Plantenwerkgroep: excursie Mandjeswaard 12-6-2013

De Mandjeswaard: een stille zomeravond over dijkjes tussen weilanden en rietland langs erven op terpen.

Op woensdagavond 12 juni bezochten we onder begeleiding van Niels Jeurink van de plantenwerkgroep de Mandjeswaard. De weerverwachting voorspelde regen, maar we hadden een heerlijke avond, met alleen zo af en toe een druppeltje regen tot we omstreeks 22.15 weer terug naar Kampen gingen.

Ik zocht voor dit verslag even op google naar de Mantjeswaard (ja, ik spelde met een t) en kwam op een bron uit 1778: “De zogenaamde Camper Eilanden, gevormd door de verscheiden armen der uitloopende rivier, zyn ligt bedykt, en sommigen, als de Mantjeswaard ten noordoosten of de Peiper ten zuiden, door 4 à 5 huisgezinnen, doch de middelste als de Zuiderwaard en Camper Eiland meerder bewoond. By zwaaren storm of hooge rivier, breeken deeze ligte dykjes wel eens door, en dan loopen ze onder. “

Nog wat verder speuren op internet levert de volgende informatie:

De IJsseldelta bestond vroeger uit eilanden. De gemeente Kampen kreeg in 1363 van Bisschop Jan van Arkel de Kampereilanden en het recht van aanwas. Op de Mandjeswaard werd in 1432 het eerste erf verpacht aan Klaas Mandemaker: vandaar de naam. Door de aanwas – de polder groeide door telkens een nieuwe schil in te polderen- groeiden de eilanden. Er konden zo telkens weer nieuwe boerderijen: ‘erven’ worden uitgegeven. De laatste aanwas was de Cock’s polder, genoemd naar zuivelfabrikant & wethouder de Cock uit Kampen. Na 1932, met de aanleg van de afsluitdijk, was het gedaan met de aanslibbing. De laatste erven van 1960 staan dan ook niet meer op terpen.

De Mandjeswaard is nu circa 600 hectare en wordt begrensd door het Ganzendiep, de Goot en het Zwarte Meer. De polder maakt deel uit van het, in 2005 tot Nationaal Landschap aangewezen, gebied de IJsseldelta. De polder is over land slechts bereikbaar via een brug over de Goot nabij Lutterzijl.

Na deze cultuurhistorie zult u begrijpen dat wij genoten van een prachtig en heel verstild stukje cultuurland met boerderijen op terpen, weilanden, vogels en heel veel planten.

We reden de Mandjeswaard binnen over die brug bij Lutterzijl en parkeerden auto en fiets bij het voorlaatste dijkje bij een sluisje. Vervolgens liepen we door de Cockspolder naar de laatste dijkje en volgden dat richting Kampen. Rechts van ons rietlanden met in de verte het Zwarte Meer, links weilanden met een enkele boerderij (erf) op terp.

Niels hield de plantentelling bij, zodat onze inventarisatie bij Floron in de landelijke databank opgenomen kan worden. We kwamen op zo’n 115 verschillende soorten, waarvan 20 verschillende grassen. Dat varieerde van gewone grassen zoals straatgras, Engels en Italiaans raaigras en kweek, tot soorten die meer specifiek zijn voor dit type landschap zoals grote vossenstaart en geknikte vossenstaart, beemdlangbloem, mannagras (in het water en bloeiend op het land) en de meest bijzondere: kamgras.

Van de kruisbloemigen (koolzaadachtige) zagen we vlak bij elkaar een mooie verzameling van herik (behaard blad en behaarde stengels, bladen met zijlobben, nu ook in grote getale bloeiend bij station Kampen Zuid), knopherik: de bloemen veel bleker van kleur dan bij de gewone herik en raapzaad (bladeren stengel omvattend).

Andere families die veel op elkaar lijken waarvan we verschillende verwante soorten zagen zijn: perzikkruid, beklierde duizendknoop (beide met een vlek op het blad; bij perzikkruid steken de nerven uit het hulsje dat de stengel omvat bij de bladaanhechting) en veenwortel in de water en land variant.

Haagwinde (het bekende pispotje, een lastig ‘onkruid’ in de tuin; bladeren hartvormig) en zwaluwtong: familie van de duizendknopen. Het is met heggenduizendknoop, Japanse en sachalinse duizendknoop een apart geslacht, dat Fallopia heet.

De helder blauwe bloemetjes met een zweempje geel in het hart van het moeras vergeet-mij-nietje en het zomp vergeet-mij-nietje (dieper ingesneden kelkbladeren) langs de sloten en de veel kleinere bloemetjes van het akker vergeet-mij-nietje op drogere plaatsen.

En dan een veel voorkomende zegge, maar een met veel verschillende verschijningsvormen: ruige zegge: klein bij veel betreding, groter waar hij met rust wordt gelaten, met veel haren op droge plaatsen om verdamping tegen te gaan, met veel minder haar waar het vochtiger is.

De meest bijzondere onder de planten vond ik pijptorkruid, een schermbloemige (als fluitekruid): nog niet in bloei en daardoor nog minder opvallend met zijn ijle bladeren verstopt tussen het gras.

Ook vogels trokken onze aandacht op zo’n stille zomeravond: enorme spectaculaire spreeuwen zwermen kwamen aan vanuit de richting van Kampen, voegden zich samen en streken neer in grote essen rond de boerderijen, om er vervolgens weer vandoor te gaan. Een sperwer deed een vergeefse poging een aanval uit te voeren, maar had geen kans.

Boven het riet een bruine kiekendief. In het riet rietgorzen, kleine karrekiet en de melodieuze bosrietzanger. En hoe omschrijf je het sonore lichte en toch afwisselende doorgaande trrrrrrrrrrrr van de springhaanzanger? Sommigen hoopten de grote karekiet vanuit het Zwarte water te horen, maar dat is niet helemaal zeker… Wel zagen we een purperreiger die kant uit weg klapwieken. De gele kwikstaarten waren moeilijk te ontdekken met hun gele buikjes in de bouwvoren van het akkerland en de bruine ruggen als goede schutkleur, maar als je ze eenmaal had gevonden waren ze onmiskenbaar!

Al met al een heerlijke avond en dat op zo’n gewone door de weekse dag, op een steenworp van Kampen, het leek even vakantie…

Verslag: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

 

Herik in bloei!

Voor wie er toevallig in de buurt komt: bij station Kampen Zuid staat nu de herik in volle bloei. Mooi (geel) om te zien, vooral ook omdat het héél veel planten zijn. Je rijdt als het ware door een soort ‘wild’ koolzaadveld. Herik kan je trouwens makkelijk van andere geel bloeiende kruisbloemigen onderscheiden door de borstelige haren op stengel en bladen, de ‘liervormige’ bladen (grote eindlob en dan nog een paar kleine lobjes richting de stengel) en de helder gele bloemen. De vruchten, ‘hauwen’, staan duidelijk van de stengel af.

Groet,

Niels

Oeverzwaluwen omgeving station Kampen Zuid 6-6-2013

Een bericht van Jasper Tiemens. Hij wijst ons op een populatie nestelende oeverzwaluwen langs het fietspad richting het treinstation Kampen Zuid.

 

Plantenwerkgroep: excursie Zalkerbos 22 mei 2013

Wat moeten we nog zeggen over het Zalkerbos? Eén van die heel weinige hardhoutooibosjes die we in Nederland nog hebben, iepen-, essen- en eikenbos met een heel rijke ondergroei van allerlei bolgewasjes.

Meestal bezoekt de plantenwerkgroep het Zalkerbos in het vroege voorjaar op zaterdagmorgen als de holwortels bloeien en de blauwe druifjes. Dit jaar was het mogelijk om eens een keer ’s avonds te gaan omdat het eind mei al langer licht is.

Ondanks dat het koud is, is het een mooie avond. Het lage licht schijnt mooi over het oude cultuurlandschap met knotwilgen. Gelukkig is er flinke belangstelling, ook van buiten de vereniging.  Niels vertelt over de bijzonderheid van het gebied en de aanwezigheid van stroomdalflora.

Stroomdalflora is de verzamelnaam van een groep van circa 250 inheemse plantensoorten die karakteristiek zijn voor het stroomgebied van de grote rivieren in Nederland. De stroomdalsoorten worden met name aangetroffen op de hoger gelegen oeverwallen in de uiterwaarden en op de banddijken van de Rijn, Maas en IJssel.

Wij treffen een bijzondere plantensoort aan die in dit gebied alleen in het Zalkerbos voorkomt, het Schaafstro. Schaafstro (Equisetum hyemale) of schuurriet is een vaste plant die behoort tot de paardenstaartenfamilie (Equisetaceae). De naam schaafstro is afkomstig van de ruwe stengel, die vroeger wel gebruikt werd als schuurmiddel. Verder onder andere: Zomereik, Es, Esdoorn, Schaduwgras, Veldbeemd, Clematis vitalba, Gevlekte dovenetel, Hop, Herik en Meidoorn.

2 Deelnemers voegen een extra dimensie toe aan de excursie: regelmatig klinkt hun vraag: “kun je dit ook eten” waarop Niels antwoordt: “minstens 1 keer”. Bij een aantal soorten lijkt het inderdaad niet erg verstandig om het op je bord te leggen, maar het bij tuinmensen beruchte, nota bene als Stinsenplant ingevoerde Zevenblad, schijn je als spinazie te kunnen eten. Ook vinden we Daslook, dat vroeger wel in de keuken gebruikt werd als voorloper van het Knoflook.

Nog een aantal soorten: Veldesdoorn, Hazelaar, Iep of Olm, het blad lijkt op dat van de Haagbeuk maar heeft een ongelijke bladvoet. Onder de bomen: Geum, Dauwbraam, Grootbloemmuur, Look zonder Look, Euphorbia oftewel Wolfsmelk. Het klinkt alsof je dit beter niet kunt eten.

 

Prikkeldraad is er alleen voor om koeien binnen de wei te houden, dus houden behulpzame handen de draden van elkaar zodat het gezelschap verder kan lopen door het weidegebied langs de IJssel. Wat kunnen we toch trots zijn op dit mooie landschap! Er worden nog wat vogels gespot en beluisterd: Grasmus, Merel, Zwartkop en Gaai.

Terug door het bos en terug naar huis. Het was een mooie avond!

Verslag: Heleen Strikkers

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep: excursie Loosdrechtse Plassen 9 juni 2013

Het Hollandse laagveengebied kennen we door de diverse plassen die er liggen, denk aan de Nieuwkoopse plassen, de Loosdrechtse plassen en de Ankeveense plassen bijvoorbeeld. Maar de natuurliefhebber kent niet alleen die plassen maar zeker ook de rietlanden (met tal van moerasvogels) en het laagveen dat langs die plassen te vinden is. Ooit werd dat laagveen door de mens afgegraven, er waren ‘legakkers’ waar het veen nog min of meer intact was met een vaste, minerale ondergrond, en er waren ‘petgaten’ (pet lijkt op het Engelse peat -laagveen- niet waar?) Die petgaten werden soms wel eens wat te groot, door hebzucht (al te intensieve ontginning van het veen) of doordat te veel mensen een te klein stukje veen moesten delen. Een winterse storm deed dan de rest: de restanten veen sloegen af en er ontstonden grote plassen. Tegenwoordig is er nog maar weinig van het oorspronkelijke veen over. De plassen worden vaak behoorlijk intensief gebruikt door vaarrecreanten en veel veen is door de jaren heen door de landbouw in gebruik genomen, ‘ontgonnen’. Een van die plaatsen waar je dit alles goed kunt zien is het gebied van de Loosdrechtse en de Kortenhoefse plassen, dichtbij Hilversum. Aan de drukte in het verkeer merk je dat je dicht bij grote steden zit, maar soms lijken die ook heel ver weg. We liepen door Kortenhoef, een langgerekt plaatsje, om vandaar over het oude kerkpad, het ‘Oppad’, richting ’s Graveland te wandelen. Je loopt door vrij extensief beheerde graslanden en vooral door moerasbos. Elzenbroekbos op wat grotere afstand van het pad, met behalve elzen ook veel grauwe wilg, en als bijzonderheid de appelbes, een verwant van de meidoorn en de lijsterbes die kenmerkend is voor het laagveengebied. Dicht bij het pad is het echter hoger, en droger, en dat zie je in de vegetatie ook terug; hier staan meer eiken, berken, lijsterbes, sporkenhout en meer soorten die kenmerkend zijn voor drogere en van nature zuurdere zandgronden.

In ’s Graveland gekomen staken we het Hilversums Kanaal en de grote weg Hilversum – Vinkeveen over en staken we even verderop rechtsaf, weer zo’n veenpad in. Deze heet de ‘Kromme Rade’ en voert door een fraai laagveengebied. Links eerst het moerasbos en wat schraallandvegetatie met veenpluis en moeraskartelblad. Rechts het moerasgebied dat bekend staat als ‘het Hol’. Prachtig ook, met sloten vol krabbenscheer. We waren hier niet alleen trouwens; talrijke wandelaars waren blijkbaar voor de Nijmeegse Vierdaagse aan het oefenen en kwamen in fors tempo langs, onder het kennelijke motto ‘ik zie niets, ik loop’. Maar misschien viel het wel mee. Wij keken in elk geval onze ogen uit.

Dicht bij het pad stond een fraaie moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris) te bloeien, een van de hoogste wolfsmelksoorten die ons land kent. Wat verderop loop je dichter langs de Loosdrechtse plassen en daar zie je hoe intensief dat gebied wordt bevaren. Als je de natuur hier een kans wilt geven zal je toch echt moeten ‘zoneren’, stukken alleen een natuurbestemming geven, zonder waterrecreatie dus. We liepen over de smalle weg ‘Moleneind’ naar Kortenhoef terug en naeen kopje koffie aan het water en zo’n 9 km in de benen keerden we tevreden huiswaarts.

Verslag: Niels Jeurink

Fotocollage: Gonny Sleurink