, maar ook van alle andere dingen die in de natuur te vinden zijn. Bij een excursie van de plantenwerkgroep zijn het steevast niet alleen planten die aandacht krijgen, maar rupsen, vlinders, insecten, vogels en vogelgeluiden, spinnen tot zelfs de levensloze natuur (mooie stenen!), kunnen op een opmerkzame blik (of een paar oren) rekenen.

Mijn aantekeningen van de Silberberg zijn op dat punt dit keer uiterst beperkt. Ik heb alleen de Fluiter genoteerd (die ik vlak daarvoor ook tussen Gramsbergen en Ommen hoorde en toen in mijn geheugen groef: was dat niet een Fluiter?) en een gal op een Hondsdraf. Het aardige is dat je die gallen, als je weet waar ze op zitten, via internet vaak heel snel weer terug kunt vinden. In dit geval kom ik op: gal op Hondsdraf (Glechoma hederacea) veroorzaakt door de galwesp Liposthenes glechomae (Linnaeus, 1758) (ook wel Liposthenes latreillei).

Natuurlijk zijn er nog meer variëteiten plantenliefhebbers en vele tussensoorten. Ik stip alleen nog even de humorist aan: zo staat in mijn appgroep dat de andere auto op de terugweg last had van Automobilius trammelanticus. Maar ondanks dat zijn we allemaal veilig teruggekeerd van een fantastische excursie!

Tekst en tekeningen: Toos Lodder

Plantenwerkgroep, excursie Het Wisselse Veen 11-06-2017

 

We parkeren aan de Veenweg midden in het Wisselse Veen met uitzicht op prachtige, kleurrijke velden. We hebben toestemming gekregen het gebied te betreden. En daar zijn we heel blij mee.

In dit gebied groeiden in het begin van de 20ste eeuw planten zoals parnassia, vetblad en klokjesgentiaan, voordat het gebied werd ontgonnen en ontwaterd voor boerenland. In 1993 gooide men het gebied weer op de kop in opdracht van het Geldersch Landschap, met het doel om het  weer terug te geven aan de natuur. De bemeste bovenlaag werd afgeplagd, een deel afgegraven, sloten en greppels werden dichtgegooid en zo kwamen er zoetjesaan weer veentjes, moerasjes en heldere stroompjes en beekjes door het vele kwelwater. We zijn dus heel benieuwd welke plantensoorten we tegenkomen.

We lopen het stuk land in ten zuiden van de Veenweg. Er groeien zoveel mooie planten dat je er bijna niet durft te lopen. Heel veel prachtig gele Grote ratelaar, Moeraskartelblad in bloei, Zompvergeet-me-nietje, Moerasrolklaver, Moeraswalstro, Zompzegge, Zomprus, Moerasmuur, Moerasbasterdwederik. De namen zeggen het al , het gebied is nat, soms wel heel erg nat. Prachtige vennen met kwakende kikkers en druk dansende libellen.

Grote ratelaar

Moeraskartelblad en grote ratelaar

Bij een broekbosje stuiten we op een te breed water, waarop we besluiten terug te lopen. Terug bij de auto lopen we richting Kampeerboerderij en gaan linksaf de Veenweg op. Links ligt een werkelijk prachtig kleurrijk veld vol gele Grote ratelaar en gele Moerasrolklaver, Paars Moeraskartelblad, Wolfspoot, Kale jonker, Tormentil en Witte Klaver. Onweerstaanbaar om niet even een kijkje te gaan nemen. Aan de rand, Stijve ogentroost, Kleine leeuwenklauw en Rode schijnspurrie.

 

Aan het eind van de Veenweg stroomt de Verloren Beek. We lopen rechtsaf, langs het informatiebord, het kwelgebied van de beek in met prachtige vennen. Over zacht verend tapijt van veenmos, met geurende watermunt en een roepende koekoek op de achtergrond is het volop genieten. We vinden er de gevlekte orchis en de rietorchis, Moerasvaren en Koningsvaren, Blauwe knoop en Blauwe zegge, Borstelbies en het klein maar fijne Moerasviooltje (waardplant van de Zilveren Maan vlinder). Het gebied loopt langzaam omhoog naar het drogere heidegebied, de Tongerense Heide.

Aan de rand van de heide (Boerweg) genieten we zittend op de grond van een boterhammetje, waar om ons heen wat klein spul groeit zoals bloeiend Klein vogelpootje en Dwergviltkruid. We lopen een stukje over de heide met Liggend walstro, Bosdroogbloem, Heidespurrie en Pilzegge en slaan dan rechtsaf richting bos en over de Tepelbergweg weer terug naar de Boerweg.

De Boerweg lopen we nog een stukje af. In de bermen vinden we nog verschillende planten, zoals Adelaarsvaren, prachtig Vingerhoedskruid, Tijm- en Mannetjesereprijs. Op een dood boomstammetje knalrode/oranje zwammen. Helaas kennen we ze niet bij naam. En heel bijzonder is een Heidehommel die om ons heen vliegt.

Vervolgens lopen we weer richting Het Wisselse Veen. Het overgangsgebied tussen het heidegebied en het Wisselse Veen is een interessant stuk met Moeraswolfsklauw, Kleine- en Ronde zonnedauw, Blauwe zegge en Bruine snavelbies. We gaan nog op zoek naar de Klokjesgentiaan maar die laat zich nog niet zien. En dan, zomaar ineens, gaat Niels’ telefoon. De meldkamer van de Politie in Apeldoorn. Of Niels de eigenaar is van een VW Polo. Eh ja, dat klopt. Die staat volgens een melding die ze hebben gekregen ‘midden op de weg’. We gaan gauw kijken. Achteraf had ie misschien nog iets netter geparkeerd kunnen worden maar midden op de weg is zwaar overdreven. Kennelijk heeft er iemand gebeld met nét wat te veel tijd…

De Veenweg

Bij de auto aangekomen, verleiden alle kleuren ten noorden van de Veenweg ons om toch nog even dit gebied in te lopen. Daar liggen mooie stroompjes met Groot bronkruid, Tenger fonteinkruid, Teer vederkruid en Kleine egelskop. Ook dit veld ziet geel en paars van Grote Ratelaar en Moeraskartelblad.

