Plantenwerkgroep, verslag excursie Westerveldse Bos 27-06-2020

Deelnemers: Henk Snel, Bert Siebrand, Niels Jeurink, Ellen van Knippenberg

We spreken voor deze dag af in De Vreugdehoeve bij de Vreugderijkerwaard. Daar starten we traditiegetrouw met koffie en gebak om vervolgens op de fiets richting het Westerveldse Bos te gaan.

De weersvoorspelling geeft regenbuitjes in de middag aan, dus stop ik nog snel voor vertrek een regenpak in mijn fietstas.

Het Westerveldse Bos is een voormalige vuilnisbelt ten noorden van Zwolle. De “berg” staat oorspronkelijk op  riet- en hooilanden. Hierop stortte men vanaf ca. 1930 het huishoudelijk afval van Zwolle en omstreken, om dit in 1990 te bedekken met een laag vruchtbare grond, waarna het bos is aangeplant.

We parkeren onze fietsen aan de zuidwest kant in het bos tussen Zwarte Water en de Holtenbroekerdijk en wandelen in noordelijke richting het bos in.  

We zien deze dag een grote variatie aan struiken en bomen: gewone en noordse esdoorn, hazelaar, Hollandse linde, zoete kers, zomereik, vlier, spaanse aak, canadapopulier, ratelpopulier, es, robinia, sleedoorn, haagbeuk, rode kornoelje, schietwilg, katwilg, grauwe wilg, laurierwilg, geoorde wilg, kruipwilg, boswilg, zwarte els, wilde kardinaalsmuts, gelderse roos, eenstijlige meidoorn, ruwe berk, vogelkers, tamme kastanje en wilde lijsterbes

Rond kwart over 11 komt de beloofde regenbui en proberen we zo goed en kwaad als het kan te schuilen onder de bomen, want het regenpak is in de fietstas achtergebleven !!!!. Dit laatste blijkt ook later op de dag een grote na(t)latigheid.

Als de bui voorbij is en het zonnetje weer schijnt lopen we langs de oever van het Zwarte water richting de Noorderkolk. Blij met het zonnetje zingen de zanglijster en de zwartkop weer hun lied. Onderweg komen we o.a. veldlathyrus, ruige zegge, echte valeriaan, wilde bertram en moerasspirea tegen.

Bij de haven met talrijke vissersbootjes tussen de betonnen staanders vinden we een grote moerasmelkdistel, pijlkruid en een prachtige moerasvaren tussen de stenen rand van de haven.

We lopen nog even om de haven heen waar o.a. moeraskruiskruid, kalmoes en stijve zegge staat. Hier nuttigen we onze boterhammen zittend op bank en asfalt, afstand houdend van elkaar i.v.m. de corona-regels.

Na de lunch lopen we naar de Langenholterdijk. Links van de dijk in de uiterwaarden van de Noorderkolk vinden we glad walstro, knoopkruid, gewone margriet, korenbloem en goudhaver. Het uitzicht over de Noorderkolk is schitterend.

Aan de rechterkant van de dijk ligt de oever van de Westerveldse Aa, welke via een sluis uitmondt in de Noorderkolk. Hier doen twee jongemannen een poging om met hun brede kano naar de andere kant te komen. Dat wordt erg lastig. Uiteindelijk lopen ze met de kano door het weiland naar de dijk. Gelukkig heeft Henk verstand van draden die onder stroom staan en helpt de jongens zonder stroomstoten over de bedrading heen.

We lopen een stuk over de dijk tot aan de eerste boerderij rechts en keren dan weer om. Het zonnetje en de wind drogen onze kleren. Langs de dijk soorten als akkerhoornbloem, akkerwinde, sint Janskruid, veldzuring, echte kamille en grote klaproos.

We lopen weer door het bos met weinig nieuwe soorten en dan komt de regen plots met bakken uit de hemel zetten. Heerlijk voor de bomen en planten. Schuilen heeft geen enkel effect, maar natter dan nat kun je toch niet worden. We steken ondanks de regen nog even de Kolksteeg over met op het hoekje een heuse (maar vast verwilderde) wilde appel. In de sloot veel kikkerbeet, egelboterbloem en grote egelskop.

Weer bij de fietsen (en regenpakken) aangekomen besluiten we onze wandeling ondanks de aanhoudende regen toch voort te zetten. We steken getooid in regenpak , wat erg klef aanvoelt over natte kleding, een bruggetje over waar zwanenbloem, kale jonker, watergentiaan en glanzig fonteinkruid groeien. In het bos een prachtige trosvlier met zijn rode bessen. We lopen door het bos richting parkeerplaats, met in de buurt holpijp, brede wespenorchis en moeraswederik. Langs weilanden met slootjes vinden we allerlei fraaie planten o.a. pijptorkruid, rietorchis en fijne waterranonkel.

Dan lopen we het bos uit en komen op een open plek,  aan de rand van het Westerveldse Bos. Daar vinden we zoveel moois dat de zon automatisch gaat schijnen. De plek is door mensenhanden gecreëerd maar dat mag de pret niet drukken. De vruchtbare kleigrond is afgegraven waardoor de bodem schraal is geworden en er staat o.a. parnasssia, fraai duizendguldenkruid, grote ratelaar, ronde zonnedauw, geelgroene zegge, blauwe zegge, stijve ogentroost, bevertjes, blauwe knoop, waterviolier, moeraskartelblad, veldrus en veel gevlekte orchissen en zeldzame soorten zoals koningsvaren,  vetblad, blonde zegge, armbloemige waterbies en prachtig in bloei staand teer guichelheil.

Elke voorzichtige stap brengt iets nieuws. Later vind ik op de website van de KNNV Zwolle een interessant artikel over dit prachtige stukje natuur in het Zwols Natuur Tijdschrift nummer 1 uit 2016, geschreven door Piet Bremer. Het stukje nieuwe natuur wordt het Parnassia-landje genoemd. Het artikel vertelt de geschiedenis van dit bijzondere stukje natuurontwikkeling.

Na zoveel pracht huppelen we weer richting dijk en fietsen. In totaal zijn er 253 soorten genoteerd. Met een voldaan gevoel over een regenachtige, maar bijzondere dag, schuiven we in de Vreugderijker Hoeve aan tafel voor een gezellige afsluiter van de dag.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Niels Jeurink

Artikel Zwols Natuur Tijdschrift: https://www.knnv.nl/sites/www.knnv.nl/files/users/Zwolle/ZNT_archief/ZNT%202016%201%20voor%20website.pdf

Plantenwerkgroep: excursie Zalkerwaard 17 juni 2020

Eén van de slechts vier excursies die de plantenwerkgroep in 2020 kon organiseren voerde ons naar Zalk. Naar de ‘Zalkerwaard’ om precies te zijn, het graslandgebied tussen het Zalkerbos en de IJssel. We kwamen daar al vaker en het is altijd weer een feest om zo veel bijzondere plantensoorten dicht bij elkaar te kunnen zien. Dat is zeker niet altijd zo geweest trouwens. Lange jaren was dit perceel in agrarisch gebruik en werd er lustig mest geïnjecteerd. Dat is natuurlijk niet gunstig voor wilde planten, en alleen in de smalle wegberm langs het Veerpad kon je zien dat er misschien wel goede mogelijkheden waren voor ontwikkeling van stroomdalgrasland. Hier vond je soorten als sikkelklaver, wilde kruisdistel en geoorde zuring. Veel akkerhoornbloem ook. Niet zo verrassend, met de Vreugderijkerwaard aan de andere kant van de IJssel zo dicht bij. Dat door de Vereniging Natuurmonumenten beheerde natuurgebied omvat een zeer bijzonder stroomdalgrasland, een van de meest bijzondere van Nederland.

