Plantenwerkgroep: excursie Cortenoever 9-6-2012
Zuidelijk van Zutphen ligt op de linkeroever van de IJssel de buurtschap Cortenoever. Dit is een bijzonder uiterwaardengebied dat al jarenlang in bezit is van Staatsbosbeheer. Het gebied is in botanisch opzicht erg rijk, met mooi ontwikkeld stroomdalgrasland.
Stroomdalgrasland is een soortenrijke, open tot tamelijk gesloten, grazige begroeiing op een droge, relatief voedselarme, zandige tot zavelige en meestal kalkhoudende standplaats langs de grote en kleinere rivieren. Zij komt voor op stroomruggen, oeverwallen en rivierduinen. De flora die we hier kunnen vinden bestaat onder andere uit Cypreswolfsmelk, Veldsalie, Geoorde zuring, Kruisdistel, Knikkende distel, Ruige weegbree, soorten die we deze dag ook hebben gezien.
Daarnaast was het niet moeilijk zoeken naar soorten die in het glanshaverhooiland voorkomen: Scherpe boterbloem, Gewone ereprijs, Gele morgenster (waarvan enkele al hun mooie pluizenbollen lieten zien), Akkerwinde, Rood zwenkgras, Ruw beemdgras, Goudhaver, Zachte haver, Margriet en Smalle wikke.
We gaan richting Brummen waar eerst, inmiddels traditioneel, gestart wordt met een kop koffie met in dit geval heerlijke honingtaart bij de plaatselijke bakker aan het pleintje bij de muziektent. De lucht is grauw en het waait stevig. Optimisten als we zijn, gaan we ervan uit dat het droog zal blijven.
Daarna is het even zoeken, maar in dit geval wint de techniek het van het geheugen en ons digitale hulpje wijst ons de juiste weg. Vanaf de Cortenoeverse weg op de Hanzeroute wordt de auto de berm in gemanoeuvreerd om een oude trekker de ruimte te geven te kunnen passeren. Het blijkt echter de eerste van een vrolijke stoet van oude, mooi opgeknapte tractors en andere landbouwvehikels te zijn. We kijken onze ogen uit en zien een nummer 108. Zouden het er zoveel zijn?
Eindelijk kunnen we weer verder en slaan De weg naar het Ganzen Ei in. Ja, werkelijk, dat is de naam van de weg die ons richting de boerderij Heyendal voert. Hier stappen we uit en beginnen aan onze zoektocht. Een bord vertelt ons dat we op moeten passen voor een stier maar Niels besluit stoer ons daar niets van aan te trekken “zal er wel staan om bezoekers af te schrikken”. Ja, ja, hebben we dat al niet eerder bij de hand gehad?
Voorlopig blijven we (toch maar) de wegberm volgen en vinden naast de Cypreswolfsmelk en Geel walstro een Bremraap, maar welke? Er volgt een gedegen determinatie waarbij uiteindelijk blijkt dat het om een Walstrobremraap moet gaan: Orobanche caryophyllacea.
Bremraap (Orobanche) is bijzondere plant. Het is een geslacht van ongeveer honderdvijftig tot tweehonderd soorten (maar in Nederland minder dan 10) eenjarige of overblijvende, parasitaire, kruidachtige planten uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De botanische naam Orobanche is afgeleid van het Oudgriekse ‘orobos’ (= erwt) en ‘agchein’ (= wurgen). De Nederlandse naam is afkomstig van de Grote bremraap die op brem parasiteert.
Verderop in de berm vinden we Knoopkruid, Hopklaver, Jacobskruiskruid, Eenstijlige meidoorn, Gewone vlier, (veel!) Kleine ratelaar, Gewone rolklaver (loopt rood uit – heeft 5 blaadjes waarvan er drie vergroeid zijn), Zachte haver, Zandzegge, Kruisbladwalstro en Witte dovenetel en Veldsalie!, alsof een schilder zijn kwast met blauwe verf heeft uitgeslagen. Een groepje koeien komt nieuwsgierig poolshoogte nemen. Ertussen loopt een witte kip!
We komen bij een kleine moestuin, grenzend aan een korenveld. Op de rand daarvan staat het zeldzame Groot spiegelklokje! Maar er staat nog meer: Gewone klaproos, De heel zeldzame Akkerogentroost, Zwaluwtong, Echte kamille, Besanjelier in de heg en Aardaker (Lathyrus tuberosus.)
Deze overblijvende, kruidachtige klimplant met platte stengels wordt ongeveer 30-100 cm lang. De circa 2 cm lange bloemen zijn rozerood tot violet van kleur en groeien in trossen van drie tot acht stuks. De plant bloeit in juni en juli en vormt ondergrondse knolletjes. Hij heeft meerdere alternatieve namen, zoals: aardeikel, aardmuis, grondboon of zeugboon en is in Nederland officieel beschermd.
Het land ernaast lijkt van een Monet schilderij te zijn gegleden: het ziet rood van de klaprozen. Een paal met een gele kop nodigt ons uit om over de omheining van een uitbundig bloeiend grasland met zuring te klimmen. Hier loopt een pad dat al door eerdere bezoekers is gevormd. Links naast het pad staat een haag van Eenstijlige meidoorn, Gewone Vlier en Hondsroos. Een mooie plek om even uit te rusten en onze lunch te gebruiken. Toos vindt een nachtvlinder op haar tas. We kijken tussen de grassen en Kleine ratelaars uit over het gebied met hoogteverschillen, ontstaan door rivierduinen, afgewisseld met hagen die in vroeger tijden aangeplant zijn om het vee “te keren”. Twee Ooievaars zweven hoog boven ons langs en in de verte horen we Wulpen. Wat wil je nog meer? Nou: nog meer bijzondere planten vinden, dus we gaan weer op weg en komen bij een kleine waterplas.
Direct valt het Watertorkruid op, dat als kleine boompjes in het water staat. Ook staan hier Lidsteng, Moeras-vergeet-mij-nietje, Lidrus, Gewone waterbies, Moeraskers en Akkerkers, Gele waterkers, Wolfspoot, Veldlathyrus, Grote waterweegbree, Waterranonkel, Moeraswalstro, Zwanebloem.
We horen een vreemd geluid: de kwartelkoning! Niels kan ons garanderen dat we hem niet te zien zullen krijgen, maar natuurlijk blijf je hopen …
Verderop valt een witgele schermbloemige op, een kervelsoort, maar welke? Weer volgt een gedegen determinatie waarbij de loep uit de tas tevoorschijn wordt gehaald. Is het Karwij, of Karwijvarkenskervel. Niels houdt het voorlopig op Karwijvarkenskervel. We vervolgen onze weg langs het geel bepaalde pad terug richting de auto. Onderweg komen we nog tegen: Carex spicata (Gewone bermzegge), Akkerhoornbloem, Kleine ruit: een heel bijzondere plant van zo’n1 meterhoog met kleine gele bloempjes met een lila hartje. Jammer genoeg waait het te hard om hem goed te kunnen fotograferen. Nog een korenveld. Oude tijden herleven: aan de rand staan korenbloemen en klaprozen! Wat hogerop: Kattendoorn en het Rapunzelklokje (Campanula rapunculus!) Een fazant vliegt op en een haas vergist zich, komt te dichtbij, schrikt en maakt snel rechtsomkeert.
Het is mooi geweest! We hebben veel gezien. Vooral het mooie blauw van de Veldsalie zal ik niet snel vergeten. We laten De weg naar het Ganzen Ei achter ons. Broedsel hiervan zijn we niet tegengekomen, … en ook geen stier.
Tekst en foto’s: Heleen Strikkers met dank aan Niels Jeurink, Toos Lodder en Ellen van Knippenbelt
Nabericht van Niels:
Ons geslaagde uitje naar Cortenoever heeft in elk geval een raadsel opgeleverd. Het liet me niet los, hoewel je dat ook weer niet te zwaar moet interpreteren. Maar ik heb wel nagekeken wat nu de precieze verschillen zijn tussen de beide soorten. Die zijn er wel, maar ook weer niet heel opvallend. Kijk maar eens op wilde-planten.nl en botany.cz.
– bloemkleur: karwij wit, karwijvarkenskervel geelwit
– stengel: bij karwij hol, gestreept, bij karwijvarkenskervel gevuld met merg, gegroefd of op z’n minst sterk gestreept
– vrucht (daarvoor waren we helaas net te vroeg): karwijvarkenskervel met brede ribben, niet aromatisch (?), karwij met 5 ribben, bij kneuzen aromatisch
Beiden hebben een ‘karwijblad’, met bladslippen die min of meer haaks op de bladas staan (niet in hetzelfde vlak). Karwij heeft alleen smallere bladslippen dan karwijvarkenskervel. Beiden lijken (soms?) ook teruggekromde kroonbladen te hebben. Dit zou dus geen exclusief kenmerk zijn van Karwij.
Ik denk niet dat we 2 verschillende soorten hebben gezien. Ik ga (toch) voor karwijvarkenskervel. Karwij blijft dus nog even op het verlanglijstje staan. Ik blijf doorzoeken!