Zeearenden in de IJsselmonding 2011

 Voorwoord

Ook in 2011 stelde het al sinds 2009 aanwezige koppel zeearenden ons weer voor raadsels. De verwachting was dat ze het nest op het vogeleiland in het Zwartemeer zouden gaan uitbouwen en daar een tweede broedpoging zouden doen. In januari 2011 wezen de waarnemingen daarop. Maar in februari 2011 waren ze nauwelijks meer op het eiland aanwezig.

Roggebotzand

Wel werden ze nu vaak gezien bij het Roggebotzand (op een afstand van ca. 15 km westelijk) ) en al snel werd duidelijk dat daar in een oud populierenbos een nest werd gebouwd. Op 3 maart sloot Staatsbosbeheer het perceel bos en de paden eromheen af.

De plek was namelijk tot dan toe vrij toegankelijk en hoewel het nest in een hoge populier zit zijn zeearenden toch erg gevoelig voor verstoring zeker in de nestbouwfase.

Slechts een poging

Toch was deze plotselinge late verandering van nestplaats een teken dat de vogels nog onervaren zijn en niet een vast broedterritorium hebben gekozen binnen hun uitgestrekte jachtgebied van zeker 34 km2.

Want net zoals op het Vogeleiland werd ook in 2011 in het Roggebotzand geen ei geproduceerd noch gebroed op het gebouwde nest. Waarom is niet duidelijk, zijn de vogels nog niet volwassen genoeg of  is het prooiaanbod in het voorjaar niet voldoende ?

De vogels worden ook in de zomer en herfst nog bij het nest gezien.

Zeearend vliegend richting bos

 

 

 

 

 

 

Het paar: links ; vrouw, rechts;  man

Door het aflezen van de ringen door Cor Fikkert wisten we dat het paar samengesteld is uit een vogel die op het nest geringd is in 2006 in Noord Duitsland en een andere vogel geboren in het jaar 2007. Het vrouwtje is dan dus 4 jaar oud en dat is nog steeds een subadulte vogel aangezien zeearende pas op hun 5 jaar volwassen zijn.

Wisseling van de wacht

Recente berichten geven aan dat er een wisseling van de wacht is opgetreden. Via de ringaflezing van Cor Fikkert lijkt de man nu steeds op te trekken met een 4-jarig vrouwtje afkomstig uit de Oostvaardersplassen.(2007)

Inventarisaties en waarnemingen winter 2010-2011

De maandelijkse inventarisaties op de eerste zaterdag in de wintermaanden van 2010-2011 zijn onder wisselende omstandigheden uitgevoerd. In december was het volop winter met een ijslaag op de randmeren. Begin januari was de vorstperiode voorbij maar lag er nog veel ijs. In februari en maart was het zacht weer. Tijdens de inventarisaties werden veelal 1 of 2 vogels gezien in het oostelijke Ketelmeer vooral vanaf  de vogelkijktoren op het Rechterveld. In maart was een vogel tegen zonsondergang vliegend naar het nest in Roggebotzand te zien.

Naast de  inventarisaties werden ook waarnemingen via internet doorgegeven door vele vogelaars zodat we een goed beeld kregen. Samen met het vaste koppel waren er regelmatig nog 1 of 2 juveniele subadulte vogels aanwezig.  Op 24 januari zagen Anton Wielink en Bert Schuldink maar liefst 4 vogels tegelijk in het Vossemeer noord oost. Duidelijk is de concentratie van waarnemingen rondom het Vossemeer en oostelijk Ketelmeer. In de zomer was een van de vogels van het paar ook vaak vergezeld van een andere 3e of 4e jaars vogel.

 

 

 

 

 

Zeearenden in Nederland in 2011

Het opvallende van het toenemende aantal waarnemingen van zeearenden in de IJsseldelta is dat deze niet op zichzelf lijken te staan. In het voorjaar en de zomer van 2011 bleken er 4 paren zeearenden actief te zijn in Nederland.

Naast het bekende paar in de Oostvaardersplassen en het paar in de IJsselmonding waren er ook nog paren in het Lauwersmeer en in de Biesbosch. Het ervaren paar in de Oostvaardersplassen bracht weer twee  jongen groot en het paar in het Lauwersmeer één jong.