Wat een stroomdalgrasland is? Een grasland op droge zandige kalkrijke bodems in het rivierengebied. Zand dat door de rivier wordt afgezet. Niet per sé tijdens overstroming, het stroomdalgrasland wordt eigenlijk hoogst zelden overstroomd. Maar het zand wordt door de rivier op de oever afgezet, droogt en waait vervolgens ‘het land op’. Het zand maakt dat het er in de zomerperiode heel droog kan zijn. En zeker waar het op rivierduintjes ligt stroomt regenwater ook nog eens snel naar beneden, wat het nóg droger maakt. De zon doet de rest. Als plant moet je dus van goeden huize komen om er te kunnen overleven; niet zo vreemd dus dat het vooral soorten zijn die meer in het warmere Midden-Europa voorkomen. In het voorlopig nog koelere Nederland overleven die planten bijna alleen in het stroomdal van de grote rivieren, vandaar de naam.

De kans voor de natuur kwam hier met het ‘programma’ Ruimte voor de Rivier. Eén van de projecten was de zomerbedverlaging tussen de Molenbrug en de Eilandbrug. Een stukje stroomafwaarts dus maar de verdroging die daardoor bovenstrooms kon ontstaan kon ook tot verdroging leiden in Scherenwelle en bij Zalk. Met alle gevolgen voor de natuur van dien. De schade werd ‘significant’ genoemd en dat maakte compenserende maatregelen nodig. Het Zalkerbos werd op enkele plaatsen uitgebreid en het open gebied tussen het Zalkerbos en de IJssel werd in de winter van 2015/2016 minutieus afgegraven. Zo precies dat het reliëf met de zo bijzondere stroomruggen nog goed herkenbaar bleef terwijl de voedselrijke bouwvoor wel werd verwijderd. Er is na deze inrichtingsmaatregelen voor gekozen hooi in het gebied te verspreiden uit het stroomdalgrasland bij Brummen (Cortenoever). Ook is een bedreigde populatie van wilde averuit hierheen ‘verhuisd’ en is ook geëxperimenteerd met duifkruid, een in onze contreien erg zeldzame en bedreigde graslandbewoner.

Woensdagavond 17 juni zijn we er wezen kijken met een zestal plantenwerkgroepers. Het was onze eerste excursie in dit nare Corona-seizoen en iedereen snakte naar een excursie. Erg fijn om weer naar buiten te kunnen, al waren er zeker ook nog veiligheidsmaatregelen die je in acht moest nemen. Maar eenmaal daar was de anderhalve meter afstand geen enkel probleem. Een probleem was wel een fikse onweersbui die we halverwege de excursie over ons heen kregen. Heel indrukwekkend. Maar na de bui, kort maar hevig, ging de excursie gewoon nog even door.

Zeker voor de gemeente Kampen is een zo grote rijkdom aan bijzondere plantensoorten uniek te noemen! In totaal vonden we 157 verschillende soorten. En wat dan zoal? Een reeks aan bijzonderheden zoals gezegd: de wilde averuit staat her en der in het terrein maar al vlakbij de entree struikel je er bijna over. De soort is er heel vitaal, wat eigenlijk in contrast lijkt met de grote zeldzaamheid van de soort in Nederland: met een tiental groeiplaatsen in het rivierengebied en nog een handvol plekken daarbuiten waar de soort vermoedelijk geïntroduceerd zal zijn heb je het wel gehad. En het bleef niet bij de wilde averuit. Duifkruid, ook al genoemd en ook vitaal op diverse plekken. Veel andere stroomdalsoorten ook, waarvan we vanavond in elk geval bevertjes, cipreswolfsmelk, handjesgras, rapunzelklokje en de ook al heel bijzondere brede ereprijs zagen. Veldsalie ook, een bijzondere lipbloemige die in het rivierengebied helaas ook al heel zeldzaam is geworden. En zo kan je doorgaan! Zacht vetkruid, geoorde zuring, Duits viltkruid, het staat er allemaal. En dan heb ik de bijzondere soorten van nattere biotopen nog niet eens genoemd. Nieuwsgierig geworden? Als het allemaal weer veilig kan gaan we er zeker nog eens kijken, dus houd het excursieprogramma van de plantenwerkgroep in de gaten!

Verslag en foto’s: Niels Jeurink

Plantenwerkgroep, excursie De Alde Feanen bij Earnewald op 1 juni 2019

Deelnemers: Niels Jeurink, Cor Nagelmaeker, Gonny Sleurink, Bert Siebrand, Thea Wezenberg, Henk Snel, Herman Koek en Ellen van Knippenberg

De Friese taal doet ons al in het begin van de dag de das om. Spontaan stappen we met z’n achten het eerste het beste terras naast de parkeerplaats op, om bij het bestellen van het traditionele kopje koffie met gebak tot de ontdekking te komen dat het Fiskrinder (Fisk=vis) op de gevel betekent dat men helaas geen gebak op het menu heeft staan. Dat is een tegenvaller. Tweede tegenvaller van die ochtend, want alle elektrische laadpalen op de parkeerplaats blijken bezet. Terwijl de auto van Niels graag aan het infuus wil.

Gelukkig verloopt de rest van de dag voorspoediger. We starten bij de passantenhaven waar het door het mooie weer gezellig druk is. Langs het riet aan de overkant van het water een prachtige beeldengroep van schaatsers. De Elfstedentocht zal ooit weer eens langs deze plek gaan. Vandaag in ieder geval niet. Kwart over 12 kuieren we nog steeds langs de haven. Overal komen we onopvallende, klein gebleven, plantjes tegen. Het mooie weer en de vele recreanten zorgen voor een vakantiegevoel. De ‘vakantiekiekjes’ tonen dit keer wel opvallend veel planten 😉. 

Cor legt in karakteristieke, liggende houding een veldereprijs vast, welke omringd wordt door bleekgele droogbloem, liggende vetmuur, tengere vetmuur, moeraskers, hertshoornweegbree en kleine leeuwentand. Kenmerk van kleine leeuwentand zijn de gespleten haarpunten, hetgeen aan een deelnemer de uitspraak ontlokt: Oh, daar heb je speciale shampoo voor’. 

We hebben al 60 soorten geteld, voordat we, met paashaver in de hand, op het pontje naar de overkant gaan. Een kort bezoekje aan het bezoekerscentrum van het nationaal park De Alde Feanen voor info en sanitaire stop. Info over de bijzondere flora in het gebied is niet erg duidelijk. We lopen dan ook geruime tijd langs de vakantiehuisjes in plaats van door het natuurgebied. Nou ja, huisjes is wel een understatement voor de luxe bungalowwijk met meerdere BMW’s voor de deur. Een heer houdt ons nauwlettend in de gaten en spreekt ons op een gegeven moment aan. Het ziet er natuurlijk erg verdacht uit, zo’n groepje van 8 mensen speurend langs de tuinhagen van spaanse aak. Een verkennersploeg van 4 personen besluit om vooruit te lopen op zoek naar het echte natuurgebied. De achterhoede blijft trouw alle planten noteren waaronder klein bronkruid.

Via een zelf openende brug komen we uiteindelijk op een aantrekkelijker natuurpad. Gelukkig heeft Gonny ervaring met dit soort bruggen en waarschuwt ze ons precies op tijd, zodat het contragewicht net niet op onze hoofden belandt. Wachtend op de achterhoede is het tijd voor kopje thee en boterhammetje. Langs het pad staan o.a. brede stekelvaren en wijfjesvaren. De mannetjesvaren kwamen we bij de vorige excursie in Maastricht al tegen. Cor concludeert dat dit door de afstand een moeizame relatie zal worden, dus adviseert: laat maar varen!

Einde pad lopen we het gebied weer uit. Een deel van de groep loopt langs de autoweg Koaldyk de bermen af te speuren en vindt o.a. grote wederik, de andere groep heeft iets meer haast. We steken uiteindelijk samen de Feantersdyk over en lopen dan een prachtig natuurgebied in. Het bankje voor de lunch staat al voor ons klaar. Boterhammetjes gaan er nu wel in. Tot nu toe al 170 soorten genoteerd met dank aan de volhardende speurders. We kijken uit over een open moerassig veengebied met rietvelden en rechts een brede sloot met daarnaast moerasbos. In de verte een houten uitkijktoren. Helaas ben ik mijn verrekijker vergeten, zodat ik van de overvliegende slangenarend slechts het donkere silhouet kan bewonderen.

