Plantenwerkgroep: verslag excursie naar het Keteleiland/Industrieterrein Kampen 17-06-2015

Het lag in de planning om ’s avonds met de boten van Anton Sollie en Wim Baer richting het Keteleiland te varen en daar aan land te gaan. De nodige voorbereidingen waren door de heren al getroffen, echter aan het weer valt niets voor te bereiden.  Regen en harde wind werd er voorspeld.

Op het allerlaatste moment is de knoop doorgehakt en is  besloten niet te gaan varen.

Het ging die avond dus een beetje anders dan we van tevoren hadden bedacht, maar het is toch een leuke excursie geworden. En achteraf gezien was het annuleren van de vaartocht heel verstandig, aangezien de excursie zo tegen half tien behoorlijk nat eindigde. Maar toen hadden we wel al een heleboel gezien.

We hebben stukken van het industrieterrein Haatland bekeken. Startend op de Loswal, een lange brede kade langs de IJssel. De aanwezigheid van muurpeper, vogelmuur, gewone zandmuur en liggend vetmuur verbaast ons niet bij al die stenen, maar duinriet lijkt ’n beetje verdwaald.Coolpix 031

Langs de kade ligt de baggerboot die over 2 dagen start met het uitdiepen van het zomerbed van de IJssel. Op de kade zien we een ijverige bij tussen de stenen een gaatje uitdiepen. Bij thuiskomst ontdekt Heleen dat wij een pluimvoetbij hebben gezien. Bijzondere waarneming. Pluimvoetbij 02

We lopen kade afwaarts richting de Werfweg, met links mc Hells Angels (met gewoon langbaardgras) en rechts de Gemeentewerf Kampen.  De Werfweg heeft prachtige bloemrijke bermen vol vogelwikke, rode klaver, zachte ooievaarsbek, margriet, glad walstro, pastinaak, kraailook, smalle wikke, veldlathyrus, veldereprijs en  slibbladige ooievaarsbek. Het is altijd weer verrassend om te zien hoe de natuur perfecte kleurencomposities maakt. We zijn ook erg verguld met de vondst van goudhaver.Coolpix 036 Coolpix 040

Vervolgens rechtsaf de Industrieweg op richting Broshuis. We speuren langs stoepranden, muren en kleine stroken beplanting. Pand 13 ziet er verlaten uit. Het gaf ook deze ondernemer dus weinig geluk. Alhoewel er glanshaver op de oprit groeit, vinden we achter het pand bleekgele droogbloem.

Op een kale parkeerplek ontdekken we in de kleine openingen tussen de stelconplaten donkere vetmuur, perzikkruid, hopklaver en nog meer dappere plantjes. Het terreintje ontlokt aan Rudger de volgende uitspraak : ‘Je mag als natuur toch blij zijn dat je zo’n randje mag vullen en dan nog zoveel variatie aanbrengen!’

Tegen de drang tot voortbestaan is inderdaad geen kruid opgewassen: koninginnenkruid, Jacobs kruiskruid, klein kruiskruid, perzikkruid, muskuskaasjeskruid, kleverig kruiskruid, vijfvingerkruid, echt bitterkruid en bezemkruiskruid, ze kruisen deze avond, op de meest kale plekjes ons pad.

Het bezemkruiskruid is trouwens in de jaren ’60 pas ontdekt in Nederland. Het is een nieuwkomer uit Zuid-Afrika. Volgens Wikipedia is uit het verspreidingspatroon in Nederland wel duidelijk op te maken dat de zaden zich via het spoor verspreid hebben. Waar het Kamper treintje al niet goed voor is.

We vinden ook heelblaadjes (pulicaria dysenterica).  Deze plant, ook wel vlooienkruid genoemd, was de schrik voor vlooien. Vroeger werd de plant gebruikt tegen dysenterie, vandaar de soortaanduiding dysenterica. De plant heelblaadjes werd niet direct gebruikt tegen dysenterie maar tegen het insekt (de kleerluis), die deze ziekte overbrengt.

We lopen richting de IJssel, waar een buitendijks terreintje, dat we als vrij soortenrijk kenden inmiddels blijkt te zijn geasfalteerd 🙁  en voorzien van een stevig hekwerk. Niels oppert het plan om onder het hekwerk door te kruipen, maar gezien de vrije hoogte van 30-40 cm en het feit dat limbo dansen niet ons sterkste punt is, lopen we toch maar door naar Broshuis.  Broshuis, een fabrikant van opleggers, begeeft zich met succes op de internationale markt. Canadese kornoelje, engels raaigras, hongaarse raket, zeegroene rus en spaanse aak voelen zich er wel bij.

Naast en in de keurig gemaaide berm steekt toch nog van alles de kop op : hertshoornweegbree, schapenzuring, madeliefje, rode schijnspurrie, gewone hennepnetel, korrelganzevoet, kleine leeuwentand en stinkende gouwe.

We steken de weg over om bij de sloot langs het KWC terrein te speuren: gewone lelijkste melkdistel, volgens “Helenium”, blaartrekkende boterbloem, kluwenzuring, late guldenroede, hoogbejaard fluitenkruid…. En we turen ook iets hoger dan 10 cm van de grond: gewone esdoorn, gewone flier, es, en zwarte els.

Linksaf de Haatlanderdijk op. Rechts een mooie berm met hopklaver, goudgele honingklaver en liggende klaver, in eerste instantie geen klavertje vier, maar verderop staat nog rode en witte klaver.

Fijne druppeltjes regen gaan over in een stevige bui. Noteren van de plantennamen lukt alleen Niels nog. Als toetje krijgen we nog zwarte bes en oosterse karmozijn bes. Dan besluiten we via de Reigerweg / Industrieweg/Loswalweg weer naar de jachthaven de Riette terug te keren. We hebben in twee kilometerhokken waarnemingen gedaan, namelijk 189/508 (deels bekeken)en 189/509 (helemaal) . Dat leverde al met al 118 soorten en 139 soorten op. Een geslaagde avond !

Anton en Wim bedankt voor jullie aanbod om ons naar het Keteleiland te varen. Het Keteleiland laten we nog even op ons verlanglijstje staan.

 

 

 

Plantenwerkgroep: Excursie Kennemerduinen, zaterdag 6 juni 2015

collage Gonny

Nationaal park Zuid-Kennemerland oftewel de Kennemerduinen is een prachtige duingebied tussen IJmuiden in het noorden en Zandvoort en Haarlem/ Santpoort in het zuiden. Een heel bijzonder landschap met een kilometers breed duingebied. Deze duinen horen tot de van oorsprong kalkrijke duinen, dit gebied is immers mede ontstaan door de invloed van (kalkrijke) afzettingen van de (nu Oude) Rijn. En dat zie je ook in de vegetatie terug. Er zijn duingraslanden en duinheiden, plasjes en de zeereep. In al deze habitats vind je soorten die je buiten de duinen niet (snel) zult vinden. De flora is er gevarieerder dan in de kalkarmere duingebieden.

“Pappa, wat zijn die mensen aan het doen?”

“Klavertjes vier aan het zoeken”.

Het genoemde plantje hebben we niet gevonden maar wel het geluk van een stralende dag. Veel, vaak jonge gezinnen maken van de gelegenheid gebruik om hun vertier te zoeken bij de recreatieplas of in de duinen. Wij zijn rond 10.30 uur bij bezoekerscentrum De Kennemerduinen op traditionele wijze begonnen met ons kopje koffie/thee ‘met’ op het terras van het informatiecentrum waarna wij speurend onze tocht van ca 4 km aanvangen richting zee. De wandeling zal meer uren in beslag nemen en ondertussen genieten we volop van de dingen die wij onderweg tegenkomen.

ws Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 001   ws Heleen, foto Niels werkgroep in actie 2, foto Gonny Sleurink ws Gonny in actie, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 009

Langs het pad richting recreatieplas ‘t Wed staat onder andere zachte dravik, ijle dravik (mooi bij elkaar), veldbeemdgras (kegelvormige bloeiwijze, korte tong), ruw beemdgras (lange tong), schaduwgras, gestreepte witbol, kweek, hennepnetel, brandnetel, look zonder look, witte dovenetel, klimopereprijs, nagelkruid, Geum urbanum, familie van de roos, doornappel, zwaluwtong, hondsdraf, kleefkruid (grmmm), winterpostelein, drienerfmuur, varkensgras wat geen gras is maar een lid van de duizendknoopfamilie, zenegroen, bosaardbei, lelietje van dalen, gewone ereprijs, herderstasje, Jacobs kruiskruid, zandzegge, ruige scheefkelk (hoort bij kalkrijke duinen – rode lijstsoort), robertskruid, geel walstro, vlasbekje, akkerhoornbloem en verschillende soorten ruwbladigen. Bomen en heesters: hondsroos, hop, kruisbes, sneeuwbes, braam, wegedoorn, liguster, gewone vogelkers (Prunus padus), veldesdoorn, zomereik.

We vinden duinpiepers onder een boom: ws Duinpiepers, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 015

Een braamsluiper laat zijn mitrailleur-geluidje horen.

En we doen even een test of we de gevonden ruwbladigen goed hebben onthouden:

ws Ossentong, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 014Ossentong (Anchussa officinalis): paarsblauw, medium ruw blad, lancetvormig

ws Kromhals Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 004Kromhals (Anchusa arvensis): lichtblauw klein bloempje met krom halsje, stevig behaarde lancetvormige bladen.

ws Hondstong, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 005Hondstong (Cynoglossum officinale): roze paars bloempje, breder, minst ruwe blad, met duidelijke nerven

ws Slangenkruid, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 011Slangenkruid (Echium vulgare): langgerekte aar met roze/paarse knoppen en blauwe bloemen met meeldraden en stijl die ver buiten de bloem steekt.

