Plantenwerkgroep: excursie Kuiderbos 15-09-2012

In de Noordoostpolder, ten westen van Kuinre en doorsneden door de Schoterweg, ligt het Kuinderbos. Ruim vijftig jaar geleden aangeplant, maar nu een bos van formaat, omgeven door polderland. Er groeien vele plantensoorten, waaronder een groot aantal soorten varens, 2 soorten zonnedauw, moeraswolfsklauw en diverse orchideeën. Er leven reeën, vossen, hazen, konijnen en egels. Zelfs de boommarter wordt waargenomen. Zijn aanwezigheid vertelt dat het bos volwassen is, want hij verblijft graag in dikke, holle bomen.

Helaas  hebben een aantal trouwe metgezellen moeten afzeggen dus gaan we deze ochtend met z’n tweeën op pad. Het is de bedoeling dat we een kilometervak gaan inventariseren. Niels houdt zijn GPS en streeplijst paraat. We starten vanaf de Schoterweg op een zandpad en komen al snel de eerste bijzonderheid tegen, dat wil zeggen, zo bijzonder is watermuur (Myosoton  aquaticum) niet, maar waar je normaal door de knieën moet om de kleine witte bloemetjes beter te kunnen bekijken, heeft deze plant zich zo’n meter omhoog gewerkt langs een dreumes-es, waardoor  heel even de gedachte opkomt een nieuwe soort ontdekt te hebben. Uit naslag blijkt echter dat dit plantje het wel vaker hogerop zoekt, prettig voor de wat ouder wordende florist.

We wandelen speurend verder, komen op een  betonnen pad en krijgen een bijzondere verschijning in beeld: een spannende combinatie van een dame met rollator met aan beide zijden een hazewindhond aan de riem. We stoppen even voor een praatje. Ze vertelt ons vriendelijk over het wel en wee van haar wandeling en over haar honden. Maar we willen verder: naar het meer dat  midden in het bos ligt.

Het blijkt druk te zijn in het bos. Regelmatig passeert ons een  trekker met een huifkar vol mensen. In de verte klinken aan één stuk door schoten (zeker een wedstrijd op de nabijgelegen schietbaan) en dat terwijl aan het begin van het bos een bord aankondigt dat het een stiltegebied is!

Daar waar we linksaf willen omdat de kaart aangeeft dat het meer De Kuilen links voor ons ligt, blijkt de weg rechtsaf te gaan. We twijfelen en dat wordt opgemerkt door een vrijwilliger van Staatsbosbeheer. Hij informeert belangstellend naar onze aanwezigheid. Als hij hoort dat wij namens de Natuurvereniging IJsseldelta inventariseren, neemt hij ons enthousiast mee naar een gebied waar kortgeleden een slingerend aangelegde watergang is gemaakt. Florian blijkt een schat aan informatie te hebben, niet alleen over de flora maar ook over alles wat er in het Kuinderbos rondloopt, kruipt en vliegt.

 

De oever van de beek is een overloopgebied. Op de zandige, met algen beklede grond vinden we een bijzondere combinatie van planten, onder andere: Stijve ogentroost, Ronde zonnedauw, Veldrus, Basterdklaver, Moeraswolfsklauw, Kleine waternavel, Bleekgele droogbloem, Kleine zonnedauw, Struikheide, Dopheide en een kruising tussen een middelste- en grote Teunisboem: Oenothera x fallax.

     

De stijve ogentroost (Euphrasia stricta) is een tot 30 cm hoge plant uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De voorkeursstandplaats is op vochtige, kalkhoudende zandgrond, zoals dit bij sommige heidevelden en in de duinen kan voorkomen (en dus ook in het Kuinderbos.) De plant is een halfparasiet en onttrekt water en zouten aan grassen.  In Nederland is de plant zeldzaam en staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend, maar zeer sterk in aantal afgenomen.

Op de hogere oevers staat veel, in de stevige wind wuivend Struisgras en Duinriet. Tesamen met de  beplanting in het heldere water van Mattenbies, Grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica), Grote en Kleine lisdodde ziet dit er prachtig uit. Een ontwerper van een natuurtuin met zwemvijver, zou hier zijn/haar vingers bij aflikken. We vinden nog: Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea), Hertshoornweegbree (Plantago coronopus) en Kruipganzerik (Potentilla anglica), Mannetjesereprijs en een jonge Reuzenzilverspar (Abies grandis). Verderop staat  Pijpestrootje (Molinia caerulea) en Zeebies of Heen (Bolboschoenus maritimus).

    

Op een exemplaar van Koninginnekruid  strijkt een Kleine vuurvlinder neer en verderop wijst Florian ons op een Noordse winterjuffer, een zeldzame soort libel, wel bekend in het Kuiderbos, zie ook http://www.libellennet.nl. Verderop zien we een Icarusblauwtje. Helaas laat dit mooie vlindertje zich door mij niet graag fotograferen, maar voor Niels wil ze wel even poseren. Dan maar die spin die zijn intrek heeft genomen in de zaadpluizenbol van de Speerdistel.

   

We nemen afscheid van Florian, bedanken hem voor zijn enthousiaste begeleiding en gaan alsnog op zoek naar het meer. Onderweg spotten we o.a.: Smalle stekelvaren, Wijfjesvaren en Mannagras, Tijmereprijs en Blauwe zegge. In een droog gevallen sloot: Rietgras, Mannetjesvaren, Gele lis en Bochtige smele.  Ook vindt Niels Dauwbraam.

En daar is dan eindelijk de grote plas. Vier borden onder elkaar vertellen ons dat we een heleboel niet mogen. We zien bijna door de borden het bos niet meer. Wat een mens al niet kan verzinnen. Maar mooi is het er wel. In het ondiepe water aan de oever groeit Kleine waterpest en Aarvederkruid. Een treffen met aangekondigd hoefvee nemen we niet als optie dus we lichten onze hielen en struinen het bos weer in. We zien Zevenblad (de natuurlijke vijand van een tuinliefhebber) , Muursla, een Hondsroos, Rubus spectabilis, een prachtframboos,  Solidago canadensis, zelfs een verdwaalde Cotoneaster!

Aan de rand van het bos aan de overkant van de weg ligt een berg grond die uitnodigt tot inspectie. Hier vinden we heel veel nieuwe soorten: Heelblaadjes, Blauw  glidkruid, Herik, Schijfkamille, Melganzevoet, Zwart tandzaad, Rivierkruiskruid, Canadese fijnstraal, Zomerfijnstraal en als klap op de vuurpijl: Impatiens capensis, een oranje springzaad! Hoe is deze hier terecht gekomen?

  

Terug lopend naar de auto zien de in de bosrand Rhus typhina, waarschijnlijk overgewaaid uit een tuin. Ook vinden we weer Stijve ogentroost. Wat is dat bloemetje toch mooi!

Volgens de site van Staatsbosbeheer zouden we in het hele Kuinderbos 350 soorten kunnen vinden, wij gaan tevreden met een aantal van 206 uit alleen dit kilometerhok naar huis.

Tekst: Heleen Strikkers, met aanvullingen van Niels Jeurink

Foto’s: Niels Jeurink en Heleen Strikkers

 

Plantenwerkgroep: excursie Schiermonnikoog 14-07-2012

Vroeg uit de veren om met 7 personen de boot naar Schiermonnikoog te halen
in Lauwersoog. Ondanks de weersvoorspelling, 90% kans op regen, komt het
vakantiegevoel om de hoek kijken, zodra de boot in zicht is.

Na een behouden vaart betreden we het Waddeneiland Schiermonnikoog. Langs de dam begroeten ons de hal(l)ofyten, planten die kunnen groeien in een bodem
met een hoog zoutgehalte, zoals Zeealsem met haar markante geur, welke plant
de eilandbewoners vroeger gebruikten om ongedierte, zoals vlooien, uit huis
te verjagen. Gewone Zoutmelde, Zilte Schijnspurrie, Melkkruid,
Schorrenkruid, en we snoepen wat van het lichtgezouten Zeekraal.

Engels slijkgras, geen inheemse soort, ooit op vakantie op Schier en nooit
meer weggegaan. Is waarschijnlijk zo enthousiast over het eiland geweest dat
er meerdere landgenoten de overtocht hebben gewaagd, zoals het Engels
lepelblad en het Engels gras. Ook diverse Russen waarderen hun verblijf in
dit eerste Nationale Park in het Nederlandse stelsel van Nationale Parken.
We ontmoeten in de kwelder de Zilte Rus en Noordse Rus en komen de Paddenrus en de Rechte Rus (vroeger Duinrus genoemd) tegen in de duinen.

