Groot Takmos, een zeldzaamheid! Juni 2012, Zuideinde

GROOT TAKMOS ALS NIEUW ONTDEKTE ZELDZAAMHEID IN HET BUITENGE­BIED VAN KAMPEN VASTGELEGD OP DE FOTO!

Steeds meer planten- en diergroepen zijn voor ons gewone natuurbelevers toegankelijk geworden doordat daarvan in de afgelopen tijden goede veldgidsen zijn verschenen en al deze soorten inmiddels ook van Nederlandse namen zijn voorzien: vlinders, libellen, zweef­vliegen, etc. Maar ook soortgroepen als mossen en korst­mossen zijn ondertussen op die manier door het uitko­men van voortreffelijke veldgidsen steeds beter binnen ons bereik gebracht. En wist u dat als grote delen van de natuur in de winter in rust zijn en er dus op het gebied van veel planten en dieren in dat jaargetijde wat minder valt te beleven, mossen en korst­mossen hun groeiperiode doormaken? Ik kan het u aanbe­velen om juist ook ‘s winters, als buiten in de natuur wat minder te zien lijkt en de wat grauwere tinten overheersen, aandacht te besteden aan korst­mossen die dan juist ook des te opvallender hun eigen kleuren­pa­let en vorm­enrijkdom ten toon sprei­den.

Hoewel er door een betrekkelijk klein contingent specialisten en geschoolde liefhebbers hard gewerkt is en wordt om de Neder­landse rijkdom aan korstmossen goed in kaart te brengen en daarbij niet geringe prestaties zijn geleverd, is niettemin het totaalbeeld voor voor een aantal soorten in delen van ons land nog allerminst compleet. En dat geldt niet alleen voor kleine en niet al te zeer in het oog springende korstmosjes, maar zelfs voor de grootste soorten die ons land kent, zoals met name de familie van de Takmossen, allerminst een omvang­rijke korstmosgroep maar wel een met opvallende en grote soorten.

Takmossen zijn, vaak samen met Eikenmos, te vinden op de stammen van vrijstaande en goedbelichte bomen langs onze wegen. Dat is hun specifieke biotoop, elders zal men er tever­geefs naar zoeken. Zij dulden nu eenmaal geen schaduw en staan graag in de volle wind en regen. Iedereen die gewend is om in de natuur rond te kijken zal daarom wel eens wegbomen hebben gezien waarvan de stammen plaatselijk begroeid zijn met soms een dichte vegetatie van grijsachtige korstmossen, zonder precies te weten wat voor soorten het hier betrof. In negen van de tien gevallen zal het dan gaan om Eikenmos, met een beetje geluk in combinatie met Takmossen, met name veelal Melig takmos. Als u zo’n schouwspel aantreft lijkt dat wel gewoon, maar heeft u in feite als iets bijzonders voor ogen, want juist deze specifieke korstmossen zijn buitengewoon gevoelig voor verschillende soorten van luchtverontreiniging en zijn in grote delen van ons land inmiddels verdwenen. De meer noorde­lijke contreien van ons land, waar de lucht zuiver­der is, behoren tot de bolwerken van deze kritische en schil­derachtige vegetatie. Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld in Drenthe, hebben Eikenmos en Melig takmos zelfs dichte matten op de stammen van de wegbomen gevormd, een teken van een oergezonde en vitale natuur ter plekke! En het is een heerlijk gezicht om op een fiets­tocht langs onze noordelijke wegen, bijvoorbeeld op een gure winterse dag, dergelijke bomen te zien staan, als het ware gehuld in een grauwe ruige mantel tegen de kou. Meestal zijn dat dan ook nog eens oude bomen. Hoe eer­biedwaar­diger in leeftijd, des te meer kans op een dergelijke rijke begroei­ing.