Basterdklaver

Op zoek naar meer informatie over Het Wisselse Veen stuit ik op een uitgave van Natuurklanken uit 2011, het blad van de KNNV afd. Epe-Heerde, met een boeiend verhaal, waarin o.a. te lezen valt hoe enkele KNNV-leden een zeer belangrijke rol hebben gespeeld in het behoud en onderhoud van een deel van Het Wisselse Veen, namelijk het Landje van Jonker.

https://www.knnv.nl/sites/www.knnv.nl/files/NK%202011%203%20Het%20Wisselse%20Veen_1.pdf

Aan het eind van deze mooie dag tellen we 226 soorten. Een tweede bezoek aan dit bijzondere gebied is zeer zeker de moeite waard.

Verslag en foto’s: Ellen van Knippenberg

Plantenwerkgroep, verslag, excursie Zalkerbos 29 april 2017

Het beloofd een goed loken jaar te worden

Op 29 april openden we het excursieseizoen van de plantenwerkgroep met een excursie naar het Zalkerbos. De zon straalde regelmatig, de wind was fris. Met 10 man/vrouw sterk zochten we naar de vaste bewoners van dit bijzondere bos, en ontdekten we een stuk van de nieuwe uitbreiding.

Het Zalkerbos ligt op een oude stroomrug, ingeklemd in een flinke bocht van de IJssel. De rivier heeft hier in een ver verleden zand en klei afgezet, waardoor het reliëf in het landschap ontstond en de bocht van de rivier alsmaar groter werd. Dat reliëf is nu nog steeds heel mooi te zien, het wordt een ‘kronkelwaard’ genoemd, zoals hier links op de foto:

Al voor 1200 was hier bos. Het areaal bos is in de loop der eeuwen terug gedrongen ten gunste van weilanden en akkerland. Maar als compensatie voor de verdieping van de IJssel tussen de Molenbrug en de Eilandbrug is het natuurgebied eind 2015, begin 2016 uitgebreid en is er nieuw bos aangeplant.

Het nieuwe aangeplante bos (zie foto) krijgt een zelfde verhouding van o.a. iepen, essen, esdoorns en eiken, als in het al bestaande hardhout-ooibos. Hardhout: iep, es, esdoorns en eik in tegenstelling tot zachthout: wilg en populier. Ooibos: bos dat op natuurlijke wijze is ontstaan langs rivieren. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier (cf. Duits: Au en Auwald). De aanwezigheid van dit biotoop is een belangrijke voorwaarde voor een natuurlijk riviersysteem. Waar rivieren bedijkt zijn en uiterwaarden het beeld bepalen zijn de bossen in de afgelopen eeuwen vrijwel overal omgevormd tot weidegrond en hooilanden. Nu staan in die nieuwe percelen nog allerlei pioniers zoals kruldistel en paardenbloem, maar we zagen er ook  zwarte toorts. De verwachting is dat hier op den duur een zelfde soort bos ondergroei komt, zoals elders in het Zalkerbos.

Niet alleen wordt er nieuw bos aangeplant, maar ook 2 stukken uiterwaard zijn ingericht voor natuurontwikkeling: de voedselrijke bovenlaag is verwijderd, met behoud van het reliëf, zodat soortenrijke stroomdalgraslanden kunnen ontstaan.

Het Zalkerbos is vooral bekend door zijn bijzondere onderbegroeiing. In het vroege voorjaar de bolgewassen, zoals Blauw druifje, Holwortel en Voorjaarshelmbloem, Bosanemoon (een groeiende populatie) en Vogelmelk. We zagen op uitgebreide schaafstro en de Gevlekte dovenetel stond volop in bloei. Ook in de nieuwe aanplant was deze al te vinden! In bloei verder o.a. Gulden boterbloem, een typische bossoort voor dit gebied, Grote muur, Akkerhoornbloem, de eerste Dagkoekoeksbloemen, Klimopereprijs, Draadereprijs en Tijmereprijs. Nog niet in bloei, maar wel veelbelovend aanwezig veel Slangenlook, en de zeldzamer Moeslook, naast de meer gangbare Kraailook. Te vroeg voor de bloei (in juni/juli terugkomen!), maar genoeg om ons te verheugen op een goed loken jaar! In De Flora Batava wordt Zalk niet genoemd als vindplaats voor Moeslook, wel voor Slangenlook (Flora Batava 1893).

Voor het eerst konden we een stuk uiterwaard lopen vanaf de heuvel waar vroeger een theekoepel op stond richting het Veer. Nu nog behoorlijk kaal, opgedroogde modder met pionierssoorten zoals veel Fioringras. Hier werden we verrast door 2 bijzondere soorten die zich hier al gevestigd hadden: Liggende ganzerik en Stijf barbarakruid (beide rode lijstsoorten, thans niet bedreigd).

In de krant stond deze excursie aangekondigd als fauna excursie. Dat hebben we niet op ons laten zitten: onderweg bleven de vogels niet onopgemerkt. Zo hoorden we fazanten, zanglijsters, winterkoningen, zwartkoppen en tuinfluiters, vinken en tureluurs, zagen we een vermoedelijk verlaten vogelnestje van 3 eieren in die opgedroogde modder en een kleine achterhoede, zonder kijker, vermoedt een zeearend gezien te hebben. We wisten dat die de afgelopen weken hier vaker was gezien!

Al met al een mooie start van dit nieuwe excursie seizen, en iedereen graag tot de volgende keer!

Gevlekte dovenetel, met een veel grotere bloem dan de veel voorkomende Paarse dovenetel.

Toos Lodder

Plantenwerkgroep, excursie Noordoostpolder 7 juni 2017

Vanavond bezoeken we met een groep van 6 personen de Noordoostpolder om floragegevens te verzamelen voor de stichting Floron. Zij hebben een ‘witte gebieden’ beleid, wat erop neerkomt dat bepaalde gebieden met voorrang bezocht moeten worden, bijvoorbeeld omdat het al lang geleden is dat er voor het laatst floragegevens werden verzameld.

We starten bij de oude strekdam naar het voormalige eiland Oud Kraggenburg. Oud Kraggenburg was een vluchthaven in de Zuiderzee met op een verhoogde terp van 4,5 meter boven NAP een lichtwachterswoning. Nu een bijzonder Rijksmonument tussen de aardappelvelden.