Op Niels na, tuurlijk allemaal gezakt. Het valt niet mee!

ws uitzicht over 't Wed Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 021

Aan de oever van de plas horen en zien we de rugstreeppad. Er groeit koninginnenkruid, klein kruiskruid, reigersbek, een ondersoort van de dravik: de duindravik, Bromus (wat voedsel betekent) thominei, duinviooltje, zandhoornbloem, grauwe wilg, watermunt, kleine leeuwentand, duinrus (met duidelijk voelbare kamertjes in de stengel), wolfspoot, waterpunge, dwergzegge, waterbies, klein hoefblad, zeegroene rus, determinatie kenmerk: ver kruipende wortelstok – het bewijs daarvan graven we toch maar niet op, duinzwenkgras, greppelrus, zachte haver, kleine pimpernel, vleugeltjesbloem, fakkelgras (typische duinsoort, heeft dikke nerven).

We lopen nu tegen de binnenduinen aan: beboste strandwallen waarover www.natuurkennis.nl  het volgende zegt: duinstruwelen van eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) huisvesten vaak vele nachtegalen (Luscinia megarhynchos). De ondergroei kent ook karakteristieke soorten zoals duinsalomonszegel (Polygonatum odoratum). Overigens behoren de eeuwenoude meidoorns en wegedoorns (Rhamnus cathartica) die hier en daar in de duinen staan waarschijnlijk tot de oudste organismen in de duinen. Andere typische struikgewassen zijn onder andere duinroos (Rosa pimpinellifolia), kruipwilg (Salix repens) en zuurbes (Berberis vulgaris). Maar ook dauwbraam (Rubus caesius) en wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) kunnen grote struwelen vormen.

De informatie klopt. We zijn alle genoemde soorten tegengekomen en rondom zingen de nachtegalen uit volle borst, waarbij het stemgeluid van Pavarotti verbleekt, maar helaas, we zullen ze geen enkele keer te zien krijgen. Het blijft een obzv-tje (onzichtbaar bekend zangvogeltje.)

Balsempopulier, kruipwilg, brosse melkdistel, wilde asperge en twee grote wijngaardslakken die elkaar voor het liefdesspel náást het pad gevonden hebben. Slimme plek, want een enkel lid van onze werkgroep heeft de reputatie wel eens ergens op te gaan staan waardoor een zo mooi moment  je levenseinde kan betekenen (lees: excursie plantenwerkgroep naar Teutoburgerwald 2014.)

ws Duinviooltje, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 040 ws Wijngaardslakken zorgen voor nageslacht, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 025 ws Duinsalomonszegel Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 006 werkgroep in actie, foto Gonny Sleurink

We strijken neer voor de meegebrachte lunch en genieten volop van de vogelzang rondom en lopen daarna verder richting een bosje van zwarte den. Deze bomen werden in het verleden aangeplant om het duinzand vast te houden. Het donkere groen vormt een mooi contrast met het witte, kalkrijke duinzand dat door natuurlijke verstuiving boven komt, waardoor een grotere diversiteit aan flora en fauna ontstaat. De braam tiert hier welig. Hij hopt met grote sprongen over de bodem waardoor andere planten weggedrukt worden. Bramenstruiken reageren goed op stikstof, onder andere veroorzaakt door de landbouw. Vergeten wikke, valse salie, bevernel, rolklaver, tijm, dolle kervel, heggerank, bezemkruiskruid, knolboterbloem.

Zwarte den Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 032 ws zandverstuiving Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 033 landschap, foto Gonny ws Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 034

Dan komen we in een nieuw gebied: droge duingraslanden met hier en daar een vennetje. In het zuiden zien we een groot kruis: de erebegraafplaats voor de in de oorlog gefusilleerde verzetsstrijders. In het noorden walmen de Hoogovens. Vliegtuigen draaien hun cirkel om te kunnen landen op Schiphol en hier …, hier is het ene oase van rust, bevestigd door een enkele passerende fietser.

Duinreigersbek, duinviooltje, ruig viooltje, kruipend stalkruid. Hertshoornweegbree, rode klaver, ruw walstro, geelhartje, parnassia, driedistel. De boomleeuwerik, de enige in de soort Lullula, laat zijn liedje horen. Hij kan niet anders! Ook zien we de duinpieper en de witte kwikstaart.

Bij het vennetje: zeegroene zegge, waternavel, zompvergeet-me-nietje, aarvederkruid, fijne waterranonkel, rode waterereprijs, rietorchis, moeraswespenorchis, ogentroost, duizendguldenkruid (nu nog in dubbeltjes formaat), wilde reseda. Veel waterjuffers. Een vogelkijkwand levert weinig bijzondere vogels op maar wel glad parelzaad, grauwe abeel, bos kruiskruid, bezemkruiskruid, en de nerfamarant, een zeldzame soort in de duinen. En last but not least: zeepkruid. Een blauwtje laat zich moeilijk fotograferen.

ws rode waterereprijs Plantenwerkgroep, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 035 orchis foto Gonny ws Blauwtje, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 038_cr ws Duinroos, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 023

Tot onze verbazing passeert ons op nog geen 20 meter een vos in een nonchalant drafje: ‘ik ben er niet, ik ben er niet’. Als hij ons gepasseerd is, zet hij het op een rennen wat verderop een haas verschrikt doet opspringen en wegstuiven. ws Vos, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 042

Wat ruist er door het struikgewas? Nog meer gedierte: een Schotse hooglander! Hmmm, toch maar even een ommetje maken.

 

In een nattige vallei: pinksterbloem, scherpe zegge,  waterweegbree, duivenkervel, bereklauw, drienervige zegge (zeldzaam buiten de duinen.) Misschien om te voorkomen dat hij zich ook elders vestigt gaat Niels er bovenop staan. Bitterling, strandduizendguldenkruid, akkermelkdistel, muurpeper, bilzekruid ( zeldzaam in de duinen)ws bilzekruid, foto Gonny Sleurink langbaardgras, zandkool.

En daar iestiedan! De zee. Wat een feest: zomaar op een losse zaterdagmiddag in het zonnetje proosten op een mooie dag in strandpaviljoen Parnassia!

En dan moeten we nog terug. Het is al half vijf. Met moeite nemen we afscheid van de zee en begeven onze inmiddels toch wel vermoeide voeten richting het oosten. Onderweg komen we nog langs voorjaarsganzerik, morgenster, walstro, bremraapws walstrobremraap, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 054, akelei, zwarte els, liggende klaver, ratelaar en, en ….

ws Hazelworm, excursie Kennemerduinen 6-6-2015 051

 

Hé: een hazelworm! Het bewuste dier ziet ineens 5 paar voeten om zich heen en blijft van de weeromstuit liggen op het pad. We kunnen hem mooi bekijken. Wat leuk!!

Verderop nemen we een sprong over een kolonie mieren op pad. Niet te lang blijven staan. Ik voel jeuk tot in m’n nek.

Geestelijk voldaan, maar de maag wil ook wat: we eten nog een hapje op een klein stationnetje in Overveen en keren huiswaarts waar Gonny om 22.45 uur de auto stilzet op het Meeuwenplein (om nog even in de sfeer van de dag te blijven.)

Tekst: Heleen Strikkers met dank aan Ellen van Knippenberg voor de opsomming van de soorten.

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Nabericht van Niels:

De waarnemingen van onze meer-dan-geslaagde excursie naar de Kennemerduinen staan op de site www.telmee.nl.. Al met al zagen we gisteren 226 verschillende soorten, een mooi resultaat!

Bijgaand een verspreidingskaartje van de hazelworm. Een leuke vondst is dat met andere woorden. De soort is wel uit die contreien bekend maar het gaat toch om een redelijk geïsoleerde populatie zo te zien. kaartje verspreidingsgebied Hazelworm

En ook bilzekruid is een zeldzaamheid, al komt die her en der in de duinen en het rivierengebied voor: http://www.verspreidingsatlas.nl/0642. Datzelfde geldt voor de nerfamarant, die bij de vogelkijkwand groeide: http://www.verspreidingsatlas.nl/1758. En voor de ruige scheefkelk helemaal: http://www.verspreidingsatlas.nl/0082. Buiten de duinen, Zuid-Limburg en enkele plekken in het rivierengebied vind je die haast niet. Leuke vondsten allemaal.

Lees meer: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebied/nationaal-park-zuid-kennemerland/over-dit-gebied

Plantenwerkgroep, excursie naar De Zande 27 mei 2015

Kaartje De Zande

Met een kleine groep van 6 personen vertrekken we richting De Zande, buurtschap op Kamperveen, liggend aan De Hank, een zijtak van de IJssel. Het weer is ons gunstig gezind. We parkeren in de Hoofdstraat, waarna het gezelschap wordt uitgebreid met Jan op de fiets. We starten meteen met het inventariseren van alle wilde planten in het smalle stukje berm voor de woningen. Daar vinden we veel algemeen voorkomende soorten, zoals kleine weegbree, akkerkers, zandraket, speerdistel, scherpe en kruipende boterbloem, vogelmuur, paarse dovenetel en …. teveel om op te noemen.

Na  50 meter en zeker drie kwartier verder, hebben we slechts het stukje berm voor de prachtige boerderij nr. 43 en de berm bij de overburen geïnventariseerd en tellen we al meer dan 45 soorten. Onvoorstelbaar. Van de bijna vertrekkende vroegeling tot het amper gearriveerde duizendblad.

De bermen, waar we even later langs lopen worden duidelijk geklepeld. Dit houdt in, dat het maaisel blijft liggen. Hierdoor ontstaat stikstofrijke grond waar soorten als brandnetel, fluitenkruid en zuring de overhand krijgen. Maait men en haalt men het maaisel weg, dan wordt de grond armer en de flora veel gevarieerder. En meer variatie in de flora zorgt ook voor meer variatie in de fauna.