Voor hen die daarop letten is er dan ook nog altijd de moge­lijkheid om op dergelijke bomen ook nog andere, nog veel zeldzamere takmos-soorten aan te treffen, Zoals Groot takmos, de laten we zeggen reus onder de Nederlandse korstmossen. Die groeit, een beetje lijkend op de Bromelia’s in tropische bossen, op de stam van bomen, maar is, als zeer kritische en gevoelige soort, inmiddels in Nederland wel erg zeldzaam geworden. Volgens de Rode Lijst voor korstmossen zouden er intussen naar schatting niet meer dan 150 bomen over zijn waarop deze ‘Nederlandse Bromelia’ nog is aan te treffen, waarbij het in veel gevallen gaat om stokoude exemplaren die meer dan 50 jaar kunnen zijn. Hoe groter ze zijn, hoe ouder en curieuzer. Het gros van de korstmosdeskundigen is daarbij van mening dat deze soort inmiddels ook nog eens het vermogen om zich in ons land nog voort te planten verloren zou hebben. Omdat, zelfs in het meer zuivere noorden, de chemische samen­stelling van de lucht en, als gevolg daar­van, ook de zuurgraad van de boomschors niet meer aan de eisen van ge­schikt­heid voldoet voor nieuwe vestigingsplaatsen. Wat ons dan zou res­ten, bij het zien van deze bizarre schepsels, is vooral een blik in het verleden. Maar in elk geval, voorlopig hebben we ze nog. En er is altijd hoop dat de vervuilingsgraad van de lucht in de nabije toekomst nog verder zal dalen, zodat ook deze merkwaardige soort zijn kansen op voortplanting dan weer zal kunnen grijpen.

Intussen valt er zelfs op het gebied van een grote en opval­lende soort als Groot takmos in Nederland nog heel wat te ontdekken. Want, zoals gezegd, nog lang niet alles op het gebied van korstmossen in ons land is in kaart gebracht. In de noordelijke delen van Nederland, waaronder ook het werkgebied van deNatuurvereniging IJsseldelta, zijn nog vele honderden kilometers dorps- en polderwegen met onafzienbare begeleidende bomenrijen. Die wachten op een speurende blik van fietsers naar zeldzaamhe­den, zoals nog onontdekte exemplaren van Groot takmos. Onderge­teken­de waagt zich, als eenzame fietser, graag aan een derge­lijke uitdaging. Voor Kampen en omgeving was het nog steeds voorko­men van Groot takmos onbekend, maar dat is inmiddels verleden tijd. Er groeien op een tweetal vlak bij elkaar gelegen, eerder nog niet ontdekte vindplaatsen in de polders ten zuid­westen van Kampen, bij het gehucht Zuideinde, een aantal bijzonder grote en fraaie exemplaren van Groot takmos, zo bleek mij dit voorjaar bij een zoektocht in dit gebied.

Omdat het zulke zeldzaamheden betreft, en ook nog eens van zulke forse afmetingen, ben ik zo brutaal geweest om het bestuur van de Natuurvereniging IJsseldeltate te vragen of zij in hun verenigingskring iemand wisten die wellicht bereid zou zijn om deze fraaie Groot takmossen op de foto vast te leggen. Dit vanuit het idee dat het gebied van de vindplaats tot het werkgebied van ver­eniging behoort. Zelf fotografeer ik niet. Heleen… van het bestuur was daarop zo vriendelijk en be­reidwil­lig om Jaap Snelte benade­ren, die ermee instemde om hier als fotograaf aan de slag te gaan. En zo zijn we vervol­gens, op een goeie morgen, met een keukentrap bij de hand, getweeën naar de vind­plaats getogen, waar Jaap de bij­gaande fraaie foto’s heeft gemaakt. Foto’s, die zeker ook aan het archief van de Bryolo­gische en Lichenologische Werkgroep (BLWG) van de KNNV, zeg maar het landelijk zenuwcentrum voor het korstmosonderzoek, zullen worden toegevoegd. De nieuwe vindplaats is daar inmid­dels al geregistreerd.

Jaap, zeer bedankt voor je bereidheid om tijd te besteden aan het deskundig vastleggen van deze bijzonderheden. En ook voor de gezellige ochtend die we hadden. En ook Heleen… nog zeer bedankt voor de bemiddeling in deze !