De verwachtingen:

Het inmiddels volwassen paar is in de IJsselmonding gebleven. Het aantal waarneming stijgt nog steeds. Er komen meer juveniele en subadulte vogels bij die in Nederland en Noord Duitsland van het nest gevlogen zijn. Het kan bijna niet anders of er komt een broedgeval van de zeearend in deze omgeving.

Het is maar te hopen dat de vogels een veilige en goede plek daarvoor kiezen want er zijn zeker bedreigingen aanwezig  in de vorm van menselijke verstoring. Ook de plannen om hoge wind turbines bij de Zuiderzeehaven te plaatsen zijn verontrustend. Hemelsbreed op 3,6  km van het huidige nest. Bekend is dat zeearenden in botsing kunnen  komen met de wieken en dat dan niet overleven.

Het grootbrengen van een jonge zeearend zal een teken van een gezond en schoon leefmilieu zijn, waar ook voldoende rustige plekken aanwezig zijn.

 De vogelwerkgroep hoopt de verdere ontwikkelingen op de voet te kunnen volgen door middel van maandelijkse inventarisaties en door andere waarnemingen.

 Henk de Vos

Met dank aan Cor Fikkert voor de toestemming voor het gebruik van de foto’s.

Vogelexcursie Friesland 12-11-2011 Op zoek naar de kleine rietgans

Zaterdagmorgen 12 nov. 2011 vertrokken 7 Kampenaren en een Zwollenaar om half 8 uit Kampen. De reis ging eerst naar het centrum van Workum om broer Bertus van Wim Baer op te pikken, die ook graag met ons mee wilde. Onderweg bleek de Zwollenaar in de zestiger jaren evenals ik lid van de Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie te zijn geweest.

Al pratende bleken Sytse Tjallingii en ik een flink aantal gezamenlijke bekenden te hebben uit die tijd. Omdat hij onderweg prachtige foto’s maakte en bereid was ze ter beschikking van dit verslag te stellen, kan men zien wat wij onderweg zoal zagen.

Eerst gingen we naar de zuidkant van de Workumerwaard ter hoogte van camping It Soal. Ondertussen was het mooi licht geworden en hadden we de zon in de rug, waardoor we de vele vogels, die op de keileemkliffen in het water stonden, goed konden zien. De ganzen overnachten op het water, omdat ze dat veiliger vinden. Bij zonsopkomst vertrekken ze in groepen naar de fourageergebieden. We zagen er grauwe, kol- en heel veel brandganzen. Op het water lagen ook tientallen kleine zwanen en veel eendensoorten, zoals pijlstaarten, slobeenden, wintertalingen, smienten, brilduikers en bergeenden. Tussen de kieviten op de platen trippelden een groepje bonte strandlopertjes. En her en der stonden of vlogen kok-, storm-, zilver- en grote mantelmeeuwen. Vlakbij in een bosje streek een koperwiek neer. Gerda Fijnebuik was er verrukt van. Heel goed was de koperkleur voor en onder de vleugel te zien. Even verderop zagen we kramsvogels met wit onder de vleugels en met hun tjak-tjak-roep. Op een paaltje in de Workumerwaard ontwaardeHenk de Voseen jonge slechtvalk. Net toen we naar de auto’s wilden lopen, hoordeWim Baeren zag Henk Kroeze een paar veldleeuweriken overkomen.

Onderweg naar de noordkant van de Workumerwaard zagen we spreeuwen, graspiepers en zwarte kraaien. In de weilanden waren ook een paar wilsterflappers actief. Zij proberen goudplevieren onder hun slagnetten te krijgen. Vroeger was dat voor de Friese arbeiders een bijverdienste, want ze werden voor goed geld aan de rijken verkocht. Tegenwoordig worden ze nog op de ouderwetse manier gevangen om ze te ringen. Een eindje verderop probeerden een aantal jagers een haas te verschalken. Aan het eind van de weg bestegen wij de uitkijktoren. Tussen de kieviten en wulpen stonden honderden goudplevieren, die af en toe opvlogen en hun melancholisch roepje lieten horen. In de brede sloot met veel wilde eenden ontdekte Johan Pompert een paar dodaarsjes. Langs de waterkant stonden blauwe en grote zilverreigers te vissen. Op een grote paal speurde een buizerd het gebied af. Op de terugweg naar Workum werd onze aandacht getrokken door een biddende torenvalk en nog een jonge slechtvalk.

Daarna gingen we richting Aldegea (Oudega) op zoek naar de kleine rietgans. We troffen het, want al voor Blauhus (Blauwhuis) zagen we honderden in de weilanden staan. Omdat de zon hen zo goed bescheen, kwam de blauwgrijs berijpte kleur van de bovenste vleugeldekveren heel mooi uit. Ellen van Knippenberg was er lyrisch over. Ook het donkere kopje met een roze vlekje op de snavel vond ze prachtig. Omdat het gras nog zo hoog was, waren de roze poten niet zo heel goed te zien en kwam de Engelse naam pinkfoot niet zo goed uit. Met wat geduld kregen we de mooie, roze poten toch wel te zien. Deze kleine rietganzenpopulatie broedt op Spitsbergen (in 40 jaar van 10- tot 50-duizend gegroeid). Via Noorwegen en Denemarken komen ze in ZW-Friesland een paar weken fourageren, om dan door te trekken naar Zeeuws- en Belgisch Vlaanderen. Na in deze omgeving nog een paar groepen kleine rietganzen bekeken te hebben, gingen we richting de Afsluitdijk.

Aan de waddenkant van Kornwerderzand troffen we enkele tientallen toppereenden aan. Dit waren er maar weinig in vergelijking met wat we later op de middag bij Laaksum aan de kust van het IJsselmeer aantroffen. In de verte lagen in een lange, brede streep duizenden toppers. Verder lagen er op de Waddenzee nog wat futen en een enkele middelste zaagbek. Aalscholvers zaten in de buitenhaven op dukdalven te drogen. In een klein bosje op de dijk lieten een heggemus en een roodborst om de beurt hun riedeltje horen. Een winterkoninkje wipte ertussen door.

Aan de zuidkant van Kornwerderzand troffen we in de boompjes dit jaar niet, zoals vorig jaar de noordeuropese witkopstaartmees aan. Wel zaten er groenlingen en koperwieken. Wat verderop in een bosrandje stonden we zo’n beetje oog in oog met goudhaantjes, die ongestoord doorgingen met fourageren. Voorts zaten er veel trekkende merels en koperwieken.

Voor de terugweg gingen we weer richting Friese IJsselmeerkust. Tussen de Afsluitdijk en de Makkumer Noordwaard lagen grote aantallen kleine zwanen. Op de droge platen stonden veel wulpen en scharrelden er ook nog een paar grutto’s tussen. Verder fourageerden er grote groepen bonte strandlopers.

Bij de kust gingen we nog even aan bij de observatiehut bij Piaam. Rond de boerderij bij de P vlogen een paar Turkse tortels en een holenduif. Bij de hut stond het water heel laag. Daarom zaten de diverse eenden, ganzen en zwanen ver weg. Op de plaat stond nog wel een grote groep goed te onderscheiden scholeksters en wulpen. Op een plasje aan de noordkant van de hut liepen  een paar witgatjes te pikken. Op het pad door de rietvelden troffen we nog wat pimpel- en koolmezen en een rietgors. En in verte vloog een vrouwtje blauwe kiekendief voorbij. Toen aanvaardden we de terugreis en hadden op deze excursie ± 60 vogelsoorten gezien. In Friesland werden we uitgeleide gedaan door weilanden vol duizenden grauwe, kol- en brandganzen.

Om half 6 kwamen we weer voldaan in Kampen aan.

Tekst: Fibo Nannen

Foto’s: Sytse Tjallingii en Bertus Baer

 

 

Vogelexcursie Bargerveen 26 juni 2011

Het Bargerveen is een natuurgebied, dat van oudsher een aantrekkingskracht op vogelend Nederland uitoefent. Het gebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap. Heidevelden, hoogveenplassen, ontstaan door de turfwinning, moerassen en bossen zorgen voor diverse biotopen met de daarbij behorende vogelpopulatie. Voor enkele soorten, in het bijzonder de grauwe klauwier en de geoorde fuut is het gebied van levensbelang voor de Nederlandse populatie, maar ook een aantal andere soorten die elders vrij schaars zijn komen hier meer voor en de kans ze in de kijker te krijgen is dus reëel.