Nu moet ik eerlijk zeggen, dat ik van een berm met bloeiend fluitenkruid altijd helemaal blij word. Na dit verhaal van Niels bekijk ik het toch met andere ogen. Alhoewel het fluitenkruid er ook niets aan kan doen. Het fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat van de stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Om een fluit te maken moet bij een holle fluitenkruidpijp, met onderaan een dichte knoop, ongeveer halverwege een snee overlangs gemaakt worden. Oefenmateriaal genoeg.

De plant werd door Jac. P. Thijsse ook wel ‘Hollands kant’ genoemd. Een passende naam voor deze plant met prachtige bloemschermen.

We passeren het Jachthuis met bordje “Rust Nu”.  Kopje koffie ?? Helaas is het gesloten. We drentelen verder langs de brosse melkdistel, uitstaande melde, kleine brandnetel. Langs een oprit waar de roze winterpostelein volop in bloei staat. We mijmeren nog even bij een “stevige” boerderij, die te koop staat.

Gedurende de hele wandeling legt Niels ons met veel geduld de verschillen uit tussen de diverse grassoorten. De grassenfamilie omvat 8000 soorten, waarvan er ca. 140 in Nederland te vinden zijn. Deze avond zullen we er zeker 20 tegen komen en de determinatie ervan betekent goed kijken naar haren, tongetjes, vliesjes en kaf naalden. De grassen hebben zwierige namen zoals: glanshaver (gewone-), zachte en ijle dravik, fioringras, rood zwenkgras en grote vossenstaart. Kropaar valt een beetje uit de toon.

De Zande blijkt een soort De Wijk voor de ooievaarsbekfamilie, we vinden er kleine ooievaarsbek, rondbladige ooievaarsbek, zachte ooievaarsbek, bermooievaarsbek, bloedooievaarsbek en slipbladige ooievaarsbek. Geen kikkerbeet te bekennen.

We pikken nog wel een slootkant mee met o.a. gele lis, grote egelskop, grote lisdodde, blaartrekkende boterbloem, klein kroos en veelwortelig kroos.

Bij de laatste boerderij aan de linkerkant van de weg groeit een forse roomse kervel, welke heerlijk naar anijs ruikt. In een kleine boomspiegel verderop vinden we nog winterpostelein, zwaluwtong en vijfvingerkruid.

Dan  lopen we tegen de provinciale weg 763 aan. Hier ligt een bergje zand, waarop weer allerlei leuke soorten te vinden zijn.: vlasbekje, veldsla, knoopkruid, gladwalstro, dagkoekoeksbloem, herfstleeuwentand. Ook het boerenwormkruid is present. Aebe kan ons vertellen dat de bladen hiervan gedroogd en gerookt kunnen worden. Je wordt er lekker rustig van. De bijen in ieder geval en het ruikt ook nog lekker.

We slaan linksaf richting de N50. Aan de linkerkant een piepklein bosje, waar we waarschijnlijk al honderden keren voorbij zijn gereden en dat we nu pas goed bekijken. Grauwe wilgen afgewisseld met gewone esdoorn en prachtig bloeiende meidoornstruiken. Hop slingert er doorheen en gewone vogelmelk versiert de groene bodem nog eens extra.

Niels gaat op zoek naar het Deens lepelblad. Onder het viaduct van de Hanzelijn ontdekken we deze zoutbestendige plant. Hertshoornweegbree, ook niet bang voor een beetje zout, zijn we al eerder tegengekomen. Het verspreidingskaartje van deze planten geeft perfect het Nederlands wegennet weer.

We slaan linksaf en lopen langs het talud van de N50 : gele morgenster, oeverzegge, ringelwikke…..

En aangezien Gonny en ik voor het donker thuis moeten zijn,  breit Toos een eind aan dit verslag:

Voor Ellen en Gonny: jullie hebben het hoogtepunt van de avond gemist:

Ruw parelzaad tegen het talud van de N50 ter hoogte van het 70km knipperlicht (voor als je nog op herkansing wil). Een ernstig bedreigd eenjarig akkeronkruid van arme zandgronden. Ooit als zaad meegevoerd met het zand waaruit het zandlichaam van de weg is opgebouwd???

Verder zagen we nog na jullie vertrek: klein hoefblad, veld lathyrus, tweerijige zegge, zwanenbloem, pinksterbloem, scherpe zegge, pitrus, teunisbloem (zonder bloem niet te zeggen welke), waterkers, sterrenkroos en langbaardgras. De teller van die avond stond op 178 soorten (!!) Dat lijkt me een record van onze avondexcursies.

bermooievaarsbek, foto Gonny Sleurink Niels legt uit hoe je gras determineert veld met klaprozenroomse kervel, foto Gonny Sleurink

Test: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink

 

 

Plantenwerkgroep, excursie Zalkerbos 19-4-2015

Vroege lentebloeiers in het Zalkerbos

Collage Zalkerbos, Gonny Sleurink

Op 19 april,  een mooie zondagochtend, bezochten we met een club van 8 deelnemers het Zalkerbos als start van het nieuwe seizoen van de plantenwerkgroep. Een mooie tijd van het jaar, met alle voorjaarsbloeiers in het bos. Een bijzondere omgeving: zo’n glooiend uiterwaarden landschap zie je niet op zoveel plaatsen in Nederland;  goed gezelschap en goed weer.

Het Zalkerbos is een oud hardhoutooibos van gemengd Essen-Iepenhakhout en uniek in Nederland door zijn ligging op een stroomrug  in de uiterwaarden.

Wat informatie over de cultuurhistorie en de ontstaansgeschiedenis van de bodem:

Het dorp Zalk wordt voor het eerst genoemd in 1213. De geschiedenis van de dorp is nauw verweven met het vroeger iets zuidelijk gelegen 13e-eeuwse versterkte huis van de heren van Buckhorst. Het grondgebied van Zalk was eeuwen bezit van de heren van Buckhorst, die ook het aan de overkant van de IJssel gelegen Veecaten beheersten. Bij de Grondwet van 1848 kwam pas een einde aan de invloed van de heren van Zalk en Veecaten. Het landhuis Buckhorst is kort na 1839 gesloopt.

Zalk ligt op een oeverwal:  een langgerekte zandige hoogte die langs de oever van de rivier ligt. Aan de noordkant volgt deze de dijk, die waarschijnlijk op de rand van de oeverwal is aangelegd. Buiten de dijk, in de uiterwaarden, ligt het landschap van meanderruggen en geulen (zeldzaam landschapstype: ‘kronkelwaard’), waarvan de meanderruggen eveneens zandig zijn, maar veel smaller dan de oeverwal. De geulen zijn kleiig. Het Zalkerbos ligt op zo’n meanderrug.

De hele Zalkerwaard was in de 17e en begin 18e eeuw voor het grootste gedeelte bedekt met bos. Volgens kaarten uit 1664, 1712 en 1754 reikte het bos tot aan de oevers. Alleen langs de dijk was een zone met gras of bouwland. Het voortbestaan van een hardhoutooibos in uiterwaarden  die elders vooral als weiland in gebruik raakten, is waarschijnlijk te danken aan het feit dat het bos eigendom was van de Heeren van Buckhorst die de bestemming van het gebied als bos handhaafden. Uit oude kaarten valt op te maken dat  zij van het Zalkerbos een buiten maakten:  in de 18e eeuw ontstond een stelsel van rechte lanen met hoge bomen (waarschijnlijk beuken). Eén van de paden doorsneed het Zalkerbos van oost naar west en kwam uit bij het Bergje, een rustplaats tijdens uitstapjes naar het bos.

Maar de omvang van het bos stond wel onder druk. De dijkdoorbraken van 1753 hebben er wellicht aan bijgedragen dat delen van het bos in de loop van de volgende decennia werden gerooid. Het renvooi van de kaart van Leenen (1754) vermeldt:

“…dat gemelde Salcker Bosch seer tot nadeel der dijken, daartegeover is trekkende, omdat het houtgewas den stroom bij hooge rivier, naar de Mastebroeker sijde te veel wordt oover gedrongen en de dijken in groot gevaar bracht, te meer omdat de aanwas agter gemelde Bosch en bogt meer en meer toeneemt, door den swaaren afbreuk tegen de Salcker kerk: om welker reedenen het obsolut noodzakkelijk is dat gemelde Bosch sonder uijtstel wordt geremoveert, en geheel uijtgeroejt…”

RWS heeft ruimte voor de rivier niet van een vreemde, maar het uitroeien van het Zalkerbos staat nu gelukkig niet op de agenda. Integendeel, het gaat waarschijnlijk nog wat uitgebreid worden.

De belangrijkste historische functie van het essenhakhout was de houtproductie. De toepassingen en kwaliteit van het hout waren in veel opzichten vergelijkbaar met die van het hout uit eikenhakhoutbossen. Het essenhakhout had echter een veel grotere opbrengst. Hakhoutbeheer met een korte omlooptijd in de lager gelegen geulen leverde ‘kleinhout’ of ‘beentjeshout’ op, dat onder andere werd gebruikt als aanmaakhout, roerstokken, bonenstaken, palen voor perceelscheidingen en jukken om takken van fruitbomen te ondersteunen. Het zwaardere hout, dat in langere kapcycli op de meanderruggen werd gewonnen, werd gebruikt als brandhout maar ook wel als timmerhout voor meubelmakers. Specifieke toepassingen van het fijndradige, maar zeer taaie essenhout waren gereedschapsstelen en timmerhout voor rijtuigbouwers. Het hout van de, ook nu nog in het essenhakhout voorkomende sleedoorn, werd gebruikt voor het vervaardigen van wandelstokken en stokken voor zwepen.