We nemen eerst een kijkje in en bij de sloot. En daar vinden we al 40 soorten planten, waaronder Pijlkruid, Gekroesd- en Schedefonteinkruid, Klein- en Veelwortelig kroos en een Sterrenkroos. Dat ziet er veelbelovend uit voor deze avond, waarop wij minstens 150 verschillende soorten willen scoren.

Vervolgens lopen we richting Oud Kraggenburg met links een aardappelveld en rechts een berm met natte greppel. Hier vinden we Bosveldkers, Moeraskers en Slanke waterkers en dankzij gelaarsde Rutger, o.a. Stomphoekig sterrenkroos. Langs het aardappelveld staat de Zwarte nachtschade (zeker op familiebezoek) en Getand vlotgras.

In de directe omgeving van de lichtwachterswoning mogen we helaas niet komen, dit is particulier terrein. Wij lopen om het terrein heen, langs een rij opvallend kale Witte abelen. Geen blad meer te bekennen en op de stammen en in het gras zitten tientallen witte vlinders (Plakkers?). Wit schijnt de kleur van de onschuld te zijn, maar we vermoeden dat in dit geval de schijn bedriegt.

We lopen tussen de akkers door richting het Kadoelerveld, langs Zwaluwtong en Grove varkenskers en over een wit bruggetje waar Grote windhalm, Kompassla en Witte krodde groeit.

Het Kadoelerveld is een prachtig stuk natuur met plassen omzoomd door rietkragen en moerassige laagtes waar van alles groeit, zoals Wolfspoot, Heelblaadje, Platte rus, Zeegroene rus . Op drogere delen vinden we veel Kamgras (Rode Lijst soort) We horen de kikkers en de Kleine Karekiet. Boeren- en Gierzwaluwen zijn druk bezig hun kostje bij elkaar te vangen. En de geur van de Watermunt stijgt omhoog bij elke stap die we doen.

Het gebied ligt in het Voorsterbos. In het bos zelf is het nu te donker om nog planten te onderscheiden en we besluiten lopend langs de bosrand de terugreis te aanvaarden. Bij een bloemrijke slootkant vinden we o.a. nog Oranje havikskruid, Avond- en Dagkoekoeksbloem, vermoedelijk Vergeten Wikke (een soort voederwikke) en Ringelwikke.

De beoogde 150 stuks hebben we niet gehaald, maar met 138 soorten plus 1 haas zijn we dik tevreden. Voor de rest van het “witte” gebied komen we zeker een keer terug. Dat is immers ook een van de spelregels van het witte gebiedenbeleid. Minstens 150 soorten in een uurhok, een hok van 5×5 vierkante kilometer is dat. En twee veldbezoeken.

De herhaling heeft plaats op 27 augustus en wel in het Kadoelerbos ten oosten van Kraggenburg. Niels gaat er in zijn eentje op uit. Hij vertelt: “Aldaar uiteraard deels een herhaling van de eerder gevonden soorten, maar toch ook veel nieuwe. Zoals knolcyperus, een van de cypergrassen en een lastig akkeronkruid waaraan invasieve eigenschappen worden toegedicht. Een soort die te vuur en te zwaard gestreden werd (en wordt?). En dan diverse bossoorten. Het Kadoelerbos en het aangrenzende Voorsterbos behoren tot de oudste polderbossen en zijn inmiddels zo’n 75 jaar oud. Dat maakt dat ze steeds interessanter worden voor plantensoorten van oudere loofbossen, daarvan vind ik bosgierstgras en boskortsteel. De zo bijzondere varensoorten waarvan dit gebied bekend is vind ik helaas niet.

Aan de noordkant grenst het bos aan het Kadoelermeer, het kleine randmeer dat het ‘oude land’ scheidt van de Noordoostpolder. Er vaart een En dan was er ook nog een verrassing van een heel andere aard. Over het Kadoelermeer voer een partyschip dat je al van verre kon horen aankomen. Een zangeres werd aangekondigd als ‘niemand minder dan Lieneke’. Dat ik daar nou nog nooit van heb gehoord ligt vast aan mij. Zij liet een lied horen in de trant van “ik heb je alle kans ge-bo-ho-den” en voor mij soortgelijke nummers. Een openbaring… Ook toen het schip al een minuutje of 20 verder was hoorde je nog de dreunen van de bassen… En dan was er ook nog een verrassing van een heel andere aard. Over het Kadoelermeer voer een partyschip dat je al van verre kon horen aankomen. Een zangeres werd aangekondigd als ‘niemand minder dan Lieneke’. Dat ik daar nou nog nooit van heb gehoord ligt vast aan mij. Zij liet een lied horen in de trant van “ik heb je alle kans ge-bo-ho-den” en voor mij soortgelijke nummers. Een openbaring… Ook toen het schip al een minuutje of 20 verder was hoorde je nog de dreunen van de bassen…partyboot langs die je al van verre hoort aankomen. Een zangeres wordt aan boord aangekondigd als ‘niemand minder dan Lieneke’ (nooit van gehoord) en brengt een lied ten gehore in de trant van ‘ik heb je alle kans ge-ge-he-ven’ en meer van dat soort repertoire. Ik zal er nooit aan wennen. De dreunen van de bassen zijn tot zeker 20 minuten nadat het schip voorbij is gevaren nog te horen. Zo beleef je nog eens wat niet waar?”

Niels Jeurink

Plantenwerkgroep, excursie Nationaal Park De Meinweg d.d. 10-09-2016

 Nationaal Park De Meinweg ligt ten oosten van Roermond, tussen het dorp Herkenbosch en de Duitse grens. Het gebied is internationaal zeer bekend en geliefd. Dat wekt uiteraard onze nieuwsgierigheid. Na echte Limburgse vlaai in het gezellige bezoekerscentrum De Meinweg te Herkenbosch vertrekken we uitgerust eerst naar de parkeerplaats bij Vlodrop-Station in het zuiden van het natuurgebied. Valse Salie Acasia

Groene kikkker

Het is een erg warme dag. Een wandeling door het bos geeft verkoeling. We wandelen een stukje over een oud spoorbaantje, de IJzeren Rijn geheten. We vinden er viltganzerik, zandblauwtje, gespleten/gewone hennepnetel en veel kruiden o.a. slangenkruid, stijf havikskruid, klein tasjeskruid, kleverig kruiskruid, gewoon biggenkruid. We wandelen een rondje met de klok mee. Er fladderen opvallend veel dagpauwogen om ons heen. Boomklevers laten zich horen en zien. Groeit daar iets bijzonders? Na nauwkeurige observatie toch maar akkerereprijs en dagkoekoeksbloem. We lopen langs Meru, het wereldhoofdkwartier van de beweging Transcendente Meditatie. Hier volgen mensen uit de hele wereld meditaties en opleidingen. Wij kiezen voor een andere richting. Door een prachtige Hollandse Lindelaan, met veel klein springzaad hier en hier en hier…….. dat krijg je met dat springen. We vinden er verder late guldenroede, bosaardbei en bonte gele dovenetel. We overschrijden de grens waar reuze balsemien ons toegrijnst en lopen onder de spoortunnel van de IJzeren Rijn door.