Op het wad spotten we enkele lepelaars en eidereenden. We lopen de dam af
en slaan rechtsaf richting Kobbeduinen en Kwelder. Langs de Wadkant een
prachtig kleurenspel van paarse Lamsoor en grijsgroene Zeealsem. We vinden
Schorrezoutgras en Zeeweegbree dicht naast elkaar, zodat we goed het verschil kunnen zien tussen deze twee planten, die op het eerste gezicht
veel op elkaar lijken.
Er groeit Zulte, ofwel Zeeaster. Rotganzen zijn hier dol op en schapen hebben een voorkeur voor de bloemknoppen. Ook vinden we er prachtig bloeiende Kattendoorn en Aardbeiklaver met vruchten die veelop aardbeien lijken, wat de naam al deed vermoeden.

We nemen lunchpauze bij het Biologenpad. Fibo vindt een “hazenpootje”. Niet
voldoende om er soep van te trekken, helaas. We zitten tussen Sierlijk
Vetmuur, ook wel Krielparnassia genoemd, en erg veel Duizendguldenkruid en
genieten van een heerlijk warm zonnetje. Er is nog geen druppel regen
gevallen. Ongelooflijk zoals Niels dat wederom heeft weten te regelen. Het is
trouwens ook duidelijk lunchtijd voor de Bruine Kiekendief, die zich veelvuldig laten zien.

Na de lunchpauze lopen we over het Kwelderpad, langs 1ste, 2de en 3de slenk
in oostelijke richting.
Slenken, door de eilander Slinken genoemd, zijn diepe en ondiepe geulen, die
zich met vloed vullen met zeewater. Door het tij ontstaat hun karakteristiek
fraaie vorm.
Bij een bebost stukje duinen vinden we Duinkruiskruid met een aantal
geel/zwart gestreepte Zebrarupsen, larve van de Sint-Jacobsvlinder. Deze
vlinder, met zijn zwarte pak met rode stippen komen we later in de duinen
tegen.
We lopen verder het kwelderpad op, langs een vlierstruik met bijzonder mooie
Judasoren (zie foto).

De Judasoor is een zwam, die tot de verbeelding
spreekt. De naam Oor is te danken aan de vorm en Judas zou verwijzen naar de
Jezusverrader, die zich uit wroeging zou hebben verhangen aan een Vlierboom.
De zwam is eetbaar en wordt in de moderne kruidengeneeskunde veel gebruikt,
We willen het kwelderpad aflopen tot aan de uitkijktoren van Willemsduin,
maar helaas is het gebied afgesloten. We lopen een stukje terug. Zien nog
een kneu en gekraagde roodstaart zitten. Schiermonnikoog biedt veel variatie
in flora en fauna.

We lopen richting het Noordzeestrand, nog een lange weg te gaan, maar
beslist geen saaie wandeling. In de duinen versperren enkele koeien ons de
weg.(zie foto) Gelukkig laten ze voldoende wilde planten voor ons staan.
Zoals Sofiekruid, Fraai Duizendguldenkruid, Knopbies, Kleine Ratelaar,
Aardakker, Moeraswespenorchis, Geelhartje, Duinviooltje, Moeraskartelblad,
Wateraardbei, Veenpluis, Egelboterbloem, Vleeskleurige Orchis (uitgebloeid)
, Moeraswalstro etc etc in het drassige gedeelte, waar de koeien zich
waarschijnlijk niet in wagen.

Het begint aardig warm te worden. Na elk duin verwachten we de zee te zien.
We raken een beetje gedesoriënteerd. Dan doemt als een Fata Morgana het
strandpaviljoen De Marlijn op. Tjonge wat kun je genieten van een glaasje
fris.

Na deze korte pauze lopen we richting strand en zee, want je kunt niet op
Schiermonnikoog zijn geweest zonder even de zee te hebben gezien, gehoord en
geroken. Het strand is hier behoorlijk breed en we besluiten door de
Oosterduinen in westelijke richting te lopen. We vinden hier de
Groenknolorchis in grote aantallen, toch leuk en Kwelderzegge, Zeeraket,
Rode Bies. Bij de volgende strandopgang lopen we door een dennenbos richting
dorp. Langs het Scheepstrapad ligt nog een mooi stuk blauwgrasland bij het
Kapeglop met Stijve Moerasweegbree en uitgebloeide Spaanse Ruiter.

We lopen het dorp binnen en zien tot onze verbazing een groot veld Knikkende
Distels. Het oogt een beetje triest al die hangende kopjes, alsof ze willen
zeggen:”zo jammer dat deze bijzonder mooie dag bijna ten einde is”.
Snel,ja zeer snel, nemen we nog een snelle hap in het dorp en dan pakken we
de bus naar de laatste boot.

Zo’n dagje Schiermonnikoog is wat mij betreft zeker voor herhaling vatbaar.
Met dank aan Fibo voor het halen van de boot en het veilig thuisbrengen van
ons allen en dank aan Niels voor het organiseren, vooral van het mooie weer,
en het delen van zijn grote kennis van de natuur.

Ps. Jammer dat we net de Zwarte Ibis hebben gemist. Deze was eind juli voor
het eerst te gast op Schiermonnikoog, las ik op de site
www.nationaalpark.nl/schiermonnikoog

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Ellen van Knippenberg en Gonny Sleurink

Nabericht Niels:

Het was mooi, het was er aangenaam én het was nog droog ook. Wat wil je nog meer niet waar? Ik heb (digitaal klikt het altijd lekker weg niet waar?) iets van 150 plaatjes gemaakt, van de volgende soorten:

  • Armeria maritima (Engels gras);
  • Atriplex portulacoides (Gewone zoutmelde);
  • Baldellia ranunculoides (Stijve moerasweegbree); gevonden bij het Kapenglop, net ten noorden van het dorp
  • Blysmus rufus (Rode bies); gevonden op het Groene Strand, dus iets na de late middagpauze. Ik dacht eerst dat het Platte bies was, maar het is dus deze, met minder aartjes in de bloeiwijze en donkergroene bladen. Blysmus herken je aan de aartjes die mooi in een plat vlak in 2 rijen staan (als een veertje, zie de foto). Zeldzame soort (en voor mij nieuw, ook niet onaardig).
  • Carduus nutans (Knikkende distel);
  • Carex extensa (Kwelderzegge);
  • Cirsium dissectum (Spaanse ruiter); gevonden in het Kapenglop, helaas al uitgebloeid. Zeldzame distelsoort, kenmerkend voor blauwgrasland. Ik wist niet dat ie ook op de eilanden voorkwam, maar het staat ‘gewoon’ in de atlas van de NL Flora.
  • Cochlearia officinalis subsp. anglica (Engels lepelblad); een van de diverse ‘Engelse’ soorten vandaag. Te herkennen aan de langgesteelde onderste bladen die geleidelijk in de bladsteel versmallen, de stengelomvattende bovenste bladen en aan de (voor een lepelblad) grote bloemen
  • Descurainia sophia (Sofiekruid); in de Kobbeduinen;
  • Elytrigia juncea subsp. boreoatlantica (Biestarwegras); de soorten die aan Kweek verwant zijn veranderen herhaaldelijk van (wetenschappelijke) naam
  • Elytrigia maritima (Zandkweek); naast een Zeekweek heb je tegenwoordig een Zandkweek. Voor deze druk van de Flora was dat nog 1 soort, die toen Strandkweek heette.
  • Hieracium umbellatum (Schermhavikskruid);
  • Hydrocotyle vulgaris (Waternavel);
  • Jacobaea vulgaris subsp. dunensis (Duinkruiskruid); dit is de andere ondersoort van Jacobskruiskruid, zonder lintbloemen
  • Juncua alpinoarticulatus (Rechte rus); vroeger werd deze wel Duinrus genoemd, de rus met schuin omhoog wijzende bloeiwijzetakken
  • Juncus balticus (Noordse rus); tóch geen Zeerus, zoals ik eerder dacht. Die is forser, groeit in dichte pollen en heeft een bloeiwijze die nog meer aan Pitrus doet denken. Noordse rus is overigens ook een zeldzaamheid
  • Juncus subnodulosus (Paddenrus); de rus met de stijve, afstaande bloeiwijzetakken en de schotjes in de stengel
  • Liparis loeselii (Groenknolorchis); veel gevonden op het Groene Strand en niet eens actief naar gezocht. Bekend van Schier maar altijd leuk om te vinden. Strikt (Europees) beschermde soort;
  • Ononis repens subsp. spinosa (Kattendoorn);
  • Parnassia palustris (Parnassia);
  • Puccinellis distans subsp. distans (Stomp kweldergras); de bleek-grijsgroene grassoort op het Groene Strand, met enigszins geribd blad;
  • Sagina nodosa (Sierlijke vetmuur); ook wel bekend als Krielparnassia en vroeger ook Knopige vetmuur;
  • Salicornia procumbens (Langarige zeekraal);
  • Salix pentandra (Laurierwilg); de wilg met de glimmende bladen, een noordelijke wilgensoort
  • Schoenus nigricans (Knopbies); ook een soort uit de Cypergrassenfamilie, met aartjes dus, in heel duidelijke pollen;
  • Senecio sylvaticus (Boskruiskruid); in de Kobbeduinen;
  • Spartina anglica (Engels slijkgras);
  • Trifolium fragiferum (Aardbeiklaver).