En wat zagen wij zoal behalve de eerder genoemde essen(stobben), iepen en de nog bloeiden sleedoorn.

  Zalkerbos, foto Heleen Strikkers

Blauwe druifjes: een iets andere soort dan de druifjes in de tuin, maar toch is het niet zeker of de blauwe druifjes met de heeren van Buckhorst als  stinseplanten mee zijn gekomen, of van oorsprong in dit gebied thuis horen. Hetzelfde geldt voor holwortel (stinseplant?) en voorjaarhelmbloem (ook wel vinger helmbloem, inheems?) die we elk aan een eigen zijde van een bospad aantroffen. Het verschil zit hem bovengronds in de schutbladeren: handvormig (vingerhelmbloem) of een beetje toegespitst eivormig (holwortel). En de holwortel is in alles wat groter en grover dan de vingerhelmbloem.

bosanemoon, foto Heleen Strikkers

bosanemoon

foto Heleen Strikkers

vingerhelmbloem

 

 

Blauwe druifje, Muscari botryoides
Blauwe druifje, Muscari botryoides

De verschillende loken waren nog (lang) niet in bloei: slangenlook met brede bladeren (doen in de verte wel denken aan de bladeren van kropaar), moeslook (wat smaller en bijna afgerond driehoekig  blad) en kraailook dat vooraan bij de dijk stond en meer een kleine prei of uit de kluiten gewassen bieslook is. Vogelmelk, ook niet in bloei, heeft een witte streep in het blad zoals ook crocussen vaak hebben.

Wel in bloei: drie verschillende soorten dovenetels:  de witte, de gevlekte – niet per sé met een vlek op het blad, qua vorm van blad en bloem sterk lijkend op de witte, maar dan paars, en de paarse die in alles veel kleiner is dan de gevlekte en met meer afgeronde bladeren. Bovendien hebben de paarse en gevlekte een verschillende biotoop: de gevlekte hoort echt in het bos terwijl de paarse een veel ruimere verspreiding kent op wat ruigere en/of verstoorde gronden.

Gevlekte dovenetel, foto: Heleen Strikkers

Gevlekte dovenetel

Paarse dovenetel, foto: Heleen Strikkers

Paarse dovenetel

Witte dovenetel, foto: Heleen Strikkers

Witte dovenetel

 

Schaafstro begon al weer aardig te groeien. De populatie in het bos is genetisch gelijk, want gegroeid uit één wortelstelsel. Die genetische eenvormigheid maakt planten kwetsbaar voor ziektes. Als er één gaat, gaan ze allemaal. Net als varens en heermoes plant schaafstro zich voort via wortelstokken, zoals in het Zalkerbos, of via sporen  voor de lange afstanden in tijd en plaats. Lekker voor konijnen en bruikbaar als een heel fijn soort ‘schuurpapier’ om het riet van een klarinet of hobo bij te werken.

Toos vindt een oude Aardster, foto Heleen Strikkers Gulden boterbloem, foto Heleen Strikkers hakhout en Schaafstro, foto Heleen Strikkers Hondsdraf maarts viooltje, foto Heleen Strikkers mannelijke aar van Schaafstro, foto Heleen Strikkers

Wel bloeiend: de bos planten  maartsviooltje, bosanemoon, grote muur en gulden boterbloem en het algemeen voorkomende speenkruid met speenvormige wortelknolletjes voor de voortplanting.

Op de terugweg bij de fietsen/auto speurden we ook nog even met succes naar de knolboterbloem met de kenmerkend teruggeslagen kelkblaadjes.

Al met al was het een prima start van het seizoen! Zulke dagen smaken naar meer.

En over smaak gesproken: de veronderstelling was dat pesto, alleen van zevenblad toch niet zo heel lekker is: tip: combineren met spinazieblad (of dan toch maar helemaal niet aan beginnen). Een onbetwiste tip: stamppot van vogelmuur i.p.v. rauwe raapstelen moet juist wel erg lekker zijn. Moet je natuurlijk wel een plekje weten met vogelmuur in overvloed en ook een beetje forse planten….

Via de mail kregen we nog een toegift van Niels:

  • moeslook (Allium oleraceum, stond er dit jaar vrij veel in het bos, tussen de slangenlook, die heet Allium scorodoprasum). Moeslook heeft een met merg gevulde bladschijf. Kraailook (Allium vineale, staat op de dijk) heeft een holle bladschijf.
  • blauwe druifjes (Muscari botryoides) heeft volwassen, vruchtbare bloemen die bolrond zijn. De planten hebben 2-3 (-4) bladen die 5-12 mm breed zijn. De bloeiwijze is ten slotte tamelijk losbloemig. Zijn tuinplant-evenbeeld is de Langbladige druifhyacint (Muscari armeniacum). Die heeft bloemen die meer langwerpig zijn (omgekeerd eivormig tot langwerpig-urnvormig), en meer, namelijk (2-) 3-5 (-7) bladen die 1-10 mm breed zijn, dus in de regel wat smaller dan blauwe druifjes. De bloeiwijze is ten slotte tamelijk dichtbloemig.

Bronnen:

  • Hitorisch-geomorfologische ontwikkeling van enkele riviertrajecten langs de IJssel, G.J. Maas, DLO-Staring Centrum, Wageningen, 1998
  • http://www.natuurkennis.nl/
  • Natuur in de IJsseldelta, 1. Het Zalkerbos, drs. G.J. Eenkhoorn, Vereniging voor Natuurstudie en –bescherming ‘IJsseldelta’ 1985

Verslag: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep, excursie Amerongse Bovenpolder 30-08-2014

De Utrechtse Heuvelrug loopt als een hoge zandrug van de Grebbeberg bij Rhenen tot aan het Gooimeer bij Huizen. De stuwwal met zijn bossen en heidevelden rijst op uit het vlakke agrarische landschap. Het zuidelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug is aangewezen als Nationaal Park (ca. 10.000 ha). Naast de stuwwal horen ook de uiterwaarden van Amerongen bij het Nationaal Park.

Het grootste deel van de Amerongse Bovenpolder wordt gevormd door ‘wilde riviernatuur’.  Begrazing door paarden en runderen en periodieke overstromingen hebben het landschap vormgegeven. Rond 2000 is er een zogenaamd kwelmoeras aangelegd. Dat moeras wordt gevoed met regenwater dat in de zandige heuvelrug valt en na een heel lange tijd als schoon water aan de randen van de stuwwal naar buiten sijpelt.  Daarnaast heeft de Nederrijn in de loop der tijden klei en zand aangevoerd en zo gezorgd voor een grote afwisseling in de brede uiterwaarden, waardoor er een grote verscheidenheid aan planten kan gedijen.

In dit prachtige gebied starten we onze wandeling op de Lekdijk. Echter niet voordat we  koffie met iets lekkers, volgens het aloude gebruik van de plantengroep, hebben genuttigd. Dit keer op stand en wel in de paardenstallen van Kasteel Amerongen. 

De weergoden zijn ons vandaag helaas niet zo goed gezind. Het regent en blijft regenen. Aangezien we niet van suiker zijn trekken we, voor zover aanwezig !!!,  laarzen en regenpakken aan.  Een bijzonder uitgedost gezelschap struint even later in de uiterwaarden van de Amerongse Bovenpolder.

 

Prachtige (erg) natte gebieden met plassen waar lepelaars huizen en graslanden waar ganzen zich thuis voelen. 

Het uitzicht is overal wijds met echt Hollandse luchten, vandaag in 50 tinten grijs.

We verlaten de Rijnsteeg om rechtsaf richting de Hank te lopen.  De Hank is een oude zijtak van de rivier. Het is een kwetsbaar gebied. Daarom noteert Niels heel voorzichtig de eerste waarnemingen. Ik doe een poging om het een en ander te noteren, maar mijn notitieboekje is in een mum van tijd doornat. Gelukkig kan ik later op Telmee.nl alle soorten die we gezien hebben teruglezen, met dank aan Niels en de moderne techniek.

Bij een prachtige plas zien we een groep lepelaars en vinden we knikkend tandzaad, zwart tandzaad. (bij de Nederrijn komen we later ook veerdelig tandzaad tegen, helaas niet het zeldzame riviertandzaad)moerasvergeet- me- nietje, het sierlijke grote waterweegbree, grote kattenstaart, rode waterereprijs, slanke waterkers en ook weer een stel russen: zomprus, platte rus en zeegroene rus.  Niels staat bijna op de kop in de sloot om ons klein kroos te laten zien.  Klein kroos met 1 wortel, veelwortelig kroos met meerdere wortels. Echt zo moeilijk is het niet.

 

Verderop staan verschillende wilgen bij elkaar. Een katwilg, schietwilg, boswilg (ook wel waterwilg genoemd) en grauwe wilg. Mooi om goed de verschillende te kunnen zien en nu nog onthouden.  De eenstijlige meidoorn, volop aanwezig langs de wandelroute,  is rijkelijk getooid met haar rode bessen een lust voor het oog.

We volgen de route van de rode paaltjes. Linksaf, rechtsaf, bruggetje over, door hoog gras, rechtsaf, over het hek , langs het prikkeldraad, weer een bruggetje, stukje weiland door,  weer een bruggetje…….!   U begrijpt het al. Een aan te bevelen afwisselende wandelroute.  De graslanden wisselen af met waterpartijen, wilgenstruweel en moerasachtige delen.