 

We komen in een prachtig bos, met zwarte els en es, waar de Roode Beek doorheen kabbelt. Het water is kraakhelder en de bodem is rood; boordevol ijzer. Langs de oever hangende zegge. Niet te beschrijven zo’n mooie beek.

Links van het bospad diverse vennen met waterlelies. Ruige veldbies, bosgierstgras, moeraszegge, ijle zegge, pluimzegge, bosbies verfraaien het geheel.

 

Bij de Dalheimer Mühle lopen we een moerassig broekbos in. De ontblote boomwortels wekken de indruk dat de bomen zich moeiteloos kunnen verplaatsen. Door een vlonderpad, het Knuppelpad van Sint Ludwig, kunnen we dit sprookjesachtige gebied bewonderen. Zittend op de vlonders genieten we van de bijzondere omgeving, de rust, onze boterhammen en de druk heen- en weer vliegende beekjuffers. We vinden er wolfspoot, bittere veldkers, blauw glidkruid en wilde gagel (gevoelige soort). Vroeger werd dit, in plaats van hop, gebruikt voor het brouwen van bier, zgn. gagelbier.  Na de catwalk komen we in een hoger en droger gelegen naaldbos met koningskaars en zeepkruid en lopen weer richting parkeerplaats.

 

 

 

We rijden terug, langs het bezoekerscentrum, naar de parkeerplaats aan de Meinweg. Via een wandeling door het bos komen we in een prachtig heidegebied. Aan een bosrand vinden we gevlekte scheerling (rood gevlekte stengel/onbehaard, terugwijzende omwindselbladen) een erg leuke vondst We nemen op de heide een kijkje bij een vennetje met rode knolrus.

 

 

Bij een splitsing besluiten we de langere route te nemen. Rechtsaf richting Herkenbosscher Heide. Langs duinriet, tandjesgras, mannetjesereprijs en borstelgras(rode lijstsoort). Het gebied krijgt een meer glooiend karakter. Het is het voor Nederland unieke terrassenlandschap van De Meinweg, ontstaan door het grind en zand dat de Rijn en de Maas in de loop der tijden afzette. Ook aardverschuivingen hebben bijgedragen aan de hoogteverschillen. Het totale hoogteverschil tussen de 3 terrassen bedraagt 50 meter. Het Roerdal ligt 30 meter boven N.A.P. en het Beatrixplateau op 80 meter. Dwars op de terrassen zijn twee beekdalen ontstaan: het dal van de Boschbeek en van de Roode Beek. Tussen deze beken en beekdalen liggen de stille vennetjes en uitgestrekte bossen en heidevelden van De Meinweg.

Door de hoogteverschillen hebben we prachtig uitzicht op de vele vennen, waar we o.a. kleine – en ronde zonnedauw, witte- en bruine snavelbies, veelbloemige waterbies, moeraswolfsklauw, smal- en zwart tandzaad vinden. Af en toe zoeken we onder een boom even de schaduw op voor verkoeling. We staan stil bij de ven met de mooie naam Elfenmeer, omdat we menen er een houtsnip te zien. Er drijven prachtige witte waterlelies en langs de kant o.a. snavelzegge en een kikker die ons vol spanning in de gaten houdt. De volgende ven heet Vossenkop, geen idee waarom en de daarop volgende ven staat werkelijk propvol witte waterlelies.

 

Via een smal pad, omzoomd door hoge varens en gras dat verkoelend over onze armen streelt, lopen we langzaam omhoog. We kijken rechts neer op het dal van de Boschbeek. De beek kunnen we , behalve aan de vegetatie, nergens zien lopen. Een pad over een brugje lost het raadsel op. De beekbedding staat droog.

Een bordje geeft aan dat we naar een gelukspunt lopen en deze vinden we inderdaad ook. Rolvennen, gelukspunt 14, bij een prachtige grote ven. (meer gelukspunten: www.ontdekroerdalen.nl)

Eeuwenlang gebruikten de bewoners van 14 dorpen het gebied Rolvennen als gemeenschappelijk bezit om vee te hoeden, bomen te kappen, turf te steken en heide te maaien.

Vandaag benut een herder met zijn schaapskudde het gebied. Op weg naar de stal, vermoed ik, want het is inmiddels 7 uur.

Door een sanitaire stop splitst de groep zich, waardoor de achterhoede de voorgangers uit het oog verliest. Oeps welke kant gaan we op? Na telefonisch overleg incl. waarschuwing voor loslopende zwijnen (met de Veluwe is dit het enige gebied in Nederland waar officieel wilde zwijnen mogen leven), gaan we de goede kant op. En dat houden we aan tot we in Kampen weer op de parkeerplaats Meeuwenplein staan.

Oh ja, natuurlijk hebben wij onderweg even aan de inwendige mens gedacht. Niels heeft voor het thuisfront zelfs een heuse Limburgse vlaai meegenomen (anders mocht hij niet op pad J)

Tot op heden zijn er 767 soorten planten en bomen beschreven in De Meinweg. Niels heeft er 201 genoteerd. Het is zo’n verrassend mooi en afwisselend gebied (ca. 1800 ha), dat een vervolgbezoek zeker de moeite waard is.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers-Sollie

Plantenwerkgroep: excursie naar Borkum 1-7-2017

 

Om 07.15 stonden vier deelnemers klaar voor vertrek op het Meeuwenplein voor de tocht richting het Duitse waddeneiland Borkum. We misten Corrie. Een telefoontje vanaf het burgemeester Berghuisplein bracht uitkomst. In het plein vergist, kan gebeuren. Iets later dan gepland gingen we welgemoed op pad, ondanks het regenachtige weer en steeds donker wordende luchten.