 Nico Steijnen

Kleurige vogels op een grijze zomerdag, 9 juni 2012

Op zaterdag 9 juni vertrokken we met een klein groepje vogelaars naar het Bargerveen in Zuidoost Drenthe.

Dat we met zo weinig mensen waren was wel wat jammer maar begrijpelijk. De weersvoorspellingen waren niet erg zomers, eerder herfstig.

Dat kwam ook uit maar toch was het ondanks de krachtige wind en de bewolking wel goed vogelen.

De soorten waarvoor vogelaars naar het Bargerveen gaan zijn de typische vogels van het hoogveen:. De grauwe klauwier, de boomvalk, de geoorde fuut en de wielewaal.

 

Het Bargerveen, dat midden in ’t Veenland ligt, is één van de twee gebieden in Nederland waar nog levend hoogveen is. Slechts een restant en niet meer in perfecte staat. Van de oorspronkelijke mosrijke begroeiing was tot voor kort geen sprake meer. De vegetatie bestond grotendeels uit vochtige en droge hei en berkenbos. Sinds 1968 groeide het besef dat zonder ingrijpen een kostbaar stuk natuur verloren dreigde te gaan en daarmee allerlei unieke planten- en diersoorten. Een deel van het veengebied werd opgekocht door de overheid en overgedragen aan Staatsbosbeheer. 

Verschillende maatregelen, zoals het omhoog brengen van het waterpeil door een dammenstelsel, hadden tot doel het veen nieuw leven in te blazen. En met succes!

In de ondiepe, natuurlijke bassins die door de indamming ontstonden, vond explosieve groei van veenmos plaats. Natuurbeheerders waren razend enthousiast. Hoewel de plantensoorten die tot ontwikkeling kwamen, zoals Pijpenstrootje en berk, beter thuishoren in het laagveen dan in het hoogveen, biedt dit perspectief voor het hoogveen in de toekomst.

Aangekomen op de parkeerplaats bij de informatie borden konden we al direct een paartje grauwe klauwieren bewonderen. Waarom de vogel toch Grauw heet is mij nooit duidelijk geworden . Hij is prachtig gekleurd en zeker niet grauw.

 

Dat geldt ook voor een andere’ grauwe’ vogel die we al snel daarna ontdekten nl de grauwe kiekendief. Een prachtige sierlijke roofvogel, die in Nederland maar op enkele plaatsen voorkomt.

In de luwte bij het zogenaamde  Huisje van Uneken , een voormalig boerderijtje in het Bargerveen konden we van diverse zangvogels genieten die daar hun jongen aan het voeren waren, de gekraagde roodstaart, de bonte vliegenvanger, de appelvink zagen we terwijl we ons meegebrachte eten en drinken gebruikten.

Voor onze volgende wenssoort, de Geoorde fuut moesten we een lange wandeltocht maken over de open heide naar de in het midden van het veen gelegen vennen. Hier broedt onder de bescherming van een kokmeeuwenkolonie een redelijk aantal geoorde futen, ook al weer zo’n prachtig gekleurde vogel . We konden er zeker 10 exemplaren ontdekken.

 

 

Om de kleurrijke vogellijst nog aantevullen: we zagen ook nog de gele kwikstaart, de blauwborst en de roodborsttapuit .

gele kwikstaart foto Cor Fikkert

In de luwte van het bos zagen een paartje boomvalken die in de krachtige wind toch nog konden jagen op de libellen. Dat ze daarvan vele als prooi konden bemachtigen zagen we aan de vele vleugeltjes die op het pad waren neergedwarreld. De boomvalk verwijdert deze namelijk in de vlucht voordat hij de libellen oppeuzelt.

 

 

Op de terugweg probeerden we bij Staphorst nog de meest kleurrijke vogel van Europa te spotten nl de Bijeneter die hier gezien zou zijn.Dat lukte niet maar als troostprijs zagen we wel de groene specht die vlak voor ons over een weiland wegvloog.

 

Al met al een geslaagde tocht op een grauwe zomerdag.

