brief aan RvS aangaande werkzaamheden IJsseldelta Zuid 14-4-2015

Aan de voorzieningenrechter van de Afdeling

Bestuursrechtspraak van de Raad van State,

Postbus 20019,

2500EA Den Haag,

t.a.v. mr. D. Milosavljević, griffier.

 

Kampen, 14 april 2015

Onderwerp: Projectplan IJsseldelta Zuid, verzoek om gedeeltelijke opheffing schorsing, nr.201401736/5/R6

 

Hoogedelgestrenge heer, vrouwe,

 

Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 3 april jl. treft u bij dezen onze reactie aan op het verzoek van verweerders om een gedeelte van de schorsing betreffende het plandeel ‘Water’ met de aanduiding ‘vaarweg’ uit het bestemmingsplan IJsseldelta Zuid, door de Afdeling opgelegd bij tussenuitspraak van 11 februari 2015, op te heffen.

De Afdeling stelt in onderdeel 58.5 van haar uitspraak het volgende: ‘De beoogde uitvoering van het projectplan kan, wat betreft de hoogwatergeul en de Reevedam, alleen doorgang vinden indien voldaan wordt aan de criteria van artikel 19g en 19h van de Nbw 1998 (de zogeheten “ADC-toets”)’. Deze opvatting wordt in dictum VII van de tussenuitspraak geconcretiseerd in de schorsing bij wijze van voorlopige voorziening van het plandeel ‘water’ met de aanduiding ‘vaarweg’ uit het bestemmingsplan. De afdeling stelt hier dus klip en klaar dat de aanleg van de bypass/ hoogwatergeul/Reevedam, zoals beschreven in het bestemmingsplan IJsseldelta Zuid, afhankelijk is van de uitslag van de ADC-toets.

Er is geen hoogwatergeul denkbaar zonder dijken. In tegenstelling tot het gestelde in de laatste volzin onder 1 in het verzoekschrift van verweerders menen wij daarom dat ook de aanleg van de dijken van de hoogwatergeul afhankelijk is van het oordeel over de uitkomst van de ADC-toets. Nu al voorzieningen treffen voor de aanleg van de bij de hoogwatergeul behorende dijken in de vorm van het maken van een opening tussen de IJssel en de noordelijke plas en van het opslaan in deze plas van (een buffer van ) zand, bestemd voor de aanleg van de in het bestemmingsplan beschreven dijken (zie punt 1 uit het verzoek van verweerders), grijpt vooruit op de einduitspraak van de Afdeling. Slechts die einduitspraak maakt de aanleg van die hoogwatergeul met dijken mogelijk of niet mogelijk. Verweerders gaan er in hun verzoek tot gedeeltelijke opheffing van de schorsing van uit dat de einduitspraak de aanleg van genoemde dijken mogelijk zal maken. Wij gaan uit van de tegengestelde opvatting. Als in de einduitspraak de onderdelen betreffende de hoogwatergeul in het bestemmingsplan zullen worden vernietigd is er bij het honorering van het verzoek van verweerders intussen wel niet te herstellen schade toegebracht aan een waardevol Natura 2000 gebied.

Met betrekking tot het aangevoerde spoedeisend belang in par. 3 merken we het volgende op. Het project ‘Zomerbedverlaging Beneden-IJssel’ is een van de vele projecten binnen de PKB ‘Ruimte voor de rivier’. De voortgangsrapportage van dit project (VGR 25) waarin de stand van zaken per 31 december 2014 wordt beschreven stelt op pag. 8 dat de opdracht aan het programma is om uiterlijk eind 2015 het beoogde veiligheidsniveau te realiseren. Op dezelfde pagina wordt gerapporteerd dat dit voor 9 projecten, waaronder IJsseldelta Zuid, niet zal lukken. Dit zal, gelet op de omvang van het totale project, niemand verbazen. De periode tot de einduitspraak zal maximaal enkele maanden beslaan. Binnen de praktijk van het project Ruimte voor de Rivier is een dergelijke vertraging kennelijk niet ongebruikelijk. We zien daarom niet in dat bij het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel het wellicht niet halen van de gestelde beëindigingdatum door de voorzieningenrechter moet worden voorkomen met een beroep op ‘spoedeisend belang’.

Gelet op het bovenstaande pleit de Natuurvereniging IJsseldelta  er voor om het verzoek tot gedeeltelijke opheffing van de schorsing van het betreffende plandeel niet te honoreren en de einduitspraak van de Afdeling af te wachten.

Hoogachtend,

namens het bestuur van de Natuurvereniging IJsseldelta,

R. Houkema, secretaris

 

 

IJsseldelta tegen de doorbraak – persbericht april 2015

De Natuurvereniging IJsseldelta verzet zich bij de Raad van State tegen het maken van een opening tussen de IJssel en de noordelijke plas in de Onderdijkse Waard. Deze plas ligt in de uiterwaarden van de IJssel ter hoogte van het Onderdijks. Het maken van deze doorbraak wordt noodzakelijk gevonden om baggerschepen in staat te stellen in de plas zand te lossen. Dit zand – ongeveer 2 miljoen m3- komt uit de vaargeul van de IJssel tussen de Molenbrug en de Eilandbrug. Die vaargeul wordt verdiept in het kader van het project  Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Het is de bedoeling dat het zand via een persleiding gebruikt gaat worden voor de aanleg van de dijken van de bypass. En daar zit voor de vereniging het knelpunt. De vereniging heeft bij de Raad van State een uitgebreid bezwaarschrift ingediend tegen de aanleg van de bypass. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad op 11 februari bepaald dat niet kan worden gestart met de aanleg. Eerst moet aanvullend onderzoek worden verricht, de zogenaamde ADC-toets. De resultaten van die toets zijn naar verwachting  begin mei beschikbaar. Uit die resultaten moet blijken of wel aan alle wettelijke eisen die de natuurbeschermingswet stelt is voldaan. Pas als de Raad vindt dat dit het geval is kan met die aanleg worden begonnen. Het verzoek om toestemming voor de doorbraak en de opslag loopt op dat eindoordeel vooruit. Het is ook mogelijk dat de Raad van State in haar eindoordeel uitspreekt dat de bypass in de geplande  vorm niet kan doorgaan.  Als dat het geval is dan is door de doorbraak en het opgeslagen zand ondertussen wel een waardevol en beschermd natuurgebied onherstelbaar vernietigd.  De Natuurvereniging IJsseldelta heeft de Raad van State daarom gevraagd die opening en de opslag van het zand op die plek niet mogelijk te maken.

Als de resultaten van de ADS-toets in mei bekend worden krijgt de vereniging als enige instantie van de Raad het verzoek om op die resultaten te reageren. Ook dan zullen we vanuit onze doelstelling kritisch die resultaten bezien. Dit neemt niet weg dat we waardering hebben voor de wijze waarop bij werkzaamheden die nu worden uitgevoerd rekening wordt gehouden met aanwezige natuurwaarden.

Voor  meer informatie kunt u terecht bij Herman Koek, voorzitter van de vereniging. Tel. 0527 239554.