Plantenwerkgroep, excursie Kuinre op 22 mei 2019

Vanavond kiezen we voor een zogenaamd “wit gebied”. Witte gebieden zijn gebieden waar nog weinig gegevens over de flora zijn verzameld. Het is een hok van 5 x 5 km (een ‘uurhok’, 5 km was ongeveer een uur lopen, vandaar) en Niels verwacht hier in de loop van het jaar (op basis van gegevens uit het verleden) 235 soorten te kunnen vinden.

We starten vanavond met 5 man op de kruising Blankenhammerweg/Uitendijkenweg aan de noordoost kant van de Noordoostpolder. Niet in zomaar wat wegbermen gaan we kijken, maar in bermen met een verhaal: Tot in de jaren zeventig maaiden de boeren de bermen en gebruikten het hooi. De bodem was zandig en kalkrijk en er was veel kwelwater aanwezig, waardoor er bijzondere planten groeiden zoals parnassia, moeraswespenorchis, dwergvlas, geelhartje, kleine ratelaar en stijve ogentroost. Planten die normaal vooral in de duinen voorkomen. Na 1970 veranderde dit. De wegen werden geasfalteerd en na 1990 verviel de plicht voor de boeren om de bermen aangrenzend aan hun percelen te maaien en het maaisel af te voeren. Maaisel en slootbagger bleven in de bermen liggen of bermen werden helemaal niet meer gemaaid, waardoor de bermen te voedselrijk werden en de bijzondere plantensoorten die hier groeiden helaas verdwenen. In 1999 startte Landschapsbeheer Flevoland met een project met als doel de bijzondere vegetatie te herstellen. De wegbermen werden geplagd, over zo’n 40 km (!), om de voedselrijke toplaag te verwijderen. Het project werd een succes, want een aantal bijzondere plantensoorten zijn er weer te vinden. Bovenstaande informatie komt uit het natuurtijdschrift De Levende Natuur – jaargang 113-nr. 4, waarin u nog meer over dit project kunt lezen, zie bijgaande link: http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=580401

Geelhartje, foto Gonny Sleurink

Meteen bij het verlaten van de auto’s vinden we al een behoorlijke hoeveelheid geelhartje. Ondanks dat geelhartje, een tenger, witbloeiend plantje met een geel hartje, agrarisch weinig opleverde, werden de zaden van deze kleine vlassoort wel degelijk gebruikt. Bij een hoge dosis is geelhartje giftig maar een paar zaden zouden laxerend werken. De wetenschappelijke naam (Linum catharticum) betekent “purgeervlas”.

Ook staan er diverse rietorchissen en de slootkant is werkelijk schitterend met volop bloeiende grote ratelaar. Verder o.a. moerasrolklaver, zomprus, ruige zegge, veenwortel en kamgras. Aan de andere kant in de berm treffen we blaartrekkende boterbloem, kleine watereppe, wolfspoot en grote egelskop.

Landschapsbeheer Flevoland heeft een duidelijk infobord in de berm geplaatst met het doel dat voorbijgangers een blik (geen conserven- of bierblik uiteraard) zullen werpen op de bijzondere flora. In de sloot zelf is natuurlijk ook het een en ander te vinden, al moeten we dat nooit te letterlijk nemen, want voordat je het weet heb je een nat pak. In het water o.a. sterrenkroos, smalle waterpest, gekroesd- en schedefonteinkruid. Langs de aardappelakker staan nog de daar bij passende soorten zoals akkerdistel en akkermelkdistel.

Het begint al wat te schemeren. We missen nog wel wat soorten zoals de stijve ogentroost, maar die bewaren we voor een volgend bezoek. In totaal hebben we 95 soorten wilde planten gevonden. Langs de sloot aan de Uitendijkenweg, waar de auto geparkeerd staat en waarin het kwelwater opvallend snel stroomt, vinden we nog veldlathyrus en een klaver die zich lastig laat determineren. Een uitdaging voor Niels, die ons later meedeelt dat het wondklaver is.

We rijden nog even over de dijk naar het plaatje Kuinre. De bermen hier (zelfde uurhok als bij de Uiterdijkenweg) laten een geheel andere vegetatie zien. Fluitenkruid, grote brandnetel, grote vossenstaart, kleefkruid, ruw beemdgras, engels raaigras, allemaal soorten van voedselrijke graslanden. Vervolgens lopen we met veel genoegen door het pittoreske plaatsje. Leuke vondsten zijn zandhoornbloem, bleekgele droogbloem en rode schijnspurrie.

Aan de rand van Kuinre steken we met gevaar voor eigen leven een drukke autoweg over om aan de andere kant de score van 87 soorten te completeren.

Verslag Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep: excursie Sint Pietersberg 25 mei 2019

Deelnemers: Niels Jeurink, Ellen van Knippenberg, Klaas van Leiden, Cor Nagelmaeker, Bert Siebrand en Henk Snel.

Al om 07.30 uur stonden we klaar op het Meeuwenplein om de reis naar Maastricht, erkend hoofdstad van Bourgondisch Nederland, te aanvaarden. Ons reisdoel in het ‘bronsgroen eikenhout’ was de Sint Pietersberg even ten zuiden van Maastricht. Een mergelheuvel die door de ENCI ten behoeve van de cementproductie voor een flink deel is afgegraven. Het resterende gebied is thans grotendeels in bezit van Natuurmonumenten. Het vormt sinds 2013, samen met het aangrenzende Jekerdal een Natura 2000-gebied. Vanwege de hier aanwezige kalksteen is het een floristisch zeer interessant en uniek gebied in Nederland.

Tegen 11.00 uur reden we door een aantal haarspeldbochten (chapeau Niels!) de oosthelling van de Sint-Pietersberg op. We kwamen uit bij het bekende Buitengoed Slavante, met terras, van waaruit we een prachtig uitzicht hadden op het Maasdal. Het restaurant Slavante is een voormalige buitensociëteit uit 1846. Het bezit tegenwoordig een eigen wijngaard. We lieten ons de koffie met heerlijke vlaaien goed smaken. Genietend van het fraaie uitzicht bekroop ons een vakantiegevoel. De zon deed de rest.

Uitzicht over de Maas

Daarna ging het naar de parkeerplaats bij de groeve. Na enige perikelen rond de oplaadpaal begonnen we met inventariseren, wat al meteen een keur aan planten te zien gaf: o.a. liggende klaver, harige ratelaar, hokjespeul, gulden sleutelbloem, heen en grijs havikskruid. Na 15 minuten en 10 meter verwijderd van de auto stond de teller al op 50 soorten.

Na enige tijd lopen kwamen we langs een grote vijver die in bezit was van Staatsbosbeheer. We lieten ons door een paar vissers vertellen dat het meer vol zat met karpers, zoals schubkarper, gewone karper, spiegelkarper en boerenkarper. Soms sprong een fors exemplaar geheel boven water uit. Na wat beter kijken ontwaarden we hele grote scholen met wel honderd karpers. De hoeveelheid visgereedschap van de gemoedelijke Limburgers verried een enorme vangstcapaciteit. En de aanwezige culinaire apparatuur liet weinig te raden over. Edoch: gevangen vissen moesten onverwijld worden teruggezet, zo luidde het verdict van Staatsbosbeheer.

Hierna liepen we omhoog het bos in. Een van de eerste planten die we daar vonden was het stijf havikskruid met prachtige gele bloemen. Verder langs dit pad zagen we o.a. prachtige boszegge en gevinde kortsteel.

Het pad slingerde verder omhoog en uiteindelijk arriveerden we bovenaan een kalkrijk grasland. Het mooie uitzicht deed ons besluiten hier de lunch te gebruiken. Het was ook hier dat plotsklaps Klaas van Leiden opdook. We hadden hem al zien scharrelen bij de graanakker. Hij schoof langzaam door het mergellandschap onze kant uit. Hij was op zoek naar van alles en nog wat, maar zou heel gelukkig worden als hij mocht aanpikken, om met ons op zoek te gaan naar de grote keverorchis om die te kunnen aanschouwen c.q. fotograferen. Het mocht. In het alpenweitje ontdekten we een paar koninginnepages, een aantal blauwtjes alsook het zeer zeldzame bruin dikkopje, een specialiteit van deze streek.