Een veld met watermunt en moeraswalstro geeft een prachtig plaatje. Helaas is fotograferen geen optie met al die regen. Het is oppassen geblazen . Soms zak je plotseling diep weg in het moerassige gebied.  Wel of geen sloot is niet goed te onderscheiden. Het natte gedeelte wordt afgewisseld door hoger gelegen graslanden, waar we het madeliefje gelukkig ook weer tegenkomen. Verder Europese hanenpoot, gewone rolklaver, wilde cichorei en een ruige leeuwentand. De laatste is vrij zeldzaam. We nemen voor de zekerheid een blad mee om te zien of deze gegaffelde haren bezit. Thuisgekomen kan ik constateren dat de bladrand aan twee kanten haren heeft. Gegaffeld ?

De meegebrachte boterham eten  we zittend op het doorweekte grasland naast  felgekleurd Groot kaasjeskruid.  Hollandse koeien komen nieuwsgierig bij ons kijken. Hun warme adem voelt aangenaam in mijn nek.  Een valk staat hoog in de lucht te bidden, vast niet voor mooier weer.

Na de lunch lopen we over het bruggetje over De Hank.  We besluiten niet verder  westwaarts te wandelen omdat de regen niet van ophouden weet. We soppen richting de Nederrijn.  Om vervolgens langs de rivier richting het veerpont  en via de Rijnsteeg  weer terug te keren naar het plaatsje Amerongen.  We helpen elkaar over en  onder het prikkeldraad door.

Bij de rivier is het uitzicht magnifiek.  Schilder Voerman zou direct geïnspireerd raken.  Jammer van de groep caravans aan de overkant.

Bij de rivier vinden we een prachtige border met reuzebalsemien,  goudgele honingklaver, veerdelig tandzaad, boerenwormkruid, wilde bertram, akkermelkdistel, rood zwenkgras en waterzuring.

Langs de rivier slenterend komen we nog kalmoes, dauwbraam, kattendoorn, rode ogentroost, blauw glidkruid, late stekelnoot (z), watermunt en hertsmunt (z) tegen. 

Bij het veer aangekomen, waar zacht vetkruid (z) en sikkelklaver staat,  laat Toos ons nog een prachtige oranje balsemien zien.   Oeps, daar komt een boswachter van Staatsbosbeheer aangereden.  Hij blijft dominant aanwezig , duidelijk houdt hij in de gaten wat we uitspoken.  Het volgende gebied langs de rivier is immers verboden terrein.  En eerlijk gezegd  denk ik dat we net ook op verboden terrein hebben gelopen (gezien het prikkeldraad). We lopen netjes de verharde Rijnsteeg op en even later rijdt de alerte boswachter ons weer voorbij.

Langs deze weg staan  veel meidoornstruiken vol rode bessen, vlier met zijn trossen paarsrode vruchten, wilde kardinaalsmuts, zoete kers, okkernoot, een supermarkt voor de dieren.

Einde middag bereiken we de parkeerplaats. HET IS DROOG.  We ontdoen ons van het natte plastic en gaan op zoek naar een gezellig restaurantje om op te warmen. Mocht u ooit in Amerongen komen, dan is het goed toeven in de Herenkamer van Café Buitenlust. Na een lekkere maaltijd vertrekken we voldaan richting Kampen en kijken we ondanks de vele regenbuien terug op een zeer geslaagde dag met een eindresultaat van 175 soorten wilde planten !!!! Teveel om hier allemaal op te noemen.

Tekst: Ellen van Knippenberg

Foto’s Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep, excursie Ramspol 20-8-2014: heel veel pioniers

Op woensdagavond 20 augustus vertrokken we met ons 4-en naar Ramspol, de plek waar pas geleden nog de fundering stond van de oude brug. Daar voegde zich nog een 5e excursiegenoot bij ons. Het was er drassig en nat dankzij de vele regen van de afgelopen weken. Maar die avond was het droog en hadden we een prachtige zonsondergang achter de brug.

  

Op de site van wilde-planten.nl staan vaak mooie oude tekeningen uit de Flora Batava van 18xx (naast, regelmatig, foto’s van o.a. Niels). Alleen van Zwart tandzaad ontbreekt een oude tekening, omdat deze soort in Nederland pas is ingeburgerd tussen 1900 – 1924.

De nazomer is ook goed voor Meldes en Ganzenvoeten. We konden weer even repeteren: bij Melde zijn de onderste paar bladeren (of de lidtekens daarvan als ze al verdwenen zijn) tegenoverstaand, bij Ganzenvoeten niet. We zagen Stippelganzenvoet met bladlobben die geleidelijk naar het eind van het blad steeds smaller worden en Melganzenvoet, waar de bladeren sterk veranderlijk zijn, maar vaak melig behaard (overigens komt mel van meel: vroeger werden de zaden wel tot meel vermalen). Bij Uitstaande melde is de hoek die het blad maakt t.o.v. de stengel niet haaks, maar  schuin (zeg 135%), Rode ganzenvoet heeft glimmende bladeren, Zeegroene ganzenvoet, met een rood aangelopen steel en bladeren die aan de onderkant wit zijn. (En dan sla ik de Spiesmelde nog even over…)

    

Ook melkdistels waren in allerlei vormen aanwezig: akkermelkdistel, gewone melkdistel, bekend van de tuin, brosse of ruwe melkdistel met glanzend blad en de eerste moerasmelkdistel die we zagen was te herkennen aan het spiesvormige blad, maar verder piep klein. Later zagen we moerasmelkdistels  in volle glorie tussen de 2 en 3 meter hoog. 

De Heukels Flora kwam er aan te pas om 2 Teunisbloemen juist op naam te brengen (Middelste en een kruising van de Middelste en de grote) en 2 Basterdwederiken (Kantige en Beklierde).

Andere leuke soorten vond ik  Goudzuring, Gespleten en Gewone hennepnetel (vanwege het onderscheid), Blauw glidkruid, Rode waterereprijs, en Aardbeiklaver.

Onze topper was Krielparnassia of Sierlijke vetmuur. Aanvankelijk een raadsel (‘waar kijken we hier eigenlijk naar?’), omdat we vooral plakken slierten met vruchtjes daaraan zagen.  Het duurde even voordat we besloten dat de ‘grassprietjes’ die er soms bij stonden, de bladeren waren en we uiteindelijk ook nog een paar bloemen vonden. Toen we hem eenmaal op naam hadden gebracht hebben we net zo lang doorgezocht tot we hem in 2 kilometer hokken hadden. Het grootste gedeelte van wat we gezien hadden stond vrij nat, deze vonden we in een droger stuk met o.a. Nagelkruid, Dagkoekoeksbloem en Fluitekruid. (Uit wilde-planten.nl: Sierlijk vetmuur: rode lijst 2012, kwetsbaar, trend sinds 1950: sterk afgenomen, vrij zeldzaam, oorspronkelijk inheems.)

Daarna probeerden we onze lijst nog met een madeliefje compleet te maken, maar dat is niet gelukt. Dan maar thuis in het grasveld!

Al met al was het een heerlijke rustige zomeravond avond, begeleid door het geluid van jonge meerkoeten en een of ander rietvogeltje en op de achtergrond het verkeer dat over de nieuwe brug raasde, maar wat eigenlijk langs ons heen ging, doordat we ons zo concentreerden op wat we voor onze voeten vonden…

Tekst: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

 

 

Plantenwerkgroep, excursie Lindevallei 22-6-2014

Op zondagmorgen 22 juni vertrokken we met z’n zessen vanaf het Meeuwenplein richting Friesland om een kijkje te nemen in de Lindevallei. De Linde (Lende volgens de Friezen) is een riviertje dat gedeeltelijk de natuurlijke grens vormt tussen de provincies Overijssel en Friesland. Het voert sinds jaar en dag water van het Drents plateau af naar het IJsselmeer. Voor de inpolderingen mondde de rivier uit in de Zuiderzee bij Kuinre.

De Linde ligt in een dal dat tijdens de laatste ijstijd door een gletsjertong is uitgesleten. Het dal is in latere tijden met hoogveen bekleed geraakt. Aan het eind van de achttiende eeuw werd hier veel turf gewonnen. Hier en daar zijn nog blauwgraslanden en trilvenen te vinden. Veel van deze terreinen zijn inmiddels in beheer genomen door het Fryske Gea. De Lendevallei vormt thans een natuurlijke verbinding tussen het Nationaal Park Weerribben en het natuurreservaat Rottige Meente. 

Aangekomen in Oldemarkt mislukte de gebruikelijke poging tot het nuttigen van het traditionele appelgebak met koffie jammerlijk. Doorgereden dan maar, via Ossenzijl, naar de poort van Friesland: Wolvega. Ook in deze Friese metropool behoorde een warm welkom niet tot de mogelijkheden. Na een korte check in het centrum werd besloten om terug te rijden naar de Holland Inn, een restaurant aan het begin van de bebouwing, waarvan de naam enige grandeur deed vermoeden.

De werkelijkheid was anders, het vermoeden begon te rijzen, dat we in een chique gaarkeuken van een belendend rusthuis waren beland. Eenmaal gezeten werd ons alras en bits medegedeeld dat we het door ons bestelde appelgebak wel konden vergeten. Apfelstrudel hadden ze en niks anders. Duits gebak in een Fries rusthuis? Waar waren we in hemelsnaam beland? Tot iemand enthousiast (Gonny, Heleen?) uitriep: “Ik zag twee gewone mensen!” Waarmee de eerste bijzondere waarneming op Friese bodem een feit was. De apfelstrudel, het dient gemeld, was ‘Deutschgründlich’ bereid en smaakte dientengevolge ‘hervorragend’.

Alvorens te vertrekken zagen we in het zaaltje ernaast nog enkele verpleegkundigen, die verkleed een zaaltje ouderen trachtten te vermaken. We noteerden hier een kikker, een ezel en een niet nader te determineren koe-achtig wezen van onbestemde kleur. Lol!