Het gezelschap bestond dit keer uit 12 personen, waaronder een drietal “nieuwelingen”. Het weer was redelijk en de verwachtingen hoog. Nadat we met elkaar (hernieuwd) kennis hadden gemaakt konden we vertrekken. Toen stonden de eerste soorten al op de daglijst: merel, kokmeeuw, zwarte kraai en tjiftjaf. Om kwart voor negen bereikten we het Bargerveen en dat was voor enkelen de gelegenheid om de thermoskan met koffie aan te spreken. Op dat moment liet de kwartel zich op korte afstand horen en ook de eerste zangertjes werden genoteerd.

Het eerst deel van de wandeling gaat door een hoogveenmoeras: rietgors en grasmus waren volop aanwezig. Meer aandacht kreeg het mannetje van de blauwborst die zich dichtbij liet zien en horen.

Ondertussen hadden de plantenkenners onder ons al de rondbladige zonnedauw ontdekt en even verderop een weitje met gevlekte rietorchis, welriekende nachtorchis en vingerhoedskruid. Na het moerasgebied volgen wij het pad langs een vrij grote schapenweide aan de ene kant en een moerasbos aan de andere zijde. Al spoedig wordt de eerste klauwier opgespoord: een paartje is druk bezig met de jacht. Waarschijnlijk bevindt zich een nest met jongen in de buurt. Op de draadafzetting van de weide is de roodborsttapuit en gekraagde roodstaart altijd aanwezig. Ook de grauwe vliegenvanger is druk aan het foerageren en een wielewaal laat zijn welluidende zang even vanuit het bos horen. Tussen de schapen foerageert een viertal grote lijsters en de boompiepers zijn alom te horen.

Om alle indrukken te verwerken werd er een koffie- en broodpauze ingelast. De lijst werd bijgewerkt en tijdens het oponthoud aangevuld met veldleeuwerik, koekoek en geelgors. De lucht begon een beetje dreigend karakter te krijgen; er vielen een paar druppels maar de bui zette niet door. Gelukkig maar want het gebied dat gingen verkennen is een uitgestrekt plassengebied met geen mogelijkheid om te schuilen, zelfs geen dikke boom. Het is een gebied waar een grote kokmeeuwenkolonie bezit van heeft genomen. Op het pad vinden we veel gepredeerde eieren. Veel vogels zijn druk in de weer de jongen groot te brengen maar een flink aantal zit nog te broeden. Dit is het gebied waar een vogel leeft die het Bargerveen ook beroemd heeft gemaakt: de geoorde fuut. Deze soort broedt vooral in de meeuwenkolonie en maakt op die manier gebruik van de bescherming die de meeuwen bieden. Hoewel dit keer niet veel vogels gezien werden konden we wel van enkele paartjes genieten.

De zon liet zich hier zo af en toe zien en dan werd het aangenaam wandelweer. Libellen waren in grote aantallen aanwezig en dat was de omstandigheid om nog een Bargerveen-soort  bij uitstek te spotten: de boomvalk. Ook die kregen wij te zien, één keer zelfs op korte afstand.

Het laatste stuk naar de parkeerplaats gaat door het moerasbos dat we in het begin voorbij gelopen zijn. Het is een wonderlijke bossage met alle bekende loofzangertjes en mezen. Maar ook een paddestoelenbos. Op de geur (stank) afgaande vinden we o.a. de grote stinkzwam. Bij een verlaten boerderijtje in dit bosje is een grauwe vliegenvanger druk doende zijn jongen te voeren. Het nest waar de eieren uitgebroed zijn wordt bekeken. En om de tocht helemaal af te sluiten zoals het hoort laat aan   de rand van het bos nog een paartje van de grauwe klauwier zich zien. Dat niet alleen. Ook een paar wielewaal-mannen is druk aan het foerageren boven de heide.

We zijn bijna bij de parkeerplaats. Daar is een aantal jaren een grote plas aangelegd waar nu veel ganzen op rusten. Boven het water zijn veel gierzwaluwen, en boeren-, oever- en huiszwaluwen aan het foerageren.

