Plantenwerkgroep, excursie Erf 1, Mandjeswaard 30-05-2018

Zoals elke ochtend ontbijt ik ook vandaag met een bakje yoghurt plus wat extra ingrediënten. Vanavond gaan we met onze plantenwerkgroep naar de Mandjeswaard en ga ik ontdekken waarom mijn yoghurt zo naar echte ouderwetse yoghurt smaakt.

We rijden om 19.00 uur richting Mandjeswaard, gaan linksaf de ophaalbrug over en bij de eerste weg links rijden we het oudste erf van Kampereiland op: ERF 1 van de familie Bruins.

“ERF 1 sinds 1432” vermeldt het etiket op de yoghurtfles.

Harry Bruins staat ons al op te wachten en vertelt dat de boerderij al sinds eeuwen in het bezit is van de familie. Het huidige biologische melkveebedrijf ligt op een terp in een prachtig weidevogelgebied.

Als biologisch bedrijf worden er geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt. Door extensief beheer wordt er rekening gehouden met het milieu (o.a. minder broeikasgassen) en de dieren (geen antibiotica, groeibevorderaars of medicinale stoffen enz.). Dit beheer gaat gepaard met behoorlijk wat wetten en regels. Goed graslandbeheer is nog niet zo eenvoudig en vraagt vakmanschap van de melkveehouder.

Kruidenrijk grasland trekt vlinders en insecten aan, deze zijn weer voedsel voor de weidevogels. Het gras levert hoogwaardig voer vol vitaminen en mineralen voor de melkdames. Met maaien dient er rekening te worden gehouden met de weidevogels en het maaisel moet worden afgevoerd.

Extensief beheer met kruidenrijk grasland betekent echter een sterke daling van inkomsten van melk, die gecompenseerd moet worden door bijv. een hogere melkprijs. Helaas is de vraag naar deze melk met meerwaarde vooralsnog beperkt. Bij ERF1 vinden daarom ook nevenactiviteiten plaats zoals een boerderijwinkel, zelfgemaakte kaas, vanillevla naar eigen recept (zie website www.erf1.nl).

Vanavond gaan we kijken hoe kruidenrijk het grasland is. Zoals we van onze Niels “Heukels” gewend zijn, begint het inventariseren meteen op de parkeerplaats: hopklaver, vijfvingerkruid, straatgras….

Brede weegbree, getande weegbree en smalle weegbree. Harry ziet het liefst heel veel weegbree op zijn graslanden. “Weegbree is zo voedzaam. Als je in Wikipedia leest hoe voedzaam deze weegbree is dan ga je het spontaan eten” aldus Harry.

We lopen het gebied in en op het dijkje langs de zijtak van het Ganzendiep, de Goot, vinden we o.a. gewone hoornbloem, veldzuring en heel veel veldlathyrus. Het moet een prachtig gezicht zijn als dit allemaal in bloei staat.

Aan de voorkant van het huis staat een dik pak gras vol diverse kruiden. Het ruikt er heerlijk en je zou spontaan hier op je rug gaan liggen om te kijken wat je in de wolken ziet.

We lopen van de terp naar beneden een drassiger gedeelte in met rechts een sloot. De koeien kijken vanuit de open stal (met veel daglicht en ventilatie) nieuwsgierig naar ons gezelschap. Vanuit de boerderij is het uitzicht schitterend over de weiden en het Ganzendiep. En elke dag anders; een levend schilderij.

In het drassiger gedeelte mannagras, veel waterbies, heel veel ruige zegge. Toos vindt een koolachtig plantje. Leuke vondst: Waterkruiskruid.

Langs de sloot barst het van de azuurjuffers en lantaarntjes. En holpijp, moeraswalstro, scherpe zegge, moeraswederik, oeverzegge, slanke waterkers, beemdlangbloem, vogelwikke, blaartrekkende boterbloem.

We komen bij een hekwerk en sloot.  In de sloot een grote bak met een vlotter die het water op peil houdt. Er hangt een groot slot aan, zodat niet iedereen naar eigen inzicht het waterpeil kan wijzigen. Dat gebeurde in het verleden schijnbaar wel.

We klimmen over het hek en lopen verder langs de sloot en het Ganzendiep. We lopen op het land van de buurman maar dat maakt geen verschil, want ook deze buurman is een biologische boer.

Langs het water smalle lisdodde, valse voszegge, penningkruid, amandelwilg, harig wilgenroosje en nog meer uiteraard. Er ligt een interessante keutel, welke na grondige inspectie een haarbal van een uil blijkt te zijn. Ook vinden we een plek met veel schelpen, waarschijnlijk van een otter.

We lopen langzaam langs de slootkant weer richting boerderij, Veel prachtig gekleurde rupsen van de rietvink tussen het riet.  En een leuke vondst: Kamgras.

We blijven zoeken naar bevertjes. Helaas niet gezien. Wel een fraaie kruisdistel op een hoger gelegen gedeelte (droge grasland soort). In totaal vinden we 127 soorten en dat is lang niet slecht.

Rond 10 uur zijn we terug bij de boerderij en worden we uitgenodigd om nog even wat te drinken. En wat kun je beter op een zuivelhoeve drinken dan verse zuivel. Kefir en karnemelk worden door eenieder zeer gewaardeerd. Als toetje dit keer geen echte ERF 1 vanillevla, welke ook een aanrader is, maar een kijkje in het oude herbarium uit 1980 van Harry Bruins. Met hierin alsnog bevertjes en kalmoes, keurig bewaard voor het nageslacht. Wat bijzonder dat dit herbarium zo mooi bewaard is gebleven.

We mogen ook nog even een kijkje nemen in de kelder van de oorspronkelijke, nu afgebroken, oude boerderij. De ver uitgesleten stenen traptreden leiden naar een grote koele ruimte waar de terpkazen netjes in het gelid liggen te rijpen. Wat een sfeervolle plek.

De bijzondere soorten van deze avond zijn met name de zeggen, zoals gewone bermzegge (zo zie je maar weer dat gewoon ook bijzonder is) tweerijige zegge en waterkruiskruid. Het is een opvallend soortenrijk grasland, veel rijker dan een traditioneel beheerd grasland.

Conclusie: het is de passie en de weegbree, die ik elke ochtend in mijn yoghurt proef!

Met dank aan de familie Bruins voor deze bijzondere excursie.

Tekst: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers-Sollie

Plantenwerkgroep, excursie Silberberg, Duitsland 26-5-2018

Met een prachtige dag in het vooruitzicht trokken we op zaterdag 26 mei om 7:30 vanaf het Meeuwenplein met 7 enthousiastelingen naar de Silberberg, een uitloper van het Teutoburgerwald, ten zuidwesten van Osnabrück (bij Hasbergen en Natrup-Hagen). Aansluitend bezochten we ook de (gedeeltelijk oude) kalkgroeve bij het iets zuidelijker gelegen Lengerich.

Op de Silberberg is naast beukenbos met een rijke ondergroei ook een zeer oud graslandreservaat te vinden. Er groeien diverse soorten orchideeën en heel veel andere bijzondere plantensoorten. Wil je die soorten in Nederland vinden dan zal je naar Zuid-Limburg moeten gaan en sommige van de soorten komen zelfs helemaal niet in Nederland voor.

In Hasbergen werd in de 19e eeuw zilver gedolven en al was de zilverkoorts maar van korte duur, zowel de Silbersee als de Silberberg herinnert aan die periode. Behalve zilver komen er ook andere metalen voor, waarbij er nu nog sporen van zink in de grond liggen die kans bieden aan een zink tolerante vegetatie.

Voor dit verslag liet ik me inspireren door een reeks in de NRC van Merel Thie en Wendy Panders (‘Vaste gasten’). Welke belangstellingen kom je zoal tegen in de plantenwerkgroep en hoe kwamen die zoal in de Silberberg aan hun trekken?

De levensgenieter 

De excursies van de plantenwerkgroep hebben gewoonlijk een relaxed karakter: start met koffie en gebak en voor de dagexcursies: afsluiting met een gezamenlijk etentje op de terugweg. Onze excursie naar de Silberberg deed daar niet voor onder. Weliswaar moesten we even zoeken voor we een geopende Konditorei vonden, maar toen kon iedereen zijn hart ophalen aan Kaffee mit Kuchen. De lunchboterhammen aten we aan de rand van een fantastisch orchideeënveldje, wat de fanatiekelingen weinig rust voor die boterhammen gaf: zij deden alvast de voor-inventarisatie. Op de terugweg reden we via het prachtige oude Tecklenburg, waar we in de binnenstad op een terrasje aan de schnitzels (of gebakken camembert) gingen.

Mooi weer is geen garantie bij excursies, sommigen hebben herinneringen aan hevige regenval, maar vandaag was het genot voor de levensgenieter compleet: een stralende dag, aan de warme kant zelfs, maar omdat we veel in het bos zaten, was het alleszins aangenaam.

De specialist

Niels is natuurlijk onze echte specialist. En dan in allerlei planten families met lastige soorten als grassen, zegges en orchideeën. De Silberberg leent zich uitstekend voor de orchideeën-specialist. Nog voor we het om zijn orchideeën beroemde kalkgraslandje hadden gevonden, waren we al het Bleke bosvogeltje en het Vogelnestje tegen gekomen. Bij dat graslandje, waar meer Nederlanders, gewapend met grote fotocamera’s op hun knieën rondkropen, konden we ons bekwamen in het onderscheid tussen het Witte en Bleke bosvogeltje, maar vonden we ook de Bergnachtorchis, de Bosorchis, de Grote keverorchis en de Vliegenorchis. Onze laatste locatie bij een steengroeve bij Lengerich leverde behalve opnieuw Bleke bosvogeltjes en Bergnachtorchis nog de Welriekende nachtorchis op, die nog ontbrak op onze lijst.

De optimistische leerling

Voor sommige deelnemers is een excursie met de plantenwerkgroep een regelmatig terugkerend feest, voor anderen de eerste kennismaking. Aan de ene kant lijkt dat planten op naam brengen heel specialistisch vakwerk, aan de andere kant is voorkennis bij zo’n excursie niet vereist; wel zin en geduld om bij alles stil te staan. Op zo’n dag leggen we vaak niet meer af dan een km of 2-4. En weet je na 10 excursies nog steeds, of opnieuw niet het onderscheid tussen Biggenkruid en Leeuwentand: geen probleem, Niels legt het met alle liefde en geduld nog eens uit met oog voor details waaraan je de planten kunt herkennen. Omdat alle planten genoteerd worden, krijgen de bekende soorten evenveel aandacht als de minder bekende, zodat elke excursie ook een gelegenheid is om te oefenen en te repeteren. In mijn aantekeningen staat dan ook weer regelmatig waarin de Bermzuring zich onderscheidt van de Ridderzuring en de Krulzuring, of hoe het ook al weer zat met al die gele composieten.

De soortenjager

Tja, we zeggen wel van onszelf dat we niet zulke soortenjagers zijn als sommige vogelaars, maar of dat echt waar is? Uiteindelijk sluiten we elke excursie af met een eindstand, die meestal indrukwekkend is. Natuurlijk verschilt dat wel wat per gebied, arme grond levert vaak een minder grote soortenrijkdom op, en veel verschillende biotopen bij elkaar in de buurt levert juist veel op. Het mooie van zo’n gebied als de Silberberg is, dat je er ook soorten vindt die in Nederland bijna nergens meer voor komen. Enkele van dergelijke pareltjes die ik noteerde waren (behalve de orchideeën) Ruig klokje, Heelkruid, Schaduwkruiskruid, Eénbloemig parelgras en Knikkend parelgras, Bevertjes, Zinkveldmuur en Zinkviooltje, Wolfskers en Rode kamperfoelie.
De teller van deze dag eindigde op 311 waarnemingen van 258 soorten. Commentaar: “lang niet slecht”.
Tja, en om op zo’n stand uit te komen kun je natuurlijk niet om 17.00 uur denken: tijd voor een terrasje; zo relaxed zijn we nu ook weer niet. Toch nog even de auto in naar een volgend gebiedje, omdat we toch in de buurt zijn en daar ook nog van alles bijzonders moet staan.

De natuurverwonderaar

…alles wat groeit en bloeit en altijd weer boeit… was de slotzin van de radiopraatjes die Dr. Fop I. Brouwer in de jaren 50 hield en nog veel eerder was het schrijver en onderwijzer Jac. P. Thijsse die Nederlanders liefde voor de natuur bijbracht. Hij leerde via zijn boeken en Verkade-albums hele generaties Nederlanders dat natuur iets is om zuinig op te zijn. Velen van ons hebben misschien nog wel zo’n Verkade album in de kast staan.

De natuurverwonderaar geniet niet alleen van al die prachtige structuren in planten, die je zo goed met een loep kunt zien, maar ook van alle andere dingen die in de natuur te vinden zijn. Bij een excursie van de plantenwerkgroep zijn het steevast niet alleen planten die aandacht krijgen, maar rupsen, vlinders, insecten, vogels en vogelgeluiden, spinnen tot zelfs de levensloze natuur (mooie stenen!), kunnen op een opmerkzame blik (of een paar oren) rekenen.

Mijn aantekeningen van de Silberberg zijn op dat punt dit keer uiterst beperkt. Ik heb alleen de Fluiter genoteerd (die ik vlak daarvoor ook tussen Gramsbergen en Ommen hoorde en toen in mijn geheugen groef: was dat niet een Fluiter?) en een gal op een Hondsdraf. Het aardige is dat je die gallen, als je weet waar ze op zitten, via internet vaak heel snel weer terug kunt vinden. In dit geval kom ik op: gal op Hondsdraf (Glechoma hederacea) veroorzaakt door de galwesp Liposthenes glechomae (Linnaeus, 1758) (ook wel Liposthenes latreillei).

Natuurlijk zijn er nog meer variëteiten plantenliefhebbers en vele tussensoorten. Ik stip alleen nog even de humorist aan: zo staat in mijn appgroep dat de andere auto op de terugweg last had van Automobilius trammelanticus. Maar ondanks dat zijn we allemaal veilig teruggekeerd van een fantastische excursie!

Tekst en tekeningen: Toos Lodder

vogelstand ketelmeer, 7 mei 2018 omroep Flevoland