Koninginnepage

De planten die we in deze wei aantroffen waren o.a. harige ratelaar, gewone ossentong, voorjaarsganzerik, grote centaurie en wellicht ook paardenbloemstreepzaad en aarddistel maar die bloeiden beide nog niet en laten zich niet-bloeiend lastig op naam brengen. En later nog veldsalie.

Harige Ratelaar

Hierna liepen we een stukje langs de door Natuurmonumenten beheerde akker met prachtige kleuren van grote klaproos en veldlathyrus. Na de akker ging onze wandeling verder door bosachtig terrein (met de ook al zeer zeldzame groene bermzegge en duifkruid). Hier beleefde Klaas zijn moment van totale euforie, immers zijn grote wens ging in vervulling: Ellen vond een bloeiende grote keverorchis. Klaas legde zijn wenssoort gevoelig vast, hetgeen aan zijn trillende snorpunten was af te lezen. Ook stonden hier veel, nog niet bloeiende brede wespenorchissen.

Voort ging het langs een paar prachtige bospaden (met rode kamperfoelie, fladderiep, ruige scheefkelk en boslathyrus) naar een andere fraaie locatie, de Duivelsgrot. Deze grot bevindt zich in de zuidhelling en ligt op krap 200 meter van België en is onderdeel van een klein gangenstelsel. In de kalkrijke weitjes er naartoe bleken twee stukken door Natuurmonumenten afgeplagd te zijn. Dit is nodig omdat het grasland te voedselrijk is geworden. Dit komt door de huidige neerslag van stikstof, die natuurlijk ook in natuurmonumenten neerdaalt. Men probeert door deze verarming de planten die hier oorspronkelijk veel voorkwamen weer te stimuleren. Hopelijk met succes.

Muurhavikskruid

Bij de Duivelsgrot aangekomen klommen we bergopwaarts. De grot bleek ook een duivelse beklimming met zich mee te brengen! Maar met de nodige alpinistische, zeg maar gerust halsbrekende toeren, kwamen we hogerop en werden we beloond met wilde reseda, kleine steentijm en enkele exemplaren van het uiterst zeldzame groot zonneroosje. Het is de enige plek in Nederland waar deze plant groeit. We kregen tevens een magnifiek uitzicht op het Jekerdal en het dorpje Kanne in België als bonus.

Pas toen we bovenop de heuvel aangekomen waren, bleek dat het verboden was de helling met de grot te betreden vanwege het neerstortgevaar. Beneden was zulks niet vermeld. Kennelijk is het niet gebruikelijk, dan wel te verwachten, dat onverantwoordelijken de helling van onderen op zullen gaan!? Zodoende weer wat geleerd!

Bij terugkeer langs de eerder beschreven karpervijver bleken onze visvrienden ondertussen het schier onmogelijke gepresteerd te hebben: niet één karper was gevangen! Maar de heerlijk geurende hamburgers, tosti apparatuur en blikjes bier wezen toch op een welbestede buitendag. Teruggekeerd bij onze auto bleek deze geheel opgeladen te zijn, waarna we ons richting Maastricht begaven.

Na nogmaals een wandeling, ditmaal door het centrum van het immer gezellige Maastricht, vonden we ons terug in een klein etablissement, in de nabijheid van het Vrijthof. De luidruchtige en schalkse Limburgse die onze bestellingen met de nodige zwier op onze tafel deponeerde, werkte bepaald sfeerverhogend en bevestigde de spontane Limburgse inborst. Een betere afsluiting hadden we ons, na deze vermoeiende dag, niet kunnen wensen!

De avond was al ver heen toen we de parkeergarage Mosae Forum aan de Maasboulevard uitreden om de terugreis te aanvaarden. Jammer was dat onze heenroute over de A73 was afgesloten, zodat we via Eindhoven moesten omrijden. Dat hield in dat we een extra tankbeurt moesten inplannen. Zo kon het gebeuren dat we tegen middernacht kwh’s stonden in te laden ter hoogte van het Brabantse Sint-Oedenrode. Zo kom je nog eens ergens! Tegen 01.30 uur ’s nachts arriveerden we in Kampen, na een heel lange, want 18 uur, en intensieve excursiedag. Maar zeer geslaagd!

Tekst en foto’s: Cor Nagelmaeker

 

Plantenwerkgroep: excursie Reevediep 19 juni 2019

Kijkje over de dijk: het Reevediep: foto: Heleen Strikkers

De bui komt dreigend dichterbij, foto: Heleen Strikkers

De bestemming: Reevediep werd niet gehaald omdat er een enorm buiencomplex vanuit het noordwesten optrok. Vanaf de parkeerplaats bij het gemaal aan de Noordwendige dijk maakten we een korte wandeling waarbij de gebruikelijke soorten genoteerd konden worden, zoals Zwarte mosterd, Avondkoekoeksbloem en Witte Krodde, waarvan de zaaddozen het bewijs van zijn aanwezigheid leverden.

Zwarte mosterd, foto Gonny Sleurink
Avondkoekoeksbloem, foto: Gonny Sleurink

Toen het onweer losbarstte konden we het mooie schouwspel vanonder de luifel van het gemaalhuisje aanschouwen. De huiszwaluwen met veel nesten onder de dakgoot keken hier niet vreemd van op en kwetterden lustig door.

Maar het bleef regenen. Het was best knus onder de luifel waardoor een aantal mensen besloot het gezellige samenzijn ietwat te verlengen. De excursie werd dan ook besloten met koffie aan de IJssel in de Stadsherberg waar we getrakteerd werden op prachtige kleuren van de ondergaande zon die nog snel even door Gonny werden vastgelegd.

Kampen in vuur en vlam, foto: Gonny Sleurink

Volgend jaar een nieuwe poging.

Tekst: Heleen Strikkers

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep, excursie Hunzedal 24-8-2019

Het stroomdal van de Hunze: Bonnerklap, Spijkerboor en Motte met biggen.

Wat een wonderlijke namen komen we vandaag weer tegen: ons eerste doel is Bonnerklap en in de middag kiezen we Spijkerboor als uitvalsbasis. We sluiten af met een vraag over plantennamen in het dialect van de streek (nou ja, soms was die streek wel heel ruim).

Na koffie met gebak op een terras van een uitstekende bakkerij in Gieten, rijden we nog een paar kilometer oostwaarts. De weg volgt eerst de grens van de hoger gelegen Hondsrug en het golvende landschap van het beekdal. Eén van de boerderijen waar we langs rijden heet dan ook toepasselijk ’t Hoogt. We stoppen bij een parkeerplaats bij het natuurgebied Bonnerklap/Torenveen. Wij zullen het rondje Bonnerklap lopen. Gelukkig zijn we buiten het broedseizoen, zodat we niet op de kades hoeven te blijven, maar vrij kunnen rondstruinen en alle meanders van de Hunze kunnen volgen.

Prachtig weer, dus zonnebrand smeren en petten op!

Het informatiebord geeft aan dat dit natuurgebied van ca 300 ha sinds 2012 is opengesteld voor publiek. Het beekdal ligt ten oosten van de Hondsrug, die de waterscheiding vormt tussen de Drentse Aa in het westen en de Hunze in het oosten. Wat direct opvalt, is het meanderen van de beek. Met royale bochten slingert de beek zich door een open weidelandschap, dat begraasd wordt door koeien en paarden, die flink de ruimte hebben. Op onze wandeling van zo’n 6 km kruisten we één keer hun pad.

En wat een rust! In de verte zien we zo af en toe een auto maar de wind staat gunstig, dus we horen ze nauwelijks. In dit jaargetijde zijn vogels ook alweer veel stiller.