We zijn weer bij de auto’s. De laatste koffie wordt opgedronken, het laatste sneetje brood verorberd. Er wordt nog even nagepraat. Het weer heeft zich prima gehouden. Praktisch geen druppel regen gevallen. En, ook belangrijk: alle soorten die het Bargerveen tot zo’n mooi vogelgebied maken staan genoteerd; 77 kruisjes staan er op de daglijst. Een goede reden om nog eens terug te komen

Anton Wielink

Nachtegalenexcursie van de vogelwerkgroep op 13 mei 2011

In het midden van de vorige eeuw gingen de inwoners van Kampen op voorjaarsavonden naar de tuin van de Buitenwacht om naar de mooie zang van de nachtegaal te luisteren, zoals mijn vader mij vertelde. Het moet dus wel mooi zijn dacht ik als kleine jongen. In de Buitenwachttuin zullen we in 2011 vast geen nachtegaal meer horen. Maar langs het fietspad langs het Drontermeer tussen Roggebotsluis en Elburg kunnen we gelukkig nog gemakkelijk van de zang genieten.

Op 13 mei j.l gingen we met 10 deelnemers op de fiets in deze richting. Op de heenreis waren we blijkbaar nog wat vroeg, de nachtegalen zongen wel maar het was nog wat aarzelend. De andere zangvogels overstemden de zang. Maar dat was niet erg want nu konden we volop genieten van de zang van de koekoek, tuinfluiter, zwartkop, braamsluiper, vink. We zagen ook tientallen knobbelzwanen op het meer. Vooral het zien van de koekoek was best bijzonder, meestal hoor je deze vogel alleen. Van tijd tot tijd hoorden we van de koekoek ook het geluid dat herinnerd aan het hinniken van een paard.. Veel deelnemers kenden dit geluid niet.

Op ons verste punt ter hoogte van het Abberteiland hoorden we de grote karekiet en de snor zingen. De grote karekiet is inmiddels in Nederland zeldzaam geworden en de randmeren, het ketel en zwarte meer zijn de laatste bolwerken.

Op de terugreis was het inmiddels wat stiller geworden met autoverkeer en ook de meeste vogels hielden zich nu stil. Nu kwam de zang van de nachtegalen pas volop tot zijn recht en konden we van vlakbij genieten van de bijzondere zang:, luid, afwisselend vol galmende en smakkende tonen zoals het in de vogelboeken wordt beschreven.  Misschien is het niet de mooiste zang van onze vogels maar zeker wel het meest bijzondere van deze eigenlijk wel wat saai uitziende vogel.

Bij de verkiezing van de mooiste vogelzang door het programma ‘Vroege Vogels”eindigde de nachtegaal in 2010 op de tweede plaats na de merel maar voor de zanglijster, roodborst, winterkoning, tuinfluiter en bosuil.

2010   Naam Aantal stemmen
1.   Merel 4190  
2.   Nachtegaal 3331  
3.   Zanglijster 2548  
4.   Roodborst 2545  
5.   Winterkoning 2539  
6.   Tuinfluiter 2339  
7.   Bosuil 2108  
8.   Veldleeuwerik 2089  
9.   Koolmees 1918  
10.   Putter 1769  
11.   Grote lijster 1697  

 

Bij terugkomst in Kampen, het was inmiddels al 22:00 uur geworden, konden we terugzien op een bijzondere natuurervaring.

Verslag: Henk de Vos

Foto’s: internet

Vogelexcursie Arkenheem-Veluwemeer 16 april 2011

Om een goed beeld te krijgen hoe een perfect weidevogelgebied er uit ziet, bracht de vogelwerkgroep op 16 april een bezoek aan de polder Arkenheem tussen Nijkerk en het Nuldernauw. Deze polder wordt speciaal beheerd om er een goede weidevogelbroedplaats te creëren.

Terwijl in de Mastenbroekerpolder en de weidegebieden westelijk van Kampen dit broedseizoen door de grote droogte niet goed dreigt te verlopen, speciaal de grutto’s zijn niet eens begonnen met broeden, zagen we hier overal baltsende en alarmerende grutto’s, tureluurs en kieviten. De waterstand is zo hoog dat het voedselzoeken hier geen probleem is.

De polder Arkemheen is één van de oudste polders van Nederland, hij is gelegen nabij Nijkerk. De polder ontstond nadat op 28 maart 1356 Hertog Reinoud III van Gelre het recht verleende om het gebied te bedijken. De polder is vooral bijzonder omdat er nooit een ruilverkaveling is geweest. De oorspronkelijke verkavelingstructuur is nog aanwezig met de bochtige sloten die ontstaan zijn als slenken van de getijdestromen van de Zuiderzee. Aan de landzijde van de voormalige zeedijken liggen kolken en rietmoerassen, ontstaan door dijkdoorbraken. De laatste dijkdoorbraak was in 1916.