Plantenwerkgroep: inventarisatie Gelderse Sluis 11-07-2012

Vertrek per auto vanaf het Muntplein te Kampen. Op de site Drimble.nl, die al het nieuws in Nederland beheerst, kunt u lezen dat het bericht van onze excursie ook  in het Sluisnieuws van Zeeuws-Vlaanderen terecht is gekomen. Wel bijzonder dat ons bezoek aan de Gelderse Sluis, waar zich een drieprovinciënpunt bevindt, namelijk Gelderland,Overijssel en Flevoland, ook nog eens in Zeeland bekend wordt gemaakt.  Helaas levert dat niet meer deelnemers op.

We starten bij de fraai gelegen boerderij bij de sluis. Alleen al langs de rand van het water vinden we veel verschillende planten o.a. Blauw glidkruid, Dotterbloem, Liesgras, Kroontjeskruid, Klein kruiskruid, Stippelganzenvoet, Penningkruid. Op de muur van de sluis zitten gezellig bij elkaar een Eikvaren, Mannetjesvaren en een Muurvaren. De regen en het onweer dwingen ons echter om te gaan schuilen onder de bomen. Van hieruit hebben we een schitterend uitzicht over het weidse landschap, mooie wolkenluchten en als toegift een prachtige regenboog.

Na regen komt gelukkig ook dit keer weer zonneschijn en kunnen we de sluis oversteken richting het pomphuis. Een klein gebouwtje met onder haar dakpannen talloze nesten van de huiszwaluw. Deze vliegen af en aan om de jongen te voeden. Wanneer wij te dicht in de buurt komen blijven de ouderen op afstand. Wij horen de jongen hard piepen, maar zien niets.

Gauw lopen we weer verder, rechtsaf het weiland in. Daar groeit veel Vertakte leeuwentand, Zachte ooievaarsbek, Klein streepzaad, Hoog struisgras. Drie wikkes komen we tegen: Vogelwikke, Ringelwikke en Smalle wikke in bloei. We vinden een “nieuwe“ klaversoort. Deze dopen we Trifolium Nilsonia, omdat er nog geen plant naar onze grote plantenliefhebber Niels is vernoemd. Nederlandse benaming: Geoorde klaver.

Langs de waterkant staat Kalmoes, Zwart tandzaad,Moerasandoorn, Grote ratelaar, Kluwenzuring, Mattenbies, Stekelzegge, Grote watereppe, Kleine egelskop, Gele waterkers en Zeebies (welke nu Heen heet.)

In de polder loopt de Zeebiesweg, welke nu dus Heenweg zou moeten heten. Echter gezien het feit dat dit ook een terugweg zou kunnen zijn, heeft men, om verwarring te voorkomen, de naam niet aangepast !

Het is een prachtige plek, waar we door het natte hoge gras banjeren. De ondergrond voelt zeer moerassig, niet zo vreemd dus dat we de volgende planten tegenkomen: Moeraswederik, Moeraswalstro, Moerasvergeet-me-nietje, Moerasrolklaver, Moeraskruiskruid, Moerasmelkdistel, Moerasbeemdgras. Naast deze moeras….. staan er nog meer liefhebbers van natte voeten, zoals Wolfspoot, Kattenstaart, Poelruit, Groothoefblad.  Een Speerdistel ontlokt aan Heleen de opmerking, dat hij wel wat klein voor zijn leeftijd is. Ze is goed op dreef, onze Heleen, want aan de overkant van het water ziet ze een plant die ze niet kent en vraagt daarom aan Niels : “Wat is dat, daar, op ’n steeltje ?” Haar humor draagt volop bij aan de gezellige sfeer.

We lopen langs de sloot weer terug naar het pomphuis. En kijken langs de heg van het witte huis “Stoomgemaal Oldebroek”. Hier vinden we de meest trouwe plant uit onze tuinen en wel het Zevenblad, naast Herik, Schijfkamille en Brunel.

We hebben al aardig wat soorten genoteerd, wanneer Niels een groentetuin midden in het weiland ontdekt. Deze compleet andere biotoop zorgt ervoor dat we aan het eind van de avond een totaal aantal van maar liefst 144 soorten gevonden planten mogen noteren.

Naast de fraaie flora hebben we die avond nog kennis gemaakt met een groep nieuwsgierige paarden, een snelle haas gespot, nog snellere kikkers (geen idee welke) en tegen een schitterende lucht door de ondergaande zon,  een grote groep zilverreigers, rustend in een boom midden op het water.

De zon is ondergegaan. Einde van een leuke en leerzame avond.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep: excursie Kampereiland 13-6-2012

Vanuit de Groenestraat vertrekken we woensdagavond op de fiets richting Kampereiland. De afgelopen dagen is het regenachtig weer geweest. Hopelijk houden we het vanavond droog. De planten staan er in ieder geval fris bij. Halverwege de Frieseweg parkeren wij de fietsen aan de rechterkant van de weg.  Niels kan meteen starten met noteren van diverse wilde planten. Toos noemt zo snel alle namen op, dat Niels het nauwelijks op zijn lijst kan bijhouden.

In de berm of slootkant vinden we o.a. valeriaan, veenwortel, zwanenbloem, voszegge, vijfvingerkruid, witte klaver, hopklaver en hertshoornweegbree (zouttolerante plant langs de rijbaan) Vooral van de grassen worden de kenmerken nader besproken en bekeken. En nu nog alles onthouden, oeps dat valt niet mee.

We steken de Frieseweg over en lopen op een brede strook land tussen de rijbaan en het Noorddiep. Het Noorddiep is een voormalige zijtak van de IJssel en mondde vroeger uit in de Zuiderzee. De mooiste grassen komen bijna tot onder onze oksels. Het is werkelijk een onverwacht mooi stukje natuur. Er groeit o.a. dauwbraam, kraailook, kleine lisdodde, haagwinde, ruige zegge, kattenstaart en heksenmelk (zie foto). Gonnie neemt even de tijd een vlinder en waterjuffer te fotograferen. De stevige bries, die er staat, blijft de grassprietjes voor de lens waaien. Toch is ze erin geslaagd  bijgaande mooie foto’s te maken.

Niels heeft gehoord dat hier ook Bevertjes (Briza media) voorkomen. Niet de Castor fiber, maar een trilgras welke op de rode lijst voorkomt. Het wordt een ware speurtocht. Toos ontdekt ze als eerste en dan zien we ze overal. Het gebiedje is hier meer open en vochtig. Prachtige en zeer fotogenieke grassoort.  En het vertoeft in een select gezelschap van zeegroene zegge, welk in de omgeving van Kampen niet veel gevonden is en uit de kluiten gewassen rietorchissen, geelhartje(vlassoort), ook een rode lijstsoort, kattendoorn (rode lijstsoort), kamgras (rode lijstsoort), zilte zegge (rode lijstsoort).  We worden steeds enthousiaster en durven bijna geen stap meer te zetten. Het verkeer raast voorbij,  gelukkig heeft men geen weet van al deze schoonheid.