Het informatiebord vermeldt verder dat er bij de herinrichting van het gebied een skelet is gevonden uit de IJzertijd, zo’n 2500-2800 jaar oud. Toen was er hier dus al bewoning. Het bord belooft ons verder o.a. de veldleeuwerik. Weliswaar hangt hij nauwelijks meer hoog in de lucht te kwinkeleren, maar die we wel hoorden en zagen als ze van het land opvlogen. De watergentiaan, die van stromend water houdt zagen we in groten getale ook bloeiend, en verder wordt vermeld dat de kunstmatige stuwen inmiddels zijn vervangen door de veel natuurlijker, en visvriendelijker keien en aarden dammetjes.

Onze eerste determinatiesessie betrof het onderscheid tussen Beklierde basterd wederik en Moeras basterd wederik. We kwamen dankzij de klierhaartjes (loep!) tot de beklierde (ja, de naam zegt het natuurlijk al). We kwamen veel bekende soorten tegen, weinig echte bijzonderheden, maar aan het eind van onze ronde door de Bonnerklap stond de teller toch op 149 soorten. In zo’n beekdal zijn heel wat biotopen te vinden, variërend van hoger en lagergelegen grasland, beekoevers, watervegetatie en hier en daar kleine bosjes (heerlijke verkoeling bij de lunch!).

Enkele van de soorten die we vonden: in het water Pijlkruid, Grote egelskop, Watergentiaan en Kikkerbeet, Grote waterweegbree, Watervorkje, Zwanenbloem; langs de oevers Gevleugeld hertshooi, Driedelig tandzaad, Knikkend tandzaad, Kleine watereppe, Beekpunge, Kleine duizendknoop, Blaartrekkende boterbloem, Waterpostelein, Naaldwaterbies, Rode schijnspurrie, Snavelzegge, Waterzuring, Zenegroen; in de bosjes Gelderse roos, Boswilg, Ruwe smele; en op de wat hoger gelegen gronden en langs de weg o.a. Vlasbek, Gladde witbol, Cichorei,  Hertshoornweegbree en Lange ereprijs, maar die laatste was vast niet op natuurlijke wijze daar gekomen.

Ook vogels en insecten lieten zich spotten: de Beekjuffer vloog een tijd met ons mee langs de beek, we hoorden en zagen veel veldleeuweriken, maar ook een watersnip en een bruine kiekendief.

We besluiten het zuidelijke deel: Torenveen, te laten zitten en wat meer stroomafwaarts te gaan naar het noorden: vanuit Spijkerboor wandelen we rondom het Annermoeras.
Ook hier een informatiebord bij het parkeerterrein: “het Hunzegebied is in de meest letterlijke zin een ‘nieuwe wereld’ die pas in de afgelopen eeuw zijn huidige vorm kreeg toen het afgegraven veengebied werd ingericht als landbouwgebied. Daarbij hoorde een Hunze die zich wist te gedragen en keurig binnen z’n oevers bleef om het overtollige water zo snel mogelijk af te voeren”. Maar de tijden zijn opnieuw veranderd: inmiddels is niet alleen waterafvoeren een opgave, maar water bergen is minstens zo belangrijk geworden. De landbouw heeft gedeeltelijk plaats gemaakt voor natuurontwikkeling en ook hier heeft de Hunze de vrije hand gekregen om haar natuurlijke loop zelf te ontwikkelen. De Hunze heet hier ook wel Oostermoerse Vaart, en speelde een belangrijke rol bij het vervoer van turf. Ook hier hoeven we buiten het broedseizoen niet op de kades te blijven.

Ook al heet het hier Annermoeras, het heeft toch veel weg van Bonnerklap. Het landschap is wat wijder geworden, de beek is breder, stroomt langzamer en er zijn minder rietkragen. Ook hier grazend vee, o.a. een kudde blaarkoppen. En diezelfde heerlijke rust. We kwamen een wandelaar tegen die met zijn honden een verfrissende duik in de beek nam.

Zoals te verwachten zijn er verder stroomafwaarts veel zelfde soorten te vinden als bij Bonnerklap. Maar we treffen ook nieuwe soorten, waarbij we in dit gebied (oud en nieuw) op een totaal van 179 komen. Enkele van dezen soorten: in het dorp Madelief, Muskus kaasjeskruid, Stinkende gouwe, Hemelsleutel, Spurrie, een ingezaaide akkerrand met o.a. Slangenkruid, Bleke klaproos en Korenbloemen, en in en langs de beek Waterkruiskruid, Glidkruid, Wateraardbei, Veldlathyrus, Dagkoekoeksbloem, Stijve ogentroost, Rode waterereprijs, Zeegroene muur en de schadelijke invasieve exoot Watercrassula: een onooglijk plantje, dat wel hele plaggen kan vormen, waarmee het de overige vegetatie verstikt.

En wat betreft vogels en insecten:

Op het water schaatsenrijders en glinsterende schrijvertjes: soms een dans, soms lijkt het meer op tikkertje of een regelrechte strijd. In de lucht en langs de waterkant opnieuw een bruine kiek, en veel gele kwikstaarten.

Na een prachtige dag sloten we deze af op het terras van een eetcafé in Eext. Terwijl we genoten van een drankje en een maaltijd, bleek dat we in een regionale puzzelrit beland waren. We konden meegenieten van de uitslagen! Elke winst van 30 punten van de 1000 werd toegelicht, de logica van degenen die de tocht had uitgezet had zo zijn eigen meanders. (Een voorbeeld: ga niet rechtsaf met een nietje door het papier betekent: ga wel rechtsaf: 2 nietjes zijn een dubbele ontkenning, helaas geen 30 punten verdiend….).
Eén vraag was ook aan ons besteed: met de streeknamen van 4 planten kwamen we halverwege  (soms was die streek dus wel heel breed): Akkerwinde: Pispotje, Salomonszegel: Motte (is zeug) met biggen, Sleedoorn: zuurbekkie; Kamperfoelie (we onthielden zoete zoege of zoiets; onze associatie: als je aan een bloem zuigt is die zoet vanwege de honing).

Al met al een prachtige afsluiting van dit plantenseizoen!

Verslag: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep, excursie Wimmenummerduinen 22 juni 2019

Deelnemers: Corrie Geerds, Henk Snel, Heleen Strikkers, Bert Siebrand, Ellen van Knippenberg, Thea Wezenberg, Niels Jeurink en Cor Nagelmaeker.

Het programma vermeldde deze dag een expeditie naar een, van horen zeggen, bijzonder en afwisselend duingebied ten noorden van Egmond. Met de naam Nimmerdrummer….., Nummerdimmer….. eh Wimmenummerduinen. Man, wat een naam! Je hoeft het niet tienmaal achter elkaar te zeggen om in een dyslectische kramp te schieten. Om half negen zette ons gezelschap koers richting Het Noordhollands Duinreservaat met daarin gelegen de Wimmenummerduinen, een gebied dat in de volksmond bekend staat als ‘De Duinen van Six’, de vroegere naam. Na ongeveer anderhalf uur verlieten we de snelweg ter hoogte van het stadion van ‘retteketet AZ’. Om ons, via steeds pittoresker wordende weggetjes, naar het reisdoel te slalommen.

Aangekomen in Bergen-Binnen zegen we neer op het terras van etablissement ‘Loetje’, waar we ons verlustigden aan de traditionele koffie met appelgebak, met een formaat dat deed vermoeden dat er bij ieder van ons een hele appel in zat verstopt. Onderwijl werden we gegrepen door het gezellige dorpsgezicht en door Thea die een klapdeur iets te snel dichtsloeg. Een bebloede teen ten gevolge hebbend.

Desondanks gingen we hierna welgemoed op pad naar de Duinen van Six.

Jan Six

Deze duinen waren tot voor dertig jaar eeuwenlang in het bezit van de bekende Amsterdamse regentenfamilie Six. Rembrandt schilderde een van de vertegenwoordigers van dit geslacht: Jan Six. Deze Jan Six (1618-1700) was een vermogend kunsthandelaar en tevens vriend en beschermer van Rembrandt. Zijn schilderij is nog steeds in het bezit van de familie Six. Saillant detail dat niet onvermeld mag blijven is dat een hedendaagse nazaat van de Six-familie, niet geheel en al toevallig ook Jan Six genaamd, kunsthistoricus en kunsthandelaar, de afgelopen jaren twee tot dan toe onbekende Rembrandts heeft ontdekt.

Al op de parkeerplaats ging het traditiegetrouw helemaal los. We vonden er o.a. guichelheil, bekend als het ‘geneesmiddel der gekken’. Het plantje werd vroeger gebruikt als geneesmiddel tegen razernij (guichel). Het heeft inderdaad een geneeskrachtige werking: tegen nierstenen, geelzucht en ook krankzinnigheid! Maar bij al te kwistig gebruik leidt het tot de dood. We leerden verder van Niels dat in Zuid-Europa een blauw bloeiende soort voorkomt. Zie je echter een blauwe in ons land dan is het tóch de rode (!?). Om gek van te worden. Maar daar is dus een geneesmiddel tegen.

Guichelheil

Ook nog op de parkeerplaats noteerden we: slangenkruid, muurpeper, duindoorn, zuurbes, dauwbraam, allemaal planten die in dit duinbiotoop thuishoren. Na het afstruinen van de parkeerplaats, de teller stond al op bijna 100 soorten, kochten we bij de automaat naast de ingang een entreekaart en liepen vervolgens een mooi duinbos binnen. Het was een gemengd bos waar we vleugeltjesbloem, gewone agrimonie, asperge, veldhondstong aantroffen.

Wat ons opviel was dat we weinig publiek tegenkwamen, op wat wandelaars en fietsers na. Amusant was de ons passerende moeder, die haar fietsende (zwalkende) dochtertje cryptisch toeriep: “Wel op de kant, maar niet op de rand”. Het klonk als betrof het hier een goede raad aan een lid van een met integriteit worstelende partij, toch vooral het rechte pad te blijven ‘befietsen’.

We vervolgden onze weg door het bos en kwamen na een wijle in een fraai, open en heuvelachtig duinlandschap, waardoor zich enige zandwegen slingerden. Met hier en daar bosschages, afgewisseld met duindoorn- en kruipwilgstruweel.

We noteerden gaandeweg vele tientallen plantensoorten o.a. duinroos, duinwespenorchis, mannetjesereprijs, ossentong, duinviooltje en glad walstro. Opvallende schimmels, want fel oranje, vonden we op de duinroos.

Het moeilijke van die overvloed aan soorten is, dat vele er tal van familieleden op na blijken te houden. Zo ontstond er verwarring over de ratelaars. De een meende een kleine ratelaar ontwaard te hebben, terwijl een ander toch echt de grote had gezien. Dan prijs je je gelukkig een plantenspecialist als Niels in je midden te weten, die verkondigde: “Ook de grote ratelaar is klein geweest”. Kijk, dat helpt een beginnend florist verder!

Aan de rand van de vlakte, in de schaduw van de dennenbomen vonden we een plek om de lunch te gebruiken. Zo te merken was het appelgebak geland. Al zittend ervaar je terstond weer andere dingen. Zo ontdekten we op het zandpad een soort mierenleeuw die druk bezig was een rups te verslepen.

Ook zagen we vlinders als zandoogje, bonte bessenvlinder, kleine parelmoervlinder en heel veel distelvlinders.

Voorts ging het weldra weer. Over zandige paden door bosachtig terrein, dan weer door meer open biotopen. Het aantal plantensoorten liep alras op: grote teunisbloem, brede stekelvaren, mannetjesvaren, blauw glidkruid en de welriekende of duinsalomonszegel. Opvallend waren de grillig gevormde dennenbomen, die een haast spookachtig ‘Dali-achtig’ decor vormden. Op een ervan zagen we prachtige zwammen, die hoe fraai ook, het onvermijdelijke verscheiden van de betreffende boom aankondigden.

Even verderop beklommen we, via een lange trap, een hoog duin waar we een prachtig uitzicht hadden over het reservaat. We waren het erover eens dat het goed is dat dit gebied (20 km lang!) een beschermde status heeft en er goed op wordt gepast. Geïllustreerd door het feit dat we deze dag twee keer een bewaker zijn tegengekomen.

We vonden deze dag ook een aantal fraaie rupsen waaronder die van de kuifvlinder. Laatst genoemde hadden zich te goed gedaan aan een statige koningskaars en er hoegenaamd niets van overgelaten.

rups Kuifvlinder

Het zal een uur of vijf zijn geweest dat onze route afboog in zuidelijke richting teneinde de terugtocht te aanvaarden. Door laag begroeide duinen liepen we richting zee. Hier waren we in een biotoop met zandblauwtje, kruipend stalkruid en struikhei. Planten die goed de droogte kunnen verdragen. Langs de weg stonden o.a. zandteunisbloem, stalkaars, zwarte toorts en koningskaars, En ook vlak bij elkaar groeiend grote en kleine zeekool. Maar zeer bijzonder was de vondst van zowel de prachtige nachtsilene, oorsilene, blaassilene én kegelsilene op een klein stukje grond in de berm.

Tegen zessen bereikten we een kerkje midden in het duin: Bergen aan Zee! En tegen 19.00 uur besloten we wat te gaan eten in een van de visrestaurantjes die Bergen aan Zee rijk is. De keuze was beperkt: kibbeling met patat ging het worden, voor allemaal. Omdat vis gezond heet te zijn, namen we de patat op de koop toe. Na de maaltijd kwamen we tot de conclusie dat naast de drie (gezond!) vette vissoorten haring, zalm en makreel, ons restaurant er zowaar kans toe had gezien, kennelijk verleid door het motto: ‘the vetter, the better’, er een vierde (modder)vette aan toe te voegen: de kabeljauw. Dat ook onze patat niet aan het vetbad was ontsnapt, laat zich gemakkelijk raden. Dank! Na dit ‘diner’ overleefd te hebben, begonnen we aan de strandwandeling die ons weer dicht bij Egmond aan Zee zou brengen. Thea raakte al pootje badend een slipper (what’s in the name) kwijt, die tot haar grote opluchting zo’n 20 meter verderop weer aanslibde. Zo werd haar al eerder gememoreerde en gekwetste teen verder leed bespaard.

De doorsteek door de duinen (Burgemeesterspaadje), richting parkeerplaats, werd door het mulle zand een zware. Wel werden we verblijd met het vrolijke gekwetter van een pieper. Die had zich genesteld op een paaltje, om van daar uit korte vluchtjes, als was het een leeuwerik, te ondernemen. Planten die we hier zagen waren o.a. zeewolfsmelk en stekend loogkruid

Ondanks dat we landschappelijk gezien al een heel gevarieerde dag hadden beleefd, troffen we na deze doorsteek weer een geheel ander biotoop aan. Hier was het nat. Rond de duinmeertjes (Lakemansvlak) konden we een drietal orchideeënsoorten noteren: vleeskleurige-, gevlekte riet- en rietorchis. Verder ook nog veel knopbies, slanke waterbies, drienervige zegge, walstrobremraap, rode waterereprijs en verrassend veel andere soorten planten. Tegen half tien, de zon was inmiddels in de Noordzee gezakt, de nachtsilenes waren opengebarsten, bereikten we onze automobielen en konden we huiswaarts keren. Op de soortenlijst stonden 284 soorten! Om stil van te worden.

Stil was het bij de oplaadplek voor onze elektrische auto, vlak benoorden Amsterdam, echter geenszins. De om voedsel bedelende jonge ransuilen overstemden voortdurend het geluid van het voortrazende verkeer en het geklok van onze Amstelbiertjes. Tegen 01.00 uur arriveerden we in Kampen. Te laat voor het full-color festival. Maar wij hadden het onze al gehad . . . . . . . . in ‘de duinen van Six’!

Rest ons vanaf deze plek onze welgemeende dank uit te spreken aan de heren Jeurink en Heukels voor een even prachtige als interessante dag, die als heel leerzaam werd ervaren!

Tekst en foto’s Cor Nagelmaeker

Collage: Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep, excursie Zalkerbos 27-4-2019

Links van het pad: donkere stammen van essenhakhout en een donkere, vrij eentonige ondergroei van Schaafstro, als je goed kijkt zie je een wildwissel door de schaafstro lopen; rechts van het pad veel lichter bos van iepen, ook een enkele es, esdoorns en een heldere ondergroei van afstervend Speenkruid, bloeiend Fluitenkruid, de smalle sprieten van Moeraslook en de brede bijna grasachtige van Slangenlook, bloeiend Look zonder look, de eerste bloeiende Vogelmelk, Vogelmuur en Grote muur: dat is het Zalkerbos in een notendop op een zaterdag eind april. O ja, in beide bermen de voor dit gebied ook kenmerkende Gevlekte dovenetel, met veel grotere helder paarse bloemen, dan zijn veel meer voorkomende broertjes en zusjes van de paarse dovennetel.

Moeraslook


Slangenlook

Met 10 enthousiastelingen bezochten we op ochtend van Koningsdag het Zalkerbos. Op de achtergrond hoorden we nog vaag de klanken van de harmonie van Zalk die Koningsdag daar luister bij zette. Wij lieten ons begeleiden door het drukke gezang van een Tuinfluiter, de klaterende loopjes van Zwartkoppen, het gemiauw van twee Buizerden, volop Tjif Tjaffen, voor degenen met goede oren het geratel van een braamsluiper, een enkele zwaluw en voor ons allemaal het geklepper van ooievaars.

Het bos staat ook bekend om zijn vele soorten paddenstoelen. We hadden nota bene een kleine discussie of bollen van oude Reuzenbovisten nu echt oude paddenstoelen waren of verdwaalt schuimrubber in bolle vormen. En iemand vond een mooi geschubde aardster.

Gekraagde aardster

Sinds het bos is uitgebreid als compensatie voor de uitdieping van de IJssel, is de jonge aanplant flink hoger geworden. De nieuwe stukken beginnen al wat op bosjes te lijken en de pionierssoorten die we er eerder vonden zijn wel verdwenen. Wel heeft de aanplant die er het laatste bij kwam te lijden gehad van de droge zomer vorig jaar. Ook is er een stuk uiterwaard aan de boszijde van de Veerweg bijgekomen dat een plasdras o.a. voor vogels gebied moet worden. Heel nat was het nu niet, maar we werden getrakteerd op een heerlijke verse Watermunt lucht, toen we langs de randen van een plasje struinden, om de aanwezige zegges te bekijken en het helder groene Pitrus te vergelijken met de veel grijzere Zeegroene rus. Op de hogere delen o.a. Karweivarkenskervel, Kruisdistels en Stijf barbarakruid.

Een groepje ganzen liep parmantig over de zomerdijk te snateren. De diversiteit wordt ook onder ganzen groter: behalve Grauwe ganzen en witte stadsganzen (soepganzen), de veel kleinere Brandganzen en de voor mij nieuwe, Chinese knobbelganzen met een prachtig getekend hals (licht) en nek (donker). En dan nog allerlei mengvormen tussen witte en Chinese ganzen.

Sovon zegt er het volgende over: “De Knobbelgans is zwaarder van bouw dan de wildvorm  en heeft een zwarte knobbel op de snavel en een keelflap. Vaak worden waarnemingen van Knobbelganzen verzameld in de categorie ‘soepgans’ wat niet helemaal terecht is aangezien soepgans strikt genomen verwijst naar alle gedomesticeerde varianten van Grauwe Gans. Knobbelganzen onderscheiden zich van Soepganzen door de zwarte snavel en grote knobbel en het contrast tussen de donkere achterzijde van de nek en de lichte voorzijde. Soms worden ook Knobbelganzen met oranje snavels gezien waarbij we er vanuit mogen gaan dat deze voortkomen uit een Soepgans/Knobbelgans ouderpaar.”

De uiterwaard rechts van de Veerweg (als je in de richting van de IJssel loopt) is veel zandiger dan de waard links. De door jarenlange bemesting vruchtbare bovenlaag is er bij de inrichting al natuurgebied vanaf geschraapt. De rechter waard ligt bovendien tegenover de Vreugdenrijkerwaard, een prachtig stroomdal grasland aan de overkant.

Heksenmelk


Vogelmelk

Vorig jaar vonden we op de nieuwe waard zo’n 200 verschillende soorten. Die waren gedeeltelijk geholpen door het uitstrooien van maaisel van Kortenoever (tegenover Zutphen). Uiteraard zijn de omstandigheden bij Kortenoever anders dan hier. Het is dus nog de vraag of alles wat we vorig jaar vonden zich blijvend hier gaat vestigen. Het was nu nog te vroeg in het jaar om een inventarisatie te doen. Bovendien heb je toestemming nodig van SBB om het gebied echt door te struinen. Daarom bleven de nu alleen aan de rand en zagen dat de bijzonder Wilde averuit het in ieder geval wel goed doet en zich ook uitbreid.

Toen we rond een uur of 13.15 weer terug waren bij de auto’s, ging een aantal van ons huiswaarts, terwijl anderen nagenoten van koffie en thee bij een gastvrij onthaal van één van de deelnemers die aan de Veerweg woont.

Tekst: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep: excursie naar de Biesbosch 08-09-2018

Nationaal Park De Biesbosch wordt ingeklemd tussen de Beneden Merwede (bij Hardinxveld) in het noorden en de Amer (bij Geertruidenberg) in het zuiden. Daartussen vind je smallere en bredere kreken, uitgestrekte wilgenbossen en rietlanden. Delen van het gebied zijn bijna alleen via het water toegankelijk maar op sommige plaatsen zijn ook wandelpaden en wegen. De website van Staatsbosbeheer meldt o.a. het volgende over de Biesbosch:

De Biesbosch was oorspronkelijk polderland. De Sint-Elizabethsvloed in 1421 veranderde het in een binnenzee. Dankzij het water uit Maas en Waal werd het een zoetwaterdeltagebied. Uit zand en rivierslib ontstonden zandplaten. Vooral biezen groeiden daar goed op. Vandaar de naam ‘Biesbosch’. Eeuwenlang verdienden griendhakkers, rietsnijders en biezenvlechters er een karige boterham.

In 1970 werd het Haringvliet afgesloten. De grote verschillen tussen eb en vloed verdwenen en daarmee de griend- en rietcultuur. De wilgenakkers verruigden en de natuur kreeg vrij spel.

Staatsbosbeheer speelt vanaf 1958 een belangrijke rol in het begeleiden van natuurontwikkelingen in het gebied. Ook in dit deltagebied vreest men, door klimaatverandering, voor problemen met overtollig rivierwater. Men heeft grote delen land daarom weer ontpolderd, zodat de rivieren hun overtollige water kwijt kunnen en er zijn nieuwe stroomgeulen gemaakt die zorgen voor een goede doorstroming van het gebied. Het gebied is constant in beweging. Het is mooi om te zien dat de natuur veel zijn eigen gang mag gaan. Omgevallen bomen worden niet weggehaald, raken bemost en verteren langzaam. Maar het ‘wateropvanggebied’, de Noordwaarts, moet juist open blijven. En dat op een natuurlijke manier.

We starten bij restaurant Het Bolle Bevertje met koffie en uiteraard gebak. Theo Muusse, boswachter bij Staatsbosbeheer, heet ons van harte welkom. Na de koffie lopen we met z’n tienen richting Polder Jantjesplaat. We zien een prachtige waterpartij met fraaie slikkerige oevers en ondiepe delen, een ideale plek voor vogels. Maar we komen vandaag voor de planten en ook die zijn blij met dit mooie gebied, waar veel bijzondere soorten zich al snel thuis voelen.

Rieviertandzaad

Driekantige bies

Langs de oever vinden o.a. driekantige bies (zeldzaam en kenmerkend voor het zoetwatergetijdengebied) en heen (de variant daarvan van zoete milieus). Op de slibranden staat het zeldzame riviertandzaad en bruin cypergras. Theo is een zeer enthousiaste verteller met heel veel kennis van de aanwezige flora. Hij wijst ons rode- en blauwe waterereprijs, goudknopje, klein vlooienkruid, knikkend- en veerdelig tandzaad, bloeiend slijkgroen, bleekgele droogbloem, moeraskruiskruid en nog veel meer soorten op een relatief klein stukje grond. Verbazingwekkend.

Kleine pimpernel

Vervolgens lopen we langs kleine pimpernel (die was hier nog niet bekend!) en heelblaadjes weer naar onze startplek, om richting Werkendam te rijden. Bij de splitsing Galeiweg/Kroonweg vinden we in de linker berm het zeldzame rivierkruiskruid. Achter de berm staan de bomen tot de oksels in het water, het ziet er sprookjesachtig mooi uit.

Iets verderop lopen we door het smalle stukje land vol geelkleurige bloemen tussen de Kroonweg en het water Kooigat. Waar het zeldzame rijstgras groeit en we tandzaad nummer 4 van vandaag vinden: zwart tandzaad. Stekelige hanenpoot en Europese hanenpoot

Hanepoot

staan gezellig bij elkaar, waardoor we goed de verschillen kunnen bestuderen.

Dan beginnen de magen te knorren. Theo wil ons nog een mooi plekje laten zien, maar helaas is dit stuk afgesloten en dat is vast niet zonder reden. We ploffen ergens neer en genieten van onze boterhammetjes en de overvliegende buizerd en slechtvalk.

Genoeg uitgerust, stappen we weer in de auto. We rijden dit keer maar een piepklein stukje omdat er Aziatische waterbuffels te bewonderen zijn. Wat zien ze er stoer en indrukwekkend uit. Ze zijn echter heel zachtaardig en met hun grote bruine ogen kijken ze je vriendelijk en nieuwsgierig aan. Ze houden het groen mooi kort.

Theo vertelt, dat de waterbuffels de afgelopen warme zomer hun naam eer aan deden. Ze stonden heel wat uurtjes heerlijk tot hun kop in het water.

We rijden terug naar de Bandijk , waar Theo nog “ en passant” een koereiger in de bomen spot. Wanneer we uitstappen om afscheid te nemen van Theo, zien we een zeearend vliegen. Wat ’n cadeautjes.

We bedanken Theo hartelijk voor zijn enthousiaste rondleiding en voor het laten zien van de vele bijzondere planten. Theo Muusse is diegene geweest die in augustus 2017 het klein slijkgras, waarvan men dacht dat het in Nederland uitgestorven was, weer ontdekte in de buurt van het Hellegatsplein. De groeiplaatsen liggen in een gebied dat begraasd wordt door Heck-runderen. Door hun onberekenbare gedrag zijn deze dieren niet geheel ongevaarlijk. Het gebied is daarom niet vrij toegankelijk.

We gaan verder en bezoeken een smalle strekdam in de Nieuwe Merwede.

Wilde bertram

Hondsroos

Deze is dicht begroeid, zodat het oppassen geblazen is om niet onderuit te glijden. Hier vinden we o.a. wilde bertram en een mooie hondsroos. Op de dijk speuren we nog wat rond alvorens we verder rijden. Bij de Bandijk stoppen we op het parkeerplekje t.o.v. het gebied De Wassende Maan. Over het prikkeldraad het gebiedje in op zoek naar iets bijzonders, want Niels speurt in het rond. Er groeit hier aardig wat kamgras en we vinden er ook kattendoorn.  Aan de rand, in het water vinden we uiteindelijk het zeldzame groot nimfkruid, met groenige bloemen in de bladoksels. Heel apart plantje.

Groot nimfkruid

We rijden nog even terug naar de plek waar we deze ochtend gestart zijn en wandelen een rondje door polder Jantjesplaat. Niels riskeert nog een duik in het water om het aarvederkruid en ook hier het groot nimfkruid te vinden. We hebben vandaag 208 soorten planten gezien, waaronder verschillende zeldzame soorten en hebben genoten van het prachtige gebied. En dan te bedenken dat we slechts een fractie van het gebied hebben gezien. We moeten zeker nog een keer terugkomen om op zoek te gaan naar de Spindotter en wie weet een bever te ontmoeten.

We sluiten traditioneel af met een bezoek aan een eetgelegenheid. Met veel geduld hebben we moeten wachten op het vullen van onze magen, maar gelukkig zijn plantenliefhebbers geduldige mensen.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Waterpostelein

Waterpostelein

Vlooienkruid

Rijstgras

Oranje springzaad

Oeverbies

Kattenstaart

Hop

Hertsmunt

Heelblaadje

Goudzuring

Plantenwerkgroep, excursie Zalkerwaard 27 juni 2018

 

 

 

 

 

Veel, gedeeltelijk geïntroduceerde, bijzonderheden in de nieuwe Zalkerwaard!

Onze excursie naar de Zalkerwaard op een, al weer prachtige avond, had dit keer een bijzonder karakter door de samenwerking met de KNNV Zwolle. Daardoor waren we met een kleine 20 mensen!
KNNV Zwolle heeft op zich genomen het gebied voor SBB een aantal keer te inventariseren.  Zij waren er een paar weken eerder ook geweest. Dat gaf een bijzondere dynamiek aan deze excursie, waarbij de afdeling Zwolle doelgericht doorstapte naar de hoek van de Zalkerwaard waar ze de vorige keer nog niet aan toegekomen waren, terwijl de Natuurvereniging IJsseldelta, zoals gebruikelijk, startte bij de entree van het gebied. Waar trouwens direct al veel moois te zien viel.
En, oh ja,  dan was er ook nog een heel andere groep bezoekers met hun eigen leefwereld: jongeren die genoten van een prachtig zandstrandje dat zich aan de binnenbocht van de IJssel had gevormd.

Hoe zat het ook al weer?
Als compensatie voor de schade aan de natuur die het gevolg is van de verdieping van de IJssel tussen de Molenbrug en de Eilandbrug zijn recent allerlei maatregelen uitgevoerd rondom het Zalkerbos . Het areaal bos is uitgebreid met  ca. 3 ha.  In negen vakken is nieuw bos aangeplant. Bij de uitbreiding is de structuur van het bos gehandhaafd, met percelen in oost-west richting die de hoogtelijnen volgen.
Nieuw toegankelijk gemaakt via een laarzenpad is een stuk uiterwaard tussen het bos en de rivier. Dit gebied is verlaagd om doorstroming van water bij hoge waterstanden te verbeteren. Het moet een drassig open gebied worden, waar weidevogels kunnen foerageren.
Ten oosten van de Veerweg is een flink perceel ingericht t.b.v. de ontwikkeling van stroomdalgrasland. De bemeste bovenlaag is daar secuur geschraapt, met behoud van het oorspronkelijke reliëf. Reliëfvolgend afgraven, met een mooie term. Door oude afzettingen van de rivier zijn zandruggen ontstaan met allerlei laagtes en hoogtes. Door het afschrapen van die bovenlaag ontstaat een waard, die in potentie vergelijkbaar is met de Vreugderijkerwaard aan de andere kant van de rivier. Dit door Vereniging Natuurmonumenten beheerde gebied omvat één van de best ontwikkelde stroomdalgraslanden in Nederland.
Deze ‘nieuwe’ Zalkerwaard was het doel van onze excursie. We konden er ons hart ophalen tot de zon onder was en een volle maan aan de andere zijde van de hemel verscheen.

SBB heeft maaisel van Cortenoever (aan de IJssel tegenover Zutphen) uitgespreid over de Zalkerwaard. Waarom dat geen maaisel is van de Vreugdenrijkerwaard weten we niet: misschien puur praktisch omdat de Vreugdenrijkerwaard in beheer is bij Natuurmonumenten en Cortenoever en Zalkerwaard bij SBB. Gevolg is dat onder de best vele bijzonderheden die we aantroffen, ook akkeronkruiden zaten, die het op den duur in dit gebied, dat geen akkerbeheer heeft, misschien niet gaan redden.

Een greep uit die bijzonderheden: Wilde averuit: op een aantal plaatsen te vinden en echt passend bij dit gebied. Ook vrij veel aanwezig was het Rapunzelklokje, een Campanula die met zijn helder blauwe klokjes mooi combineerde met het royaal bloeiende Jacobskruiskruid, op meerdere plaatsen bewoond door rupsen van de Jacobsvlinder. Andere echte bewoners van dit gebied: veel Sikkelklaver, Kruisdistel en Geoorde zuring. Echte zeldzaamheden waren Groot spiegelklokje, Duits vitkruid en Steenanjer. Langs de zandige buitenste zandruggen o.a. veel Muurpeper , iets minder Zachte muur en nog minder Tripmadam. Ook bijzonder was een vrij grote groeiplaats van Grote tijm, op een meer naar binnen gelegen helling van een zandrug. We dachten dat die wel een kans maakt om te blijven. Verder zagen we o.a. nog uitgebloeide Morgenster, Knolboterbloem, Kantig hertshooi, Bolderik, Duizendguldenkruid, Hazepootje, Duifkruid, Poelruit en Stekelnoot. Met de meer algemene soorten kwamen we op een aantal van zo’n 170 soorten in ongeveer 2,5 uur op zo’n 3 ha. Geen sprake van dat we ook nog aan het bos toe zouden komen…..

Naast al die planten ook visdiefjes, zwarte sterns, een gele kwikstaart, en een klein groepje van ons stond op een gegevenmoment pal naast een jong haasje, dat zich voor dood op de grond gedrukt hield. Toen we dat in de gaten kregen zijn we maar snel doorgelopen.

Een excursiedoel wat we er voorlopig maar jaarlijks in moeten houden!

groot spiegelklokje determineren

Tekst en foto’s: Toos Lodder

 

Plantenwerkgroep: excursie Ewijkse plaat 14-07-2018

Vandaag brengen wij een bezoek aan de Ewijkse Plaat in de uiterwaarden van de Waal ten westen van Nijmegen.

Anderhalf eeuw geleden was de Plaat van Ewijk een eiland midden in de rivier de Waal. In de loop der jaren kwam de hoofdstroom van de rivier aan de noordkant van het eiland te liggen en groeide de waterstroom aan de zuidkant langzaam dicht tot een strang.

Bij hoog water bracht en brengt de Waal nog steeds grote hoeveelheden kalkrijk zand op de Plaat. Hier vormde zich hoge zandruggen, waardoor er geen water meer in het erachter gelegen gebied kon komen. In het kader van natuurontwikkeling heeft men 2 nevengeulen gegraven om het gebied natter te houden. Bij overstromingen blijft leem liggen en water staan, waardoor er nu een grote verscheidenheid aan planten groeit.

Het gebied wordt beheerd door natuurorganisatie Ark Natuurontwikkeling. Deze houdt zich bezig met diverse natuurontwikkelingen waarbij men samenwerkt met instanties als Staatsbosbeheer e.a. De organisatie heeft een erg leuke website www.ark.eu . De hierin genoemde dwaalfilms zijn de moeite van het bekijken waard. (www.dwaalfilm.eu ) De films laten je langs de Waal, Maas en meerdere Hollandse wateren wandelen vanuit je luie stoel.

Voor het bekijken van de planten zal men toch op pad moeten en dat mogen we vandaag doen onder begeleiding van Twan Teunissen van Ark Natuurontwikkeling. Twan kent dit gebied als zijn broekzak.

Het gebied is overigens vrij toegankelijk en men kan er naar hartenlust struinen, ook buiten de paden.

Na koffie met gebak in Beuningen rijden we over de dijk, met rechts een prachtig gebied dat geel ziet van de Zwarte Mosterd en met waterpartijen vol bloeiende Watergentiaan, naar de Tacitusbrug.

Na de auto in de schaduw te hebben geparkeerd lopen we de dijk af richting de nevengeul. Aan de drooggevallen oever groeit o.a. Bruin cypergras, een zeldzame plant, die hier echter massaal aanwezig is, samen met Klein vlooienkruid, Slijkgroen, Naaldwaterbies, Liggende ganzerik en een zeldzame exoot de Gele maskerbloem.

Richting de rivier vinden we, naast allerlei riviersoorten, Heksenmelk, Oostenrijkse Kers, Druifkruid en de bijzondere steppesoort: Zandweegbree.

Zandweegbree, foto: Gonny Sleurink

Zandweegbree, foto: Gonny Sleurink

Deze komt hier in grote hoeveelheden voor. Ik kan me voorstellen dat hij zich hier echt thuis voelt op deze prachtige, brede zandstranden, evenals de Pijpbloem, welke hier 20 jaar geleden al stond en nu op steeds meer plekken opduikt.

Strekken we onze ledematen, dan zien we Vederesdoorn, Okkernoot en een Walnotenboom.

Vederesdoorn, foto: Heleen Strikkers

Twan laat ons prachtig Groot warkruid in bloei zien. Onder de loep zijn de kleine bloemen ware kunstwerkjes. We lopen richting de oever van de nevengeul door een levensgroot boeket vol paarse Kattenstaart, wit/geel van de Kamille en donkergeel van de wederik.

Ook aan deze oever veel Bruin Cypergras en het zeer zeldzame Schijngenadekruid (Lindernia) wow!

Schijngenadekruid, foto: Heleen Strikkers

Twan moet helaas afscheid nemen, want Max de hond is nu aan de beurt. Twan wijst ons nog de plekken waar Bilzekruid en Rivierkruiskruid te vinden zijn. Deze laatste is wel een bekende van ons, want bij Kampen komt deze soort veel voor.

We lunchen op het strandje onder de wilgen met een mooi uitzicht over de druk bevaren Waal. De naast ons groeiende Dauwbraam maakt lange uitlopers over het strand alsof ze water uit de rivier wil halen.

Na onze boterhammen, die altijd veel beter smaken in de buitenlucht, lopen we weer de zandrug op, Hier is geen echt pad, maar Niels weet; “Waar een wil is, is een weg(getje)”.

Hier staat o.a. Zeepkruid, waar men vroeger de was mee schoon kreeg. En het

Zeepkruid, foto: Gonny Sleurink

zou een effectief middel zijn tegen huidziekten. Het rivierduin staat vol Kruisdistel (grijsblauw) en Boerenwormkruid (hardgeel) en Bitterkruid. Weer een prachtige kleurencombinatie.

Een koele plek aan de Waal

Rond 15.00 uur zoeken we een koele plek op onder een groepje bomen op het strand. Niet alleen door hun schaduw, maar ook door verdamping via de bladeren, waarvoor warmte uit de omgeving wordt onttrokken, hebben de bomen een behoorlijk koelvermogen, waar we nu dankbaar gebruik van maken, want het is erg warm vandaag.

Gonny en Heleen blijven genieten van de luwte onder de bomen en de rest kuiert na enige tijd verder in de hitte.

We vinden ’n amarant, doch welke? “Grootste breedte boven het midden”, dat determineren is werkelijk een goede oefening in begrijpend lezen.  Het is een Nerfamarant.

We komen de nachtschadesoort Solanum carolinense tegen, welke maar op enkele plekken in Nederland groeit. Ik hoop dat deze het volhoudt, want hij ziet er, behalve stekelig, ook erg dorstig uit. Het vinden van bijzondere planten kan hier trouwens erg frustrerend zijn.

Hoera, bijzondere plant! Waarop vervolgens de rivier er weer een berg zand overheen gooit en weg plant.

Nog een Nachtschade, nu één met groene bessen: Glansbesnachtschade. Vroeger dacht men dat de plant nachtmerries verdreef. Over het gebruik kan ik niets vinden. Onder je kussen leggen of er thee van maken??

We struinen door de uiterwaarden en komen in een deel van een nevengeul, welke door de aanhoudende droogte van deze zomer helemaal is drooggevallen. We lopen over de gebarsten bodem tussen de Zwanenbloemen en het Watertorkruid, welke met de wortels ver boven de grond staat. Bizar mooi mangrovebos.

De wandeling is heel afwisselend met zandstrand, droge zandruggen, groepjes bomen en vennetjes met Zwanenbloemen en in een greppeltje de Greppelrus (die weet zijn plaats) en Rijstgras, wat voor ons een hele leuke vondst is, evenals een duidelijk door een bever omver geknaagd boomstammetje.