Ruimschoots op tijd arriveerden we in de Eemshaven, alwaar we om 10.15 vertrokken naar het Duitse waddeneiland Borkum. Dat ligt ten noorden van de provincie Groningen.

Na 50 minuten varen bereikten we onze bestemming. In de veerhaven van Borkum stond de trein naar de stad al klaar. Het redelijk ‘altmodische’ treintje bestond uit alleraardigste, felgekleurde wagonnetjes met balkons, dat voortgestuwd werd door een klein diesel-lokomotiefje.

Na een kwartiertje treinen kwamen we aan in het stadje Borkum, Na een korte wandeling door het centrum kwamen we aan op de brede boulevard. Heel anders dan onze waddeneilanden, constateerden we hier.

Door deze brede boulevard met zijn hoge en statige gebouwen heeft Borkum een ietwat kuuroordachtige uitstraling. De honderden ouderwetse strandstoelen versterkten dit beeld.

Op de zandbanken voor de kust telden we (Niels) wel 110 zeehonden, voornamelijk grijze.

Een overtuigende start van onze excursie en . . . nog beter: het weer knapte zienderogen op. Spoedig scheen de zon en dat bleef zo gedurende de rest van de dag. Jammer, zonnebrandolie vergeten!

Langs de boulevard zagen we brede lathyrus en klein kaasjeskruid. Sommige planten van het Jacobskruiskruid werden kaalgevreten door de prachtige, geel-zwart gestreepte rupsen van de Sint-jansvlinder. Aan het eind van de boulevard trokken we in oostelijke richting verder, over het fietspad langs de duinkust. Hier vonden we de duinteunisbloem.

Verderop betraden we het gebied, achter de eerste duinenrij. Hier zagen we duinviooltje en ook stijve ogentroost. De felroze bloempjes in het zand waren van het strandduizendguldenkruid, lijkende op, en behorende bij de gentiaanfamilie. Een typische soort van de jonge duinvalleien dicht bij zee.

Op een duintje genoten we hier onze meegebrachte lunch. Henk en Neils deden hun middagdutje. Vanaf hier gingen we het terrein voor ons in. Een natte duinvallei met veel riet, biezen, zeggen en russen. Moeilijk begaanbaar, dus steeds goed uitkijkend waar te gaan.

De duinvallei uitkomend trokken we richting zee en kwamen we in een nieuw biotoop aan met jonge duinvorming. Veel zand en ook grazige plekken, waartussen we weer allerlei interessants vonden, zoals melkkruid en geelhartje. Maar wel veel makkelijker begaanbaar.

Hierna keerden we weer terug op het fietspad, nu roodbeklinkerd. Via kruipend stalkruid, sint janskruid, wilgenroosje en gewone rolklaver kwamen we terecht op het terras van strandcafé Sturmeck, een gezellig café restaurant aan het strand. Er moet gezegd worden dat het etablissement zijn naam alleszins recht deed.

De diverse torten en drankjes gingen er niettemin goed in. Waarna we onze weg vervolgden, meer richting binnenland. Om de hoek bij de Sturmeck vonden we brede wespenorchis.

Vanaf hier gingen we met een wijde boog weer terug naar het Inselbahnhof. Ondertussen ijverig planten noterend die je doorgaans langs de weg aantreft zoals brede weegbree. In een bosje langs de weg zagen we een prachtige groep wilde kaardenbollen. Zo ging het door tot in de straten van Borkum. Waar Niels nog kans zag soorten te scoren tussen de rails van onze trein en in de bloembakken van de plaatselijke Fremdenverein. We haalden zodoende een score van 188 soorten! 

Om 18.00 uur vertrokken we weer met de veerboot naar de vaste wal, hongerig, moe maar voldaan. We vielen meteen het eerst volgende dorp binnen op zoek naar een stevig diner. Oosteinde heet het gehucht, vlakbij Roodeschool, waar we een alleraardigst café restaurant vonden met de naam Ekamper, met uitzicht op het kerkhof. Het dient gezegd: met prima eten. Om half twaalf kwamen we terug in Kampen. Het was een hele geslaagde dag. En wel in alle opzichten! 

Deelnemers: Corrie, Neil, Henk, Niels en Cor 

Verslag en foto’s: Niels Jeurink en Cor Naegelmaker

 

Plantenwerkgroep, excursie Winterswijk 9 juli 2016

collageMet 5 man sterk vertrekken we zaterdagochtend uit Kampen, via Arnhem, richting Winterswijk. In de buurt van Arnhem hoopt Niels langs de snelweg gifsla tegen te komen. Deze heeft hij vanuit de auto al eens zien staan. Met dank aan de Tomtom van Niels : “SLA na 300 meter linksaf” vinden we bij een parkeerplaats inderdaad gifsla (lactuca virosa – zeer zeldzaam). Onze volgende waarneming is “munt” op de heerlijke Apfelstrudel met slagroom op het marktplein in Winterswijk.

Vervolgens rijden we door een prachtig coulisselandschap met fraaie boerderijtjes. Het voelt alsof men een beetje achter loopt in de Achterhoek en dat ervaren we als zeer aangenaam.

Parelmoervlinder

Parelmoervlinder

Bij het natuurgebied Willinks Weust parkeren we de auto en lopen langs de Sibelco kalksteengroeve het gebied in (Muschelkalk). Links een kijkwand waar je, als je geluk hebt, de Oehoe kunt spotten, die in de wand van de 240 miljoen jaar oud, niet meer in gebruik zijnde, steengroeve, zijn nest heeft.