Bij het brede water, dat dwars door het gebied loopt, staat de waterscheerling prachtig in bloei. Stijve zegge, gele waterkers en moerasandoorn maken het plaatje af. Er dansen grote roodoogjuffers en watersnuffels (of is het watersnuffelaars?) rond. De laatste, met veel blauwe streepjes op hun pak, kom je vooral tegen in zure voedselarme vennen en op veen. Twee juffers vormen een hart, het zogeheten paringswiel. Na de lunch lopen we voorzichtig over een zacht drassig tapijt van trilveen het gebied in. Het lijkt alsof we ons ondanks het jaargetijde op glad ijs begeven. De vegetatie, duidelijk van zurige grond, is prachtig. Talrijk zijn moeraswalstro, schildereprijs, gewone waternavel, moeraswederik in bloei, piepkleine moerasmuur, wolfspoot en vele plekken met wateraardbei. De blaartrekkende boterbloem (koeien lopen hier met een boog omheen) is een soort van zurig hooiland, evenals tormentil, zwarte zegge en egelboterbloem.

Tormentil heet in het Fries trouwens Weewoartel. De wortel was vroeger in gebruik als pijnstiller. We horen en zien een fazant. Henk maakt de opmerking: ‘zal hem even schieten’ (gelukkig met zijn camera). Heel veel kokmeeuwen vliegen laag over het gebied, zouden ze de vele muggen vangen?? In de strook tussen zandpad en sloot staan grote statige koningsvarens. Aan de andere kant lopen sloten haaks op het pad met daarin veel krabbenscheer, kikkerbeet en langs de kanten egelboterbloem en waterpeper. Wat een weelde.

We beklimmen natuurlijk de Uitkijktoren Reid om ‘e Krite, van waaruit we een prachtig uitzicht hebben over het gebied. Vervolgens lopen we over een bruggetje richting het westen. Kikkers kwaken naar hartenlust, een wulp laat zich horen, het is behoorlijk warm, het is echt zomer. Rechts van de weg in een slootkant vol bloeiende planten staan o.a. pluimzegge en hoge cyperzegge fraai naast elkaar, zodat we goed de overeenkomsten en de verschillen kunnen zien. Groepjes veenpluis verlichten het drassige stuk land aan de linkerzijde van ons pad. Bij de sloot zijn we getuige van een ware reünie van de familie Ganzenvoet. Aanwezig zijn melganzenvoet, stippelganzenvoet, rode ganzenvoet en zeegroene ganzenvoet, alle verzot op een (voedsel) rijk milieu. Het pad leidt ons door een elzenbroekbosje (gebied heet Wikelslân) waar het barst van de muggen. We worden lek geprikt voor het goede doel: voortplanting. ‘Maar niet over mijn rug’ vindt Cor en slaat driftig om zich heen.

In het verre Friesland vinden we zelfs nog een stukje Kampen: Wilde Kamper-foelie. Het gebied is mooi afwisselend met waterpartijen, moerasbosjes, rietlanden, hooiland, petgaten, sloten en open vlaktes. Elk stukje langs ons pad blijft ons verrassen met steeds weer nieuwe vondsten zoals moerasvaren, moeraslathyrus, rankende helmbloem, spits fonteinkruid, kleine egelskop, zeegroene muur.

Rond 17.00 uur komt er een beetje wind opzetten en meteen is er geen mug meer te bekennen. Het is een erg warme dag en het briesje zorgt voor wat verkoeling. Dan lopen we richting dorp langs een plas met waterviolier en stijve waterranonkel. Het dorp ligt gewoon midden in het natuurgebied. Aan de rand van het dorp gaat Thea met enkele geiten in gesprek. Ze kijken schaapachtig, waarschijnlijk verstaan ze alleen Fries. Duizenden muggen hebben we net overleefd om vervolgens bij het binnenlopen van het dorp te worden aangevallen door een woest blaffende hond. Gelukkig slechts 20 cm hoog.

Rond 18.00 uur zoeken we een terras op om onze vermoeide ledematen een dienst te bewijzen. Iedereen weer blij met wrap, biefstuk of schnitzel. Oh ja, langs de kade vinden we tot Niels verbazing nog blauw glidkruid. Dat we dit op de heenweg hebben gemist is niet te geloven. In totaal hebben we 234 soorten gevonden en we gaan dan ook zeer voldaan huiswaarts. Wat een verassend mooi gebied is dit nationale park de Alde Feanen.

Wy komme aanst werom !!

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep, excursie Kuinre op 22 mei 2019

Vanavond kiezen we voor een zogenaamd “wit gebied”. Witte gebieden zijn gebieden waar nog weinig gegevens over de flora zijn verzameld. Het is een hok van 5 x 5 km (een ‘uurhok’, 5 km was ongeveer een uur lopen, vandaar) en Niels verwacht hier in de loop van het jaar (op basis van gegevens uit het verleden) 235 soorten te kunnen vinden.

We starten vanavond met 5 man op de kruising Blankenhammerweg/Uitendijkenweg aan de noordoost kant van de Noordoostpolder. Niet in zomaar wat wegbermen gaan we kijken, maar in bermen met een verhaal: Tot in de jaren zeventig maaiden de boeren de bermen en gebruikten het hooi. De bodem was zandig en kalkrijk en er was veel kwelwater aanwezig, waardoor er bijzondere planten groeiden zoals parnassia, moeraswespenorchis, dwergvlas, geelhartje, kleine ratelaar en stijve ogentroost. Planten die normaal vooral in de duinen voorkomen. Na 1970 veranderde dit. De wegen werden geasfalteerd en na 1990 verviel de plicht voor de boeren om de bermen aangrenzend aan hun percelen te maaien en het maaisel af te voeren. Maaisel en slootbagger bleven in de bermen liggen of bermen werden helemaal niet meer gemaaid, waardoor de bermen te voedselrijk werden en de bijzondere plantensoorten die hier groeiden helaas verdwenen. In 1999 startte Landschapsbeheer Flevoland met een project met als doel de bijzondere vegetatie te herstellen. De wegbermen werden geplagd, over zo’n 40 km (!), om de voedselrijke toplaag te verwijderen. Het project werd een succes, want een aantal bijzondere plantensoorten zijn er weer te vinden. Bovenstaande informatie komt uit het natuurtijdschrift De Levende Natuur – jaargang 113-nr. 4, waarin u nog meer over dit project kunt lezen, zie bijgaande link: http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=580401

Geelhartje, foto Gonny Sleurink

Meteen bij het verlaten van de auto’s vinden we al een behoorlijke hoeveelheid geelhartje. Ondanks dat geelhartje, een tenger, witbloeiend plantje met een geel hartje, agrarisch weinig opleverde, werden de zaden van deze kleine vlassoort wel degelijk gebruikt. Bij een hoge dosis is geelhartje giftig maar een paar zaden zouden laxerend werken. De wetenschappelijke naam (Linum catharticum) betekent “purgeervlas”.

Ook staan er diverse rietorchissen en de slootkant is werkelijk schitterend met volop bloeiende grote ratelaar. Verder o.a. moerasrolklaver, zomprus, ruige zegge, veenwortel en kamgras. Aan de andere kant in de berm treffen we blaartrekkende boterbloem, kleine watereppe, wolfspoot en grote egelskop.

Landschapsbeheer Flevoland heeft een duidelijk infobord in de berm geplaatst met het doel dat voorbijgangers een blik (geen conserven- of bierblik uiteraard) zullen werpen op de bijzondere flora. In de sloot zelf is natuurlijk ook het een en ander te vinden, al moeten we dat nooit te letterlijk nemen, want voordat je het weet heb je een nat pak. In het water o.a. sterrenkroos, smalle waterpest, gekroesd- en schedefonteinkruid. Langs de aardappelakker staan nog de daar bij passende soorten zoals akkerdistel en akkermelkdistel.

Het begint al wat te schemeren. We missen nog wel wat soorten zoals de stijve ogentroost, maar die bewaren we voor een volgend bezoek. In totaal hebben we 95 soorten wilde planten gevonden. Langs de sloot aan de Uitendijkenweg, waar de auto geparkeerd staat en waarin het kwelwater opvallend snel stroomt, vinden we nog veldlathyrus en een klaver die zich lastig laat determineren. Een uitdaging voor Niels, die ons later meedeelt dat het wondklaver is.

We rijden nog even over de dijk naar het plaatje Kuinre. De bermen hier (zelfde uurhok als bij de Uiterdijkenweg) laten een geheel andere vegetatie zien. Fluitenkruid, grote brandnetel, grote vossenstaart, kleefkruid, ruw beemdgras, engels raaigras, allemaal soorten van voedselrijke graslanden. Vervolgens lopen we met veel genoegen door het pittoreske plaatsje. Leuke vondsten zijn zandhoornbloem, bleekgele droogbloem en rode schijnspurrie.

Aan de rand van Kuinre steken we met gevaar voor eigen leven een drukke autoweg over om aan de andere kant de score van 87 soorten te completeren.

Verslag Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep: excursie Sint Pietersberg 25 mei 2019

Deelnemers: Niels Jeurink, Ellen van Knippenberg, Klaas van Leiden, Cor Nagelmaeker, Bert Siebrand en Henk Snel.

Al om 07.30 uur stonden we klaar op het Meeuwenplein om de reis naar Maastricht, erkend hoofdstad van Bourgondisch Nederland, te aanvaarden. Ons reisdoel in het ‘bronsgroen eikenhout’ was de Sint Pietersberg even ten zuiden van Maastricht. Een mergelheuvel die door de ENCI ten behoeve van de cementproductie voor een flink deel is afgegraven. Het resterende gebied is thans grotendeels in bezit van Natuurmonumenten. Het vormt sinds 2013, samen met het aangrenzende Jekerdal een Natura 2000-gebied. Vanwege de hier aanwezige kalksteen is het een floristisch zeer interessant en uniek gebied in Nederland.

Tegen 11.00 uur reden we door een aantal haarspeldbochten (chapeau Niels!) de oosthelling van de Sint-Pietersberg op. We kwamen uit bij het bekende Buitengoed Slavante, met terras, van waaruit we een prachtig uitzicht hadden op het Maasdal. Het restaurant Slavante is een voormalige buitensociëteit uit 1846. Het bezit tegenwoordig een eigen wijngaard. We lieten ons de koffie met heerlijke vlaaien goed smaken. Genietend van het fraaie uitzicht bekroop ons een vakantiegevoel. De zon deed de rest.

Uitzicht over de Maas

Daarna ging het naar de parkeerplaats bij de groeve. Na enige perikelen rond de oplaadpaal begonnen we met inventariseren, wat al meteen een keur aan planten te zien gaf: o.a. liggende klaver, harige ratelaar, hokjespeul, gulden sleutelbloem, heen en grijs havikskruid. Na 15 minuten en 10 meter verwijderd van de auto stond de teller al op 50 soorten.

Na enige tijd lopen kwamen we langs een grote vijver die in bezit was van Staatsbosbeheer. We lieten ons door een paar vissers vertellen dat het meer vol zat met karpers, zoals schubkarper, gewone karper, spiegelkarper en boerenkarper. Soms sprong een fors exemplaar geheel boven water uit. Na wat beter kijken ontwaarden we hele grote scholen met wel honderd karpers. De hoeveelheid visgereedschap van de gemoedelijke Limburgers verried een enorme vangstcapaciteit. En de aanwezige culinaire apparatuur liet weinig te raden over. Edoch: gevangen vissen moesten onverwijld worden teruggezet, zo luidde het verdict van Staatsbosbeheer.

Hierna liepen we omhoog het bos in. Een van de eerste planten die we daar vonden was het stijf havikskruid met prachtige gele bloemen. Verder langs dit pad zagen we o.a. prachtige boszegge en gevinde kortsteel.

Het pad slingerde verder omhoog en uiteindelijk arriveerden we bovenaan een kalkrijk grasland. Het mooie uitzicht deed ons besluiten hier de lunch te gebruiken. Het was ook hier dat plotsklaps Klaas van Leiden opdook. We hadden hem al zien scharrelen bij de graanakker. Hij schoof langzaam door het mergellandschap onze kant uit. Hij was op zoek naar van alles en nog wat, maar zou heel gelukkig worden als hij mocht aanpikken, om met ons op zoek te gaan naar de grote keverorchis om die te kunnen aanschouwen c.q. fotograferen. Het mocht. In het alpenweitje ontdekten we een paar koninginnepages, een aantal blauwtjes alsook het zeer zeldzame bruin dikkopje, een specialiteit van deze streek.

Koninginnepage

De planten die we in deze wei aantroffen waren o.a. harige ratelaar, gewone ossentong, voorjaarsganzerik, grote centaurie en wellicht ook paardenbloemstreepzaad en aarddistel maar die bloeiden beide nog niet en laten zich niet-bloeiend lastig op naam brengen. En later nog veldsalie.

Harige Ratelaar

Hierna liepen we een stukje langs de door Natuurmonumenten beheerde akker met prachtige kleuren van grote klaproos en veldlathyrus. Na de akker ging onze wandeling verder door bosachtig terrein (met de ook al zeer zeldzame groene bermzegge en duifkruid). Hier beleefde Klaas zijn moment van totale euforie, immers zijn grote wens ging in vervulling: Ellen vond een bloeiende grote keverorchis. Klaas legde zijn wenssoort gevoelig vast, hetgeen aan zijn trillende snorpunten was af te lezen. Ook stonden hier veel, nog niet bloeiende brede wespenorchissen.

Voort ging het langs een paar prachtige bospaden (met rode kamperfoelie, fladderiep, ruige scheefkelk en boslathyrus) naar een andere fraaie locatie, de Duivelsgrot. Deze grot bevindt zich in de zuidhelling en ligt op krap 200 meter van België en is onderdeel van een klein gangenstelsel. In de kalkrijke weitjes er naartoe bleken twee stukken door Natuurmonumenten afgeplagd te zijn. Dit is nodig omdat het grasland te voedselrijk is geworden. Dit komt door de huidige neerslag van stikstof, die natuurlijk ook in natuurmonumenten neerdaalt. Men probeert door deze verarming de planten die hier oorspronkelijk veel voorkwamen weer te stimuleren. Hopelijk met succes.

Muurhavikskruid

Bij de Duivelsgrot aangekomen klommen we bergopwaarts. De grot bleek ook een duivelse beklimming met zich mee te brengen! Maar met de nodige alpinistische, zeg maar gerust halsbrekende toeren, kwamen we hogerop en werden we beloond met wilde reseda, kleine steentijm en enkele exemplaren van het uiterst zeldzame groot zonneroosje. Het is de enige plek in Nederland waar deze plant groeit. We kregen tevens een magnifiek uitzicht op het Jekerdal en het dorpje Kanne in België als bonus.

Pas toen we bovenop de heuvel aangekomen waren, bleek dat het verboden was de helling met de grot te betreden vanwege het neerstortgevaar. Beneden was zulks niet vermeld. Kennelijk is het niet gebruikelijk, dan wel te verwachten, dat onverantwoordelijken de helling van onderen op zullen gaan!? Zodoende weer wat geleerd!

Bij terugkeer langs de eerder beschreven karpervijver bleken onze visvrienden ondertussen het schier onmogelijke gepresteerd te hebben: niet één karper was gevangen! Maar de heerlijk geurende hamburgers, tosti apparatuur en blikjes bier wezen toch op een welbestede buitendag. Teruggekeerd bij onze auto bleek deze geheel opgeladen te zijn, waarna we ons richting Maastricht begaven.

Na nogmaals een wandeling, ditmaal door het centrum van het immer gezellige Maastricht, vonden we ons terug in een klein etablissement, in de nabijheid van het Vrijthof. De luidruchtige en schalkse Limburgse die onze bestellingen met de nodige zwier op onze tafel deponeerde, werkte bepaald sfeerverhogend en bevestigde de spontane Limburgse inborst. Een betere afsluiting hadden we ons, na deze vermoeiende dag, niet kunnen wensen!

De avond was al ver heen toen we de parkeergarage Mosae Forum aan de Maasboulevard uitreden om de terugreis te aanvaarden. Jammer was dat onze heenroute over de A73 was afgesloten, zodat we via Eindhoven moesten omrijden. Dat hield in dat we een extra tankbeurt moesten inplannen. Zo kon het gebeuren dat we tegen middernacht kwh’s stonden in te laden ter hoogte van het Brabantse Sint-Oedenrode. Zo kom je nog eens ergens! Tegen 01.30 uur ’s nachts arriveerden we in Kampen, na een heel lange, want 18 uur, en intensieve excursiedag. Maar zeer geslaagd!

Tekst en foto’s: Cor Nagelmaeker

 

Plantenwerkgroep: excursie Reevediep 19 juni 2019

Kijkje over de dijk: het Reevediep: foto: Heleen Strikkers

De bui komt dreigend dichterbij, foto: Heleen Strikkers

De bestemming: Reevediep werd niet gehaald omdat er een enorm buiencomplex vanuit het noordwesten optrok. Vanaf de parkeerplaats bij het gemaal aan de Noordwendige dijk maakten we een korte wandeling waarbij de gebruikelijke soorten genoteerd konden worden, zoals Zwarte mosterd, Avondkoekoeksbloem en Witte Krodde, waarvan de zaaddozen het bewijs van zijn aanwezigheid leverden.

Zwarte mosterd, foto Gonny Sleurink
Avondkoekoeksbloem, foto: Gonny Sleurink

Toen het onweer losbarstte konden we het mooie schouwspel vanonder de luifel van het gemaalhuisje aanschouwen. De huiszwaluwen met veel nesten onder de dakgoot keken hier niet vreemd van op en kwetterden lustig door.

Maar het bleef regenen. Het was best knus onder de luifel waardoor een aantal mensen besloot het gezellige samenzijn ietwat te verlengen. De excursie werd dan ook besloten met koffie aan de IJssel in de Stadsherberg waar we getrakteerd werden op prachtige kleuren van de ondergaande zon die nog snel even door Gonny werden vastgelegd.

Kampen in vuur en vlam, foto: Gonny Sleurink

Volgend jaar een nieuwe poging.

Tekst: Heleen Strikkers

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep, excursie Hunzedal 24-8-2019

Het stroomdal van de Hunze: Bonnerklap, Spijkerboor en Motte met biggen.

Wat een wonderlijke namen komen we vandaag weer tegen: ons eerste doel is Bonnerklap en in de middag kiezen we Spijkerboor als uitvalsbasis. We sluiten af met een vraag over plantennamen in het dialect van de streek (nou ja, soms was die streek wel heel ruim).

Na koffie met gebak op een terras van een uitstekende bakkerij in Gieten, rijden we nog een paar kilometer oostwaarts. De weg volgt eerst de grens van de hoger gelegen Hondsrug en het golvende landschap van het beekdal. Eén van de boerderijen waar we langs rijden heet dan ook toepasselijk ’t Hoogt. We stoppen bij een parkeerplaats bij het natuurgebied Bonnerklap/Torenveen. Wij zullen het rondje Bonnerklap lopen. Gelukkig zijn we buiten het broedseizoen, zodat we niet op de kades hoeven te blijven, maar vrij kunnen rondstruinen en alle meanders van de Hunze kunnen volgen.

Prachtig weer, dus zonnebrand smeren en petten op!

Het informatiebord geeft aan dat dit natuurgebied van ca 300 ha sinds 2012 is opengesteld voor publiek. Het beekdal ligt ten oosten van de Hondsrug, die de waterscheiding vormt tussen de Drentse Aa in het westen en de Hunze in het oosten. Wat direct opvalt, is het meanderen van de beek. Met royale bochten slingert de beek zich door een open weidelandschap, dat begraasd wordt door koeien en paarden, die flink de ruimte hebben. Op onze wandeling van zo’n 6 km kruisten we één keer hun pad.

En wat een rust! In de verte zien we zo af en toe een auto maar de wind staat gunstig, dus we horen ze nauwelijks. In dit jaargetijde zijn vogels ook alweer veel stiller.

Het informatiebord vermeldt verder dat er bij de herinrichting van het gebied een skelet is gevonden uit de IJzertijd, zo’n 2500-2800 jaar oud. Toen was er hier dus al bewoning. Het bord belooft ons verder o.a. de veldleeuwerik. Weliswaar hangt hij nauwelijks meer hoog in de lucht te kwinkeleren, maar die we wel hoorden en zagen als ze van het land opvlogen. De watergentiaan, die van stromend water houdt zagen we in groten getale ook bloeiend, en verder wordt vermeld dat de kunstmatige stuwen inmiddels zijn vervangen door de veel natuurlijker, en visvriendelijker keien en aarden dammetjes.

Onze eerste determinatiesessie betrof het onderscheid tussen Beklierde basterd wederik en Moeras basterd wederik. We kwamen dankzij de klierhaartjes (loep!) tot de beklierde (ja, de naam zegt het natuurlijk al). We kwamen veel bekende soorten tegen, weinig echte bijzonderheden, maar aan het eind van onze ronde door de Bonnerklap stond de teller toch op 149 soorten. In zo’n beekdal zijn heel wat biotopen te vinden, variërend van hoger en lagergelegen grasland, beekoevers, watervegetatie en hier en daar kleine bosjes (heerlijke verkoeling bij de lunch!).

Enkele van de soorten die we vonden: in het water Pijlkruid, Grote egelskop, Watergentiaan en Kikkerbeet, Grote waterweegbree, Watervorkje, Zwanenbloem; langs de oevers Gevleugeld hertshooi, Driedelig tandzaad, Knikkend tandzaad, Kleine watereppe, Beekpunge, Kleine duizendknoop, Blaartrekkende boterbloem, Waterpostelein, Naaldwaterbies, Rode schijnspurrie, Snavelzegge, Waterzuring, Zenegroen; in de bosjes Gelderse roos, Boswilg, Ruwe smele; en op de wat hoger gelegen gronden en langs de weg o.a. Vlasbek, Gladde witbol, Cichorei,  Hertshoornweegbree en Lange ereprijs, maar die laatste was vast niet op natuurlijke wijze daar gekomen.

Ook vogels en insecten lieten zich spotten: de Beekjuffer vloog een tijd met ons mee langs de beek, we hoorden en zagen veel veldleeuweriken, maar ook een watersnip en een bruine kiekendief.

We besluiten het zuidelijke deel: Torenveen, te laten zitten en wat meer stroomafwaarts te gaan naar het noorden: vanuit Spijkerboor wandelen we rondom het Annermoeras.
Ook hier een informatiebord bij het parkeerterrein: “het Hunzegebied is in de meest letterlijke zin een ‘nieuwe wereld’ die pas in de afgelopen eeuw zijn huidige vorm kreeg toen het afgegraven veengebied werd ingericht als landbouwgebied. Daarbij hoorde een Hunze die zich wist te gedragen en keurig binnen z’n oevers bleef om het overtollige water zo snel mogelijk af te voeren”. Maar de tijden zijn opnieuw veranderd: inmiddels is niet alleen waterafvoeren een opgave, maar water bergen is minstens zo belangrijk geworden. De landbouw heeft gedeeltelijk plaats gemaakt voor natuurontwikkeling en ook hier heeft de Hunze de vrije hand gekregen om haar natuurlijke loop zelf te ontwikkelen. De Hunze heet hier ook wel Oostermoerse Vaart, en speelde een belangrijke rol bij het vervoer van turf. Ook hier hoeven we buiten het broedseizoen niet op de kades te blijven.

Ook al heet het hier Annermoeras, het heeft toch veel weg van Bonnerklap. Het landschap is wat wijder geworden, de beek is breder, stroomt langzamer en er zijn minder rietkragen. Ook hier grazend vee, o.a. een kudde blaarkoppen. En diezelfde heerlijke rust. We kwamen een wandelaar tegen die met zijn honden een verfrissende duik in de beek nam.

Zoals te verwachten zijn er verder stroomafwaarts veel zelfde soorten te vinden als bij Bonnerklap. Maar we treffen ook nieuwe soorten, waarbij we in dit gebied (oud en nieuw) op een totaal van 179 komen. Enkele van dezen soorten: in het dorp Madelief, Muskus kaasjeskruid, Stinkende gouwe, Hemelsleutel, Spurrie, een ingezaaide akkerrand met o.a. Slangenkruid, Bleke klaproos en Korenbloemen, en in en langs de beek Waterkruiskruid, Glidkruid, Wateraardbei, Veldlathyrus, Dagkoekoeksbloem, Stijve ogentroost, Rode waterereprijs, Zeegroene muur en de schadelijke invasieve exoot Watercrassula: een onooglijk plantje, dat wel hele plaggen kan vormen, waarmee het de overige vegetatie verstikt.

En wat betreft vogels en insecten:

Op het water schaatsenrijders en glinsterende schrijvertjes: soms een dans, soms lijkt het meer op tikkertje of een regelrechte strijd. In de lucht en langs de waterkant opnieuw een bruine kiek, en veel gele kwikstaarten.

Na een prachtige dag sloten we deze af op het terras van een eetcafé in Eext. Terwijl we genoten van een drankje en een maaltijd, bleek dat we in een regionale puzzelrit beland waren. We konden meegenieten van de uitslagen! Elke winst van 30 punten van de 1000 werd toegelicht, de logica van degenen die de tocht had uitgezet had zo zijn eigen meanders. (Een voorbeeld: ga niet rechtsaf met een nietje door het papier betekent: ga wel rechtsaf: 2 nietjes zijn een dubbele ontkenning, helaas geen 30 punten verdiend….).
Eén vraag was ook aan ons besteed: met de streeknamen van 4 planten kwamen we halverwege  (soms was die streek dus wel heel breed): Akkerwinde: Pispotje, Salomonszegel: Motte (is zeug) met biggen, Sleedoorn: zuurbekkie; Kamperfoelie (we onthielden zoete zoege of zoiets; onze associatie: als je aan een bloem zuigt is die zoet vanwege de honing).

Al met al een prachtige afsluiting van dit plantenseizoen!

Verslag: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep, excursie Wimmenummerduinen 22 juni 2019

Deelnemers: Corrie Geerds, Henk Snel, Heleen Strikkers, Bert Siebrand, Ellen van Knippenberg, Thea Wezenberg, Niels Jeurink en Cor Nagelmaeker.

Het programma vermeldde deze dag een expeditie naar een, van horen zeggen, bijzonder en afwisselend duingebied ten noorden van Egmond. Met de naam Nimmerdrummer….., Nummerdimmer….. eh Wimmenummerduinen. Man, wat een naam! Je hoeft het niet tienmaal achter elkaar te zeggen om in een dyslectische kramp te schieten. Om half negen zette ons gezelschap koers richting Het Noordhollands Duinreservaat met daarin gelegen de Wimmenummerduinen, een gebied dat in de volksmond bekend staat als ‘De Duinen van Six’, de vroegere naam. Na ongeveer anderhalf uur verlieten we de snelweg ter hoogte van het stadion van ‘retteketet AZ’. Om ons, via steeds pittoresker wordende weggetjes, naar het reisdoel te slalommen.

Aangekomen in Bergen-Binnen zegen we neer op het terras van etablissement ‘Loetje’, waar we ons verlustigden aan de traditionele koffie met appelgebak, met een formaat dat deed vermoeden dat er bij ieder van ons een hele appel in zat verstopt. Onderwijl werden we gegrepen door het gezellige dorpsgezicht en door Thea die een klapdeur iets te snel dichtsloeg. Een bebloede teen ten gevolge hebbend.

Desondanks gingen we hierna welgemoed op pad naar de Duinen van Six.

Jan Six

Deze duinen waren tot voor dertig jaar eeuwenlang in het bezit van de bekende Amsterdamse regentenfamilie Six. Rembrandt schilderde een van de vertegenwoordigers van dit geslacht: Jan Six. Deze Jan Six (1618-1700) was een vermogend kunsthandelaar en tevens vriend en beschermer van Rembrandt. Zijn schilderij is nog steeds in het bezit van de familie Six. Saillant detail dat niet onvermeld mag blijven is dat een hedendaagse nazaat van de Six-familie, niet geheel en al toevallig ook Jan Six genaamd, kunsthistoricus en kunsthandelaar, de afgelopen jaren twee tot dan toe onbekende Rembrandts heeft ontdekt.

Al op de parkeerplaats ging het traditiegetrouw helemaal los. We vonden er o.a. guichelheil, bekend als het ‘geneesmiddel der gekken’. Het plantje werd vroeger gebruikt als geneesmiddel tegen razernij (guichel). Het heeft inderdaad een geneeskrachtige werking: tegen nierstenen, geelzucht en ook krankzinnigheid! Maar bij al te kwistig gebruik leidt het tot de dood. We leerden verder van Niels dat in Zuid-Europa een blauw bloeiende soort voorkomt. Zie je echter een blauwe in ons land dan is het tóch de rode (!?). Om gek van te worden. Maar daar is dus een geneesmiddel tegen.

Guichelheil

Ook nog op de parkeerplaats noteerden we: slangenkruid, muurpeper, duindoorn, zuurbes, dauwbraam, allemaal planten die in dit duinbiotoop thuishoren. Na het afstruinen van de parkeerplaats, de teller stond al op bijna 100 soorten, kochten we bij de automaat naast de ingang een entreekaart en liepen vervolgens een mooi duinbos binnen. Het was een gemengd bos waar we vleugeltjesbloem, gewone agrimonie, asperge, veldhondstong aantroffen.

Wat ons opviel was dat we weinig publiek tegenkwamen, op wat wandelaars en fietsers na. Amusant was de ons passerende moeder, die haar fietsende (zwalkende) dochtertje cryptisch toeriep: “Wel op de kant, maar niet op de rand”. Het klonk als betrof het hier een goede raad aan een lid van een met integriteit worstelende partij, toch vooral het rechte pad te blijven ‘befietsen’.

We vervolgden onze weg door het bos en kwamen na een wijle in een fraai, open en heuvelachtig duinlandschap, waardoor zich enige zandwegen slingerden. Met hier en daar bosschages, afgewisseld met duindoorn- en kruipwilgstruweel.

We noteerden gaandeweg vele tientallen plantensoorten o.a. duinroos, duinwespenorchis, mannetjesereprijs, ossentong, duinviooltje en glad walstro. Opvallende schimmels, want fel oranje, vonden we op de duinroos.

Het moeilijke van die overvloed aan soorten is, dat vele er tal van familieleden op na blijken te houden. Zo ontstond er verwarring over de ratelaars. De een meende een kleine ratelaar ontwaard te hebben, terwijl een ander toch echt de grote had gezien. Dan prijs je je gelukkig een plantenspecialist als Niels in je midden te weten, die verkondigde: “Ook de grote ratelaar is klein geweest”. Kijk, dat helpt een beginnend florist verder!

Aan de rand van de vlakte, in de schaduw van de dennenbomen vonden we een plek om de lunch te gebruiken. Zo te merken was het appelgebak geland. Al zittend ervaar je terstond weer andere dingen. Zo ontdekten we op het zandpad een soort mierenleeuw die druk bezig was een rups te verslepen.

Ook zagen we vlinders als zandoogje, bonte bessenvlinder, kleine parelmoervlinder en heel veel distelvlinders.

Voorts ging het weldra weer. Over zandige paden door bosachtig terrein, dan weer door meer open biotopen. Het aantal plantensoorten liep alras op: grote teunisbloem, brede stekelvaren, mannetjesvaren, blauw glidkruid en de welriekende of duinsalomonszegel. Opvallend waren de grillig gevormde dennenbomen, die een haast spookachtig ‘Dali-achtig’ decor vormden. Op een ervan zagen we prachtige zwammen, die hoe fraai ook, het onvermijdelijke verscheiden van de betreffende boom aankondigden.

Even verderop beklommen we, via een lange trap, een hoog duin waar we een prachtig uitzicht hadden over het reservaat. We waren het erover eens dat het goed is dat dit gebied (20 km lang!) een beschermde status heeft en er goed op wordt gepast. Geïllustreerd door het feit dat we deze dag twee keer een bewaker zijn tegengekomen.

We vonden deze dag ook een aantal fraaie rupsen waaronder die van de kuifvlinder. Laatst genoemde hadden zich te goed gedaan aan een statige koningskaars en er hoegenaamd niets van overgelaten.

rups Kuifvlinder

Het zal een uur of vijf zijn geweest dat onze route afboog in zuidelijke richting teneinde de terugtocht te aanvaarden. Door laag begroeide duinen liepen we richting zee. Hier waren we in een biotoop met zandblauwtje, kruipend stalkruid en struikhei. Planten die goed de droogte kunnen verdragen. Langs de weg stonden o.a. zandteunisbloem, stalkaars, zwarte toorts en koningskaars, En ook vlak bij elkaar groeiend grote en kleine zeekool. Maar zeer bijzonder was de vondst van zowel de prachtige nachtsilene, oorsilene, blaassilene én kegelsilene op een klein stukje grond in de berm.

Tegen zessen bereikten we een kerkje midden in het duin: Bergen aan Zee! En tegen 19.00 uur besloten we wat te gaan eten in een van de visrestaurantjes die Bergen aan Zee rijk is. De keuze was beperkt: kibbeling met patat ging het worden, voor allemaal. Omdat vis gezond heet te zijn, namen we de patat op de koop toe. Na de maaltijd kwamen we tot de conclusie dat naast de drie (gezond!) vette vissoorten haring, zalm en makreel, ons restaurant er zowaar kans toe had gezien, kennelijk verleid door het motto: ‘the vetter, the better’, er een vierde (modder)vette aan toe te voegen: de kabeljauw. Dat ook onze patat niet aan het vetbad was ontsnapt, laat zich gemakkelijk raden. Dank! Na dit ‘diner’ overleefd te hebben, begonnen we aan de strandwandeling die ons weer dicht bij Egmond aan Zee zou brengen. Thea raakte al pootje badend een slipper (what’s in the name) kwijt, die tot haar grote opluchting zo’n 20 meter verderop weer aanslibde. Zo werd haar al eerder gememoreerde en gekwetste teen verder leed bespaard.

De doorsteek door de duinen (Burgemeesterspaadje), richting parkeerplaats, werd door het mulle zand een zware. Wel werden we verblijd met het vrolijke gekwetter van een pieper. Die had zich genesteld op een paaltje, om van daar uit korte vluchtjes, als was het een leeuwerik, te ondernemen. Planten die we hier zagen waren o.a. zeewolfsmelk en stekend loogkruid

Ondanks dat we landschappelijk gezien al een heel gevarieerde dag hadden beleefd, troffen we na deze doorsteek weer een geheel ander biotoop aan. Hier was het nat. Rond de duinmeertjes (Lakemansvlak) konden we een drietal orchideeënsoorten noteren: vleeskleurige-, gevlekte riet- en rietorchis. Verder ook nog veel knopbies, slanke waterbies, drienervige zegge, walstrobremraap, rode waterereprijs en verrassend veel andere soorten planten. Tegen half tien, de zon was inmiddels in de Noordzee gezakt, de nachtsilenes waren opengebarsten, bereikten we onze automobielen en konden we huiswaarts keren. Op de soortenlijst stonden 284 soorten! Om stil van te worden.

Stil was het bij de oplaadplek voor onze elektrische auto, vlak benoorden Amsterdam, echter geenszins. De om voedsel bedelende jonge ransuilen overstemden voortdurend het geluid van het voortrazende verkeer en het geklok van onze Amstelbiertjes. Tegen 01.00 uur arriveerden we in Kampen. Te laat voor het full-color festival. Maar wij hadden het onze al gehad . . . . . . . . in ‘de duinen van Six’!

Rest ons vanaf deze plek onze welgemeende dank uit te spreken aan de heren Jeurink en Heukels voor een even prachtige als interessante dag, die als heel leerzaam werd ervaren!

Tekst en foto’s Cor Nagelmaeker

Collage: Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep, excursie Zalkerbos 27-4-2019

Links van het pad: donkere stammen van essenhakhout en een donkere, vrij eentonige ondergroei van Schaafstro, als je goed kijkt zie je een wildwissel door de schaafstro lopen; rechts van het pad veel lichter bos van iepen, ook een enkele es, esdoorns en een heldere ondergroei van afstervend Speenkruid, bloeiend Fluitenkruid, de smalle sprieten van Moeraslook en de brede bijna grasachtige van Slangenlook, bloeiend Look zonder look, de eerste bloeiende Vogelmelk, Vogelmuur en Grote muur: dat is het Zalkerbos in een notendop op een zaterdag eind april. O ja, in beide bermen de voor dit gebied ook kenmerkende Gevlekte dovenetel, met veel grotere helder paarse bloemen, dan zijn veel meer voorkomende broertjes en zusjes van de paarse dovennetel.

Moeraslook


Slangenlook

Met 10 enthousiastelingen bezochten we op ochtend van Koningsdag het Zalkerbos. Op de achtergrond hoorden we nog vaag de klanken van de harmonie van Zalk die Koningsdag daar luister bij zette. Wij lieten ons begeleiden door het drukke gezang van een Tuinfluiter, de klaterende loopjes van Zwartkoppen, het gemiauw van twee Buizerden, volop Tjif Tjaffen, voor degenen met goede oren het geratel van een braamsluiper, een enkele zwaluw en voor ons allemaal het geklepper van ooievaars.

Het bos staat ook bekend om zijn vele soorten paddenstoelen. We hadden nota bene een kleine discussie of bollen van oude Reuzenbovisten nu echt oude paddenstoelen waren of verdwaalt schuimrubber in bolle vormen. En iemand vond een mooi geschubde aardster.

Gekraagde aardster

Sinds het bos is uitgebreid als compensatie voor de uitdieping van de IJssel, is de jonge aanplant flink hoger geworden. De nieuwe stukken beginnen al wat op bosjes te lijken en de pionierssoorten die we er eerder vonden zijn wel verdwenen. Wel heeft de aanplant die er het laatste bij kwam te lijden gehad van de droge zomer vorig jaar. Ook is er een stuk uiterwaard aan de boszijde van de Veerweg bijgekomen dat een plasdras o.a. voor vogels gebied moet worden. Heel nat was het nu niet, maar we werden getrakteerd op een heerlijke verse Watermunt lucht, toen we langs de randen van een plasje struinden, om de aanwezige zegges te bekijken en het helder groene Pitrus te vergelijken met de veel grijzere Zeegroene rus. Op de hogere delen o.a. Karweivarkenskervel, Kruisdistels en Stijf barbarakruid.

Een groepje ganzen liep parmantig over de zomerdijk te snateren. De diversiteit wordt ook onder ganzen groter: behalve Grauwe ganzen en witte stadsganzen (soepganzen), de veel kleinere Brandganzen en de voor mij nieuwe, Chinese knobbelganzen met een prachtig getekend hals (licht) en nek (donker). En dan nog allerlei mengvormen tussen witte en Chinese ganzen.

Sovon zegt er het volgende over: “De Knobbelgans is zwaarder van bouw dan de wildvorm  en heeft een zwarte knobbel op de snavel en een keelflap. Vaak worden waarnemingen van Knobbelganzen verzameld in de categorie ‘soepgans’ wat niet helemaal terecht is aangezien soepgans strikt genomen verwijst naar alle gedomesticeerde varianten van Grauwe Gans. Knobbelganzen onderscheiden zich van Soepganzen door de zwarte snavel en grote knobbel en het contrast tussen de donkere achterzijde van de nek en de lichte voorzijde. Soms worden ook Knobbelganzen met oranje snavels gezien waarbij we er vanuit mogen gaan dat deze voortkomen uit een Soepgans/Knobbelgans ouderpaar.”

De uiterwaard rechts van de Veerweg (als je in de richting van de IJssel loopt) is veel zandiger dan de waard links. De door jarenlange bemesting vruchtbare bovenlaag is er bij de inrichting al natuurgebied vanaf geschraapt. De rechter waard ligt bovendien tegenover de Vreugdenrijkerwaard, een prachtig stroomdal grasland aan de overkant.

Heksenmelk


Vogelmelk

Vorig jaar vonden we op de nieuwe waard zo’n 200 verschillende soorten. Die waren gedeeltelijk geholpen door het uitstrooien van maaisel van Kortenoever (tegenover Zutphen). Uiteraard zijn de omstandigheden bij Kortenoever anders dan hier. Het is dus nog de vraag of alles wat we vorig jaar vonden zich blijvend hier gaat vestigen. Het was nu nog te vroeg in het jaar om een inventarisatie te doen. Bovendien heb je toestemming nodig van SBB om het gebied echt door te struinen. Daarom bleven de nu alleen aan de rand en zagen dat de bijzonder Wilde averuit het in ieder geval wel goed doet en zich ook uitbreid.

Toen we rond een uur of 13.15 weer terug waren bij de auto’s, ging een aantal van ons huiswaarts, terwijl anderen nagenoten van koffie en thee bij een gastvrij onthaal van één van de deelnemers die aan de Veerweg woont.

Tekst: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep: excursie naar de Biesbosch 08-09-2018

Nationaal Park De Biesbosch wordt ingeklemd tussen de Beneden Merwede (bij Hardinxveld) in het noorden en de Amer (bij Geertruidenberg) in het zuiden. Daartussen vind je smallere en bredere kreken, uitgestrekte wilgenbossen en rietlanden. Delen van het gebied zijn bijna alleen via het water toegankelijk maar op sommige plaatsen zijn ook wandelpaden en wegen. De website van Staatsbosbeheer meldt o.a. het volgende over de Biesbosch:

De Biesbosch was oorspronkelijk polderland. De Sint-Elizabethsvloed in 1421 veranderde het in een binnenzee. Dankzij het water uit Maas en Waal werd het een zoetwaterdeltagebied. Uit zand en rivierslib ontstonden zandplaten. Vooral biezen groeiden daar goed op. Vandaar de naam ‘Biesbosch’. Eeuwenlang verdienden griendhakkers, rietsnijders en biezenvlechters er een karige boterham.

In 1970 werd het Haringvliet afgesloten. De grote verschillen tussen eb en vloed verdwenen en daarmee de griend- en rietcultuur. De wilgenakkers verruigden en de natuur kreeg vrij spel.

Staatsbosbeheer speelt vanaf 1958 een belangrijke rol in het begeleiden van natuurontwikkelingen in het gebied. Ook in dit deltagebied vreest men, door klimaatverandering, voor problemen met overtollig rivierwater. Men heeft grote delen land daarom weer ontpolderd, zodat de rivieren hun overtollige water kwijt kunnen en er zijn nieuwe stroomgeulen gemaakt die zorgen voor een goede doorstroming van het gebied. Het gebied is constant in beweging. Het is mooi om te zien dat de natuur veel zijn eigen gang mag gaan. Omgevallen bomen worden niet weggehaald, raken bemost en verteren langzaam. Maar het ‘wateropvanggebied’, de Noordwaarts, moet juist open blijven. En dat op een natuurlijke manier.

We starten bij restaurant Het Bolle Bevertje met koffie en uiteraard gebak. Theo Muusse, boswachter bij Staatsbosbeheer, heet ons van harte welkom. Na de koffie lopen we met z’n tienen richting Polder Jantjesplaat. We zien een prachtige waterpartij met fraaie slikkerige oevers en ondiepe delen, een ideale plek voor vogels. Maar we komen vandaag voor de planten en ook die zijn blij met dit mooie gebied, waar veel bijzondere soorten zich al snel thuis voelen.

Rieviertandzaad

Driekantige bies

Langs de oever vinden o.a. driekantige bies (zeldzaam en kenmerkend voor het zoetwatergetijdengebied) en heen (de variant daarvan van zoete milieus). Op de slibranden staat het zeldzame riviertandzaad en bruin cypergras. Theo is een zeer enthousiaste verteller met heel veel kennis van de aanwezige flora. Hij wijst ons rode- en blauwe waterereprijs, goudknopje, klein vlooienkruid, knikkend- en veerdelig tandzaad, bloeiend slijkgroen, bleekgele droogbloem, moeraskruiskruid en nog veel meer soorten op een relatief klein stukje grond. Verbazingwekkend.

Kleine pimpernel

Vervolgens lopen we langs kleine pimpernel (die was hier nog niet bekend!) en heelblaadjes weer naar onze startplek, om richting Werkendam te rijden. Bij de splitsing Galeiweg/Kroonweg vinden we in de linker berm het zeldzame rivierkruiskruid. Achter de berm staan de bomen tot de oksels in het water, het ziet er sprookjesachtig mooi uit.

Iets verderop lopen we door het smalle stukje land vol geelkleurige bloemen tussen de Kroonweg en het water Kooigat. Waar het zeldzame rijstgras groeit en we tandzaad nummer 4 van vandaag vinden: zwart tandzaad. Stekelige hanenpoot en Europese hanenpoot

Hanepoot

staan gezellig bij elkaar, waardoor we goed de verschillen kunnen bestuderen.

Dan beginnen de magen te knorren. Theo wil ons nog een mooi plekje laten zien, maar helaas is dit stuk afgesloten en dat is vast niet zonder reden. We ploffen ergens neer en genieten van onze boterhammetjes en de overvliegende buizerd en slechtvalk.

Genoeg uitgerust, stappen we weer in de auto. We rijden dit keer maar een piepklein stukje omdat er Aziatische waterbuffels te bewonderen zijn. Wat zien ze er stoer en indrukwekkend uit. Ze zijn echter heel zachtaardig en met hun grote bruine ogen kijken ze je vriendelijk en nieuwsgierig aan. Ze houden het groen mooi kort.

Theo vertelt, dat de waterbuffels de afgelopen warme zomer hun naam eer aan deden. Ze stonden heel wat uurtjes heerlijk tot hun kop in het water.

We rijden terug naar de Bandijk , waar Theo nog “ en passant” een koereiger in de bomen spot. Wanneer we uitstappen om afscheid te nemen van Theo, zien we een zeearend vliegen. Wat ’n cadeautjes.

We bedanken Theo hartelijk voor zijn enthousiaste rondleiding en voor het laten zien van de vele bijzondere planten. Theo Muusse is diegene geweest die in augustus 2017 het klein slijkgras, waarvan men dacht dat het in Nederland uitgestorven was, weer ontdekte in de buurt van het Hellegatsplein. De groeiplaatsen liggen in een gebied dat begraasd wordt door Heck-runderen. Door hun onberekenbare gedrag zijn deze dieren niet geheel ongevaarlijk. Het gebied is daarom niet vrij toegankelijk.

We gaan verder en bezoeken een smalle strekdam in de Nieuwe Merwede.

Wilde bertram

Hondsroos

Deze is dicht begroeid, zodat het oppassen geblazen is om niet onderuit te glijden. Hier vinden we o.a. wilde bertram en een mooie hondsroos. Op de dijk speuren we nog wat rond alvorens we verder rijden. Bij de Bandijk stoppen we op het parkeerplekje t.o.v. het gebied De Wassende Maan. Over het prikkeldraad het gebiedje in op zoek naar iets bijzonders, want Niels speurt in het rond. Er groeit hier aardig wat kamgras en we vinden er ook kattendoorn.  Aan de rand, in het water vinden we uiteindelijk het zeldzame groot nimfkruid, met groenige bloemen in de bladoksels. Heel apart plantje.

Groot nimfkruid

We rijden nog even terug naar de plek waar we deze ochtend gestart zijn en wandelen een rondje door polder Jantjesplaat. Niels riskeert nog een duik in het water om het aarvederkruid en ook hier het groot nimfkruid te vinden. We hebben vandaag 208 soorten planten gezien, waaronder verschillende zeldzame soorten en hebben genoten van het prachtige gebied. En dan te bedenken dat we slechts een fractie van het gebied hebben gezien. We moeten zeker nog een keer terugkomen om op zoek te gaan naar de Spindotter en wie weet een bever te ontmoeten.

We sluiten traditioneel af met een bezoek aan een eetgelegenheid. Met veel geduld hebben we moeten wachten op het vullen van onze magen, maar gelukkig zijn plantenliefhebbers geduldige mensen.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Waterpostelein

Waterpostelein

Vlooienkruid

Rijstgras

Oranje springzaad

Oeverbies

Kattenstaart

Hop

Hertsmunt

Heelblaadje

Goudzuring