We volgen een Klompenpad met aardig wat exemplaren zeldzame Peperkers. Dan loopt het pad in de voor ons verkeerde richting. Maar waar een wil is, is een weg. Dapper begeven we ons in een rimboe van okselhoge Brandnetels, Guldenroede en vervolgens Kruisdistels, heel veel Kruisdistels. Je benen worden lek geprikt en de zon schijnt onbarmhartig. Wat een kruistocht.

Wel heel veel kruisdistels!

Later lopen we door een jungle van Reuzenbalsemien, deze hoort als exoot voor sommigen hier niet thuis, maar is allervriendelijkst. Aangenamer dan die stekelige Kruisdistels.

Dan komt de Tacitusbrug weer duidelijk in zicht. Er is een einde gekomen aan een struintocht door een verrassend mooi gebied. We hebben 199 soorten planten gezien en vinden nummer 200 op de parkeerplaats.

Klappers waren vandaag toch wel de Zandweegbree, Schijngenadekruid (Lindernia) Bruin cypergras, de nachtschadesoort Solanum carolinense (met opvallende stekels) en Rijstgras (waarvan de bladen sterk aan rietgras doen denken maar zeer ruw aanvoelen)

Met dank aan Twan Teunissen, die ons veel leuke soorten heeft laten zien, die we anders gemist hadden.

 

Tekst: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Klik op de foto’s om deze te vergroten.

Beklierde duizendknoop, foto: Gonny Sleurink

Blauwe waterereprijs, foto: Gonny Sleurink

Boerenwormkruid, foto: Gonny Sleurink

Bruin cypergras, foto: Gonny Sleurink

Citroenvlinder, foto: Gonny Sleurink

Slijkgroen,
foto: Heleen Strikkers

Esdoorn ganzevoet
foto Heleen Strikkers

Pijpbloem
foto: Heleen Strikkers

Okkernoot,
foto: Heleen Strikkers

Doornappel,
foto: Heleen Strikkers

 

 

Plantenwerkgroep, excursie Tollebeek 4-7-2018

Polder minder saai dan je zou denken!

Op woensdagavond verzamelden we met ons zessen voor een plantenexcursie naar het gebied tussen Tollebeek en Emmeloord. Misschien niet zo’n voor de hand liggend doel, het klinkt niet direct als een bijzonder natuurgebied, maar als je goed om je heen kijkt valt er meestal toch een hoop te ontdekken, zoals ook nu!. De reden dat we voor dit doel kozen was dat we als werkgroep ook bij willen dragen aan het ‘witte – gebieden project’ van FLORON.
Vorig jaar deden we voor het eerst mee met dit project. Het heeft als doel om floragegevens meer gelijkmatig over het land te verzamelen. In de ‘witte’ gebieden zijn vaak minder floristen actief, waardoor er minder waarnemingen gedaan worden. Witte gebieden zijn echter lang niet altijd minder interessant, er wachten vaak leuke verrassingen! Door een wit gebied te bezoeken, kunnen de verspreidingskaartjes van veel plantensoorten een stuk completer worden en kan FLORON beter landelijke trends van soorten bepalen die gebruikt worden voor onder meer de Rode Lijst.

Wij bezochten  ‘atlasblok 175-520’: een blok van 5 x 5 km. Vroeger heette dat een uurhok, omdat je 5 km in een uur loopt. Maar natuurlijk niet 5×5 km en zeker niet als je planten inventariseert.
In het verleden zijn in dit blok ruim 180 verschillende soorten gevonden.

Tollebeek en omgeving is een echt landbouwgebied. Daarnaast vormt het een zogeheten ”onderbemalingsgebied”. Dat wil zeggen dat het op een dermate laag niveau ligt, dat het water via vier gemalen moet worden weggepompt naar de hoger gelegen Urkervaart. Meestal werkt dat goed. Soms niet helemaal: Tollebeek kwam in 1998 in het nieuws door de forse overstromingen als gevolg van aanhoudende hevige regenval. Koningin Beatrix kwam zich hoogstpersoonlijk van de ernstige situatie op de hoogte stellen…

De situatie was nu totaal anders: door de aanhoudende droogte, zoals overal in Nederland, werd ook hier het land flink beregend!

Onderweg in de auto keken we zo eens over de bermen, en dachten: die 180 soorten van  lang geleden gaan we niet evenaren. Beetje saai misschien. Maar dat pakte anders uit.
Niet dat we veel grote bijzonderheden zagen, maar wel veel soorten. In ons eerste rondje zo’n 120. Dat startten we vanaf de Zuidwesterringweg: stuk berm, Henri ging voor ons een drooggevallen slootje in tot dat toch te modderig werd en vervolgens hadden we een pad door een bosje waar een zanglijster onze route begeleidde. Weer terug via andere wegbermen naar de auto. Daarmee hadden we al heel wat verschillende biotopen te pakken. Veel verschillende grassoorten (Zachte dravik, Engels raaigras, Fioringras, Mannagras, IJle dravik, Zachte witbol, Gewoon langbaardgras, Gewoon struisgras), veel bloeiende Pastinaak in de berm, Bosveldkers, Blaartrekkende boterbloem en verschillende soorten Basterdwederik in en langs het drooggevallen slootje, Look zonder look, Maarts viooltje (met in de zomer veel groter blad dan in het voorjaar), veel Schijnaardbei en Donkere ooievaarsbek (overgewaaid uit een boerentuin?). De flora en loep moesten er aan te pas komen om de verschillen tussen Bloedzuring en Kluwenzuring vast te stellen. Het bleef een twijfelgeval.
De eerste ‘serieuze’ was Groot heksenkruid, waarbij de app voor de verspreidingsatlas (‘Nova’) vroeg om een inschatting van het aantal (>50). Veel verschillende melkdistels, met eerst de gekroesde waarvan de bladeren heel mooi stengelomvattend zijn. Ziet er zelfs wel chique uit! Ook verschillende soorten Ganzenvoet waren van de partij. Een sloot die wel water voerde hoefden we zelf niet in: die was al leeggehaald voor de zomerschouw van het Waterschap: Tenger fonteinkruid op de wal.  Mooi geel bloeiende Veldlathyrus en Luzerne in de berm.

Terug bij de auto keken we op de kaart wat voor ander biotoop we nog uit zouden proberen: Aangezien Emmeloord (gedeeltelijk) ook in ons ‘hok’ past, reden we daar naar toe voor een stedelijke omgeving. We parkeerden de auto’s bij het ziekenhuis en liepen langs en over bermen, een stukje langs de Espelervaart en over een mooi ruig landje weer terug.
Tussen de klinkers, o.a. Donkere vetmuur en Perzikkruid. Verder o.a. Veldereprijs en nog zo wat, wat we niet al eerder vonden en dus aanvullingen zijn voor onze netto lijst. De vaart leverde al meer nieuwe soorten voor deze avond op, waarvan de Moerasmelkdistel de mooiste was. Daarnaast o.a. Koninginnekruid, Kattenstaart, Late guldenroede, Witte waterlelie, Gele plomp en Gewone engelwortel. Het meest soortenrijk was een ruig landje met o.a. een aanvulling op onze Ganzenvoet en Melde verzameling en Grove varkenskers. Een echte bijzonderheid was Liggende ganzerik, een soort uit het rivierengebied, die in Flevoland zeer zeldzaam is. Toen kwamen we op een gedeelte van het landje waar we tuininvloeden vermoedden: Doornappel, vaal paarse Papavers, Gele kamille, maar ook meer natuurlijke soorten zoals Witte krodde.

We kwamen uit bij een vestiging van de middelbare tuinbouwschool, die meewerkt aan een project om meer vaste planten in bermen te plaatsen. In hun proefvakken zagen we de Doornappel en Papavers weer terug, dus wellicht dat ze wat overtollige grond in de buurt hebben gestort?

Dit tweede rondje leverde ca 135 soorten op, met natuurlijk de nodige dubbeltelingen met het eerste rondje. Totaal hebben we die 180 soorten uit het verleden dus vast wel gehaald! Terwijl we maar een heel klein gedeelte van het hok echt bezocht hebben. Oké, we hebben wel de grootste extremen uit het hok te pakken gehad.

Toos Lodder