 Even later stapten we uit op een parkeerplaats, zijnde een oud stukje provinciale weg. Op de brug alhier startten we onze excursie. Het was half bewolkt en zo’n 20 graden. Vanaf de brug hadden we uitzicht op een prachtig landschap. De zich door dit landschap meanderende Linde was omgeven door hooilanden. Hier en daar een nat stukje veen. Hollandse wolkenluchten maakten het prachtige panorama compleet. Aan de overkant van de weg bevond zich een veldje vol reuzenberenklauwen aan de Linde. De eerste plant die aan onze kant de aandacht trok was een forse grote teunisbloem. Ook vonden we hier een witte variant van de zachte ooievaarsbek en tevens wilde framboos, vogelwikke en klein streepzaad. 

Overig: biggenkruid, boskruiskruid, grote ratelaar met bleke schutbladeren (bij kleine ratelaar zijn deze lichtgroen), Japanse knoop, kropaar, grote klis, groot hoefblad, St. Janskruid, kleine klaver, zachte ooievaarsbek: afstaande haren op de stengel in tegenstelling tot kleine ooievaarsbek met aanliggende haren.

      

Even verderop gingen we het veld in en passeerden alras de restanten van de Blessebrug- schans, die in vroeger tijden een onderdeel vormde van de Lindelinie. Een verdedigingslinie door de Friezen aangelegd tegen de aanvallen van de legers van de bisschop van Münster, beter bekend als ‘Bommen Berend’. In het rampjaar 1672, nadat Franse en Engelse legers ons aanvielen, zag deze onverlaat zijn kans schoon. Als antwoord daarop werd de gehele Lindevallei onder water gezet en kon deze laffe kerkvorst naar zijn bisdom terugkeren.

We zagen in de omgeving van de schans o.a. ruwe bies, moeraswalstro, koninginnenkruid en moerasandoorn. Ook vonden we een dikbehaarde rups van de grote beervlinder.

Bijzondere vondst: de paddenrus (Juncus subnodulosus). Opvallend kenmerk: De generatieve stengels zijn onder de bloeiwijze hol en hebben op regelmatige afstand dwarse tussenschotten.

Overig: pitrus, gele waterkers, biezenknoppen, wolfskers, moerasrolklaver, ruwe bies, liesgras (Glyseria maxima), watertorkruid, moerasspiraea, kale jonker

Hierna staken we de provinciale weg over en vervolgden we onze tocht over het fietspad. Erlangs vonden we een prachtige groeiplaats van de steenanjer. We liepen daarna een boerenwegje op met wilgenroosje en boskruiskruid. Bij de overgang van de spoorweg Zwolle – Leeuwarden groeide het akkerviooltje. Even later passeerden we een kanaal dat onder de A32 doorliep en vonden hier de witte vorm van het muskuskaasjeskruid. De mevrouw die hier breeduit zat te hengelen trok aller aandacht. We konden niet nalaten bewonderende blikken te laten vallen op het robuuste visstoeltje, dat vermoedelijk van degelijke, vooroorlogse makelij was. Sommige beelden raak je niet kwijt!

   

Een paar schreden verderop zegen we allen neer in het gras met uitzicht op een wederom prachtig landschap. Een uitgelezen lunchplek! Het plasje waaraan we zaten was vol krabbenscheer gegroeid, een indicator voor de verlanding. Na een kort tochtje door manshoog gras liepen we verder om een poging te doen een grote plas te ronden. Vreemde jodelgeluiden, afgewisseld met het geroep van een koekoek begeleidden ons op onze weg. Niels veronderstelde dat al deze geluiden wel eens van een koekoek afkomstig zouden kunnen zijn, maar niemand kon dit bevestigen. Tot we ze zagen vliegen. Drie koekoeken maar liefst! Kale jonker, moerasspirea en waterkruiskruid omzoomden het pad waarover we ons voortbewogen.

       

Almaar verder liepen we over het pad dat ons om de plas moest leiden. Maar kon dat eigenlijk wel? Verontrustend was wel dat we alle wandelaars, die ons onderweg hadden ingehaald, op hun schreden zagen terugkeren. Bij navraag bleek dat de plas inderdaad te ronden viel. “Als je maar volhoudt en zo” luidde het monter.

Uiteindelijk bereikten we de afslag Wolvega van de snelweg Meppel – Leeuwarden. Hier groeide wederik en vonden we een mooi te fotograferen jacobsvlinder. Toen bleek dat we niet alleen ver van huis, maar erger ver van onze auto’s waren afgedwaald. We waren ten noorden van Wolvega beland en moesten derhalve eerst deze stad nemen teneinde huiswaarts te kunnen keren. Pffftttt, maar de ijsjes van Ellen brachten halverwege uitkomst. Onderweg scoorden we in de mooi ingezaaide bermen van Wolvega nog gele kamille, muskuskaasjeskruid en ossentong. Rond zes uur werden we opgepikt door onze chauffeurs Niels en Gonny, die vooruit waren gesneld.

’s Nachts in bed bedacht ik me nog wat het een leuke dag het was: lekker weer, gezellie, stengelomvattende blaadjes, opstaande randjes, gespleten stampertjes, stijve afstaande haartjes, omgekrulde bladpuntjes en spiraalvormi . . . . . . zzzzzzzzzzz.

 

Verslag: Cor Nagelmaeker

 

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Met dank aan: Niels Jeurink, Ellen van Knippenberg en Toos Lodder

 

Overige vondsten onderweg:

laurierwilg, cichorei, boskruiskruid, hennegras (Calamagrostis canescens), vuilboom of sporkehout, kleine leeuwenklauw, akkerviooltje, harig vingergras, klein vogelmuur, bleekgele droogbloem, klein kruiskruid, heermoes, greppelrus, krabbenscheer, katwilg, grauwe wilg, vreemd verkeer

langs de Linde:

egelboterbloem, moeraswalstro, schildereprijs, zeegroene muur, timotheegras, echte koekoeksbloem, stijve zegge, holpijp, waterweegbree, watertorkruid, brunel, tengere rus, waterzuring, pijptorkruid, kikkerbeet, kleine en grote watereppe, klaverzuring, wederik. 

In het bos: brede stekelvaren, kamperfoeli, hulst, Amerikaanse vogelkers, lijsterbes, gewone melkdistel, klein hoefblad, struisgras, salomonszegel, zandkool, akkerkool, wijfjesvaren, pijpestrootje, grote muur, tijmereprijs, robertskruid, akkerkers, kaardenbol, roze dovenetel en bermooievaarsbek of Pyrenese ooievaarsbek (Genarium pyrenaicum).

 

Plantenwerkgroep: excursie Teutoburger Wald 24-05-2014

 

Eigenlijk hoef je niet zo lang te rijden om er zeker van te zijn dat je in het in het buitenland bent. Het vertrek om 07.30 uur was dan ook vroeg genoeg zodat we om 10.30 Kaffee mit Kuchen konden nuttigen in een coffeecorner van een supermarkt, met uitzicht op een meiboom en de toren van een mooi kerkje in het plaatsje Stuckenbrock.

Het was even spannend of we genoeg vervoer zouden hebben want ondanks de duurzame auto van Niels passen daar toch geen 8 mensen in. Gelukkig was Gerrit Sleurink zo sportief om de fiets te pakken zodat zijn vrouw Gonny het probleem van het vervoer op kon lossen.

Na een sanitaire stop met ingang ergens tussen de kaas en de ham vertrekken we naar Oerlinghausen, iets ten zuiden van Bielefeld in het oostelijk deel van het Teutoburger Wald, een gebied met een oude kalkwinningsput en zandgroeve.

Enkele jaren geleden bezochten we al eens de omgeving van Osnabrück, waar we tot groot genoegen een orchideeënrijk grasland bekeken (Silberberg bij Hagen).

Het Teutoburgerwoud vormt ongeveer de grens tussen de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. Het is een tamelijk hoge maar heel smalle heuvelrug, met toppen tot ruim 400 meter. Het is er bosrijk met zowel loof- als naaldbos en plaatselijk ook graslandjes. Op veel plaatsen komen voor ons bijzondere plantensoorten voor, waaronder orchideeën als soldaatje en zelfs vrouwenschoentje. Daarnaast is het gebied bekend vanwege allerlei bijzondere diersoorten, denk aan grijskopspecht, oehoe, ruigpootuil en ook de relmuis. Die laatste is een soort uit z’n krachten gegroeide muizensoort met een roomwitte vacht. De relmuis, die ook wel zevenslaper wordt genoemd, is een behendige klimmer. Vandaag gaan we maar eens kijken welke bijzonderheden we kunnen ontdekken.

Vanaf een parkeerplaats begeven we ons in ganzenpas richting het bos. Het pad leidt ons eerst door een parkje waar een bord staat met niet te lezen opdruk. Blijkbaar heeft iemand hier met graffiti aan willen geven dat dit toch echt het eind van de bewoonde wereld is. Am Kalkofen worden de eerste vondsten genoteerd: Muursla, een grote hoeveelheid Bingelkruid – dit betreft 1 en dezelfde plant en het zijn dus allemaal klonen, Klein springzaad, Robertskruid, Schaduwgras, Dolle kervel, Rode Kamperfoeli en het “wilde” Gebroken hartje: Dicentra formosa. Soorten waaruit blijkt dat we nog steeds in de buurt van de bebouwde kom zijn. Muursla kun je namelijk ook tegenkomen in de Oudestraat in Kampen.