 

Tekst Henk de Vos

 

 

 

 

 

 

 

Zeearenden in de IJsselmonding(vervolg) – juli 2012

In het voorjaar van 2012 heeft het paar Zeearenden dan toch gedaan dat waarop we al enkele jaren hoopten. Na twee niet succesvolle nestelpogingen is er nu toch een echt broedgeval. Het was ook wel min of meer te verwachten want het mannetje is inmiddels 6 jaar oud en het vrouwtje 5 jaar en daarmee zijn de vogels volwassen.
Het nest in Roggebotzand werd in de loop van de winter uitgebouwd met forse takken en werd vanaf februari bijna constant bezet. Staatbosbeheer had inmiddels weer een strikt verboden zone rondom het nest ingesteld.
De vogels waren op het eind van de winter jagend te zien in het Ketelmeer vlakbij het Keteleiland en rustend op het nest.

foto 1: jagend in de winter

Eileg

Omstreeks 16 maart werd door enkele vaste kijkers opgemerkt dat het vrouwtje het nest niet alleen liet en kennelijk was begonnen met broeden.

Jonge Zeearenden

Tussen 25 en 30 april werd door het mannetje vaker met kleine prooien naar het nest gevlogen en op 6 mei zag Benno van der Hoek uit Elburg voor het eerst 2 kopjes van donsjongen, die boven de nestrand uitkwamen.

Enkele weken later maakte Staatbosbeheer het nieuws van de twee jonge zeearenden wereldkundig waarbij benadrukt werd dat het bijzonder is dat een jong broedpaar al meteen twee jongen probeert groot te brengen.

Inmiddels is het 21 juni en alles lijkt zich nog steeds goed te ontwikkelen. Het nest en de jongen zijn moeilijk zichtbaar door het blad aan de bomen maar met enige moeite met verrekijker, telelens en telescoop te zien. De jonge zeearenden zitten al volop in de veren en hebben het voor jonge arenden specifieke donkere kleed. Dit verschilt sterk van hun ouders met lichte koppen, felgele snavel en helder witte staart.

 

foto 2  Jonge vogel

Belangstelling:

Vogelaars uit het hele land hebben inmiddels al een bezoek aan het uitzichtpunt gebracht waarbij ze uitleg kregen over de gang van zaken van dhr. Van de Burg, die, naar hij zegt geen vogelaar is, maar wel inmiddels helemaal in de ban van de zeearenden is gekomen. Geen van de andere nestlocaties in Nederland, dit jaar 4, is zo goed te zien en ligt in een zo toegankelijke omgeving. Gelukkig heeft tot nu toe niemand met kwade bedoelingen geprobeerd het nest te benaderen en te verstoren.

Prooi

Vanaf de dijk van het Vossemeer zijn mooie beelden te zien van de overvliegende ouders met prooi. Meestal een vis variërend van brasem tot paling en ook soms een meerkoet. Ik had verwacht dat veel meer gejaagd zou worden op de aanwezige grote aantallen jonge grauwe ganzen maar dat is niet het geval. Misschien gebeurt dit als de jongen wat ouder zijn.

foto 3: Volwassen vogel met paling

 

Bijzonder was een fors wit konijn dat het mannetje eenmaal bij het vrouwtje op het nest bracht. Dit moet wel een dier zijn van de groep tamme witte konijnen die bij het pannenkoeken restaurant in het nabijgelegen kabouterbos vrij rondhuppelt.

Uitvliegen

Zo half juli kunnen we verwachten dat de jongen het nest zullen verlaten en hun eerste vliegoefeningen zullen doen. We hopen dat alles goed gaat en dat de jongen ook deze kwetsbare periode zullen doorkomen.

De jongen zijn overigens niet geringd omdat SBB het risico van verstoring niet wilde lopen.

Vogelwereld IJsseldelta

De vogelwereld van de IJsseldelta is door dit broedgeval van de Zeearend weer een stuk dynamischer en interessanter geworden

Tekst

Henk de Vos

Foto’s

Cor Fikkert

Link naar film over de zeearenden in Roggebotzand

http://www.youtube.com/watch?v=bl0GnIUHaro

 

 

Plantenwerkgroep: excursie Kampereiland 13-6-2012

Vanuit de Groenestraat vertrekken we woensdagavond op de fiets richting Kampereiland. De afgelopen dagen is het regenachtig weer geweest. Hopelijk houden we het vanavond droog. De planten staan er in ieder geval fris bij. Halverwege de Frieseweg parkeren wij de fietsen aan de rechterkant van de weg.  Niels kan meteen starten met noteren van diverse wilde planten. Toos noemt zo snel alle namen op, dat Niels het nauwelijks op zijn lijst kan bijhouden.