Voorzichtiger lopen we na een tijdje verder. De zon zakt en zorgt voor een prachtige belichting van de witgele bloemen van de poelruit, welke op de oever van het Noorddiep staat. We steken de weg weer over en vinden in de berm goudhaver, een sterk afnemende grassoort van de rode lijst. Helaas staat hij net buiten ons “telhok”. Verplaatsen? Sorry, grapje ! Er staat een mooie hoeveelheid goudhaver en wederom veel kamgras. We lopen weer terug richting fiets, langs een paar nieuwsgierige pinken en kleine leeuwentand, schapenzuring, hondsroos en wanneer we over een hek klimmen vinden we in een maïsveld nog hanenpoot en stippelganzenvoet.

Met de fiets aan de hand lopen we een stukje richting Kampen en besluiten nogmaals de weg over te steken. Niels loopt voorop door het zeer hoge gras. Een kreet schrikt ons op. Nee, het is niet Niels, maar een buizerd op jacht naar een lekker hapje. Aan de overkant van het water ligt een boerderij op een prachtige terp. De koeien op stal zijn erg onrustig; ja dames het is echt tijd om te gaan slapen. De zon gaat bijna onder en tovert de fraaiste kleuren in de lucht.

 Nog even bij de sloot naast de boerderij kijken: kleine egelskop, tenger fonteinkruid, lidrus, blaartrekkende boterbloem, brede wespenorchis, gekroesd fonteinkruid, schijfkamille, veldkers, beklierde duizendknoop en dan wordt het echt te donker. De oogst van deze avond: maar liefst 144 soorten. In rap tempo fietsen we naar huis, want ook voor ons is het tijd om het bed op te zoeken.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink

 

 

Plantenwerkgroep: excursie Cortenoever 9-6-2012

Zuidelijk van Zutphen ligt op de linkeroever van de IJssel de buurtschap Cortenoever. Dit is een bijzonder uiterwaardengebied dat al jarenlang in bezit is van Staatsbosbeheer. Het gebied is in botanisch opzicht erg rijk, met mooi ontwikkeld stroomdalgrasland.  

Stroomdalgrasland is een soortenrijke, open tot tamelijk gesloten, grazige begroeiing op een droge, relatief voedselarme, zandige tot zavelige en meestal kalkhoudende standplaats langs de grote en kleinere rivieren. Zij komt voor op stroomruggen, oeverwallen en rivierduinen. De flora die we hier kunnen vinden bestaat onder andere uit Cypreswolfsmelk, Veldsalie, Geoorde zuring, Kruisdistel, Knikkende distel, Ruige weegbree, soorten die we deze dag ook hebben gezien. 

Daarnaast was het niet moeilijk zoeken naar soorten die in het glanshaverhooiland voorkomen: Scherpe boterbloem, Gewone ereprijs, Gele morgenster (waarvan enkele al hun mooie pluizenbollen lieten zien), Akkerwinde, Rood zwenkgras, Ruw beemdgras, Goudhaver, Zachte haver, Margriet en Smalle wikke. 

We gaan richting Brummen waar eerst, inmiddels traditioneel, gestart wordt met een kop koffie met in dit geval heerlijke honingtaart bij de plaatselijke bakker aan het pleintje bij de muziektent. De lucht is grauw en het waait stevig. Optimisten als we zijn, gaan we ervan uit dat het droog zal blijven.

 

Daarna is het even zoeken, maar in dit geval wint de techniek het van het geheugen en ons digitale hulpje wijst ons de juiste weg. Vanaf de Cortenoeverse weg op de Hanzeroute wordt de auto de berm in gemanoeuvreerd om een oude trekker de ruimte te geven te kunnen passeren. Het blijkt echter de eerste van een vrolijke stoet van oude, mooi opgeknapte tractors en andere landbouwvehikels te zijn. We kijken onze ogen uit en zien een nummer 108. Zouden het er zoveel zijn?  

Eindelijk kunnen we weer verder en slaan De weg naar het Ganzen Ei in. Ja, werkelijk, dat is de naam van de weg die ons richting de boerderij Heyendal voert. Hier stappen we uit en beginnen aan onze zoektocht. Een bord vertelt ons dat we op moeten passen voor een stier maar Niels besluit stoer ons daar niets van aan te trekken “zal er wel staan om bezoekers af te schrikken”. Ja, ja, hebben we dat al niet eerder bij de hand gehad?  

Voorlopig blijven we (toch maar) de wegberm volgen en vinden naast de Cypreswolfsmelk en Geel walstro een Bremraap, maar welke? Er volgt een gedegen determinatie waarbij uiteindelijk blijkt dat het om een Walstrobremraap moet gaan: Orobanche caryophyllacea.  

Bremraap (Orobanche) is bijzondere plant. Het is een geslacht van ongeveer honderdvijftig tot tweehonderd soorten (maar in Nederland minder dan 10) eenjarige of overblijvende, parasitaire, kruidachtige planten uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De botanische naam Orobanche is afgeleid van het Oudgriekse ‘orobos’ (= erwt) en ‘agchein’ (= wurgen). De Nederlandse naam is afkomstig van de Grote bremraap die op brem parasiteert.  

Verderop in de berm vinden we Knoopkruid, Hopklaver, Jacobskruiskruid, Eenstijlige meidoorn, Gewone vlier, (veel!) Kleine ratelaar, Gewone rolklaver (loopt rood uit – heeft 5 blaadjes waarvan er drie vergroeid zijn), Zachte haver, Zandzegge, Kruisbladwalstro en Witte dovenetel en Veldsalie!, alsof een schilder zijn kwast met blauwe verf heeft uitgeslagen. Een groepje koeien komt nieuwsgierig poolshoogte nemen. Ertussen loopt een witte kip!

We komen bij een kleine moestuin, grenzend aan een korenveld. Op de rand daarvan staat het zeldzame Groot spiegelklokje! Maar er staat nog meer: Gewone klaproos, De heel zeldzame Akkerogentroost, Zwaluwtong, Echte kamille, Besanjelier in de heg en Aardaker (Lathyrus tuberosus.)

Deze overblijvende, kruidachtige klimplant met platte stengels wordt ongeveer 30-100 cm lang. De circa 2 cm lange bloemen zijn rozerood tot violet van kleur en groeien in trossen van drie tot acht stuks. De plant bloeit in juni en juli en vormt ondergrondse knolletjes. Hij heeft meerdere alternatieve namen, zoals: aardeikel, aardmuis, grondboon of zeugboon en is in Nederland officieel beschermd.

Het land ernaast lijkt van een Monet schilderij te zijn gegleden: het ziet rood van de klaprozen. Een paal met een gele kop nodigt ons uit om over de omheining van een uitbundig bloeiend grasland met zuring te klimmen. Hier loopt een pad dat al door eerdere bezoekers is gevormd. Links naast het pad staat een haag van Eenstijlige meidoorn, Gewone Vlier en Hondsroos. Een mooie plek om even uit te rusten en onze lunch te gebruiken. Toos vindt een nachtvlinder op haar tas. We kijken tussen de grassen en Kleine ratelaars uit over het gebied met hoogteverschillen, ontstaan door rivierduinen, afgewisseld met hagen die in vroeger tijden aangeplant zijn om het vee “te keren”. Twee Ooievaars zweven hoog boven ons langs en in de verte horen we Wulpen. Wat wil je nog meer? Nou: nog meer bijzondere planten vinden, dus we gaan weer op weg en komen bij een kleine waterplas.

Direct valt het Watertorkruid op, dat als kleine boompjes in het water staat. Ook staan hier Lidsteng, Moeras-vergeet-mij-nietje, Lidrus, Gewone waterbies, Moeraskers en Akkerkers, Gele waterkers, Wolfspoot, Veldlathyrus, Grote waterweegbree, Waterranonkel, Moeraswalstro, Zwanebloem.

We horen een vreemd geluid: de kwartelkoning! Niels kan ons garanderen dat we hem niet te zien zullen krijgen, maar natuurlijk blijf je hopen …

Verderop valt een witgele schermbloemige op, een kervelsoort, maar welke? Weer volgt een gedegen determinatie waarbij de loep uit de tas tevoorschijn wordt gehaald. Is het Karwij, of Karwijvarkenskervel. Niels houdt het voorlopig op Karwijvarkenskervel. We vervolgen onze weg langs het geel bepaalde pad terug richting de auto. Onderweg komen we nog tegen: Carex spicata (Gewone bermzegge), Akkerhoornbloem, Kleine ruit: een heel bijzondere plant van zo’n1 meterhoog met kleine gele bloempjes met een lila hartje. Jammer genoeg waait het te hard om hem goed te kunnen fotograferen. Nog een korenveld. Oude tijden herleven: aan de rand staan korenbloemen en klaprozen! Wat hogerop: Kattendoorn en het Rapunzelklokje (Campanula rapunculus!) Een fazant vliegt op en een haas vergist zich, komt te dichtbij, schrikt en maakt snel rechtsomkeert.

Het is mooi geweest! We hebben veel gezien. Vooral het mooie blauw van de Veldsalie zal ik niet snel vergeten. We laten De weg naar het Ganzen Ei achter ons. Broedsel hiervan zijn we niet tegengekomen, … en ook geen stier.

Tekst en foto’s: Heleen Strikkers met dank aan Niels Jeurink, Toos Lodder en Ellen van Knippenbelt

Nabericht van Niels:

Ons geslaagde uitje naar Cortenoever heeft in elk geval een raadsel opgeleverd. Het liet me niet los, hoewel je dat ook weer niet te zwaar moet interpreteren. Maar ik heb wel nagekeken wat nu de precieze verschillen zijn tussen de beide soorten. Die zijn er wel, maar ook weer niet heel opvallend. Kijk maar eens op wilde-planten.nl en botany.cz.

– bloemkleur: karwij wit, karwijvarkenskervel geelwit

– stengel: bij karwij hol, gestreept, bij karwijvarkenskervel gevuld met merg, gegroefd of op z’n minst sterk gestreept

– vrucht (daarvoor waren we helaas net te vroeg): karwijvarkenskervel met brede ribben, niet aromatisch (?), karwij met 5 ribben, bij kneuzen aromatisch

Beiden hebben een ‘karwijblad’, met bladslippen die min of meer haaks op de bladas staan (niet in hetzelfde vlak). Karwij heeft alleen smallere bladslippen dan karwijvarkenskervel. Beiden lijken (soms?) ook teruggekromde kroonbladen te hebben. Dit zou dus geen exclusief kenmerk zijn van Karwij.

Ik denk niet dat we 2 verschillende soorten hebben gezien. Ik ga (toch) voor karwijvarkenskervel. Karwij blijft dus nog even op het verlanglijstje staan. Ik blijf doorzoeken!

 

Plantenwerkgroep: excursie Ramspol 09-05-2012

Ik kijk terug op een geslaagde excursie bij Ramspol. Mooi om op plekken te komen die je eigenlijk wel kent maar waar je nooit was, waar je nu eigenlijk alleen aan voorbij rijdt (over de N50). De strekdam bij Ramspol is daar een goed voorbeeld van. We liepen tot ongeveer halverwege de een kilometer lange strekdam, daarna vanwege de na negenen invallende duisternis weer terug. Met de kris kras liggende basaltblokken is het lopen er niet echt eenvoudig, al heeft iedereen geloof ik de enkels heel gehouden. We hoorden een Sprinkhaanzanger in het rietland zuidelijk van de Ramsgeul en zagen er twee lepelaars overvliegen. Verder op diverse plaatsen rietzangers (of waren het nu toch bosrietzangers?) en kleine karekieten. De Grote karekiet hoorden we niet, daarvoor is het misschien te rumoerig met de N50 zo dicht bij.

Wat de planten betreft: de streeplijst telt op tot 49 soorten. Dat lijkt niet veel voor wie vaker mee gaat, maar bedenk dat het aantal bezochte habitats klein was. Bovendien zitten er wel wat bijzonderheden tussen. Zoals Bittere veldkers, een ‘zusje’ van de Pinksterbloem maar daarvan te onderscheiden door de bredere bladen en de paarsige helmknoppen (de knoppen van de meeldraden dus; die zijn bij Pinksterbloem geel). De plant is in het Kampense heel zeldzaam en elders in Nederland ook niet echt algemeen in elzenbroekbossen en in het zoetwatergetijdengebied (Oude Maas e.d.) in vloedbossen. Met Bittere veldkers vonden we her en der Dotterbloem en heel veel Groot springzaad, dat nu nog klein is maar ‘straks’ mooie gele bloemen krijgt. Ook Gevleugeld helmkruid (ik zei geloof ik Geoord helmkruid maar het moet dus gevleugeld zijn) is aardig. De vierkante stengel van deze soort is op de hoekpunten voorzien van een zeker2 mmbrede ‘lijst’ of vleugel, die je kunt omklappen. Daarin verschilt de plant van bijvoorbeeld Knopig helmkruid, een donkerder groene soort van vooral de zandgronden. Het Barbarakruid dat we zagen was Stijf barbarakruid en dus geen Gewoon barbarakruid. Stijf barbarakruid is te onderscheiden door de veel kleinere bloempjes en aan de kelkbladen, die een paar stijve haren hebben die je met een loupe makkelijk kunt zien. Gewoon barbarakruid heeft dat niet. En dan zagen we nog Rivierkruiskruid, een in Nederland bijzondere maar in onze regio niet zeldzame soort en Moeraskruiskruid, die zo vroeg in het jaar nog klein is maar aan de donkergroene kleur en de wat viltige beharing is te herkennen.

Ook opvallend zijn de talrijke korstmossen op de basaltstenen. Sommige heel fraai met voortplantingsorganen en al (Lecanora muralis bv., dat blijkt ‘muurschotelmos’ te heten, zie de bijgevoegde foto). Er schijnt zelfs een korstmossoort te zijn die in Nederland alleen op deze strekdam is gevonden.

Jammer was dat we de Peperkers, bekend van de westelijke en nu deels

 

vergraven strekdam, niet hebben gevonden. De soort is door de aannemer die aan de brug werkt naar de zijde die wij bezochten verhuisd, maar ik kreeg al te horen dat maar 1 plant van de 30 de verhuizing had overleefd. Ik zal eens navragen hoe dat zit en waar de planten nu precies zijn neergezet.

Hopelijk komt als de grond aan de westzijde weer tot rust komt en de brug in gebruik is genomen de Peperkers ook daar weer terug, al is de graverij er nogal grondig geweest. Misschien eens kijken tijdens de Open dag van de Bouw binnenkort, als de nieuwe brug voor bezoekers wordt opengesteld.

 

Verslag: Niels Jeurink

Foto’s Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Plantenwerkgroep: excursie Scherenwelle 22 april 2012

Bij de ingang naar Natuurgebied Scherenwelle staat een gezelschap van maar liefst 16 personen te wachten.  Eerst een algemeen praatje door Niels over het gebied:

Het gebied valt onder de hoede van Staatsbosbeheer. In het verleden werden delen verpacht zonder voorwaarden, met alle gevolgen van dien. Nu is dit niet meer het geval en kan men alles beter onder controle houden. Het gebied blijft echter wel in beweging:  zo is de strook langs de IJssel op dit moment een proeflocatie van Rijkswaterstaat. In het kader van het Stroomlijnplan, wordt de steenbestorting langs de oevers weggehaald om zo een natuurlijker loop van de rivier te creëren . Ook is er het plan om alle begroeiing van de oevers te verwijderen om afvoer van het rivierwater zo min mogelijk te belemmeren. De dorpsvereniging van de stad Wilsum wil het gebied graag meer open maken voor het publiek, meer ommetjes en zicht op de IJssel.

Er lopen twee oude rivierarmen, zogenaamde hank of strang door het gebied. De IJssel heeft zich in de loop der jaren aardig verlegd. Hierdoor zijn er ook hoogteverschillen ontstaan (rivierduintjes) en daardoor is er verschillende flora te vinden. Er ontstond o.a. zavel , zand met kleine kleideeltjes die het water goed vasthouden en  ….. een ideale grondsoort is voor niet alleen de bloembollenteelt, maar ook voor de fraaie Kievitsbloem. En deze Kievitsbloem is het doel van de excursie.

We lopen het pad af richting gemaaltje. Aan de linkerkant de prachtige oude rivierarm en aan de rechterkant een dubbele rij wilgen en een fraaie pol dotterbloemen. We passeren het gemaaltje en enkele “gewone” wilde planten, zoals Speenkruid, Hondsdraf, Paarse dovenetel, Scherpe boterbloem, Smeerwortel, Gele lis en de Pinksterbloem, die de eigenaardige eigenschap heeft met Pasen te bloeien en helaas zien we op dit moment geen Oranjetipjes.

Dan ontwaren we tussen het hoge gras de wilde paarse Kievitsbloemen (Fritillaria meleagris), met hier en daar een wit exemplaar. Niels heeft toestemming gekregen het gebied te  betreden, dit doen we met uiterste voorzichtigheid. Er worden natuurlijk foto’s gemaakt. Mocht de kievitsbloem uitsterven, dan hebben we in ieder geval de foto’s nog. Het is werkelijk een bijzonder mooie en erg kwetsbare plant.

De Kievitsbloem is zeer gevoelig voor verandering in het grondwaterpeil. Te nat, dan kan ze niet kiemen, te droog, dan verliest ze het van de grote vossenstaart. De plant doet er 8 jaar over om in bloei te komen. Het is daarom van groot belang dat er een gezond evenwicht is tussen oude en nieuwe exemplaren.

Binnen Noordwest Europa groeit de grootste populatie Kievitsbloemen in de regio Kampen/Hasselt /Zwolle (langs Vecht en Zwarte Water). Best iets om trots op te zijn en heel zorgvuldig mee om te gaan. Een beslissing om bijvoorbeeld het zomerbed van de rivier te verdiepen zal gevolgen hebben voor het grondwaterpeil en dus voor de gevoelige Kievitsbloem.

Ook het Veenreukgras, met een prachtige bronskleurige glans, groeit hier en dit is de enige populatie langs de IJssel.

Niels vertelt dat er in het gebied momenteel 7 reeën lopen. Volgens Herman zijn het er 12. Waaruit Niels concludeert: “Tja, je hebt de natuur niet in de hand”. En meer dingen heb je niet in de hand. Zo laat een meneer zijn hond loslopen door het verboden gebied. Een van de deelnemers bezit een zeer dwingende fluittoon, waarop de wandelaar gelukkig direct op zijn schreden terugkeert.

Er verblijven in dit gebied meerdere bijzondere vogels, o.a. de Blauwborst, de Sprinkhaanzanger (ook bekend als sprinkhaanrietzanger), de Zwarte stern, het IJsvogeltje, Bruine kiekendief en in juni broedt er de Kwartelkoning, die zich zelden laat zien, maar misschien hebben we geluk en horen we zijn typisch raspende geluid (als een lepel over een ouderwets wasbord.) Helaas laat deze koning zich niet horen. Wel de Rietgors en de Fitis met zijn deuntje : “het is nu nog mooi weer, maar straks niet meer” En hij blijkt helemaal gelijk te krijgen.

We wandelen verder, evenwijdig aan de IJssel, richting Wilsum. Niels wijst ons de plek, waar de mond van de bypass is gepland. Welke gek …….!

In de uiterwaarden vinden we een stapel afval. Boze reacties volgen: “wie is er nu zo gek om hier zijn afval te dumpen ?” Bij een nadere inspectie van het afval moeten we tot de conclusie komen dat er een “gek” is geweest, die al het aangespoelde afval hier heeft verzameld.  Chapeau !

Aan onze rechterhand vinden we zowel vrouwelijke als mannelijke wilgen (Bittere Wilg). De mannen zijn mooier, eerlijk is eerlijk. De wilgen zijn 2-huizig, dus niet gezellig met zijn tweetjes aan één boom. Vandaar de namen Bittere Wilg, Grauwe Wilg, Treurwilg?

We lopen links het weiland in (stroomdalgrasland). Op een zandrugje groeit o.a. de Kleine pimpernel, ook wel bloedkruid genoemd (Sanguisorba minor/ sanguis=bloed/ sorbis= absorberen). In de Middeleeuwen dronken soldaten voor de strijd een aftreksel van deze plant in de hoop dat wonden minder sterk zouden bloeden. De kleine pimpernel komt op de Nederlandse Rode Lijst voor als vrij zeldzaam.

Rivierkruiskruid kruist ons pad, evenals Moerasspirea, Braam, Poelruit en bij het strandje de Kruisdistel (stroomdalsoort).

Het begint helaas te regenen. We lopen terug richting Wilsum en wanneer we staan te schuilen onder een brede dakgoot, worden we uitgenodigd om een kop koffie te komen drinken. Wat een aangename verrassing. Het echtpaar, waarvan ik niet weet of ze het op prijs zullen stellen dat ik hun naam harder roep, trakteert ons op een bak echte koffie in een heerlijke warme omgeving. Met moeite trekken we ons dan ook los van dit aangenaam verpozen en lopen nog een laatste stukje over de dijk terug naar het beginpunt van onze wandeling.

We wensen elkaar een goede voortzetting van deze prettige zondag; met dank aan Niels voor alle interessante informatie en hopen elkaar bij een volgende excursie weer tegen het lijf te lopen.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Vogelexcursie Friesland 12-11-2011 Op zoek naar de kleine rietgans

Zaterdagmorgen 12 nov. 2011 vertrokken 7 Kampenaren en een Zwollenaar om half 8 uit Kampen. De reis ging eerst naar het centrum van Workum om broer Bertus van Wim Baer op te pikken, die ook graag met ons mee wilde. Onderweg bleek de Zwollenaar in de zestiger jaren evenals ik lid van de Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie te zijn geweest.

Al pratende bleken Sytse Tjallingii en ik een flink aantal gezamenlijke bekenden te hebben uit die tijd. Omdat hij onderweg prachtige foto’s maakte en bereid was ze ter beschikking van dit verslag te stellen, kan men zien wat wij onderweg zoal zagen.

Eerst gingen we naar de zuidkant van de Workumerwaard ter hoogte van camping It Soal. Ondertussen was het mooi licht geworden en hadden we de zon in de rug, waardoor we de vele vogels, die op de keileemkliffen in het water stonden, goed konden zien. De ganzen overnachten op het water, omdat ze dat veiliger vinden. Bij zonsopkomst vertrekken ze in groepen naar de fourageergebieden. We zagen er grauwe, kol- en heel veel brandganzen. Op het water lagen ook tientallen kleine zwanen en veel eendensoorten, zoals pijlstaarten, slobeenden, wintertalingen, smienten, brilduikers en bergeenden. Tussen de kieviten op de platen trippelden een groepje bonte strandlopertjes. En her en der stonden of vlogen kok-, storm-, zilver- en grote mantelmeeuwen. Vlakbij in een bosje streek een koperwiek neer. Gerda Fijnebuik was er verrukt van. Heel goed was de koperkleur voor en onder de vleugel te zien. Even verderop zagen we kramsvogels met wit onder de vleugels en met hun tjak-tjak-roep. Op een paaltje in de Workumerwaard ontwaardeHenk de Voseen jonge slechtvalk. Net toen we naar de auto’s wilden lopen, hoordeWim Baeren zag Henk Kroeze een paar veldleeuweriken overkomen.

Onderweg naar de noordkant van de Workumerwaard zagen we spreeuwen, graspiepers en zwarte kraaien. In de weilanden waren ook een paar wilsterflappers actief. Zij proberen goudplevieren onder hun slagnetten te krijgen. Vroeger was dat voor de Friese arbeiders een bijverdienste, want ze werden voor goed geld aan de rijken verkocht. Tegenwoordig worden ze nog op de ouderwetse manier gevangen om ze te ringen. Een eindje verderop probeerden een aantal jagers een haas te verschalken. Aan het eind van de weg bestegen wij de uitkijktoren. Tussen de kieviten en wulpen stonden honderden goudplevieren, die af en toe opvlogen en hun melancholisch roepje lieten horen. In de brede sloot met veel wilde eenden ontdekte Johan Pompert een paar dodaarsjes. Langs de waterkant stonden blauwe en grote zilverreigers te vissen. Op een grote paal speurde een buizerd het gebied af. Op de terugweg naar Workum werd onze aandacht getrokken door een biddende torenvalk en nog een jonge slechtvalk.

Daarna gingen we richting Aldegea (Oudega) op zoek naar de kleine rietgans. We troffen het, want al voor Blauhus (Blauwhuis) zagen we honderden in de weilanden staan. Omdat de zon hen zo goed bescheen, kwam de blauwgrijs berijpte kleur van de bovenste vleugeldekveren heel mooi uit. Ellen van Knippenberg was er lyrisch over. Ook het donkere kopje met een roze vlekje op de snavel vond ze prachtig. Omdat het gras nog zo hoog was, waren de roze poten niet zo heel goed te zien en kwam de Engelse naam pinkfoot niet zo goed uit. Met wat geduld kregen we de mooie, roze poten toch wel te zien. Deze kleine rietganzenpopulatie broedt op Spitsbergen (in 40 jaar van 10- tot 50-duizend gegroeid). Via Noorwegen en Denemarken komen ze in ZW-Friesland een paar weken fourageren, om dan door te trekken naar Zeeuws- en Belgisch Vlaanderen. Na in deze omgeving nog een paar groepen kleine rietganzen bekeken te hebben, gingen we richting de Afsluitdijk.

Aan de waddenkant van Kornwerderzand troffen we enkele tientallen toppereenden aan. Dit waren er maar weinig in vergelijking met wat we later op de middag bij Laaksum aan de kust van het IJsselmeer aantroffen. In de verte lagen in een lange, brede streep duizenden toppers. Verder lagen er op de Waddenzee nog wat futen en een enkele middelste zaagbek. Aalscholvers zaten in de buitenhaven op dukdalven te drogen. In een klein bosje op de dijk lieten een heggemus en een roodborst om de beurt hun riedeltje horen. Een winterkoninkje wipte ertussen door.

Aan de zuidkant van Kornwerderzand troffen we in de boompjes dit jaar niet, zoals vorig jaar de noordeuropese witkopstaartmees aan. Wel zaten er groenlingen en koperwieken. Wat verderop in een bosrandje stonden we zo’n beetje oog in oog met goudhaantjes, die ongestoord doorgingen met fourageren. Voorts zaten er veel trekkende merels en koperwieken.

Voor de terugweg gingen we weer richting Friese IJsselmeerkust. Tussen de Afsluitdijk en de Makkumer Noordwaard lagen grote aantallen kleine zwanen. Op de droge platen stonden veel wulpen en scharrelden er ook nog een paar grutto’s tussen. Verder fourageerden er grote groepen bonte strandlopers.

Bij de kust gingen we nog even aan bij de observatiehut bij Piaam. Rond de boerderij bij de P vlogen een paar Turkse tortels en een holenduif. Bij de hut stond het water heel laag. Daarom zaten de diverse eenden, ganzen en zwanen ver weg. Op de plaat stond nog wel een grote groep goed te onderscheiden scholeksters en wulpen. Op een plasje aan de noordkant van de hut liepen  een paar witgatjes te pikken. Op het pad door de rietvelden troffen we nog wat pimpel- en koolmezen en een rietgors. En in verte vloog een vrouwtje blauwe kiekendief voorbij. Toen aanvaardden we de terugreis en hadden op deze excursie ± 60 vogelsoorten gezien. In Friesland werden we uitgeleide gedaan door weilanden vol duizenden grauwe, kol- en brandganzen.

Om half 6 kwamen we weer voldaan in Kampen aan.

Tekst: Fibo Nannen

Foto’s: Sytse Tjallingii en Bertus Baer

 

 

Plantenexcursie 20-07-2011

Woensdagavond 20 juli staat er een verrassend grote groep mensen in de Groenestraat om onder leiding van Niels Jeurink in de omgeving van Kampen planten te inventariseren. Zelfs een mevrouw op de fiets, die helemaal vanuit Zwolle is gekomen .

Niels kiest als startpunt de berm langs de Kamperzeedijk, ter hoogte van Grafhorst, aan de kant van de Koekoekspolder. Zeer, zeer langzaam met alle neuzen naar beneden gericht lopen we enkele meters door de pas gemaaide berm. We geven aan Niels door welke planten we herkennen, zodat hij deze op zijn inventarisatielijst kan aanstrepen. Iedereen heeft daarin zijn bijdrage. Datgene wat we niet weten, wordt ons door Niels uitgelegd aan de hand van specifieke kenmerken van de plant. Er staat teveel om hier op te noemen.

We lopen voorbij waterpeper, herfstleeuwentand, biggenkruid, hanenpoot, muurpeper enz. richting de oorlogsbegraafplaats. De begraafplaats ligt op een boomrijke plek. Door de zandige, schrale bodem is de biotoop anders, maar helaas komen we niet veel speciale planten tegen in deze zeer bijzondere omgeving .

Je kunt ze niet over het hoofd zien: de zes witte grafstenen van de 2 Britse en 2 Australische, jonge vliegeniers van de Royal Air Force. In de Tweede Wereldoorlog stortte hun Lancaster bommenwerper in het Ganzendiep, slechts 1 persoon overleefde dit. Tevens ligt er één Nederlands oorlogsslachtoffer.

Op een hoger gelegen deel, bereikbaar via een hek, staan nog drie aparte grafmonumenten. Een soort zuil met de symbolen van de vrijmetselarij (passer en winkelhaak). Een slechts deels leesbare tekst wekt onze nieuwsgierigheid op.

Via een weggetje over een sloot verlaten we het kerkhof. In de sloot vinden we bultkroos en  kroosvaren. Onder de loep bekeken is het een bijzonder fraai plantje. In de herfst vormt het rode tapijten op de sloot. Het groeit in weinig vervuild, voedselrijk water.

Langs de sloot staan stippelganzenvoet, melganzenvoet en korrelganzenvoet keurig naast elkaar, zodat Niels goed de verschillen kan laten zien. (zie ook: www.wilde-planten.nl)

Het pad maakt een grote bocht naar links, waar langs de rechterkant geoorde wilg, grauwe wilg en veel hazelaars groeien. Daar moeten we later in het jaar nog eens terugkomen om hazelnoten te verzamelen.

De schapen in het weiland komen nieuwsgierig onze kant op. Wie bekijkt nou wie ? vraagt iemand van de groep zich af. Verderop twee spelende hazen.

Binnenkort, vertelt Niels, zal er in dit glastuinbouwgebied een proefboring naar aardwarmte plaatsvinden. (Een week later staat er in de krant, dat bij de boring, op1.950 meterdiepte, warm water van 73 graden Celsius is gevonden. Via een eerste put wordt het water via leidingen door de kassen geleid. In een tweede boorput stroomt het afgekoelde water dan weer terug.)

De Koekoekspolder (-2.5 tot -3 NAP) is de diepste polder van Overijssel. Gedurende 2 eeuwen werd er veen gewonnen en in 1909 werd het weer ingepolderd. Er is wel 6 keer zoveel kwelwater (10-25 mm/dag), als regenwater. Het kost dan ook veel energie om de polder droog te houden. Het water in de slootjes is door het kwelwater altijd heerlijk koel. Het water kleurt bruinachtig, niet door olie, maar omdat het ijzerhoudend is. Langs deze sloot vinden we o.a. oranje havikskruid, kleine en grote berenklauw en blaartrekkende boterbloem

Via het fraaie Schinkelpad lopen we naar de Parallelweg, die parallel loopt aan ? In ieder geval loopt er een sloot parallel aan de parallelweg. Met een houten beschoeiing vol wilde planten, vormen zij samen een lust voor het oog.

We lopen nog even door het dorpje Grafhorst. Oeps, foutje ! Grafhorst kreeg in 1333 stadsrechten. In 1849 verwoestte een brand vrijwel de gehele stad. Slechts drie van de 60 gebouwen stonden na de brand nog overeind. Vanwege de grootte wordt het nu meestal aangeduid als dorp.

We kijken nog even uit over het Ganzendiep. Het wordt al donker. Totaal 143 soorten zijn we deze avond tegengekomen. Niet gek ! Tevreden fietsen we huiswaarts.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Plantenexcursie Millingerwaard 10-09-2011

We kunnen nu toch wel van een traditie spreken: tijdens de ver weg plantenexcursies van de natuurvereniging starten we met koffie-met.

Na ons vertrek om 09.00 uur vanaf het Meeuwenplein bereiken we via de brug die ons over de Waal naar Nijmegen voert – wat doet deze omgeving toch buitenlands aan: maar ja, we bevinden ons ook bijna op de grens met Duitsland – in de Ooijpolder, het café met terras “Oortjeshekken”.

We zijn niet alleen. Het is een prachtige dag (ja, echt: zomer 2011!) en veel mensen maken hier tijdens hun wandeling of fietstocht een tussenstop.

Daarna verder, richting de Millingerwaard. In het dorpje Kekerdom vinden we een parkeerplaats. Tassen, verrekijker en camera mee, we gaan op stap. Bij de opgang naar de dijk wordt al een eerste bijzonderheid gesignaleerd: Amaranthus hybridus , de Bastaard amarant, daarnaast Harig vingergras. We steken de dijk over en lopen langs het enig buitendijks gebouwde kerkje in Nederland. Daarnaast een wit huis met als opschrift Linnaeus Prick Hove. In dit buitenverblijf woonde en werkte Joseph Jules Guillaume Prick, wetenschapper en natuurliefhebber .

De Millingerwaard (ruim400 hectare) ligt in de Gelderse Poort aan de zuidkant van de Waal, bij Millingen a/d Rijn, ter hoogte dus van Nijmegen. Het is een uiterwaard met ooibossen, moerassen, kruidenrijke graslanden, plassen en rivierduinen; wilde paarden en runderen lopen er vrij rond. Het zeer gevarieerde natuurgebied is ontstaan doordat in de afgelopen 50 jaar het kleipakket grotendeels is afgegraven voor de baksteenindustrie.

We vinden Zwart tandzaad, Watermuur, Dauwbraam, Rode ogentroost, Zwarte mosterd. Links van het pad: Sachalinse duizendknoop, Fallopia sachalinensis. Deze woekerende plant met wel2 m hoge stengels staat in bloei. Een grote wesp tast de witte bloemen af: een Hoornaar! Het is een bescheiden type want hij laat zich niet gemakkelijk fotograferen.

Niels gaat ons voor op een smal, glibberig pad dat ons door een oerwoud van reuzenbalsemienen voert. Wauw, nooit gedacht er ooit zoveel bij elkaar te zullen zien. Wat een feest!

Je moet wel van roze houden!

De reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera), familie van het vlijtig liesje, is een eenjarige plant die tot 2,5 m hoog kan worden. De plant heeft opvallende 2-5 cm grote bloemen,  die van juli tot september bloeien met een lila, roze of lichtgele tot witte kleur. Het is een echte hommel en bijenplant. Hij is afkomstig uit de Himalaya, vooral uit Tibet en ook uit India. Vanaf het begin van de vorige eeuw is de plant in Europa gaan verwilderen. Hij groeit graag langs of in de buurt van water. De verspreiding van de zaden vindt mechanisch plaats, wanneer een rijpe vrucht wordt aangeraakt, rollen de vijf delen hiervan zich op en schieten zo de zaden weg.

Het is drukkend warm. Terwijl we over het pad glibberen en ik ontzettend mijn best moet doen om overeind te blijven, daarbij ondersteund door de sterke stengels van de balsemien, springen de zaden ons om de oren. Een Grote klis ziet kans zijn zaden aan m’n rugzak te haken. Ik voel iets kriebelen in m’n nek en op m’n rug. Langzaamaan bekruipt mij het gevoel aan een survivaltocht mee te doen en ik begin nu nog meer respect te krijgen voor mensen die dagenlang door een jungle lopen en waarover ik zo graag de verhalen lees.

Maar er schijnt licht aan de horizon en we bereiken een wat gangbaarder pad naar de vogelkijkhut aan een van de vele plassen die het gebied rijk is. Het uitzicht is prachtig! Hier moet je ’s morgens vroeg zijn. We horen de kleine piepjes van mezen, de kreet van een grote bonte specht. Een aalscholver vliegt over en in de verte een groep lepelaars.

Verderop is een open vlakte met Jacobskruiskruid, Wilde peen, Tandzaad, Canadese guldenroede (Solidago Canadensis), Lythrum (kattestaart), Viltig kruiskruid, Wilde cichorei, Zomerfijnstraal., Kaardebol.

Dan vindt Niels het tijd om af te dalen naar de oever van het meer. De wand is steil en kleiig. Onderuit gaan is geen optie. Modder tot aan de knieën is voldoende. Beneden gekomen levert het wel een aantal leuke vondsten op: Goudzuring!, Beklierde duizendknoop, Bidens tripartia (driedelig tandzaad) en Zwart tandzaad, Liggende ganzerik, Rode gazenvoet, Liggende ereprijs en, nee, geen Pijlkruid maar Waterweegbree. Ook nog: bloeiende Hanenpoot, Moerasdroogbloem en Wolfspoot.

De volgende kleiput. Hier vinden we knaagsporen van een bever. Nou ja, knaagsporen: hij en/of zij heeft een volwassen schietwilg omgeknaagd. Je zou dit natuurvandalisme kunnen noemen, maar ook zo’n omgevallen boom biedt de natuur weer allerlei kansen. Wel een leuk idee dat ze hier aanwezig zijn.

We vinden Naaldwaterbies, Moerasbeemdgras, Glidkruid, Stekelnoot! (Xantium), Wilde bertram, Liggende ganzerik (lijkt op Zilverschoon), Knopig helmkruid, Moeraszuring, Korrelganzevoet, Bezemkruiskruid en Bitterkruid.

In het water liggen door een bever kaalgeknaagde, polsdikke stukken van een tak. Die gaan mee in de tas voor het thuisfront. Een grote groene sprinkhaan hopt over de planten.

Een Bruine (?) libel zet haar eieren af in het water. .

De Waal!

Tijd voor de meegebracht lunch. Aan het strand vind ik nog een paar tomaten. TOMATEN?!?! Ja, die groeien hier gewoon in het zand. Natuur- of cultuurbarbaren?

Langs de rivier ontstaat hier een duin. De aanwezige wilgen staan mangroveachtig op hoge wortelpoten op het strand. Ze lijken zo weg te kunnen lopen. We struinen verder: Geoorde zuring, Vlieszaad, Cypreswolfsmelk, Saponaria (zeepkruid), Doornappel, Liggende amarant, Druifkruid: de plant stinkt naar koolteer!,

Wilde reseda, de mooie, helderblauw bloeiende Ossentong, Blaassilene,

glansbesnachtschade (Solanum nitidibaccatum), Kattendoorn.

 Dan weer omhoog. Een zogenoemd stroomdalgrasland; gedroogde stengels en bloemen van de kruisdistel; de scherpe bladeren prikken door m’n broek. Nu weet ik weer waarom ik ze niet meer in m’n tuin heb.

Kleine ruit, Duinriet, Grijskruid, Borstelkrans, Wilde marjolein!, Heksenmelk, een Euphorbia-soort, Knoopkruid, Knikkende distel,

 

Wilde bosrank! (Clematis vitalba) met mooie pluiszaden.  IJzerhard! (Verbena officinalis)

 

 

 

en een heel bijzondere plant: varkenskervel of … Niels zoekt het op*.

 

Breukkruid, Vlooienkruid, watdanookkruid ………

Moe van alle indrukken strijken we neer in de Millinger theetuin, een tuin in oosterse sferen. Even wat drinken en uitrusten. We bakkeleien nog wat over een cultivar. Gonny en ik houden stand: het is toch echt een Rudbeckia! Nee, nee, geen Helenium.

Ook dit zoeken we op.

We gaan naar huis, maar we hebben nog lang niet alles gezien. Wat erg, moeten we nog een keer. Niels laat nog wat van de omgeving zien. Het is het land van zijn jeugd. Uitzicht op de Pannerdense kop, nog even door Berg en Dal (zonder hoorngeschal), een hapje eten bij pannenkoekenhuis de Heksendans.

Het was weer een prachtige dag!

Verslag: Heleen Strikkers, met dank aan Gonny Sleurink en Niels Jeurink

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

*N.B.: De foto’s van de schermbloemige nog eens goed bestuderend kom ik tot de conclusie dat dit de Weidekervel (Silaum silaus) moet zijn. Dat is een leuke vondst, hoewel dus niet de Varkensvenkel die we gisteren nog dachten. Weidekervel is een soort van droge graslanden en lijkt heel sterk op Karwijvarkenskervel, maar daarvan verschilt door de omwindseltjes (dat zijn de steunblaadjes onder de schermpjes, dus de ‘binnenste’ vertakkingen in de bloeiwijze). Die zijn bij Weidekervel talrijk (en goed te zien op 1 van de foto’s) en bij Karwijvarkenskervel (bijna) ontbrekend. Verder is de stengel niet kantig maar gestreept (bij Karwijvarkenskervel duidelijk gegroefd) en is de top van de bladslippen wat roodachtig.

Het is trouwens geen Varkensvenkel omdat de bloemen geelachtig wit zijn (en niet geel), omdat het aantal schermstralen minder dan 10 is (zou bij Varkensvenkel minstens 15 moeten zijn) en omdat de bladslippen niet zo lang zijn (tot 2-3 cm, die van Varkensvenkel zijn 4-10 cm). Daarvoor moeten we dus nog een keer terug, want hij schijnt hier inderdaad ergens gevonden te zijn.

Niels

 

Voor (nog meer) mooie foto’s, zie: http://millingerwaard.blogspot.com/