     

Ook zien we Egelantier (Rosa rubiginosa). De bloemen zijn rozerood met een wit centrum. De plant heeft aan de onderzijde van de blaadjes klieren die, als je erover wrijft de geur van appeltjes verspreiden. Een roos die er erg op lijkt, maar niet geurt is de Hondsroos. Deze komen we ook tegen op ons pad verder het bos in. Nu wordt het spannender: Eenbloemig parelgras, een heel mooie soort, rank en heel fotogeniek in het strijklicht dat door de bomen valt, Gevlekte aronskelk, Heggenwikke, Dichte bermzegge, Koninginnekruid, Heksenkruid, Gewone ereprijs, Ruig klokje (Campanula trachelium), Veronica montana (Bosereprijs) en in prachtformaat Atropa bella-donna, de Wolfskers.

Wolfskers komt van nature voor in Europa, Noord Afrika en West-Azië en is van daaruit verspreid over de hele wereld. In Nederland is de soort zeer zeldzaam en voornamelijk in Zuid-Limburg en Gelderland te vinden, maar hij komt ook voor in parken in de rest van Nederland. De standplaats is op beschaduwde plekken, vooral aan de rand van het bos.

De soortaanduiding bella-donna is Italiaans en betekent ‘mooie vrouw’. Vrouwen druppelden tijdens de Renaissance namelijk het atropine bevattende sap uit de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en ze donkerder en glanzender te maken. Dat ze daardoor ook slechter zagen werd voor lief genomen.

De hele plant bevat giftige alkaloïden. Bijzonder gevaarlijk zijn de bessen die de uiterst giftige stof atropine bevatten. Het eten van drie bessen kan dodelijk zijn voor een kind. Voor een volwassene zijn tien tot twaalf bessen vaak fataal.

We willen het beginsel van Niels: ‘een plant kun je minstens 1 keer eten’ toch maar niet uitproberen en het vrouwelijk schoon binnen de groep houdt graag de ogen droog, dus we nemen bewonderend afstand van deze krachtige plant en vervolgen onze weg. Herman roept ons terug. Hij heeft iets gevonden: een Segrijnslak, een grote longslak. Hij neemt hem op de hand en het dier wordt van alle kanten bewonderd. Even later kunnen we van chagrijnslak spreken want Niels laat een verpletterende indruk achter op een paartje dat elkaar net het ja-woord heeft gegeven. Helaas: geen nageslacht dus.

   

De overige fauna wordt ook niet verwaarloosd tijdens deze excursie. We staan allemaal naar beneden te turen, maar Gonny v. d. Weerd hoort iets boven in de boom en daar zien we vlak voor onze neuzen hoe een moeder boomklever haar jong te eten geeft. Prachtig. Ook horen we het geluid van een knikkerbak: een Fluiter. In de verte klinkt een specht, er wordt luid getjiftjaft en overal klinkt de mooie melodie van de merel. Een Bandspanner (niet te verwarren met fietsengereedschap) fladdert voorbij en vind haar voedsel op het glad walstro en kleefkruid dat in ruime mate langs de rand van het pad groeit. De tuinliefhebbers onder ons bekijken deze laatste plant met enige argwaan, zoals ook met gemengde gevoelens naar zevenblad wordt gekeken. Inderdaad: dat kun je eten, en de bloemen zijn mooi, maar …

We lopen verder en noteren onder andere Boszwenkgras, Veldbies, Mannetjesereprijs, Bergbasterdwederik, Engbloem (Vincetoxicum hirundinaria), leuke vondst, Bosviooltje, Knopig helmkruid, Lievevrouwebedstro (Galium odoratum), in tegenstelling tot het Kleefkruid (Galium aparine) wel een leuke tuinsoort,  Springzaadveldkers, Mannetjesvaren, Brede stekelvaren, Wijfjesvaren en Adelaarsvaren, een soort waar heel Schotland mee bedekt lijkt te zijn. Oosterburen: waakt u dus!

Dan ontstaat er enige beroering: zwarte rapunzel! In Nederland staat hij op de rode lijst. De Schwarze Teufelskralle of zwartblauwe rapunzel (Phyteuma spicatum subsp. nigrum, basioniem: Phyteuma nigrum) is een vaste plant die behoort tot de klokjesfamilie (Campanulaceae). Het is een plant van vochtige, voedselrijke grond in loofbossen. Hij staat dus precies op z’n plek. Goed gedaan! Terwijl er druk gefotografeerd wordt besluit Gonny van de Weerd er thuis een mooie tekening van te maken.

 

Tijd voor de meegebrachte lunch. Aan de rand van de zandgroeve zetten wij ons neer en kijken uit richting een vliegveld waarvandaan zweefvliegtuigen de lucht in worden getakeld. In de verte dreigt een onweersbui, maar daar schijnen de piloten geen angst voor te hebben want ze cirkelen langzaam omhoog op de thermiek zoals roofvogels dat ook zo prachtig kunnen doen. Het moet een fantastisch gevoel geven om zo geluidloos te kunnen vliegen.

Omdat het onweer blijft dreigen en we ook nog een andere plaats willen bekijken, rukken we ons los van het mooie uitzicht en vangen de terugtocht aan. Nog steeds is er geen orchidee te bekennen. We lopen langs de oude kalkgroeve en lezen dat zich hier een Oehoe genesteld heeft. We naderen duidelijk de bebouwde kom want hier groeit naast Bergvlier ook Cotoneaster en Mahonia. De laatste 2 zijn vast ‘overgewaaid’ uit naburige tuinen. We passeren het plaatselijke voetbalveldje en even lijkt het erop dat de belangstellig voor deze sport het bij het mannelijk deel van de groep lijkt te winnen van de aandacht voor plantjes.

De eerste druppels beginnen te vallen, dus we haasten ons terug naar de auto en rijden naar het noordwesten, richting Lienen.

     

Tussen Bad Iburg en Lengerich duiken we het bos weer in. Blauw walstro. Op een bergweide met vogelkijkhut: Margriet, Knolboterbloem, de rode Incarnaatklaver, Slipbladooievaarsbek, Witte krodde. Weer een bosje in, en ja hoor: hier staan ze dan: 4 verschillende soorten orchideeën: Bleek bosvogeltje, Bergnachorchis, Grote keverorchis en Vogelnestje. De camera’s klikken. De planten laten al deze belangstelling gelukkig onbewogen over zich heenkomen. 1 Persoon merkt op dat je vooral klein en zeldzaam moet zijn om zoveel mannen voor je op de knieën te krijgen. Dat overkomt bijvoorbeeld het Daslook, dat in grote getale ook ergens aanwezig was bijvoorbeeld niet, of zou dat aan de geur liggen?

Verderop zien we honderden Eenbessen en nog meer keverorchissen, Bezemkruiskruid, Boskruiskruid, Reuzenbalsemien, Heelkruid, Kruidvlier, Boswederik, Filipendula, Bosgierst, Dalkruid, Aronskelk en Stinkende gouwe.

 

Dan wordt het tijd om terug te gaan om te voorkomen na middennacht thuis te komen en de maag moet ook nog gevuld worden. Na wat omzwervingen bereiken we het eerder gespotte Gasthoff Altes Farmhaus in Lienen, ‘Treffpunkt für nette Leute’. Er wordt even getwijfeld of iedereen wel naar binnen mag. Gelukkig is dit het geval. Na een prima maaltijd met veel gezelligheid wordt de terugtocht aangevangen en lukt het om tegen 23.00 uur de Kamper bodem weer te bereiken.

Het was weer een gezellige en leerzame dag!

 

Verslag: Heleen Strikkers

Foto’s: Gonny Sleurink, Herman Koek en Heleen Strikkers

Tekeningen: Gonny van der Weerd

Met dank aan

Niels Jeurink, Cor Nagelmaeker, Ellen van Knippenberg, Herman Koek, Jeroen Klappe, Gonny van der Weerd, Gonny Sleurink

Voor meer foto’s zie het album van Herman Koek http://www.mijnalbum.nl/Album=6Q73GH3M#JLIUXZZA

(Klik op de foto’s om deze te vergroten)

Plantenwerkgroep, verslag excursie Kamperveen 21-05-2014

Kamperveen is de benaming voor het gebied tussen de stad Kampen en de provincie Gelderland. Het is een klei-op-veengebied. Kamperveen heeft drie buurtschappen: De Zande, Zuideinde en Hogeweg. De Hogeweg waar we vanavond wilde planten gaan bekijken heeft een kerk en een school en ligt midden in de streek. Verspreid tussen de drie kernen bevinden zich agrarische ondernemers die hoofdzakelijk veehouderij bedrijven.

We beginnen onze “wandeling” bij de kerk aan de Hogeweg met een leuke groep van 12 personen. Het berichtje in de krant heeft een iets vertekend beeld gegeven van de opzet van deze excursie. De krant sprak over een wandeling door het gebied Kamperveen, echter na een kwartier zijn we slechts 5 meter gevorderd. Wel hebben we dan al minstens 30 wilde planten gevonden en heel wat informatie van Niels tot ons genomen.

In de berm vinden we verschillende grassen, sommige erg lastig te determineren, omdat ze op het eerste oog veel op elkaar lijken. Lang vliesje, naaldjes, tongetjes maken het verschil. Wil je er meer over weten, dan is het leuk om een bezoekje te brengen aan de site http://www.vob-ond.be/Determinatie/start.html  van onze zuiderburen. Enkele grassoorten die er staan: gestreepte witbol, straatgras, zachte dravik, ruw beemdgras, Italiaans raaigras, grote vossestaart, kropaar, geknikte vossestaart en hier tussen groeien witte dovenetels, zwarte mosterd, zilverschoon, witte klaver, gele lis, gele hopklaver, rode veldzuring , waardoor de berm een lust voor het oog wordt.

Een leuke vondst tussen al dat gras is een kleine watersalamander. Al heel bijzonder dat hij opgemerkt wordt met zijn prachtige schutkleur. Ook een moeder-eend met haar kroost trekt onze aandacht. Wat helaas ook de aandacht trekt is het geluid van de trein en het voortrazende verkeer op de N50. De wind draagt het geluid naar de Hogeweg en verstoord jammer genoeg de rust van het platteland.