In de berm of slootkant vinden we o.a. valeriaan, veenwortel, zwanenbloem, voszegge, vijfvingerkruid, witte klaver, hopklaver en hertshoornweegbree (zouttolerante plant langs de rijbaan) Vooral van de grassen worden de kenmerken nader besproken en bekeken. En nu nog alles onthouden, oeps dat valt niet mee.

We steken de Frieseweg over en lopen op een brede strook land tussen de rijbaan en het Noorddiep. Het Noorddiep is een voormalige zijtak van de IJssel en mondde vroeger uit in de Zuiderzee. De mooiste grassen komen bijna tot onder onze oksels. Het is werkelijk een onverwacht mooi stukje natuur. Er groeit o.a. dauwbraam, kraailook, kleine lisdodde, haagwinde, ruige zegge, kattenstaart en heksenmelk (zie foto). Gonnie neemt even de tijd een vlinder en waterjuffer te fotograferen. De stevige bries, die er staat, blijft de grassprietjes voor de lens waaien. Toch is ze erin geslaagd  bijgaande mooie foto’s te maken.

Niels heeft gehoord dat hier ook Bevertjes (Briza media) voorkomen. Niet de Castor fiber, maar een trilgras welke op de rode lijst voorkomt. Het wordt een ware speurtocht. Toos ontdekt ze als eerste en dan zien we ze overal. Het gebiedje is hier meer open en vochtig. Prachtige en zeer fotogenieke grassoort.  En het vertoeft in een select gezelschap van zeegroene zegge, welk in de omgeving van Kampen niet veel gevonden is en uit de kluiten gewassen rietorchissen, geelhartje(vlassoort), ook een rode lijstsoort, kattendoorn (rode lijstsoort), kamgras (rode lijstsoort), zilte zegge (rode lijstsoort).  We worden steeds enthousiaster en durven bijna geen stap meer te zetten. Het verkeer raast voorbij,  gelukkig heeft men geen weet van al deze schoonheid.

Voorzichtiger lopen we na een tijdje verder. De zon zakt en zorgt voor een prachtige belichting van de witgele bloemen van de poelruit, welke op de oever van het Noorddiep staat. We steken de weg weer over en vinden in de berm goudhaver, een sterk afnemende grassoort van de rode lijst. Helaas staat hij net buiten ons “telhok”. Verplaatsen? Sorry, grapje ! Er staat een mooie hoeveelheid goudhaver en wederom veel kamgras. We lopen weer terug richting fiets, langs een paar nieuwsgierige pinken en kleine leeuwentand, schapenzuring, hondsroos en wanneer we over een hek klimmen vinden we in een maïsveld nog hanenpoot en stippelganzenvoet.

Met de fiets aan de hand lopen we een stukje richting Kampen en besluiten nogmaals de weg over te steken. Niels loopt voorop door het zeer hoge gras. Een kreet schrikt ons op. Nee, het is niet Niels, maar een buizerd op jacht naar een lekker hapje. Aan de overkant van het water ligt een boerderij op een prachtige terp. De koeien op stal zijn erg onrustig; ja dames het is echt tijd om te gaan slapen. De zon gaat bijna onder en tovert de fraaiste kleuren in de lucht.

 Nog even bij de sloot naast de boerderij kijken: kleine egelskop, tenger fonteinkruid, lidrus, blaartrekkende boterbloem, brede wespenorchis, gekroesd fonteinkruid, schijfkamille, veldkers, beklierde duizendknoop en dan wordt het echt te donker. De oogst van deze avond: maar liefst 144 soorten. In rap tempo fietsen we naar huis, want ook voor ons is het tijd om het bed op te zoeken.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink