Planteninventarisatie Kampen Station-Zuid 4-9-2013

Ambrosia wat vloeit mij aan

Op woensdag 4 september bezochten we met 12 mensen, waaronder een fotograaf en journalist van de Stentor, het stationsgebied bij Kampen Zuid. Een rustige avond, met alleen zo af en toe een sneltrein, vanwege de wisselstoring op de Hanzebrug.

Het gebiedje is in alle opzichten een gebied in ontwikkeling. Als je uit het station komt, kom je eerst in een keurig ‘parkje’ met een gemaaid gazonnetje en asfaltpaadjes van niets naar nergens. Of nu ja, naar nergens: naar fraai beschilderde schuttingen geïnspireerd op Kampen.

En als we dan toch een kilometer hok gaan inventariseren, dan beginnen we natuurlijk bij dat keurige gazonnetje, waar we de eerste waarnemingen noteren: een dode woelmuis, varkensgras, grote weegbree, en nog zo wat, wat we soms later pas op naam brengen, als we uitgegroeide planten zien en niet alleen afgemaaide stukjes (zoals de paarse dovenetel).

Voorbij de schuttingen begint de ‘wildernis’ van pionier soorten: zaden die soms al jaren in de grond zitten en de kans krijgen als de grond verstoord wordt en de struggle for existence wordt gewonnen door de snelle groeiers.

Meest dominant en opvallend is de beklierde duizendknoop, niet te verwarren met perzikkruid, die overigens vaak samen voor komen. Beide planten hebben vaak een halve maanvormige zwarte vlek op het blad. Volgens de Nederlandse Oecologische Flora zag men hierin vroeger bloeddruppels van Christus: vandaar de naam Jezusgras voor perzikkruid en beklierde duizendknoop. Nog zo’n weetje: op de overeenkomst in bloemkleur en bladvorm met de perzik (Prunus Persica) berusten de namen Persicaria en Perzikkruid. Het lijkt me geen botanist die, die naam zo heeft verzonnen.

Hoe die twee te onderscheiden? De beklierde duizendknoop dankt haar naam aan kliertjes aan de onderkant van de bovenste bladeren van volledig uitgegroeide planten. Met de loep kun je ze goed zien, en doen ze direct denken aan de oliekliertjes op de bladeren van sint-janskruid (van de sint-jansolie) die je met het blote oog kunt zien als je de blaadjes tegen het licht houdt. Een ander verschil wordt gevormd door de ‘tuitjes’ die de stengel omvatten, waar zijtakken of bladeren uit de stengel komen. Bij de beklierde duizendknoop is het tuitje aan de bovenzijde recht, of hooguit met enkele haren bezet, bij perzikkruid is het rafelig gewimperd.

Wat leuk is aan de Nederlandse Oecologische Flora (waarvan ik de 5 delen, in ongeveer 5 jaar tweede hands via bol.com bij elkaar heb verzameld) is het ecologische aspect: bij elke plant staat aangegeven in welke omgeving die te vinden is en met welke andere planten (en soms insecten op paddenstoelen) hij vaak voorkomt.

Voor de beklierde duizendknoop zijn dat: spiesmelde, een aantal ganzenvoeten, zwart tandzaad, waterpeper, gewone steenraket, watermuur en zachte duizendknoop. Als ik het goed heb bijgehouden, hebben we dat hele rijtje inderdaad gezien, behalve die laatste twee.

Bij die pioniersoorten zijn er veel die we als onkruid dagelijks tegenkomen. Een goede oefening om ze uit elkaar te gaan houden! Zo vind ik de meldes en ganzenvoeten ook altijd lastig te onthouden met als toppunt de melganzenvoet (een ganzenvoet dus.)

Een blik in de flora stemt niet tot optimisme: melde (Atriplex) is een groot en lastig geslacht: de onderlinge begrenzing van veel soorten geeft problemen. Melden lijken veel op ganzenvoeten, onder meer in de meelachtige beharing: de naam melde houdt verband met meel.

Melden komen voor op stikstofrijke plaatsen (akkers, -volks-tuinen) maar is vooral ook soorten van de zeekust ‘op vloedmerk’. Hoog op het strand en tegen de voet van zeedijken ligt een gordel die bestaat uit resten van aangespoelde planten en dieren en wrakhout. Dit materiaal gaat tot ontbinding over, waarbij stikstof verbindingen vrijkomen. Het zoutgehalte kan door verdamping vooral ’s zomers flink oplopen. Melden horen tot de weinige planten die onder zulke extreme omstandigheden kunnen ontkiemen. Volgende keer aan de kust dus nog eens goed opletten!

Over die beharing op de bladeren zegt de flora bij de ganzenvoeten dat o.a. blaasharen voorkomen. Deze haren dragen aan de top een met vocht gevuld blaasje dat als waterreservoir dient. Als de plant gebrek krijgt aan water vloeit het vocht uit het blaasje naar het onderliggende weefsel. De blazen vormen de meelachtige tot schilferige bedekking, die bladeren van veel ganzenvoeten zo’n karakteristiek grijzig uiterlijk geeft.

Ook ganzenvoet geldt als een moeilijk geslacht: voor het onderscheiden van uitheemse soorten moet de zaadhuid bestudeerd worden. De 10 soorten van de Nederlandse flora zijn wel met het blote oog te herkennen. Dat geeft moed! Bovendien groeien ganzenvoeten niet op zilte grond.

Het verschil tussen melde en ganzenvoet: bij melde zijn de onderste bladeren tegenoverstaand, bij ganzenvoet niet.

Wij noteerden de volgende soorten: melganzenvoet (blauwgroen blad), stippelganzenvoet (frisgroen en smal blad), korrelganzenvoet (rood na de bloei), zeegroene ganzenvoet (bladeren aan de onderzijde wit) en uitstaande melde en spiesmelde (nauwelijks van elkaar te onderscheiden).

De voor dit gebied meest bijzondere soort die we vonden is gewone duivenkervel met zijn fijne roze bloemetjes, die aan het eind een beetje zwart zijn en verwant  is aan de rankende helmbloem.

Zo rond 20.45 werd het te donker om nog echt wat te onderscheiden en kozen we een vlakkere route terug. De teller stond toen op 73 soorten waarbij de laatste de ambrosia was. “Ambrosia, wat vloeit mij aan….”  of de “ Ambrosia Alert”: we hebben hem niet verwijderd en ook niet gemeld voor de hooikoorts bestrijding….

Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw Jezusgras is aang’naam gaan
en alle melden blozen

de klankgazelle die ik uit
van kroontjeskruid en kaasjeskruid
kamillen, soms reuklozen

o muze in het avondlicht
o mannagras in dit gedicht
een smeerwortel verscholen

klein hoefblad-blad en kroontjeskruid,
roeken, spaarzaam treingeluid
en duizendknopig dolen

Toos Lodder,

met dank aan de Nederlandse Oecologische Flora en Jan Engelman

 

 

Planteninventarisatie Kampen Station-Zuid 4-9-2013

Ambrosia wat vloeit mij aan

Op woensdag 4 september bezochten we met 12 mensen, waaronder een fotograaf en journalist van de Stentor, het stationsgebied bij Kampen Zuid. Een rustige avond, met alleen zo af en toe een sneltrein, vanwege de wisselstoring op de Hanzebrug.

Het gebiedje is in alle opzichten een gebied in ontwikkeling. Als je uit het station komt, kom je eerst in een keurig ‘parkje’ met een gemaaid gazonnetje en asfaltpaadjes van niets naar nergens. Of nu ja, naar nergens: naar fraai beschilderde schuttingen geïnspireerd op Kampen.

En als we dan toch een kilometer hok gaan inventariseren, dan beginnen we natuurlijk bij dat keurige gazonnetje, waar we de eerste waarnemingen noteren: een dode woelmuis, varkensgras, grote weegbree, en nog zo wat, wat we soms later pas op naam brengen, als we uitgegroeide planten zien en niet alleen afgemaaide stukjes (zoals de paarse dovenetel).

Voorbij de schuttingen begint de ‘wildernis’ van pionier soorten: zaden die soms al jaren in de grond zitten en de kans krijgen als de grond verstoord wordt en de struggle for existence wordt gewonnen door de snelle groeiers.

Meest dominant en opvallend is de beklierde duizendknoop, niet te verwarren met perzikkruid, die overigens vaak samen voor komen. Beide planten hebben vaak een halve maanvormige zwarte vlek op het blad. Volgens de Nederlandse Oecologische Flora zag men hierin vroeger bloeddruppels van Christus: vandaar de naam Jezusgras voor perzikkruid en beklierde duizendknoop. Nog zo’n weetje: op de overeenkomst in bloemkleur en bladvorm met de perzik (Prunus Persica) berusten de namen Persicaria en Perzikkruid. Het lijkt me geen botanist die, die naam zo heeft verzonnen.

Hoe die twee te onderscheiden? De beklierde duizendknoop dankt haar naam aan kliertjes aan de onderkant van de bovenste bladeren van volledig uitgegroeide planten. Met de loep kun je ze goed zien, en doen ze direct denken aan de oliekliertjes op de bladeren van sint-janskruid (van de sint-jansolie) die je met het blote oog kunt zien als je de blaadjes tegen het licht houdt. Een ander verschil wordt gevormd door de ‘tuitjes’ die de stengel omvatten, waar zijtakken of bladeren uit de stengel komen. Bij de beklierde duizendknoop is het tuitje aan de bovenzijde recht, of hooguit met enkele haren bezet, bij perzikkruid is het rafelig gewimperd.

Wat leuk is aan de Nederlandse Oecologische Flora (waarvan ik de 5 delen, in ongeveer 5 jaar tweede hands via bol.com bij elkaar heb verzameld) is het ecologische aspect: bij elke plant staat aangegeven in welke omgeving die te vinden is en met welke andere planten (en soms insecten op paddenstoelen) hij vaak voorkomt.

Voor de beklierde duizendknoop zijn dat: spiesmelde, een aantal ganzenvoeten, zwart tandzaad, waterpeper, gewone steenraket, watermuur en zachte duizendknoop. Als ik het goed heb bijgehouden, hebben we dat hele rijtje inderdaad gezien, behalve die laatste twee.

Bij die pioniersoorten zijn er veel die we als onkruid dagelijks tegenkomen. Een goede oefening om ze uit elkaar te gaan houden! Zo vind ik de meldes en ganzenvoeten ook altijd lastig te onthouden met als toppunt de melganzenvoet (een ganzenvoet dus.)

Een blik in de flora stemt niet tot optimisme: melde (Atriplex) is een groot en lastig geslacht: de onderlinge begrenzing van veel soorten geeft problemen. Melden lijken veel op ganzenvoeten, onder meer in de meelachtige beharing: de naam melde houdt verband met meel.

Melden komen voor op stikstofrijke plaatsen (akkers, -volks-tuinen) maar is vooral ook soorten van de zeekust ‘op vloedmerk’. Hoog op het strand en tegen de voet van zeedijken ligt een gordel die bestaat uit resten van aangespoelde planten en dieren en wrakhout. Dit materiaal gaat tot ontbinding over, waarbij stikstof verbindingen vrijkomen. Het zoutgehalte kan door verdamping vooral ’s zomers flink oplopen. Melden horen tot de weinige planten die onder zulke extreme omstandigheden kunnen ontkiemen. Volgende keer aan de kust dus nog eens goed opletten!

Over die beharing op de bladeren zegt de flora bij de ganzenvoeten dat o.a. blaasharen voorkomen. Deze haren dragen aan de top een met vocht gevuld blaasje dat als waterreservoir dient. Als de plant gebrek krijgt aan water vloeit het vocht uit het blaasje naar het onderliggende weefsel. De blazen vormen de meelachtige tot schilferige bedekking, die bladeren van veel ganzenvoeten zo’n karakteristiek grijzig uiterlijk geeft.

Ook ganzenvoet geldt als een moeilijk geslacht: voor het onderscheiden van uitheemse soorten moet de zaadhuid bestudeerd worden. De 10 soorten van de Nederlandse flora zijn wel met het blote oog te herkennen. Dat geeft moed! Bovendien groeien ganzenvoeten niet op zilte grond.

Het verschil tussen melde en ganzenvoet: bij melde zijn de onderste bladeren tegenoverstaand, bij ganzenvoet niet.

Wij noteerden de volgende soorten: melganzenvoet (blauwgroen blad), stippelganzenvoet (frisgroen en smal blad), korrelganzenvoet (rood na de bloei), zeegroene ganzenvoet (bladeren aan de onderzijde wit) en uitstaande melde en spiesmelde (nauwelijks van elkaar te onderscheiden).

De voor dit gebied meest bijzondere soort die we vonden is gewone duivenkervel met zijn fijne roze bloemetjes, die aan het eind een beetje zwart zijn en verwant  is aan de rankende helmbloem.

Zo rond 20.45 werd het te donker om nog echt wat te onderscheiden en kozen we een vlakkere route terug. De teller stond toen op 73 soorten waarbij de laatste de ambrosia was. “Ambrosia, wat vloeit mij aan….”  of de “ Ambrosia Alert”: we hebben hem niet verwijderd en ook niet gemeld voor de hooikoorts bestrijding….

Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw Jezusgras is aang’naam gaan
en alle melden blozen

de klankgazelle die ik uit
van kroontjeskruid en kaasjeskruid
kamillen, soms reuklozen

o muze in het avondlicht
o mannagras in dit gedicht
een smeerwortel verscholen

klein hoefblad-blad en kroontjeskruid,
roeken, spaarzaam treingeluid
en duizendknopig dolen

Toos Lodder,

met dank aan de Nederlandse Oecologische Flora en Jan Engelman

 

 

Plantenwerkgroep: excursie Tolkamer 24 augustus 2013

Vandaag vertrekken we naar de omgeving van Tolkamer. Daar waar de Rijn ons land binnenkomt. Diverse in de voorbije eeuwen afgesneden rivierbochten maken trouwens, dat we nu spreken over het Bijlands kanaal en het Pannerdens kanaal. Daarnaast zijn ook de restanten van oude rivierlopen in het gebied te vinden, zoals de Oude Waal en de Oude Rijn. Tezamen heet dit gebied ook wel de Rijnstrangen.

 

We starten traditioneel met een bak koffie incl. appelgebak. Buiten op een terrasje in een inspirerend straatje, de Tolstraat. De oudere huizen hebben geen voortuin, maar er zijn wat stoeptegels verwijderd en stokrozen, lavendel en andere plantjes geplant, wat een enorme warme uitstraling aan het straatje geeft. Dit zou in de binnenstad van Kampen ook fraai staan. Het “onkruid” wat er tussen groeit, zoals bingelkruid en gehoornde klaverzuring misstaat absoluut niet.

We vinden er cichorei met zijn schitterende blauwe bloemen. Rond de 17de eeuw roosterde men de wortels van deze plant om zo een koffieachtige drank te verkrijgen. Tegenwoordig wordt de cichorei wortel verwerkt in surrogaatkoffie als geroci, pacha en bambu.

het talud van de oude veerhaven ziet geel van het vlasbekje

We lopen richting de kade.  Langs de kade van de jachthaven Bijland ziet het geel van het vlasbekje. Een prachtig gezicht. Op een relatief klein stukje kade vinden we erg veel verschillende, interessante planten o.a.:

Wede (Isatis tinctoria). Wede is een plant uit de kruisbloemenfamilie . Uit de plant kan de blauwe kleurstof pastel worden gewonnen. De plant is in Nederland zeer zeldzaam.  Volgens de Flora vind je de plant vooral langs de rivieroevers van Waal en de Rijn waar de zaden worden aangevoerd uit Beieren en Zwitserland. Dat klopt dus. Wede komt oorspronkelijk uit de Aziatische steppe en is voor de blauwe kleurstof pastel hier heen gebracht. Hopwarkruid, deze grijpt zich verward vast aan het valeriaan.

IJzerhard, hierover lees ik op de site www.plantaardigheden.nl  het volgende : “Het gedroogde kruid gestrooid rond het huis brengt vrede en rust, als men het in de tuin strooit zullen alle planten het uitstekend doen. Om voor lange tijd kuis te blijven, vergaar dan IJzerhard voordat de zon rijst op de eerste dag van de nieuwe maan, pers het sap eruit en drink het op, dit zorgt ervoor dat je alle zin in seks verliest voor de komende 7 jaar.” Sinds alle euforie na het uitkomen van het boek “50 tinten grijs”, wellicht nuttig om te weten en ““Als IJzerhard gedragen wordt zal het eeuwige jeugd brengen en boven het hoofdeinde van het bed gehangen zal het je beschermen tegen enge dromen.” Dit klinkt allemaal ijzersterk.

Verder ontmoeten we haagwinde, sint janskruid, teunisbloem, walstro, knopig helmkruid, wilde peen, moerasandoorn, klein liefdegras,  straatliefdegras, akkerwinde, wilde bertram, hennepnetel, kaal knopkruid, vingergras, handjesgras, hoenderbeet, groene naaldaar, kleine leeuwenbek, groene amarant en een twijfelgeval. Gelukkig loopt er een buis langs de kade waar we even op kunnen gaan zitten, zodat Niels in alle rust het twijfelgeval kan bestuderen. Het is een composiet, vaal geel van kleur en  lijkt verwant aan kompassla. Eindconclusie: het is kompassla

Een erg leuke vondst is ook stekelzaad en tripmadam. Tripmadam is lid van  de vetplantenfamilie. En meer leden van deze familie vinden we naast elkaar op de kade: wit vetkruid, muurpeper en zacht vetkruid , waardoor de onderlinge verschillen duidelijk zichtbaar zijn.

We verlaten de kade en lopen om de wijk Tuindorp heen richting Vluchthaven. Tuindorp is rond 1920 gebouwd door Scheepswerf De Hoop als huisvesting voor de toen aangetrokken Poolse arbeiders. Deze vertrokken weer snel en daarna is het blijven bestaan als wijk van het dorp Tolkamer.

Lopend over het dijkje langs de Bijlandseweg vinden we nog meer leuke planten: sikkelklaver, luzerne (een vaste plant die wel 12 jaar oud kan worden, helaas halen de meeste deze hoge leeftijd niet, want de plant wordt wereldwijd verbouwd voor eiwitrijk veevoer) grote centaurie, kweekdravik, bonte luzerne, pastinaak, gewone agrimonie, ruige weegbree, felroze aardaker, mierikswortel, geoorde zuring.

Langs de haven, genaamd Vluchthaven, vinden we kruisdistel, grote zandkool, wilde reseda, zwarte toorts, kleine bevernel, knolribzaad (uitgebloeid), cipreswolfsmelk, beemdkroon(bedreigde soort) en fraai bloeiende salie.

Lunchpauze houden we bij het zogeheten Helicopterveldje, een erg mooi stuk stroomdalgrasland.

Al heel snel vinden we waarvoor we gekomen zijn: vertakte paardenstaart. De verschijning valt een beetje tegen, maar dat roepen we niet te hard, want volgens de Rode Lijst is de plant gevoelig.

Op de dijk of rivierduin ? hebben we een prachtig uitzicht over een strandje, het water en de uiterwaarden. We snoepen wat dauwbramen in de struwelen, zoals dat zo mooi heet. Bewonderen hokjespeul (astragalus)en de grote wederik met haar mooie gele bloemen. Hier staan fier de Engelse alant en Canadese guldenroede naast elkaar. De Duitse alant zal hoogstwaarschijnlijk aan de overkant van het water de wacht houden.

Het is een druk bevaren waterweg. Lange schepen zwaarbeladen met meters lange rijen trucks, tractoren en personenauto’s. Een oude raderboot zonder raderen, ”Graaf van Bijlandt”, die betere tijden heeft gekend, diverse pleziervaartuigjes.

Het bloeiend handjesgras kleurt het rivierenduinlandschap prachtig rood. Door ingrijpen van de mens vormen zich nagenoeg geen rivierduinen meer in Nederland.  De site www.geologievannederland.nl is aardig, om iets te lezen over de diverse landschappen in Nederland.

We lopen van krib naar krib, genietend van het zachte weer en de vondsten: kattendoorn, geel walstro, brede ereprijs, vlieszaad, late stekelnoot en diverse ganzenvoeten: zeegroene ganzenvoet, welriekende ganzenvoet, druifkruid, korrelganzenvoet en rode ganzenvoet. Ganzenvoeten verschillen sterk in geur, zo ruikt welriekende ganzenvoet naar citroen en druifkruid naar peut. De ganzenvoetfamilie is volgens het APG systeem (gebaseerd op DNA gegevens) nu ondergebracht bij de amarantenfamilie. Veel ganzenvoetsoorten hebben een aparte manier om hun zaad te verspreiden: de verdroogde plant breekt los van de wortels en laat zich door de wind meevoeren over de vlakte. Het verloren zaad komt zo overal terecht. Nu dus bij de amarantenfamilie.

Op de terugweg over de verharde Bijlandtseweg, op zoek naar toevalligheden, vinden we nog een uitzonderlijk grote rode ogentroost,  troost zoekend onder een meidoorn.

Het begint te regenen, zachtjes en verfrissend. We lopen om de Vluchthaven, langs de dijk, waar we  zeepkruid en bont kroonkruid tegenkomen. Zonnebloemen kijken ons vanaf de dijk lachend aan en dan begint het toch flink te plenzen. Kletsnat vinden we na een stevige wandeling de auto weer terug.

Een bezoek aan het vroegere eiland Salmorth aan de overkant in Duitsland, wat op het programma stond, redden we qua tijd niet meer. Geen nood, dat bezoek noteren we met plezier in de agenda voor een volgende keer.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep: excursie Tolkamer 24 augustus 2013

Vandaag vertrekken we naar de omgeving van Tolkamer. Daar waar de Rijn ons land binnenkomt. Diverse in de voorbije eeuwen afgesneden rivierbochten maken trouwens, dat we nu spreken over het Bijlands kanaal en het Pannerdens kanaal. Daarnaast zijn ook de restanten van oude rivierlopen in het gebied te vinden, zoals de Oude Waal en de Oude Rijn. Tezamen heet dit gebied ook wel de Rijnstrangen.

 

We starten traditioneel met een bak koffie incl. appelgebak. Buiten op een terrasje in een inspirerend straatje, de Tolstraat. De oudere huizen hebben geen voortuin, maar er zijn wat stoeptegels verwijderd en stokrozen, lavendel en andere plantjes geplant, wat een enorme warme uitstraling aan het straatje geeft. Dit zou in de binnenstad van Kampen ook fraai staan. Het “onkruid” wat er tussen groeit, zoals bingelkruid en gehoornde klaverzuring misstaat absoluut niet.

We vinden er cichorei met zijn schitterende blauwe bloemen. Rond de 17de eeuw roosterde men de wortels van deze plant om zo een koffieachtige drank te verkrijgen. Tegenwoordig wordt de cichorei wortel verwerkt in surrogaatkoffie als geroci, pacha en bambu.

het talud van de oude veerhaven ziet geel van het vlasbekje

We lopen richting de kade.  Langs de kade van de jachthaven Bijland ziet het geel van het vlasbekje. Een prachtig gezicht. Op een relatief klein stukje kade vinden we erg veel verschillende, interessante planten o.a.:

Wede (Isatis tinctoria). Wede is een plant uit de kruisbloemenfamilie . Uit de plant kan de blauwe kleurstof pastel worden gewonnen. De plant is in Nederland zeer zeldzaam.  Volgens de Flora vind je de plant vooral langs de rivieroevers van Waal en de Rijn waar de zaden worden aangevoerd uit Beieren en Zwitserland. Dat klopt dus. Wede komt oorspronkelijk uit de Aziatische steppe en is voor de blauwe kleurstof pastel hier heen gebracht. Hopwarkruid, deze grijpt zich verward vast aan het valeriaan.

IJzerhard, hierover lees ik op de site www.plantaardigheden.nl  het volgende : “Het gedroogde kruid gestrooid rond het huis brengt vrede en rust, als men het in de tuin strooit zullen alle planten het uitstekend doen. Om voor lange tijd kuis te blijven, vergaar dan IJzerhard voordat de zon rijst op de eerste dag van de nieuwe maan, pers het sap eruit en drink het op, dit zorgt ervoor dat je alle zin in seks verliest voor de komende 7 jaar.” Sinds alle euforie na het uitkomen van het boek “50 tinten grijs”, wellicht nuttig om te weten en ““Als IJzerhard gedragen wordt zal het eeuwige jeugd brengen en boven het hoofdeinde van het bed gehangen zal het je beschermen tegen enge dromen.” Dit klinkt allemaal ijzersterk.

Verder ontmoeten we haagwinde, sint janskruid, teunisbloem, walstro, knopig helmkruid, wilde peen, moerasandoorn, klein liefdegras,  straatliefdegras, akkerwinde, wilde bertram, hennepnetel, kaal knopkruid, vingergras, handjesgras, hoenderbeet, groene naaldaar, kleine leeuwenbek, groene amarant en een twijfelgeval. Gelukkig loopt er een buis langs de kade waar we even op kunnen gaan zitten, zodat Niels in alle rust het twijfelgeval kan bestuderen. Het is een composiet, vaal geel van kleur en  lijkt verwant aan kompassla. Eindconclusie: het is kompassla

Een erg leuke vondst is ook stekelzaad en tripmadam. Tripmadam is lid van  de vetplantenfamilie. En meer leden van deze familie vinden we naast elkaar op de kade: wit vetkruid, muurpeper en zacht vetkruid , waardoor de onderlinge verschillen duidelijk zichtbaar zijn.

We verlaten de kade en lopen om de wijk Tuindorp heen richting Vluchthaven. Tuindorp is rond 1920 gebouwd door Scheepswerf De Hoop als huisvesting voor de toen aangetrokken Poolse arbeiders. Deze vertrokken weer snel en daarna is het blijven bestaan als wijk van het dorp Tolkamer.

Lopend over het dijkje langs de Bijlandseweg vinden we nog meer leuke planten: sikkelklaver, luzerne (een vaste plant die wel 12 jaar oud kan worden, helaas halen de meeste deze hoge leeftijd niet, want de plant wordt wereldwijd verbouwd voor eiwitrijk veevoer) grote centaurie, kweekdravik, bonte luzerne, pastinaak, gewone agrimonie, ruige weegbree, felroze aardaker, mierikswortel, geoorde zuring.

Langs de haven, genaamd Vluchthaven, vinden we kruisdistel, grote zandkool, wilde reseda, zwarte toorts, kleine bevernel, knolribzaad (uitgebloeid), cipreswolfsmelk, beemdkroon(bedreigde soort) en fraai bloeiende salie.

Lunchpauze houden we bij het zogeheten Helicopterveldje, een erg mooi stuk stroomdalgrasland.

Al heel snel vinden we waarvoor we gekomen zijn: vertakte paardenstaart. De verschijning valt een beetje tegen, maar dat roepen we niet te hard, want volgens de Rode Lijst is de plant gevoelig.

Op de dijk of rivierduin ? hebben we een prachtig uitzicht over een strandje, het water en de uiterwaarden. We snoepen wat dauwbramen in de struwelen, zoals dat zo mooi heet. Bewonderen hokjespeul (astragalus)en de grote wederik met haar mooie gele bloemen. Hier staan fier de Engelse alant en Canadese guldenroede naast elkaar. De Duitse alant zal hoogstwaarschijnlijk aan de overkant van het water de wacht houden.

Het is een druk bevaren waterweg. Lange schepen zwaarbeladen met meters lange rijen trucks, tractoren en personenauto’s. Een oude raderboot zonder raderen, ”Graaf van Bijlandt”, die betere tijden heeft gekend, diverse pleziervaartuigjes.

Het bloeiend handjesgras kleurt het rivierenduinlandschap prachtig rood. Door ingrijpen van de mens vormen zich nagenoeg geen rivierduinen meer in Nederland.  De site www.geologievannederland.nl is aardig, om iets te lezen over de diverse landschappen in Nederland.

We lopen van krib naar krib, genietend van het zachte weer en de vondsten: kattendoorn, geel walstro, brede ereprijs, vlieszaad, late stekelnoot en diverse ganzenvoeten: zeegroene ganzenvoet, welriekende ganzenvoet, druifkruid, korrelganzenvoet en rode ganzenvoet. Ganzenvoeten verschillen sterk in geur, zo ruikt welriekende ganzenvoet naar citroen en druifkruid naar peut. De ganzenvoetfamilie is volgens het APG systeem (gebaseerd op DNA gegevens) nu ondergebracht bij de amarantenfamilie. Veel ganzenvoetsoorten hebben een aparte manier om hun zaad te verspreiden: de verdroogde plant breekt los van de wortels en laat zich door de wind meevoeren over de vlakte. Het verloren zaad komt zo overal terecht. Nu dus bij de amarantenfamilie.

Op de terugweg over de verharde Bijlandtseweg, op zoek naar toevalligheden, vinden we nog een uitzonderlijk grote rode ogentroost,  troost zoekend onder een meidoorn.

Het begint te regenen, zachtjes en verfrissend. We lopen om de Vluchthaven, langs de dijk, waar we  zeepkruid en bont kroonkruid tegenkomen. Zonnebloemen kijken ons vanaf de dijk lachend aan en dan begint het toch flink te plenzen. Kletsnat vinden we na een stevige wandeling de auto weer terug.

Een bezoek aan het vroegere eiland Salmorth aan de overkant in Duitsland, wat op het programma stond, redden we qua tijd niet meer. Geen nood, dat bezoek noteren we met plezier in de agenda voor een volgende keer.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Bouwen ‘over’ de Zwartendijk?

Het houdt de gemoederen in Kampen al geruime tijd bezig: moet er worden gebouwd ‘over’ de Zwartendijk? Al in 2003 begon dat met het zogeheten Stadsdebat. Kampenaren kregen toen onder meer de vraag voorgelegd wat de voorkeur had: hoogbouw (‘Manhattan’) langs de IJssel óf bouwen over de Zwartendijk? De Kampenaren die erbij waren gaven aan dat, áls het nodig zou zijn, de voorkeur naar bouwen over de Zwartendijk uit zou gaan.

En zo is het begonnen. Onder de bezielende leiding van toenmalig wethouder van der Maat (CDA) en later Bert Boerman (CU) werkten de gemeente Kampen en de provincie Overijssel (gedeputeerde Theo Rietkerk, CDA) aan de voorbereidingen.

Min of meer tegelijkertijd speelde de wens van een recreatieve vaarverbinding tussen randmeren en IJssel, zodat de lastige verbinding tussen randmeren en Vecht/ Wieden makkelijker zou worden. Kampen zou daardoor aantrekkelijker worden voor de vaarrecreanten, nog altijd een belangrijk deel van de bezoekers van Kampen. Maar gaandeweg veranderde de nadruk op recreatie, met dank aan ‘Ruimte voor de Rivier’, dat grote nationale project om Nederland meer veiligheid te bieden tegen overstromingen van de grote rivieren. Veiligheid werd naast de vaarrecreatie het credo. Wie kon dáár nu tegen zijn? Er moest een ‘bypass’ komen tussen IJssel en Drontermeer én Kampen zou in de –ook regionale- woningbehoefte gaan voorzien door  1.300, meest grote woningen te bouwen. Het gebied, dat eerst ‘de Oksel’ werd genoemd, tussen Hanzelijn en bypass, werd later herdoopt in Reeve, de bypass werd later het Reevediep. Wonen aan het water, dat moest het worden, want daar was grote behoefte aan en dat had Kampen toen nog niet.

Natuurvereniging IJsseldelta heeft zich van meet af aan in de discussies gemengd. We deden al mee aan het Stadsdebat, maakten deel uit van de klankbordgroep voor de Structuurvisie 2030, schreven zienswijzen in de bestemmingsplanprocedures en maakten bezwaar tegen vergunningen. Steeds met dezelfde boodschap: Áls aangetoond wordt dat een bypass nodig is dan moet dat maar, maar wel met zo min mogelijk impact. Dat kan door tussen de benodigde dijken een groen gebied te reserveren dat bij extreme waterstanden water uit de IJssel naar het Drontermeer en daarna naar het IJsselmeer kan afvoeren. Men sprak destijds van een ‘groene bypass’. Maar al vrij snel ging de bestuurlijke voorkeur uit naar een blauwe bypass, een die dus het hele jaar door watervoerend is. Duurder, maar ook aantrekkelijker, heette het. En dan ook nog het liefst een bevaarbare waterloop. Nog weer duurder dan een niet bevaarbare, maar met de inkomsten uit de woningbouw, bijdragen van de provincie en –vooral- het Rijk  moest dat verschil overbrugd kunnen worden.

Over de woningbouw zijn we ook altijd duidelijk geweest: niet daar. Nog afgezien van de vraag of woningbouw nodig is voor de steeds geringer wordende bevolkingsgroei zijn er in Kampen én IJsselmuiden nog tal van locaties waar gebouwd kan worden zonder dat de bebouwde kom groter wordt, en dat ook zonder de grote groene gebieden aan te tasten. Waarom zou je dan het landschappelijk en ecologisch zo bijzondere buitengebied ‘over’ de Zwartendijk gaan opofferen?

Deze opvatting, een bypass alleen als het echt moet en geen woningbouw, hebben we steeds gehad en hebben we nog steeds. De procedures die komen gaan zullen leren hoe ver we daarmee komen. Overigens is er in de plannen voor het Reevegebied ook veel aandacht voor natuur. Iets dat we uiteraard toejuichen, al is de kans van slagen nog onzeker. Men realiseert enkele honderden hectares Ecologische Hoofdstructuur (die in Overijssel als geheel kleiner wordt, waarvoor stukken EHS vanuit Twente naar de IJsseldelta zijn ‘verhuisd’). Men wil er roerdomp en grote karekiet in een rietmoeras hebben, ook nobel, maar tegelijkertijd komt er dus een recreatieve vaarverbinding en krijgen heel veel woningen een eigen aanlegsteiger. De verstoring die dat met zich meebrengt zou de natuurambities wel eens behoorlijk dwars kunnen zitten.

Door de jaren heen waren we betrokken bij in elk geval de volgende procedures:

  1. Stadsdebat 2003
  2. (Plan) M.e.r.-procedure partiële herziening Streekplan. Mei 2008. Bypass en woningbouw waren in het gebied over de Zwartendijk tot dat moment formeel helemaal niet mogelijk. Het (provinciale) Streekplan moest daarvoor worden aangepast. En daarvoor was weer een (plan) m.e.r.-procedure noodzakelijk. Van een serieuze afweging van alternatieven is in onze ogen overigens nooit sprake geweest. Download: Zienswijze partiële streekplanherziening IJsseldelta zuid 12052008
  3. Ontwerp-structuurplan Kampen Zuid-West. Augustus 2008. Deze procedure is nooit afgerond, ingehaald als het ware door andere. Download: Reactie op ontwerp-structuurplan Kampen Zuid West
  4. Structuurvisie Kampen 2030 (rekening houden met 60.000 inwoners in 2030). Januari 2009. Deze langdurige en kostbare planprocedure resulteerde in een hoogst irrealistische plankaart voor onze gemeente. Her en der grote woningbouwlocaties, een tweede zuiderzeehaven, een grote locatie voor recreatie (golfbaan) in het gebied tussen Kampen en Roggebotsluis, uitbreiding van de Koekoek en zo kan je door gaan. Natuurvereniging IJsseldelta draaide mee in de klankbordgroep, maar dat leek meer een manier om verenigingen ‘rustig’ te houden dan dat men de behoefte had te luisteren naar de resultaten van de discussies. Los hiervan werd onze vereniging min of meer gelijktijdig vertegenwoordigd door de Overijsselse milieufederatie ‘Natuur en Milieu Overijssel’ (NMO) in een andere klankbordgroep, die van IJsseldelta Zuid. NMO besloot daar na verloop van tijd uit te stappen, onder meer omdat men niet de indruk had dat er veel met de inbreng van de milieufederatie gebeurde. Download: Reactie Natuurvereniging IJsseldelta op structuurvisie 2030 of bekijk het ‘sprookje van de grutto’: Groene ambities (tip: sla dit bestand eerst op op uw computer en start dan de presentatie door erop te dubbelklikken, klik dan op F5)
  5. Voorontwerpbestemmingsplan. Maart 2010. De eerste formele stap in de bestemmingsplanprocedure. Onze vereniging heeft er een uitvoerige zienswijze voor gemaakt. Download: Zienswijze voorontwerp-bestemmingsplan IJsseldelta-Zuid
  6. (Project) M.e.r.-procedure voor woningbouw en bypass. Tussentijds, in augustus 2010, is de toenmalige MER-versie door de commissie voor de milieueffectrapportage getoetst. Na de afweging van locatie-alternatieven in de plan-m.e.r.-procedure volgde de ‘invulling’ van de voorkeurslocatie. Een zo grote woningbouwlocatie en zeker ook een bypass zijn ‘m.e.r.-plichtig’. Dat betekent dat men alleen het besluit daartoe mag nemen wanneer in een milieueffectrapport (MER) de milieugevolgen goed in beeld zijn gebracht. De procedure is overigens nog altijd niet afgerond.
  7. Ontwerpbestemmingsplan. Juli 2013. Ook op het Ontwerpbestemmingsplan heeft de vereniging gereageerd. Opnieuw hebben we gehamerd op het ontbreken van een noodzaak voor woningbouw, op het onderschatten van de effecten op natuur en op het onvoldoende en onjuist compenseren van de schade. Download: 2013-07-10 Zienswijze ontwerpbestemmingsplan IJsseldelta Zuid
  8. Bestemmingsplan. December 2013. Op 12 december 2013 heeft de gemeenteraad ingestemd met het bestemmingsplan voor IJsseldelta Zuid, dus ingestemd met een plan dat zowel bypass en 1.300 woningen als ook uitbreiding van de jachthaven bij Roggebotsluis mogelijk maakt. Over de woningbouw is (was al eerder) afgesproken dat in 2016 definitief wordt besloten of deze wel/ niet doorgaat en zo ja in welk tempo. De zienswijze van onze vereniging is weliswaar beantwoord maar bij lezing van de antwoorden bekruipt je toch een ‘kluitje in het riet(moeras)’ gevoel. Onze uitvoerige zienswijze heeft in elk geval niet of nauwelijks tot aanpassing van de plannen geleid. Daarom hebben we besloten bij de Raad van State in beroep te gaan tegen het besluit van de Gemeenteraad en tegen de diverse Natuurbeschermingswet-vergunningen en de ontheffing van de Flora- en faunawet. Daarnaast hebben we een spoedprocedure aangevraagd, een ‘Verzoek tot voorlopige voorziening’, om ervoor te zorgen dat eerst het rietmoeras (aantoonbaar) als habitat van roerdomp en grote karekiet functioneert en dat pas daarna met aanleg van de bypass mag worden begonnen. Dat is nu namelijk nog niet het geval. Het wachten is nu op een uitnodiging voor de zitting van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in Den Haag. Download: 2014-03-05 Beroep IJsseldelta Nbw-vergunning Reeve

Maart 2014

Plantenwerkgroep: excursie de Reest 6-7-2013

Het kronkelige riviertje de Reest is de levensader van een eeuwenoud landschap, het Reestdal. Tientallen kilometers lang vormt de Reest de grens tussen Overijssel en Drenthe. Het is één van die weinige riviertjes die nooit zijn gekanaliseerd (rechtgetrokken). Wel is er ooit een ‘Reest vervangende leiding’ (zo heet ie echt!) aangelegd, die de vegetatie in het Reestdal enorm heeft beïnvloed. Langzaam maar zeker is men echter bezig het beekdal weer in de oude luister te herstellen (voor zover dat nog kan uiteraard.) Veel natte hooilanden zijn er te vinden, met bijzondere maar ook lastig herkenbare soorten als noordse zegge en stijf struisriet. En een reeks andere plantensoorten van beekdalen natuurlijk. Ook de iets hogere delen op de rand van het beekdal zijn trouwens zeker een bezoek waard. Hier vind je op een aantal plaatsen droge of soms vochtige heiden, met bijzondere soorten als de klokjesgentiaan.

In Oud-Avereest stond in de dertiende eeuw al een kerkje. Via een netwerk van paden ging men uit de omgeving ter kerke. Veel oude kerkenpaden zijn niet of nauwelijks meer in het landschap terug te vinden. Toch zijn ze niet allemaal verdwenen. Het bekendste kerkepad loopt van de Nederlands Hervormde Kerk van Oud-Avereest naar het “bruggetje van Bartje”. Als je de Reest oversteekt ben je in Drenthe.

Gescheiden door het grensriviertje De Reest passeren we twee buurtschappen Den Huizen en Rabbinge. Den Huizen, gelegen in Overijssel, is één van de oudere buurtschappen in het Reestdal. Het bestaat uit slechts vier boerderijen, waarvan drie zich een rijksmonument mogen noemen. Daar komt bij dat Den Huizen de status van beschermd dorpsgezicht heeft gekregen. Pauzeren kun je onder andere bij rustpunt Koffiekast Rabbinge. Een rustpunt (herkenbaar aan het rustpuntbord) tref je aan op een particulier erf, langs een wandel- of fietsroute. Hier kun je stil houden tijdens een fiets- of wandeltocht voor een kopje koffie, thee of soep. www.rustpunt.nu

Onze start is bij het informatiecentrum De Wheem in Oud-Avereest. Bij de parkeerplaats is een insectenhotel gebouwd en een vlindermuur. Hierop vinden we onder andere Hartgespan (Leonurus cardiaca.) Dit is een sterk geurende plant die behoort tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De botanische naam Leonorus betekent in het Oudgrieks leeuwenstaart, wat op de vorm van de bladeren slaat. De plant komt van nature voor in Centraal-Azië en is van daaruit over de hele wereld verspreid.

Wij lopen het kerkepad op en vinden aan onze linkerhand een aantal mooie akkers met onder andere rogge en boekweit. Daartussen staat reukloze en valse kamille, voeder- of smalle wikke en radijs. Er staat een informatiezuil en Niels is als reisleider bereid op het pedaal te trappen om ons van informatie te voorzien.

Verderop ligt over de Reest het brugje van Bartje, zo genoemd omdat deze plek gebruikt is in de film over het gelijknamige boek. Het is een mooie plek. In de richting van de stroom groeit pijlkruid en, na langdurig onderzoek vastgesteld: plat fonteinkruid. Verderop bloeit de gele plomp. We zien ruwe smele (Deschampsia cespitosa) en pitrus. Boven het water scheren smaragdlibel en weidebeekjuffer. Ze blijken erg moeilijk in de lens van de camera te vangen.

 

Boven ons hoofd kwebbelt een bosrietzanger en in de verte kleppert een ooievaar. Het nest staat bij een mooie authentieke boerderij. Wat wil een mens nog meer!

We vervolgen onze weg langs tengere rus, kamperfoelie, brede stekelvaren en bochtige smele (iets ieler bloeiend dan ruwe smele), grauwe wilg, geoorde wilg, vuilboom en vinden aan onze rechterhand een roggeveld met daartussen Phaecelia.

Phacelia is de botanische naam van een geslacht uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). Het geslacht bevat ongeveer 150 soorten kruidachtige planten, die merendeels van nature voorkomen in Noord- en Zuid-Amerika. De soort die we hier vinden wordt ook wel aangeduid met de term bijenvoer of bijenvriend. Om de hoek hetzelfde veld maar dan vol met korenbloemen en papavers, in dit geval de bleke klaproos. We halen herinneringen op van vroeger: het plukken van korenbloemen en papavers. Niet lang houdbaar op de vaas, maar een feestelijke herinnering.

Niels en Toos maken even een zijsprongetje over twee hekken en belanden in een nat gebied. Hier vinden zij draadrus (Juncus filiformis), volgens Soortenbank.nl een Rode Lijst-soort. De soort komt voor op natte, vrij zure grond in schrale graslanden, vooral nabij beken of kleine rivieren en is zeldzaam in het Drents district. Een geweldige vondst, dus. Het zandpad leidt ons vervolgens terug langs rustpunt Rabbinge, waar wij even halt houden voor een kop koffie en soep en richting de hoofdweg en parkeerplaats.

Niels open een hek, komt tevoorschijn met een klein grasje en roept “slofhak”. We kijken hem argwanend aan: de zon brandt op onze hoofden, het is warm zo langs de weg en dat neigt naar geslof, maar slofhak? Het blijkt om een soort reukgras te gaan.

De slofhak (Anthoxanthum aristatum) is een eenjarige, die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend, maar sterk in aantal afgenomen. De plant komt van nature voor in Eurazië.  De plant komt voor op droge, zure zandgrond, tussen het graan en in bermen. Het exemplaar van Niels blijkt dus een goede standplaats te hebben gekozen.

We vervolgen onze speurtocht in de berm: zandblauwtje (Jasione montana) en vertakte leeuwentand. Sommige autobezitters worden blijkbaar een beetje zenuwachtig van ons gesnuffel zo vlak langs de weg en moeten dit met luid getoeter kenbaar maken.

We lopen nog even binnen bij het bezoekerscentrum voor de expo van Ton Valk, natuurfotograaf en gaan daarna met de auto verderop, richting een heidegebied met een meertje. Hier vinden we moerasvaren en verderop: veenpluis en heel veel slangenwortel (Calla palustris.) De naam zegt het al, de plant kruipt met haar wortelstokken kronkelend de oever op. Ook gaat het verhaal dat de ringslang zich graag tussen de bladeren begeeft. Rankende helmbloem, tandjesgras, liggend walstro, borstelgras (Nardus stricta.)

We spotten een bijzondere vlinder. Met behulp van de vlinderstichting is deze gedetermineerd als zuringspanner. Verderop is de bodem zandig, dichtgeslagen. “Je zou hier toch zonnedauw verwachten”. Het is nog niet gezegd, en ja hoor: twee soorten nog wel: kleine en ronde zonnedauw. Ze staan zeer fotogeniek te pronken.

Het is tijd om terug naar Kampen te gaan. Jammer, want het landschap nodigt ons erg uit om nog verder te gaan. Misschien een volgende keer.

Overige vondsten: windhalm, ringelwikke, tengere rus, gladde en gestreepte witbol, egelboterbloem, vogelpootje, 1 jarige hartbloem, gewoon struisgras, hemelsleutel, kraailook, rode schijnspurrie, knolrus, hertshoornweegbree.

Niels voorziet ons van getrapte informatie.

Verslag: Heleen Strikkers

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

Met dank aan Niels Jeurink en Toos Lodder.

Plantenwerkgroep: excursie Mandjeswaard 12-6-2013

De Mandjeswaard: een stille zomeravond over dijkjes tussen weilanden en rietland langs erven op terpen.

Op woensdagavond 12 juni bezochten we onder begeleiding van Niels Jeurink van de plantenwerkgroep de Mandjeswaard. De weerverwachting voorspelde regen, maar we hadden een heerlijke avond, met alleen zo af en toe een druppeltje regen tot we omstreeks 22.15 weer terug naar Kampen gingen.

Ik zocht voor dit verslag even op google naar de Mantjeswaard (ja, ik spelde met een t) en kwam op een bron uit 1778: “De zogenaamde Camper Eilanden, gevormd door de verscheiden armen der uitloopende rivier, zyn ligt bedykt, en sommigen, als de Mantjeswaard ten noordoosten of de Peiper ten zuiden, door 4 à 5 huisgezinnen, doch de middelste als de Zuiderwaard en Camper Eiland meerder bewoond. By zwaaren storm of hooge rivier, breeken deeze ligte dykjes wel eens door, en dan loopen ze onder. “

Nog wat verder speuren op internet levert de volgende informatie:

De IJsseldelta bestond vroeger uit eilanden. De gemeente Kampen kreeg in 1363 van Bisschop Jan van Arkel de Kampereilanden en het recht van aanwas. Op de Mandjeswaard werd in 1432 het eerste erf verpacht aan Klaas Mandemaker: vandaar de naam. Door de aanwas – de polder groeide door telkens een nieuwe schil in te polderen- groeiden de eilanden. Er konden zo telkens weer nieuwe boerderijen: ‘erven’ worden uitgegeven. De laatste aanwas was de Cock’s polder, genoemd naar zuivelfabrikant & wethouder de Cock uit Kampen. Na 1932, met de aanleg van de afsluitdijk, was het gedaan met de aanslibbing. De laatste erven van 1960 staan dan ook niet meer op terpen.

De Mandjeswaard is nu circa 600 hectare en wordt begrensd door het Ganzendiep, de Goot en het Zwarte Meer. De polder maakt deel uit van het, in 2005 tot Nationaal Landschap aangewezen, gebied de IJsseldelta. De polder is over land slechts bereikbaar via een brug over de Goot nabij Lutterzijl.

Na deze cultuurhistorie zult u begrijpen dat wij genoten van een prachtig en heel verstild stukje cultuurland met boerderijen op terpen, weilanden, vogels en heel veel planten.

We reden de Mandjeswaard binnen over die brug bij Lutterzijl en parkeerden auto en fiets bij het voorlaatste dijkje bij een sluisje. Vervolgens liepen we door de Cockspolder naar de laatste dijkje en volgden dat richting Kampen. Rechts van ons rietlanden met in de verte het Zwarte Meer, links weilanden met een enkele boerderij (erf) op terp.

Niels hield de plantentelling bij, zodat onze inventarisatie bij Floron in de landelijke databank opgenomen kan worden. We kwamen op zo’n 115 verschillende soorten, waarvan 20 verschillende grassen. Dat varieerde van gewone grassen zoals straatgras, Engels en Italiaans raaigras en kweek, tot soorten die meer specifiek zijn voor dit type landschap zoals grote vossenstaart en geknikte vossenstaart, beemdlangbloem, mannagras (in het water en bloeiend op het land) en de meest bijzondere: kamgras.

Van de kruisbloemigen (koolzaadachtige) zagen we vlak bij elkaar een mooie verzameling van herik (behaard blad en behaarde stengels, bladen met zijlobben, nu ook in grote getale bloeiend bij station Kampen Zuid), knopherik: de bloemen veel bleker van kleur dan bij de gewone herik en raapzaad (bladeren stengel omvattend).

Andere families die veel op elkaar lijken waarvan we verschillende verwante soorten zagen zijn: perzikkruid, beklierde duizendknoop (beide met een vlek op het blad; bij perzikkruid steken de nerven uit het hulsje dat de stengel omvat bij de bladaanhechting) en veenwortel in de water en land variant.

Haagwinde (het bekende pispotje, een lastig ‘onkruid’ in de tuin; bladeren hartvormig) en zwaluwtong: familie van de duizendknopen. Het is met heggenduizendknoop, Japanse en sachalinse duizendknoop een apart geslacht, dat Fallopia heet.

De helder blauwe bloemetjes met een zweempje geel in het hart van het moeras vergeet-mij-nietje en het zomp vergeet-mij-nietje (dieper ingesneden kelkbladeren) langs de sloten en de veel kleinere bloemetjes van het akker vergeet-mij-nietje op drogere plaatsen.

En dan een veel voorkomende zegge, maar een met veel verschillende verschijningsvormen: ruige zegge: klein bij veel betreding, groter waar hij met rust wordt gelaten, met veel haren op droge plaatsen om verdamping tegen te gaan, met veel minder haar waar het vochtiger is.

De meest bijzondere onder de planten vond ik pijptorkruid, een schermbloemige (als fluitekruid): nog niet in bloei en daardoor nog minder opvallend met zijn ijle bladeren verstopt tussen het gras.

Ook vogels trokken onze aandacht op zo’n stille zomeravond: enorme spectaculaire spreeuwen zwermen kwamen aan vanuit de richting van Kampen, voegden zich samen en streken neer in grote essen rond de boerderijen, om er vervolgens weer vandoor te gaan. Een sperwer deed een vergeefse poging een aanval uit te voeren, maar had geen kans.

Boven het riet een bruine kiekendief. In het riet rietgorzen, kleine karrekiet en de melodieuze bosrietzanger. En hoe omschrijf je het sonore lichte en toch afwisselende doorgaande trrrrrrrrrrrr van de springhaanzanger? Sommigen hoopten de grote karekiet vanuit het Zwarte water te horen, maar dat is niet helemaal zeker… Wel zagen we een purperreiger die kant uit weg klapwieken. De gele kwikstaarten waren moeilijk te ontdekken met hun gele buikjes in de bouwvoren van het akkerland en de bruine ruggen als goede schutkleur, maar als je ze eenmaal had gevonden waren ze onmiskenbaar!

Al met al een heerlijke avond en dat op zo’n gewone door de weekse dag, op een steenworp van Kampen, het leek even vakantie…

Verslag: Toos Lodder

Foto’s: Gonny Sleurink

 

Herik in bloei!

Voor wie er toevallig in de buurt komt: bij station Kampen Zuid staat nu de herik in volle bloei. Mooi (geel) om te zien, vooral ook omdat het héél veel planten zijn. Je rijdt als het ware door een soort ‘wild’ koolzaadveld. Herik kan je trouwens makkelijk van andere geel bloeiende kruisbloemigen onderscheiden door de borstelige haren op stengel en bladen, de ‘liervormige’ bladen (grote eindlob en dan nog een paar kleine lobjes richting de stengel) en de helder gele bloemen. De vruchten, ‘hauwen’, staan duidelijk van de stengel af.

Groet,

Niels

Oeverzwaluwen omgeving station Kampen Zuid 6-6-2013

Een bericht van Jasper Tiemens. Hij wijst ons op een populatie nestelende oeverzwaluwen langs het fietspad richting het treinstation Kampen Zuid.

 

Plantenwerkgroep: excursie Zalkerbos 22 mei 2013

Wat moeten we nog zeggen over het Zalkerbos? Eén van die heel weinige hardhoutooibosjes die we in Nederland nog hebben, iepen-, essen- en eikenbos met een heel rijke ondergroei van allerlei bolgewasjes.

Meestal bezoekt de plantenwerkgroep het Zalkerbos in het vroege voorjaar op zaterdagmorgen als de holwortels bloeien en de blauwe druifjes. Dit jaar was het mogelijk om eens een keer ’s avonds te gaan omdat het eind mei al langer licht is.

Ondanks dat het koud is, is het een mooie avond. Het lage licht schijnt mooi over het oude cultuurlandschap met knotwilgen. Gelukkig is er flinke belangstelling, ook van buiten de vereniging.  Niels vertelt over de bijzonderheid van het gebied en de aanwezigheid van stroomdalflora.

Stroomdalflora is de verzamelnaam van een groep van circa 250 inheemse plantensoorten die karakteristiek zijn voor het stroomgebied van de grote rivieren in Nederland. De stroomdalsoorten worden met name aangetroffen op de hoger gelegen oeverwallen in de uiterwaarden en op de banddijken van de Rijn, Maas en IJssel.

Wij treffen een bijzondere plantensoort aan die in dit gebied alleen in het Zalkerbos voorkomt, het Schaafstro. Schaafstro (Equisetum hyemale) of schuurriet is een vaste plant die behoort tot de paardenstaartenfamilie (Equisetaceae). De naam schaafstro is afkomstig van de ruwe stengel, die vroeger wel gebruikt werd als schuurmiddel. Verder onder andere: Zomereik, Es, Esdoorn, Schaduwgras, Veldbeemd, Clematis vitalba, Gevlekte dovenetel, Hop, Herik en Meidoorn.

2 Deelnemers voegen een extra dimensie toe aan de excursie: regelmatig klinkt hun vraag: “kun je dit ook eten” waarop Niels antwoordt: “minstens 1 keer”. Bij een aantal soorten lijkt het inderdaad niet erg verstandig om het op je bord te leggen, maar het bij tuinmensen beruchte, nota bene als Stinsenplant ingevoerde Zevenblad, schijn je als spinazie te kunnen eten. Ook vinden we Daslook, dat vroeger wel in de keuken gebruikt werd als voorloper van het Knoflook.

Nog een aantal soorten: Veldesdoorn, Hazelaar, Iep of Olm, het blad lijkt op dat van de Haagbeuk maar heeft een ongelijke bladvoet. Onder de bomen: Geum, Dauwbraam, Grootbloemmuur, Look zonder Look, Euphorbia oftewel Wolfsmelk. Het klinkt alsof je dit beter niet kunt eten.

 

Prikkeldraad is er alleen voor om koeien binnen de wei te houden, dus houden behulpzame handen de draden van elkaar zodat het gezelschap verder kan lopen door het weidegebied langs de IJssel. Wat kunnen we toch trots zijn op dit mooie landschap! Er worden nog wat vogels gespot en beluisterd: Grasmus, Merel, Zwartkop en Gaai.

Terug door het bos en terug naar huis. Het was een mooie avond!

Verslag: Heleen Strikkers

Foto’s: Gonny Sleurink