Langs het pad vinden we veel gewone soorten, zoals gewone agrimonie, gewone braam, gewoon struisgras, gewone vlier, gewone engelwortel, gewone hennepnetel, gewone brunel en gewoon biggenkruid, naast andere algemene soorten.  Tot onze “verrassing”  vinden we in het bosgebied een prachtige open plek met stukje blauwgrasland en daar komen we soorten tegen die je niet dagelijks ziet, zoals pijpenstrootje, gevlekte orchis, stijf havikskruid, stijve ogentroost, gewone vleugeltjesbloem, veelbloemige veldbies, het zeer zeldzame karwijselie (witte puntjes aan de bladeren), fraai hertshooi, goudgele honingklaver, kale jonker en moerassmele ?? Zeer zeldzaam, echter dit blijkt later helaas toch bochtige smele te zijn geweest.

winterswijk

Langs de bosrand, een klassiek eiken-haagbeukenbos, vinden we een prachtige parelmoervlinder. Iets verder de fraaie rups van een helmkruidvlinder op boszegge. Het bos is prachtig en  in het voorjaar zeker de moeite waard om een keer terug te keren. We vinden er bosviooltjes (donkersporig / bleeksporig ),bosanemonen, klaverzuring, heksenkruid en  glanshaver. Even zijn we Niels kwijt, die alleen en in z’n eentje (bron : Klein Orkest) op zoek is gegaan naar de eenbes. Helaas niet gevonden, maar we zijn heel tevreden met de 149 soorten die we wel zagen.

We keren terug naar de auto en rijden via een onvervalste landweg  vol kuilen en bulten naar de Borkense Baan, waar in vervlogen tijden een heuse stoomtrein liep van Winterswijk naar Borken.

Zittend op de nog aanwezig rails, nuttigen wij de meegebrachte boterhammen. Het is er opvallend stil, slechts de vogeltjes laten zich af en toe horen. Na de lunch lopen we links van de spoorbaan een drassig gebied in met een prachtige ven. Veel gevlekte orchissen, kleine- en ronde zonnedauw en stijve moerasweegbree in bloei (zeer zeldzaam),  dwergzegge en blauwe zegge, borstelgras, heidekartelblad. Deze laatste parasiteert op kleine wolfsklauw. Eten en gegeten worden. Uit het gedroogde lijkje van een  kikker kruipt een vreemde wants. Dit blijkt later een stinkzwamaaskever te zijn.

stinkzwamaaskever

stinkzwamaaskever

We steken de spoorbaan over, waar valse salie prachtig in bloei staat. Het gebied rechts van de spoorbaan is minder drassig. We vinden er klein blaasjeskruid (vrij zeldzaam –pas op, niet naar wijzen, want is een vleesetende plant), grote wilde gagelstruik, hazenzegge, sterzegge, welke net boven het water uitsteekt, koningsvaren, vetblad, stekelbrem. We twijfelen over een rus. Boek erbij gepakt en een kenmerk is: makkelijk of moeilijk uit de grond te trekken. Tsja wat moet je daar nu mee.

“Zitten hier ook adders”, vraag ik Niels, waarop ik als antwoord krijg: “alleen onder het gras”.

We lopen naar links over de spoorbaan richting een grote plas met heel veel waterlelies. Een levendbarende hagedis ligt op de rails in het zonnetje, maar schrikt van ons. We lopen om de plas heen en nemen een korte pauze. Het uitzicht is geweldig mooi. In de brede oeverranden van de plas groeit wateraardbei, snavelzegge en veenpluis .  Na de pauze lopen we door een donker bos met salomonszegel en veel lekkere bosbessen.  Vervolgens door stuk heideveld en een donker triest dennenbos. Tot onze verrassing komen we uit bij de auto (dat hebben we wel anders meegemaakt) nog even duiken we weer het bos in om het prachtig bruin/goudgele beekje dat daar loopt te bewonderen. We hebben 136 soorten gezien, teveel om hier op te noemen.

Dan op naar het Wooldse Veen: een Natura 2000 gebied ten zuidoosten van Winterswijk doorlopend over de Duitse grens, daar overgaand in natuurgebied Burlo-Vardingerholter Venn und Entenschlatt.

Ronde zonnedauw

Ronde zonnedauw

Een mooie wandeling over loopplanken geeft een goede indruk van dit fraaie hoogveengebied. Een gebied met veenputten en veendijken: overblijfselen van de vroegere afgravingen, waarbij men na verdroging het veen gebruikte voor turf. Door het natuurherstelplan van o.a. Natuurmonumenten, vormt zich nieuw hoogveen in de veenputten, met als begroeiing onder andere witte- en bruine snavelbies, zonnedauw, lavendelheide, eenarig wollegras, kleine veenbes en veenmos. De veendijken zijn begroeid met berken en soms ook eiken. Doordat de ondergrond  grotendeels uit keileem bestaat heeft men een zware verdroging kunnen voorkomen. Wel moet in de gaten worden gehouden dat berken en eiken niet de overhand krijgen en het gebied nat genoeg blijft. Op onze wandeling door het gebied zien we delen , zeer fotogeniek, verdronken berkenbroekbos.

Ook komen we twee van de maar liefst 186 oude grensstenen tegen met het jaartal 1799. Tussen het Nederlandse en Duitse veengebied loopt een oude smokkelaarsroute: het Commiezen pad. Dit liep midden door het veen, pal op de grens. (Een commies was een douanier of grenswachter). Zie voor de route en zijn geschiedenis : www.wandelbeeld.nl . Niels noteert tijdens de wandeling 91 soorten wilde planten.

In Groenlo (Grolle) eten we samen nog gezellig een hapje bij het voormalige postkantoor aan het marktplein, als afronding van een zeer geslaagde dag. En doen onze laatste waarneming: peterselie op de mosterdsoep.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Fotografie: Ellen van Knippenberg en Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep, excursie Zalkerbos 17 juli 2016

_mg_7830

Het Zalkerbos in de zomer: bloeiend Slangenlook

Traditie getrouw starten we het excursieseizoen van de plantenwerkgroep het ene jaar in Scheerenwelle en het andere jaar in het Zalkerbos, zo ergens in april. Voor het Zalkerbos weliswaar een mooie tijd, omdat dan alle voorjaarbloeiers in bloei staan, maar tja, dan mis je steevast het bloeiende Slangenlook, één van de pareltjes van het Zalkerbos. Dit jaar reden voor een bezoek in de voorzomer.

We verzamelden ons bij het Meeuwenplein, of gingen rechtstreeks met fiets of auto, en verkenden met ons 10-en het gebied.

We kwamen veel bekende soorten uit het voorjaar tegen, waarvan sommige nu in bloei, zoals Gevlekte dovenetel, Slangelook (aan het eind van z’n bloei) en Kraaielook (aan het begin), Schaafstro, Bosrank, Grote muur en Hop.

Duivekervel Kraailook Gevlekte dovenetel Schaafstro

Voor sommige grassen is het in april nog te vroeg waardoor ze niet te determineren zijn: maar nu zagen we Kweekdravik, een soort van langs de rivieren die we dankzij de bloeiwijze nu op naam konden brengen.

Alle veranderingen rond de inrichting van het Zalkerbos zijn misschien nog wel een groter verschil met onze vorige excursie naar dit gebied in april 2015 dan het jaargetijde. Landschappelijk is er sinds vorig jaar veel aangepakt: er is meer bos aangeplant, waardoor het bos robuuster wordt, maar er ook doorkijkjes verdwijnen. Er is  meer water door een extra geul in de uiterwaarden. En de bovenlaag van een waard, grenzend aan de rivier,  aan de zuidzijde van de weg is helemaal afgeplagd.  En die veranderingen zorgen voor tijdelijke of blijvende andere vegetatietypen. Zo kwamen we tal van planten tegen die er vorig jaar überhaupt niet waren, of alleen als sluimerende zaden in de grond.

Als compensatie voor alle aanpassingen aan de IJssel met het uitdiepen van de vaargeul wordt het bos uitgebreid. Op 3 plaatsen zagen we een jonge aanplant van bos, waarbij de ondergroei nu allerlei akkeronkruid-achtigen bevat. Die zullen op den duur wel weer verdwijnen. De mooiste daarvan: Gewone duivenkervel met teer fijn ingesneden blad, en roze bloemen met donker roze vleugeltjes die zich veelvuldig tussen de jonge aanplant slingerde. De helder gele bloemen van enkele Gele ganzenbloemen vielen daartussen goed op. Verder akkerviooltje, diverse Ganzevoeten, Getande weegbree, naast de gewone Grote weegbree, Zwarte nachtschade, Gewone raket, Akkerkool, Herik en Kroontjeskruid.

Meer naar de rivier toe is een extra watergeul gegraven, wat ook weer voor nieuwe vegetatietypen zorgt. Daar zagen we o.a. Rode waterereprijs, Moerasandoorn en Avondkoekoeksbloem. Meer in de houtwallen o.a. Kompassla, dat zijn bladeren verticaal draait.

Inmiddels begon de lucht al prachtig rood te kleuren. Tegen dat decor zagen we een paar Lepelaars overvliegen.

_mg_7832

In de avondschemering maakten we een laatste uitstapje naar een perceel direct grenzend aan de IJssel, waar de bemeste bovenlaag secuur vanaf is geschraapt, met behoud van het oorspronkelijke reliëf. Door oude afzettingen van de rivier zijn zandruggen ontstaan met allerlei laagtes en hoogtes. Een zomerdijk beschermd beide waarden tegen teveel overstromingen.  Door het afschrapen van die bovenlaag ontstaat een waard, die in potentie vergelijkbaar is met de Vreugdenrijkerwaard aan de andere kant van de rivier (stroomdalgrasland).

Het is spannend wanneer en welke bijzondere soorten uit de Vreugdenrijkerwaard zich ook gaan vestigen aan deze kant van de rivier! Bij het laatste voldoende licht maakten we de ‘nulstand’ op: heel veel akkerwinde, Fioringras, Zeegroene ganzenvoet en Stippelganzenvoet, Groot kaasjeskruid en Kleine klaver, Witte krodde maar ook al meer bijzondere soorten die zich hier meer zullen gaan vestigen als Sikkelklaver en Kruisdistel.

Van af nu moeten we eigenlijk elk jaar even een kijkje gaan nemen om de ontwikkelingen bij te houden! Bijzonder, en dat zo dicht bij huis.

Tekst: Toos Lodder

Fotografie: Gonny Sleurink

 

 

Plantenwerkgroep, excursie Springendal Twente 28-5-2016

Het dal van de Mosbeek: excursie naar een bijzonder en plantenrijk gebied

Collage

Op 28 mei vertrokken we om 8.00 uur met 6 man/vrouw naar Twente voor een excursie naar het dal van de Mosbeek in Twente. Voor planten een behoorlijk uniek gebied in Nederland en landschappelijk ook nog eens heel mooi.

We parkeerden de auto’s bij de Watermolen van Bels. Daar is een nieuw bezoekerscentrum met de toepasselijke naam IJs en Es: het dal van de Mosbeek en het daarnaast gelegen Springendal zijn ontstaan in de ijstijd als stuwwal, waar de Mosbeek zich een weg in heeft uit gesleten.

De Mosbeek wordt gevoed uit water (sprengen) die uit aardlagen opwellen. Daardoor is een afwisselend landschap ontstaan met veel reliëf, wat in de verte wel wat van Limburg heeft. Op korte afstand kwamen we heel  verschillende landschapstypen en heel verschillen plantengemeenschappen tegen. Nat bronbos, natte schraalgraslanden, maar ook (hoge en droge) heide, beukenbos en akkerlandjes.

In de poëtische woorden van het bezoekerscentrum:

“Hier op slechts enkele kilometers van Ootmarsum en Tubbergen borrelt in alle stilte water uit de bodem. In kleine hoeveelheden, maar gestaag. Het voedt de natuur en een reeks van gedachten. Ze maken stil, want dit is de bron. Dit is Twente.”

Op die stilte moesten we trouwens wel even wachten, want het terras van de molen werd met een bladblazer grondig schoon geblazen.

Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 1 ingang watermolen Bels Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-2815 koffie niet verkeerd Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 2 kaart Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 3 Meikever Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 5 Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 8 Eekhoorngras

De informatiepanelen boden ons nog meer wetenswaardigheden en adviezen. Alleen Ellen was voorzien van ‘Wellington’s’ (hoewel geen echte) zoals het advies in het Engels was, maar ook zonder laarzen konden we dit keer goed terecht.

Direct bij de molen zagen we aan een plasje (spaarbekken voor de watermolen) onze eerste bijzonder waarneming: Eekhoorngras, familie van het Langbaardgras. Eerst als enige tussen Bosbies, Ruw beemdgras en Gestreepte witbol, maar als snel bleek dat er op een droger stukje toch nog meer stond.

In de bosranden langs de velden o.a. Dolle Kervel: familie van het Fluitenkruid, maar met donkere stelen, tegen het aubergine aan, die door rijke beharing weer wat witter ogen. Bermzuring wordt vaak over het hoofd gezien: een kruising tussen Ridderzuring en Krulzuring, met als eigen kenmerk een behaarde middennerf aan de onderzijde van het blad. Die komt dus vast vaker voor dan uit de statistieken lijkt.

Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 11 Bosbies Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 13 Brede stekelvaren Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 16 Zachte ooievaarsbek Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 17 Grote muur Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 51 landschap Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 18 landschap

We stonden bij onze eerste Kale Jonkers wat langer stil, omdat de bladeren ook wel veel weg hadden van een Speerdistel, maar de kluwen aanstaande bloemhoofdjes gaf de doorslag.

Bij het spaarbekken van de watermolen van Frans (bezoekerscentrum, maar die dag gesloten) zagen we o.a. Kleine Varkenskers, naast Grote Varkenskers. Familie van de andere kersen, wat je kan ruiken aan de Kleine Varkenskers: de geur lijkt erg op die van Sterrenkers.

Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 20 bord molen van Frans Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 22 Molen van Frans Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 28 Spurrie Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 29 Molen van Frans Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 32 Molen van Frans Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 39 Dikkopjes Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 44 onderverhuur Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 43 Gelderse Roos

In een arm roggeveldje, waarvan we er verscheidene zagen, o.a. Slofhak, Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 34 Slofhakeen eenjarige grassoort van schrale akkergronden die door bemesting sterk in aantal is teruggelopen: het kleine broertje van Reukgras. Daar vonden we ook veel Kleine Leeuwenklauw, Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 35 Kleine leeuwenklauwdie we ook op meer gewone akkers zagen. Er werd een speciaal oud Roggeras geteeld: St Jans rogge, dat – uiteraard- plaatselijk werd verwerkt.

In sommige bosjes bij boerderijen ook veel (verwilderde) tuinplanten, zoals Reuzen Balsemien, Grote Veldbies, Grote Maagdenpalm, een geel-wit bloeiende Smeerwortel (Symphitum grandiflorum), en Kruisblad Euphorbia. In het bos nog een andere tuinplant: Franje kelk.

Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 54 landschap Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 55 op de knieën Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 56 Gevlekte orchis Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 60 vetblad foto Ellen Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 82 verboden op plantjes te trappen

En dan onze hoogtepunten: 2 (3) prachtige blauwgraslanden. We troffen het, want het vetblad stond in bloei. Eerst zagen we enkele exemplaren, maar dat werden er al snel heel veel: een mooie paarse gloed. In Nederland heel zeldzaam, maar verwant aan het Alpenvetblad wat je hoog in de Alpen tegen kan komen.  Ik herinner het mij van van die Alpenweitjes waar de sneeuw net is weggesmolten. Vetblad is een vleesetend plantje: de bladen zijn vettig en opvallen bleekgroen. Vliegjes die daar op gaan zitten zijn verloren.

Een citaat uit de Wilde Planten trilogie van Westhoff (1970-1973): ‘het aantal plaatsen waar vetblad voorkomt is in een halve eeuw tijds 95% geslonken.  Op de plaatsten waar ze nu nog voorkomt groeit ze vaak nog maar met enkele exemplaren. Toen Linnaes deze plant doopte was ze nog vulgaris en ook toen Heimans en Thijsse jong waren was het vetblad vooral in het oosten van ons land nog zo algemeen dat men haar overal tegenkwam en Twentse kinderen ze nog kleverige viooltjes noemden.’ Kleverige viooltjes is wel een toepasselijke naam.  Ik zoek hem even op in de Heukels van mijn oma (3e druk 1907) en inderdaad: Pinguicula vulgaris, vetblad, op moerassige veengrond en in de duinen. Vrij algemeen.

Een andere opvallende schoonheid die nog niet in bloei stond is Beenbreek. Eigenlijk moeten we over een maand terug voor een weide die dan volledig geel is van de Beenbreek. Andere soorten die we hier vonden waren Heide kartelblad, een half parasiet. Dat kon je zien op een plek waar het veel stond en andere planten veel kleiner bleven. Verder Zenegroen, Kleine Zonnedauw, Parnassia, Rietorchis, Dwergzegge, Bronkruid, Gulden (?) Sleutelbloem, Brede Orchis, Spaanse Ruiter, Gevlekte Orchis, Blauwe Knoop, Vlozegge en nog veel meer.

Een andere bijzonderheid was een bronbosje en van nature voedselrijk moerasbosje. Elzenbroekbos met meerstammige Elzen en een ondergroei van Bittere veldkers, mooi wit bloeiend, Bitterzoet, Holpijp en Dotterbloemen (ook al uitgebloeid, maar in deze bossige omgeving met enorme bladeren.)

Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 66 Tellima grandiflorum Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 67 Bittere veldkers

Al die aandacht voor herstel en behoud van de natuur levert prachtige en interessante landschappen op en is ook goed voor de recreatie, maar sommige boeren werd/wordt het toch wat te benauwd: één had op zijn erf het bordje: ‘Bedreigde boer’ geplaatst. Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 70 kwetsbare boer

Terug naar de auto volgden we de Duitse grens, die we ook zo af en toe overstaken. Een echt grensoverschrijdend natuurgebied is het niet. We volgende o.a. een enorme maisvlakte, langs plekken waar naar gas werd geboord, voor we via smokkelpaadjes weer op vertrouwd gebied kwamen.

Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 71 grassen Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 73 landschap Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 77 wikke en viooltjes Twente, het Dal van de Mosbeek, 2016-5-28 80 terug de molen van Bels

In totaal hebben we 248 verschillende soorten gezien, in vier verschillende kilometerhokken. In hok 254-496, het hok met daarin de molenvijver van de beide molens Frans en Bels, vonden we de meeste soorten: 187. Deze waarnemingen komen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De gegevens worden o.a. gebruikt voor het maken van verspreidingskaartjes, trendonderzoek enz. Verspreidingskaartjes kan je vinden op www.verspreidingsatlas.nl. Daar vind je van veel soorten ook een korte beschrijving en foto’s.

Tekst: Toos Lodder

Foto’s: Heleen Strikkers