In de polder zijn bijzondere vogels te zien, bijvoorbeeld de roerdomp en de grote zilverreiger.

De polder Arkemheen is onderdeel van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland. Onder de naam Arkemheen is een beschermd Natura 2000-gebied aangewezen. Aan de rand van de polder ligt een stoomgemaal.

Al direct bij aankomst van de groep zagen we dat veel vogelaars waaronder ook buitenlandse hier weidevogels komen observeren. Her en der stonden telescopen opgesteld en niet voor niets want de grutto’s zijn overal te zien, zittend op weidepalen en luid roepend boven de weilanden, een prachtig beeld dat herinneringen oproept aan de momenten van enkele tientallen jaren geleden.

Nabij het Stoomgemaal konden we zowel de polder als het Nuldernauw, met diverse eendensoorten, overzien, met daarlangs een rietkraag met rietzanger, gele kwikstaart en rietgors.

Strandgaperbeek

Vervolgens gingen we verder onder leiding van Oscar de Pauw richting Harderwijk om een recent ontwikkeld natuurgebied in Flevoland te bezoeken nl. de Standgaperbeek.Sinds 2010 ligt hier aan de monding van de gegraven beek aan de rand van de Kievitslanden een plas. Vooral een eiland hierin trekt veel vogels aan om er te broeden.We zagen visdiefjes, kluten, bontbekplevieren maar ook zwarte ruiter, groenpootruiter en grote zilverreiger. Verder was in het riet de sprinkhaanzanger en blauwborst te horen. Een mooi voorbeeld hoe snel de vogels een nieuw ontwikkeld gebied weten te vinden.

Veluwemeer nabij Elburg

Bij het Veluwemeer vlakbij de brug naar Elburg hadden we een goed overzicht over het brede gedeelte van dit randmeer.

Aan de overkant konden we met behulp van de telescopen de groep in het water staande flamingo’s (30) bekijken. Deze groep bestaat uit Chileense flamingo’s, kleine flamingo’s en Europese flamingo’s.

Het zijn grotendeels nakomelingen van ontsnapte vogels die zich al jaren voortplanten in het Zwilbrocker Venn juist over de grens bij Groenlo. Tot de vaste punten op hun omzwervingen behoort het Veluwemeer bij Elburg. Een bijzonder gezicht. Ik zag hier meer flamingo’s bij elkaar dan tijdens mijn recente vakantie in de Algarve in Portugal, een streek waar je deze vogels meer verwacht.

Ook konden  we hier groepen dwergmeeuwen zien. Deze mooie kleine meeuw  met zwarte ondervleugels vist net als een stern en komt maar enkele weken per jaar hier voor. Het is de moeite van het leren kennen van deze soort echt waard.

Aan het eind van de ochtend gingen we weer op terugtocht naar Kampen. Al met al een geslaagde excursie die ons 55 vogelsoorten te zien gaf.

Verslag: Henk de Vos

Foto’s: internet

Verslag bosuilenexcursie (25-2-2011)

Die uilen moeten gek opgekeken hebben van de grote groep mensen  die op vrijdagavond 25 februari gewapend met (helaas veel) zaklantaarns neerstreek op de parkeerplaats bij het voormalig landgoed Daendels, een mooi stukje bos in de omgeving van Heerde.

Er was toestemming van de boswachter om in het donker het gebied te betreden. Onder begeleiding van Henk de Vos begonnen wij deze heerlijke pre-voorjaarsavond aan onze luistertocht. Henk bootste het geluid van de vogel na op een fluitje in de hoop dat een bosuil zou antwoorden. Na lange tijd onze oren gespitst te hebben, hoorden we heel ver weg, richting Hattem de bijzondere roep van 2 verschillende vogels, leek het wel. Even later nog een keer, maar daar bleef het helaas bij, dat wil zeggen ….

Toen de meeste auto’s al weer weggereden waren en wij nog even achterbleven op de parkeerplaats klonk daar plotseling, schuin boven onze hoofden toch nog hét geluid!

Het klonk als “lekker puh”.

Met dank aan Reini en Hans voor het meerijden,

Heleen