Groot Takmos, een zeldzaamheid! Juni 2012, Zuideinde

GROOT TAKMOS ALS NIEUW ONTDEKTE ZELDZAAMHEID IN HET BUITENGE­BIED VAN KAMPEN VASTGELEGD OP DE FOTO!

Steeds meer planten- en diergroepen zijn voor ons gewone natuurbelevers toegankelijk geworden doordat daarvan in de afgelopen tijden goede veldgidsen zijn verschenen en al deze soorten inmiddels ook van Nederlandse namen zijn voorzien: vlinders, libellen, zweef­vliegen, etc. Maar ook soortgroepen als mossen en korst­mossen zijn ondertussen op die manier door het uitko­men van voortreffelijke veldgidsen steeds beter binnen ons bereik gebracht. En wist u dat als grote delen van de natuur in de winter in rust zijn en er dus op het gebied van veel planten en dieren in dat jaargetijde wat minder valt te beleven, mossen en korst­mossen hun groeiperiode doormaken? Ik kan het u aanbe­velen om juist ook ‘s winters, als buiten in de natuur wat minder te zien lijkt en de wat grauwere tinten overheersen, aandacht te besteden aan korst­mossen die dan juist ook des te opvallender hun eigen kleuren­pa­let en vorm­enrijkdom ten toon sprei­den.

Hoewel er door een betrekkelijk klein contingent specialisten en geschoolde liefhebbers hard gewerkt is en wordt om de Neder­landse rijkdom aan korstmossen goed in kaart te brengen en daarbij niet geringe prestaties zijn geleverd, is niettemin het totaalbeeld voor voor een aantal soorten in delen van ons land nog allerminst compleet. En dat geldt niet alleen voor kleine en niet al te zeer in het oog springende korstmosjes, maar zelfs voor de grootste soorten die ons land kent, zoals met name de familie van de Takmossen, allerminst een omvang­rijke korstmosgroep maar wel een met opvallende en grote soorten.

Takmossen zijn, vaak samen met Eikenmos, te vinden op de stammen van vrijstaande en goedbelichte bomen langs onze wegen. Dat is hun specifieke biotoop, elders zal men er tever­geefs naar zoeken. Zij dulden nu eenmaal geen schaduw en staan graag in de volle wind en regen. Iedereen die gewend is om in de natuur rond te kijken zal daarom wel eens wegbomen hebben gezien waarvan de stammen plaatselijk begroeid zijn met soms een dichte vegetatie van grijsachtige korstmossen, zonder precies te weten wat voor soorten het hier betrof. In negen van de tien gevallen zal het dan gaan om Eikenmos, met een beetje geluk in combinatie met Takmossen, met name veelal Melig takmos. Als u zo’n schouwspel aantreft lijkt dat wel gewoon, maar heeft u in feite als iets bijzonders voor ogen, want juist deze specifieke korstmossen zijn buitengewoon gevoelig voor verschillende soorten van luchtverontreiniging en zijn in grote delen van ons land inmiddels verdwenen. De meer noorde­lijke contreien van ons land, waar de lucht zuiver­der is, behoren tot de bolwerken van deze kritische en schil­derachtige vegetatie. Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld in Drenthe, hebben Eikenmos en Melig takmos zelfs dichte matten op de stammen van de wegbomen gevormd, een teken van een oergezonde en vitale natuur ter plekke! En het is een heerlijk gezicht om op een fiets­tocht langs onze noordelijke wegen, bijvoorbeeld op een gure winterse dag, dergelijke bomen te zien staan, als het ware gehuld in een grauwe ruige mantel tegen de kou. Meestal zijn dat dan ook nog eens oude bomen. Hoe eer­biedwaar­diger in leeftijd, des te meer kans op een dergelijke rijke begroei­ing.

Voor hen die daarop letten is er dan ook nog altijd de moge­lijkheid om op dergelijke bomen ook nog andere, nog veel zeldzamere takmos-soorten aan te treffen, Zoals Groot takmos, de laten we zeggen reus onder de Nederlandse korstmossen. Die groeit, een beetje lijkend op de Bromelia’s in tropische bossen, op de stam van bomen, maar is, als zeer kritische en gevoelige soort, inmiddels in Nederland wel erg zeldzaam geworden. Volgens de Rode Lijst voor korstmossen zouden er intussen naar schatting niet meer dan 150 bomen over zijn waarop deze ‘Nederlandse Bromelia’ nog is aan te treffen, waarbij het in veel gevallen gaat om stokoude exemplaren die meer dan 50 jaar kunnen zijn. Hoe groter ze zijn, hoe ouder en curieuzer. Het gros van de korstmosdeskundigen is daarbij van mening dat deze soort inmiddels ook nog eens het vermogen om zich in ons land nog voort te planten verloren zou hebben. Omdat, zelfs in het meer zuivere noorden, de chemische samen­stelling van de lucht en, als gevolg daar­van, ook de zuurgraad van de boomschors niet meer aan de eisen van ge­schikt­heid voldoet voor nieuwe vestigingsplaatsen. Wat ons dan zou res­ten, bij het zien van deze bizarre schepsels, is vooral een blik in het verleden. Maar in elk geval, voorlopig hebben we ze nog. En er is altijd hoop dat de vervuilingsgraad van de lucht in de nabije toekomst nog verder zal dalen, zodat ook deze merkwaardige soort zijn kansen op voortplanting dan weer zal kunnen grijpen.

Intussen valt er zelfs op het gebied van een grote en opval­lende soort als Groot takmos in Nederland nog heel wat te ontdekken. Want, zoals gezegd, nog lang niet alles op het gebied van korstmossen in ons land is in kaart gebracht. In de noordelijke delen van Nederland, waaronder ook het werkgebied van deNatuurvereniging IJsseldelta, zijn nog vele honderden kilometers dorps- en polderwegen met onafzienbare begeleidende bomenrijen. Die wachten op een speurende blik van fietsers naar zeldzaamhe­den, zoals nog onontdekte exemplaren van Groot takmos. Onderge­teken­de waagt zich, als eenzame fietser, graag aan een derge­lijke uitdaging. Voor Kampen en omgeving was het nog steeds voorko­men van Groot takmos onbekend, maar dat is inmiddels verleden tijd. Er groeien op een tweetal vlak bij elkaar gelegen, eerder nog niet ontdekte vindplaatsen in de polders ten zuid­westen van Kampen, bij het gehucht Zuideinde, een aantal bijzonder grote en fraaie exemplaren van Groot takmos, zo bleek mij dit voorjaar bij een zoektocht in dit gebied.

Omdat het zulke zeldzaamheden betreft, en ook nog eens van zulke forse afmetingen, ben ik zo brutaal geweest om het bestuur van de Natuurvereniging IJsseldeltate te vragen of zij in hun verenigingskring iemand wisten die wellicht bereid zou zijn om deze fraaie Groot takmossen op de foto vast te leggen. Dit vanuit het idee dat het gebied van de vindplaats tot het werkgebied van ver­eniging behoort. Zelf fotografeer ik niet. Heleen… van het bestuur was daarop zo vriendelijk en be­reidwil­lig om Jaap Snelte benade­ren, die ermee instemde om hier als fotograaf aan de slag te gaan. En zo zijn we vervol­gens, op een goeie morgen, met een keukentrap bij de hand, getweeën naar de vind­plaats getogen, waar Jaap de bij­gaande fraaie foto’s heeft gemaakt. Foto’s, die zeker ook aan het archief van de Bryolo­gische en Lichenologische Werkgroep (BLWG) van de KNNV, zeg maar het landelijk zenuwcentrum voor het korstmosonderzoek, zullen worden toegevoegd. De nieuwe vindplaats is daar inmid­dels al geregistreerd.

Jaap, zeer bedankt voor je bereidheid om tijd te besteden aan het deskundig vastleggen van deze bijzonderheden. En ook voor de gezellige ochtend die we hadden. En ook Heleen… nog zeer bedankt voor de bemiddeling in deze !

 Nico Steijnen

Kleurige vogels op een grijze zomerdag, 9 juni 2012

Op zaterdag 9 juni vertrokken we met een klein groepje vogelaars naar het Bargerveen in Zuidoost Drenthe.

Dat we met zo weinig mensen waren was wel wat jammer maar begrijpelijk. De weersvoorspellingen waren niet erg zomers, eerder herfstig.

Dat kwam ook uit maar toch was het ondanks de krachtige wind en de bewolking wel goed vogelen.

De soorten waarvoor vogelaars naar het Bargerveen gaan zijn de typische vogels van het hoogveen:. De grauwe klauwier, de boomvalk, de geoorde fuut en de wielewaal.

 

Het Bargerveen, dat midden in ’t Veenland ligt, is één van de twee gebieden in Nederland waar nog levend hoogveen is. Slechts een restant en niet meer in perfecte staat. Van de oorspronkelijke mosrijke begroeiing was tot voor kort geen sprake meer. De vegetatie bestond grotendeels uit vochtige en droge hei en berkenbos. Sinds 1968 groeide het besef dat zonder ingrijpen een kostbaar stuk natuur verloren dreigde te gaan en daarmee allerlei unieke planten- en diersoorten. Een deel van het veengebied werd opgekocht door de overheid en overgedragen aan Staatsbosbeheer. 

Verschillende maatregelen, zoals het omhoog brengen van het waterpeil door een dammenstelsel, hadden tot doel het veen nieuw leven in te blazen. En met succes!

In de ondiepe, natuurlijke bassins die door de indamming ontstonden, vond explosieve groei van veenmos plaats. Natuurbeheerders waren razend enthousiast. Hoewel de plantensoorten die tot ontwikkeling kwamen, zoals Pijpenstrootje en berk, beter thuishoren in het laagveen dan in het hoogveen, biedt dit perspectief voor het hoogveen in de toekomst.

Aangekomen op de parkeerplaats bij de informatie borden konden we al direct een paartje grauwe klauwieren bewonderen. Waarom de vogel toch Grauw heet is mij nooit duidelijk geworden . Hij is prachtig gekleurd en zeker niet grauw.

 

Dat geldt ook voor een andere’ grauwe’ vogel die we al snel daarna ontdekten nl de grauwe kiekendief. Een prachtige sierlijke roofvogel, die in Nederland maar op enkele plaatsen voorkomt.

In de luwte bij het zogenaamde  Huisje van Uneken , een voormalig boerderijtje in het Bargerveen konden we van diverse zangvogels genieten die daar hun jongen aan het voeren waren, de gekraagde roodstaart, de bonte vliegenvanger, de appelvink zagen we terwijl we ons meegebrachte eten en drinken gebruikten.

Voor onze volgende wenssoort, de Geoorde fuut moesten we een lange wandeltocht maken over de open heide naar de in het midden van het veen gelegen vennen. Hier broedt onder de bescherming van een kokmeeuwenkolonie een redelijk aantal geoorde futen, ook al weer zo’n prachtig gekleurde vogel . We konden er zeker 10 exemplaren ontdekken.

 

 

Om de kleurrijke vogellijst nog aantevullen: we zagen ook nog de gele kwikstaart, de blauwborst en de roodborsttapuit .

gele kwikstaart foto Cor Fikkert

In de luwte van het bos zagen een paartje boomvalken die in de krachtige wind toch nog konden jagen op de libellen. Dat ze daarvan vele als prooi konden bemachtigen zagen we aan de vele vleugeltjes die op het pad waren neergedwarreld. De boomvalk verwijdert deze namelijk in de vlucht voordat hij de libellen oppeuzelt.

 

 

Op de terugweg probeerden we bij Staphorst nog de meest kleurrijke vogel van Europa te spotten nl de Bijeneter die hier gezien zou zijn.Dat lukte niet maar als troostprijs zagen we wel de groene specht die vlak voor ons over een weiland wegvloog.

 

Al met al een geslaagde tocht op een grauwe zomerdag.

 

Tekst Henk de Vos

 

 

 

 

 

 

 

Zeearenden in de IJsselmonding(vervolg) – juli 2012

In het voorjaar van 2012 heeft het paar Zeearenden dan toch gedaan dat waarop we al enkele jaren hoopten. Na twee niet succesvolle nestelpogingen is er nu toch een echt broedgeval. Het was ook wel min of meer te verwachten want het mannetje is inmiddels 6 jaar oud en het vrouwtje 5 jaar en daarmee zijn de vogels volwassen.
Het nest in Roggebotzand werd in de loop van de winter uitgebouwd met forse takken en werd vanaf februari bijna constant bezet. Staatbosbeheer had inmiddels weer een strikt verboden zone rondom het nest ingesteld.
De vogels waren op het eind van de winter jagend te zien in het Ketelmeer vlakbij het Keteleiland en rustend op het nest.

foto 1: jagend in de winter

Eileg

Omstreeks 16 maart werd door enkele vaste kijkers opgemerkt dat het vrouwtje het nest niet alleen liet en kennelijk was begonnen met broeden.

Jonge Zeearenden

Tussen 25 en 30 april werd door het mannetje vaker met kleine prooien naar het nest gevlogen en op 6 mei zag Benno van der Hoek uit Elburg voor het eerst 2 kopjes van donsjongen, die boven de nestrand uitkwamen.

Enkele weken later maakte Staatbosbeheer het nieuws van de twee jonge zeearenden wereldkundig waarbij benadrukt werd dat het bijzonder is dat een jong broedpaar al meteen twee jongen probeert groot te brengen.

Inmiddels is het 21 juni en alles lijkt zich nog steeds goed te ontwikkelen. Het nest en de jongen zijn moeilijk zichtbaar door het blad aan de bomen maar met enige moeite met verrekijker, telelens en telescoop te zien. De jonge zeearenden zitten al volop in de veren en hebben het voor jonge arenden specifieke donkere kleed. Dit verschilt sterk van hun ouders met lichte koppen, felgele snavel en helder witte staart.

 

foto 2  Jonge vogel

Belangstelling:

Vogelaars uit het hele land hebben inmiddels al een bezoek aan het uitzichtpunt gebracht waarbij ze uitleg kregen over de gang van zaken van dhr. Van de Burg, die, naar hij zegt geen vogelaar is, maar wel inmiddels helemaal in de ban van de zeearenden is gekomen. Geen van de andere nestlocaties in Nederland, dit jaar 4, is zo goed te zien en ligt in een zo toegankelijke omgeving. Gelukkig heeft tot nu toe niemand met kwade bedoelingen geprobeerd het nest te benaderen en te verstoren.

Prooi

Vanaf de dijk van het Vossemeer zijn mooie beelden te zien van de overvliegende ouders met prooi. Meestal een vis variërend van brasem tot paling en ook soms een meerkoet. Ik had verwacht dat veel meer gejaagd zou worden op de aanwezige grote aantallen jonge grauwe ganzen maar dat is niet het geval. Misschien gebeurt dit als de jongen wat ouder zijn.

foto 3: Volwassen vogel met paling

 

Bijzonder was een fors wit konijn dat het mannetje eenmaal bij het vrouwtje op het nest bracht. Dit moet wel een dier zijn van de groep tamme witte konijnen die bij het pannenkoeken restaurant in het nabijgelegen kabouterbos vrij rondhuppelt.

Uitvliegen

Zo half juli kunnen we verwachten dat de jongen het nest zullen verlaten en hun eerste vliegoefeningen zullen doen. We hopen dat alles goed gaat en dat de jongen ook deze kwetsbare periode zullen doorkomen.

De jongen zijn overigens niet geringd omdat SBB het risico van verstoring niet wilde lopen.

Vogelwereld IJsseldelta

De vogelwereld van de IJsseldelta is door dit broedgeval van de Zeearend weer een stuk dynamischer en interessanter geworden

Tekst

Henk de Vos

Foto’s

Cor Fikkert

Link naar film over de zeearenden in Roggebotzand

http://www.youtube.com/watch?v=bl0GnIUHaro

 

 

Plantenwerkgroep: excursie Kampereiland 13-6-2012

Vanuit de Groenestraat vertrekken we woensdagavond op de fiets richting Kampereiland. De afgelopen dagen is het regenachtig weer geweest. Hopelijk houden we het vanavond droog. De planten staan er in ieder geval fris bij. Halverwege de Frieseweg parkeren wij de fietsen aan de rechterkant van de weg.  Niels kan meteen starten met noteren van diverse wilde planten. Toos noemt zo snel alle namen op, dat Niels het nauwelijks op zijn lijst kan bijhouden.

In de berm of slootkant vinden we o.a. valeriaan, veenwortel, zwanenbloem, voszegge, vijfvingerkruid, witte klaver, hopklaver en hertshoornweegbree (zouttolerante plant langs de rijbaan) Vooral van de grassen worden de kenmerken nader besproken en bekeken. En nu nog alles onthouden, oeps dat valt niet mee.

We steken de Frieseweg over en lopen op een brede strook land tussen de rijbaan en het Noorddiep. Het Noorddiep is een voormalige zijtak van de IJssel en mondde vroeger uit in de Zuiderzee. De mooiste grassen komen bijna tot onder onze oksels. Het is werkelijk een onverwacht mooi stukje natuur. Er groeit o.a. dauwbraam, kraailook, kleine lisdodde, haagwinde, ruige zegge, kattenstaart en heksenmelk (zie foto). Gonnie neemt even de tijd een vlinder en waterjuffer te fotograferen. De stevige bries, die er staat, blijft de grassprietjes voor de lens waaien. Toch is ze erin geslaagd  bijgaande mooie foto’s te maken.

Niels heeft gehoord dat hier ook Bevertjes (Briza media) voorkomen. Niet de Castor fiber, maar een trilgras welke op de rode lijst voorkomt. Het wordt een ware speurtocht. Toos ontdekt ze als eerste en dan zien we ze overal. Het gebiedje is hier meer open en vochtig. Prachtige en zeer fotogenieke grassoort.  En het vertoeft in een select gezelschap van zeegroene zegge, welk in de omgeving van Kampen niet veel gevonden is en uit de kluiten gewassen rietorchissen, geelhartje(vlassoort), ook een rode lijstsoort, kattendoorn (rode lijstsoort), kamgras (rode lijstsoort), zilte zegge (rode lijstsoort).  We worden steeds enthousiaster en durven bijna geen stap meer te zetten. Het verkeer raast voorbij,  gelukkig heeft men geen weet van al deze schoonheid.

Voorzichtiger lopen we na een tijdje verder. De zon zakt en zorgt voor een prachtige belichting van de witgele bloemen van de poelruit, welke op de oever van het Noorddiep staat. We steken de weg weer over en vinden in de berm goudhaver, een sterk afnemende grassoort van de rode lijst. Helaas staat hij net buiten ons “telhok”. Verplaatsen? Sorry, grapje ! Er staat een mooie hoeveelheid goudhaver en wederom veel kamgras. We lopen weer terug richting fiets, langs een paar nieuwsgierige pinken en kleine leeuwentand, schapenzuring, hondsroos en wanneer we over een hek klimmen vinden we in een maïsveld nog hanenpoot en stippelganzenvoet.

Met de fiets aan de hand lopen we een stukje richting Kampen en besluiten nogmaals de weg over te steken. Niels loopt voorop door het zeer hoge gras. Een kreet schrikt ons op. Nee, het is niet Niels, maar een buizerd op jacht naar een lekker hapje. Aan de overkant van het water ligt een boerderij op een prachtige terp. De koeien op stal zijn erg onrustig; ja dames het is echt tijd om te gaan slapen. De zon gaat bijna onder en tovert de fraaiste kleuren in de lucht.

 Nog even bij de sloot naast de boerderij kijken: kleine egelskop, tenger fonteinkruid, lidrus, blaartrekkende boterbloem, brede wespenorchis, gekroesd fonteinkruid, schijfkamille, veldkers, beklierde duizendknoop en dan wordt het echt te donker. De oogst van deze avond: maar liefst 144 soorten. In rap tempo fietsen we naar huis, want ook voor ons is het tijd om het bed op te zoeken.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink

 

 

Plantenwerkgroep: excursie Cortenoever 9-6-2012

Zuidelijk van Zutphen ligt op de linkeroever van de IJssel de buurtschap Cortenoever. Dit is een bijzonder uiterwaardengebied dat al jarenlang in bezit is van Staatsbosbeheer. Het gebied is in botanisch opzicht erg rijk, met mooi ontwikkeld stroomdalgrasland.  

Stroomdalgrasland is een soortenrijke, open tot tamelijk gesloten, grazige begroeiing op een droge, relatief voedselarme, zandige tot zavelige en meestal kalkhoudende standplaats langs de grote en kleinere rivieren. Zij komt voor op stroomruggen, oeverwallen en rivierduinen. De flora die we hier kunnen vinden bestaat onder andere uit Cypreswolfsmelk, Veldsalie, Geoorde zuring, Kruisdistel, Knikkende distel, Ruige weegbree, soorten die we deze dag ook hebben gezien. 

Daarnaast was het niet moeilijk zoeken naar soorten die in het glanshaverhooiland voorkomen: Scherpe boterbloem, Gewone ereprijs, Gele morgenster (waarvan enkele al hun mooie pluizenbollen lieten zien), Akkerwinde, Rood zwenkgras, Ruw beemdgras, Goudhaver, Zachte haver, Margriet en Smalle wikke. 

We gaan richting Brummen waar eerst, inmiddels traditioneel, gestart wordt met een kop koffie met in dit geval heerlijke honingtaart bij de plaatselijke bakker aan het pleintje bij de muziektent. De lucht is grauw en het waait stevig. Optimisten als we zijn, gaan we ervan uit dat het droog zal blijven.

 

Daarna is het even zoeken, maar in dit geval wint de techniek het van het geheugen en ons digitale hulpje wijst ons de juiste weg. Vanaf de Cortenoeverse weg op de Hanzeroute wordt de auto de berm in gemanoeuvreerd om een oude trekker de ruimte te geven te kunnen passeren. Het blijkt echter de eerste van een vrolijke stoet van oude, mooi opgeknapte tractors en andere landbouwvehikels te zijn. We kijken onze ogen uit en zien een nummer 108. Zouden het er zoveel zijn?  

Eindelijk kunnen we weer verder en slaan De weg naar het Ganzen Ei in. Ja, werkelijk, dat is de naam van de weg die ons richting de boerderij Heyendal voert. Hier stappen we uit en beginnen aan onze zoektocht. Een bord vertelt ons dat we op moeten passen voor een stier maar Niels besluit stoer ons daar niets van aan te trekken “zal er wel staan om bezoekers af te schrikken”. Ja, ja, hebben we dat al niet eerder bij de hand gehad?  

Voorlopig blijven we (toch maar) de wegberm volgen en vinden naast de Cypreswolfsmelk en Geel walstro een Bremraap, maar welke? Er volgt een gedegen determinatie waarbij uiteindelijk blijkt dat het om een Walstrobremraap moet gaan: Orobanche caryophyllacea.  