We lopen richting de Jules van Hasseltweg en gaan aan de andere kant van de weg lopen. Hier vinden we bomen en struiken langs de slootkant o.a. een linde, berk, paardenkastanje, Spaanse aak, Canadese populier en een vlier met haar prachtige bloemschermen. In de sloot drijft o.a. kikkerbeet en veenwortel De laatste komt ook op het land voor. De landvorm van veenwortel heeft behaarde bladeren, waarschijnlijk om uitdroging te voorkomen. Wel bijzonder dat ze zich op compleet verschillende plekken kan wortelen.

We slaan rechtsaf en lopen om de Dompekolk heen. Daar vinden we bij de sloot grote egelskop, waterzuring, kattenstaart, tenger fonteinkruid, veelkleurig vergeet-me-nietje (erg lange naam voor zo’n klein plantje, maar met prachtig bloempje onder de loep bekeken), veldsla, zachte ooievaarsbek, duizendblad en wederom een mooie vlier in bloei.

Het valeriaan is in aantocht. De wortels van deze plant worden gebruikt om een rustgevend medicijn van te maken en bij gehele consumptie van de plant wordt volledige rust gegarandeerd. Voorlopig hebben we geen valeriaan nodig. Het weidse uitzicht met hierboven prachtige wolkenluchten zorgt voor voldoende ontspanning.

Toch volgt er nog even een spannend moment. Wat kraakt daar in het struikgewas ???? Aan de andere kant van de sloot duikt ineens Rutger met bruine jas uit de struiken tevoorschijn. Waarop Jeroen meteen reageert : “Oeps de grote bruine beer ! “ Valeriaan kan nu helemaal in de kast, want niets werkt zo ontspannend als humor.

We lopen de parkeerplaats op en zien enkele groene tentjes langs de waterkant staan. In de Dompekolk is nachtvissen toegestaan, nadat een vergunning is verstrekt door Hengelaarsvereniging Ons Vermaak. Voor de kolk is er een kleine opgebrachte wal, waarop bitterzoet, krodde en korrelganzenvoet groeit.  Aan de rand van de kolk een lage zwarte els inclusief elzenhaantjes (kleine blauwzwarte glimmende kevertjes) die er lustig op los (vr)eten.

We lopen een stukje langs het water. Niet te ver, want we willen de rust van de hengelaars niet al teveel verstoren. Er staat een bord in het water, waar op het volgende gedicht van een Rijm-piet te lezen is: “Gedraag je niet als slappe zak, maar gooi je afval thuis in de afvalbak”  duidelijke taal !

Fraaier zijn de partij witte waterlelies en het zeegroene muur dat Niels ontdekt. Niet plukken waarschuwt hij meteen, want het is vrij zeldzaam. Verder lopend langs de kolk vinden we nog biezenknoppen, pitrus, 2-rijige zegge en scherpe zegge. Niels laat ons de verschillen zien. Zegge stamt uit het Indo-Germaanse woord seq, wat snijden betekent,  een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren.

We lopen weer terug naar de weg. Niels toont ons nog een steenuilenkast in de boom. We denken niet dat er iemand thuis is.

Voordat we de auto’s weer bereikt hebben zien we nog de egelboterbloem en de echte koekoeksbloem. Echter waar we voor gekomen zijn –  de grote pimpernel – kunnen we helaas nergens vinden. We zullen genoegen moeten nemen met haar foto in de Flora van Nederland. De bladeren, bloemen en bloemknopjes van de grote pimpernel zijn een wilde groente en kunnen prima in een salade verwerkt worden. Van de gedroogde bladeren kan een kruidenthee worden gemaakt. Zou het eten van wilde planten weer een trend aan het worden zijn? Dat zou in dit geval wel heel erg jammer zijn.

     

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep, excursie Scherenwelle, 2e paasdag, maandag 21 april 2014

Paashazen tussen de kievitsbloemen

Op een wat regenachtige 2e paasmaandag, bezochten we met 10 man-vrouw Scherenwelle. De eerste plantenexcursie van het seizoen gaat traditioneel het ene jaar naar het Zalkerbos en het andere jaar naar Scherenwelle.  Beide zijn unieke natuurgebieden langs de IJssel in de buurt bij Kampen.

Bij de planning van de excursie hebben we geprobeerd de datum zo te kiezen dat de kievitsbloemen zouden bloeien. En dat is gelukt. Hoewel al zeker 2 weken in bloei, stonden ze er nog prachtig bij: veel paarse en een enkele witte.

Niels legde ons uit dat de kievitsbloem een soort is van regenrivieren en in Nederland alleen voorkomt in het Vechtdal en bij Gouda. En zoals vaak bij planten: waar hij voorkomt, komt hij dan weer massaal voor. Een rode lijst soort: zeldzaam maar plaatselijk algemeen. Deze plek aan de IJssel is wellicht een overblijfsel van een grotere populatie is een breder gebied rondom de Vecht.

Gletsjerrivieren overstromen vaak in het voorjaar, net de in de periode dat kievitsbloemen bloeien, zodat ze het daar niet doen. Daarom is deze groeiplaats aan de IJssel, een zijtak van de Rijn, dus een gletsjerrivier,  bijzonder. Verder moet de kievitsbloem er voor zorgen de grote vossenstaart voor te zijn: een goed groeiend gras van vergelijkbare omstandigheden. Als de vossenstaart vroeg is (of meer begunstigd wordt) gaat dat ten koste van de kievitsbloem.   

De bloei van de kievitsbloem wordt vooral bepaald door de daglengte en minder door de temperatuur. Daarom is de bloeiperiode vrij goed de voorspellen (half april; kan vast in de agenda voor volgend jaar!) Wie elders massaal kievitsbloemen wil zien schijnt in het Loiredal zijn hart te kunnen ophalen.  En ja: de kievitsbloemen uit het tuincentrum zijn cultivars die het wat minder nauw nemen met hun groeiomstandigheden.

Diverse ontwikkelingen rond de uiterwaarden van de grote rivieren zullen de komende jaren flinke invloed gaan krijgen op dit gebied (en op het Zalkerbos). Eén van de doelen is om op meer plaatsen kievitsbloemen te krijgen. Daarvoor zal een aantal weilanden wat worden afgegraven waardoor ze lager komen te liggen en dus natter worden.

Ook zullen bosjes, jonger dan ca. 20 jaar, die haaks op de rivierrichting staan worden gekapt. Dat riep bij sommigen van ons de vraag op hoe het er hier dan vroeger uit heeft gezien. Waren die bosjes er niet altijd al? Bijvoorbeeld om wilgentenen uit te snijden?

Ik heb er schilderijen van Jan Voerman eens op nageslagen. Veel van die IJsselgezichten van Voerman laten kalere uiterwaarden zien dan we nu hebben. Zie bijgaand Gezicht op de IJssel (ca. 1930) in het bezit van het Stedelijk Museum Zwolle.

 

Toen we verder liepen richting de IJssel, zagen we 2 hazen die elkaar achterna zaten al zigzaggend door de weilanden.

Onderweg kwamen we nog een aantal typische rivierplanten tegen zoals de (nog niet bloeiende) beemdooievaarsbek, de kleine pimpernel die net in bloei stond, samen met zachte haver, en rivierkruiskruid. En we vroegen ons af waar de naam pinksterbloem vandaan komt, die altijd met Pasen bloeit. Eén suggestie was dat de naam afkomstig is uit Engeland (pink: roze; maar in Engeland heet ie Cuckoo Flower en kondigt de komst van de koekoek aan). Op internet vond ik een paar andere verklaringen:

  • vernoemd door Linnaeus zelf. Die kwam uit het noorden en daar was Pinksteren wat later, dus bloeide de bloem bij hem als het Pinksteren was… maar ja, hield Linnaeus zich wel bezig met inheemse (Nederlandse namen)??
  • aankondiging dat de pinken de wei weer in mogen 
  • staat voor vroeg bloeiend en vroeg is dan rond Pasen/Pinksteren

En zoals hoort bij een plantenexcursie: hadden we een integrale natuurexcursie. Twee visdiefjes buitelden over de IJssel. Opmerkzaam gemaakt door het geluid, zagen we 3 regenwulpen.

De toonhoogte van het gesnor van de snor en sprinkhaanzanger is voor de fijnproevers, die we gelukkig in ons gezelschap hadden, zodat we wisten dat we een snor als een metalen staafje over een kammetje hoorden snorren.

Altijd mooi vind ik het zicht op Wilsum, als je vanuit de uiterwaarden naar het dorp loopt: het oude kerkje en de boerderijen die tegen de dijk aan gebouwd zijn.

Via de dijk liepen we terug naar de auto’s en fietsen.

Weliswaar een beetje nat, maar voldaan  over deze mooie excursie!

Waarnemingen

  • Kievitsbloem, knolboterbloem, scherpe boterbloem, kruipende boterbloem, kleine pimpernel, zachte haver, zachte dravik, beemd ooievaarsbek, rivier kruiskruid, kruisdistel, kluwen hoornbloem, akkerhoornbloem, tweerijige zegge, scherpe zegge, pinksterbloem, dotterbloem, moeraszuring, krulzuring, veldzuring, herik, hopklaver, reukgras, grote vossenstaart, kleine brandnetel, schietwilg, krakwilg, glad walstro, witte en paarse dovenetel, hondsdraf, smeerwortel, fluitenkruid
  • Regenwulpen, snor, visdiefjes, bruine kiekendief, braamsluiper, fitis, tjiftjaf, rietgors, boerenzwaluw, zwartkop, ooievaar
  • 2 hazen

Verslag: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers