Plantenwerkgroep, excursie naar Fochteloërveen 19-9-2015
Bitter en Zoet
Bitter was de regen toen we vertrokken,
zoet de zon toen we aankwamen.
Bitter waren de muggen,
zoet de bramencake.
Bitter het leven voor de (Noorse) gevangenen, opgesloten in Veenhuizen in de in bedrijf zijnde gevangenissen,
zoet het cultureel erfgoed van Veenhuizen dat zo mooi gerestaureerd is.
Bitter het enige wandelpad in het Fochteloërveen, dat zo zompig was, dat het water zelfs met laarzen aan, nog te hoog kwam,
zoet het prachtige uitzicht bij ondergaande zon vanuit de uitzichttoren.
We vertrokken dus op zaterdag de 19e in de stromende regen vanuit Kampen, maar naarmate we noordelijker kwamen werd het steeds lichter en toen we aankwamen in Veenhuizen scheen de zon! Daar deden we ons eerst te goed aan koffie met bramencake bij Hotel Restaurant Bitter en Zoet. Veenhuizen vormde oorspronkelijk een veen-ontginningsdorp dat reeds wordt genoemd in 1381 als Veenhuysen. In 1823 veranderde het aanzien van het dorp volledig toen er drie grote gestichten voor bedelaars, landlopers en wezen werden gebouwd. De Maatschappij van Weldadigheid wilde de armen door middel van arbeid op het land en in de venen ontwikkelen. Veenhuizen is dus gebouwd met stichtelijke bedoelingen. De namen van de gebouwen getuigen hier nu nog van, zoals Bitter en Zoet.
Na de koffie parkeerden we de auto aan de noordkant van het Fochteloërveen bij een kantoor van Staatsbosbeheer. Aan deze noordkant is een bosstrook met rabattenbos (smalle stroken bos, gescheiden door greppels): het Bankenbosch. De eerste verrassing was dat dit een uitstekend varenbos is, waarvoor SBB een informatiepaneel heeft geplaatst met de belangrijkste varens die er te vinden zijn. We zagen ze niet allemaal, maar wel bijna, met als toppers Smalle beukvaren, Koningsvaren en Dubbelloof.
Ook boeiend aan dit bos, zijn de vele verschillende soorten naaldbomen, zoals de Reuzenzilverspar, Hemlockspar en Sitkaspar.
We hadden al heel wat gezien voor we aankwamen bij het Fochteloërveen. De lunch kostte ons niet veel tijd, want de muggen aten (van ons) mee, en in beweging heb je er net iets minder last van.
In de woorden van Ellen: ‘Ook hebben we die dag bijzonder veel deelnemers aan de excursie gehad. Ze waren echter de hele tijd nadrukkelijk aanwezig en maakte constant prikkende opmerkingen. Steeds de neiging om ze van me af te slaan. De volgende excursie gaan we ze weigeren.’
Het Fochteloërveen is een van de weinige hoogveengebieden in Nederland, in beheer bij Natuurmonumenten. In Europees perspectief zijn de laagvenen zeldzamer, maar binnen Nederland is dat dus precies andersom.
Het is een uitgestrekt gebied op de grens van Friesland en Drenthe. Aan de west- en zuidzijde is het gebied de laatste jaren flink uitgebreid, waardoor het water nu minder uit het gebied kan wegstromen dan voorheen. Door de verhoogde waterstand kan het veen er weer beter groeien. Nu zijn de compartimenten met dijkjes en sluisjes voor het regelen van die waterstand nog goed te zien. Op den duur moet dat allemaal aan elkaar gaan groeien.
Wat ik een beetje jammer vind aan de toegankelijkheid van het gebied is dat er maar 1 fietspad dwars door heen loopt, met een klein zijpaadje voor wandelaars naar een soort vlot, en een wat langer zijpad, wat dus te zompig was voor ons, om helemaal uit te lopen. Fietsers en voetgangers zijn tot elkaar veroordeeld, wat meestal goed gaat, op één slecht gehumeurde fietser na. Hoewel: misschien had hij zich goed ingeleefd in de legenden van de streek gezien zijn opmerking: ‘kun je niet aan de kant gaan, trol’.
Het gesprek kwam natuurlijk ook op biodiversiteit. Zowel het eerdere bos, als dit hoogveen zijn arme gebieden, uit oogpunt van soortenrijkdom, maar rijk uit oogpunt van enkele elders in Nederland weinig voorkomende soorten. Een grote biodiversiteit is dus niet zomaar een pluspunt. Veel heide dus (vooral Struikheide en Dopheide), bijbehorende bessen (Veenbes, maar ook Cranberry en Trosbosbes die prachtig aan het verkleuren was). Veenpluis, ook mooi aan het verkleuren, en Eénarig wollegras. En de meer bijzondere waarnemingen: langs één van de poeltjes Witte snavelbies, Rossig fonteinkruid in een sloot en langs het fietspad, Scherpe fijnstraal.
Mooi waren ook de tijgerspinnen die hun herfstwebben tussen de heide aan het weven waren.
We besloten dat het te ver was om het veen helemaal te doorkruisen naar de uitzichttoren, dus reden we met de auto om en dan merk je pas hoe groot dit natuurgebied inmiddels is. Vanaf de andere kant weer een kleine boswandeling tot die mooi vormgegeven toren, vanwaar we een prachtig uitzicht hadden in het avondlicht. Helaas zonder kraanvogels of slangenarend.
Inmiddels was het al tegen achten, zodat het even zoeken was naar een restaurant met een keuken die nog open was. Dat vonden we bij Dieverbrug waar we deze afsluiting van het seizoen van de plantenwerkgroep vierden met een voor-elk-wat-wils wok-maaltijd.
We gaan het programma voor volgend jaar nog samenstellen, maar ik kan me er nu alweer op verheugen!
En de statistieken: ondanks de beperkte biodiversiteit kwamen we op 197 verschillende soorten verspreid over 6 telhokken.
Tekst: Toos Lodder
Foto’s: Heleen Strikkers
Klik op een foto om deze te vergroten en linksboven op pijl terug om terug te gaan naar de tekst.