Bremraap (Orobanche) is bijzondere plant. Het is een geslacht van ongeveer honderdvijftig tot tweehonderd soorten (maar in Nederland minder dan 10) eenjarige of overblijvende, parasitaire, kruidachtige planten uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De botanische naam Orobanche is afgeleid van het Oudgriekse ‘orobos’ (= erwt) en ‘agchein’ (= wurgen). De Nederlandse naam is afkomstig van de Grote bremraap die op brem parasiteert.  

Verderop in de berm vinden we Knoopkruid, Hopklaver, Jacobskruiskruid, Eenstijlige meidoorn, Gewone vlier, (veel!) Kleine ratelaar, Gewone rolklaver (loopt rood uit – heeft 5 blaadjes waarvan er drie vergroeid zijn), Zachte haver, Zandzegge, Kruisbladwalstro en Witte dovenetel en Veldsalie!, alsof een schilder zijn kwast met blauwe verf heeft uitgeslagen. Een groepje koeien komt nieuwsgierig poolshoogte nemen. Ertussen loopt een witte kip!

We komen bij een kleine moestuin, grenzend aan een korenveld. Op de rand daarvan staat het zeldzame Groot spiegelklokje! Maar er staat nog meer: Gewone klaproos, De heel zeldzame Akkerogentroost, Zwaluwtong, Echte kamille, Besanjelier in de heg en Aardaker (Lathyrus tuberosus.)

Deze overblijvende, kruidachtige klimplant met platte stengels wordt ongeveer 30-100 cm lang. De circa 2 cm lange bloemen zijn rozerood tot violet van kleur en groeien in trossen van drie tot acht stuks. De plant bloeit in juni en juli en vormt ondergrondse knolletjes. Hij heeft meerdere alternatieve namen, zoals: aardeikel, aardmuis, grondboon of zeugboon en is in Nederland officieel beschermd.

Het land ernaast lijkt van een Monet schilderij te zijn gegleden: het ziet rood van de klaprozen. Een paal met een gele kop nodigt ons uit om over de omheining van een uitbundig bloeiend grasland met zuring te klimmen. Hier loopt een pad dat al door eerdere bezoekers is gevormd. Links naast het pad staat een haag van Eenstijlige meidoorn, Gewone Vlier en Hondsroos. Een mooie plek om even uit te rusten en onze lunch te gebruiken. Toos vindt een nachtvlinder op haar tas. We kijken tussen de grassen en Kleine ratelaars uit over het gebied met hoogteverschillen, ontstaan door rivierduinen, afgewisseld met hagen die in vroeger tijden aangeplant zijn om het vee “te keren”. Twee Ooievaars zweven hoog boven ons langs en in de verte horen we Wulpen. Wat wil je nog meer? Nou: nog meer bijzondere planten vinden, dus we gaan weer op weg en komen bij een kleine waterplas.

Direct valt het Watertorkruid op, dat als kleine boompjes in het water staat. Ook staan hier Lidsteng, Moeras-vergeet-mij-nietje, Lidrus, Gewone waterbies, Moeraskers en Akkerkers, Gele waterkers, Wolfspoot, Veldlathyrus, Grote waterweegbree, Waterranonkel, Moeraswalstro, Zwanebloem.

We horen een vreemd geluid: de kwartelkoning! Niels kan ons garanderen dat we hem niet te zien zullen krijgen, maar natuurlijk blijf je hopen …

Verderop valt een witgele schermbloemige op, een kervelsoort, maar welke? Weer volgt een gedegen determinatie waarbij de loep uit de tas tevoorschijn wordt gehaald. Is het Karwij, of Karwijvarkenskervel. Niels houdt het voorlopig op Karwijvarkenskervel. We vervolgen onze weg langs het geel bepaalde pad terug richting de auto. Onderweg komen we nog tegen: Carex spicata (Gewone bermzegge), Akkerhoornbloem, Kleine ruit: een heel bijzondere plant van zo’n1 meterhoog met kleine gele bloempjes met een lila hartje. Jammer genoeg waait het te hard om hem goed te kunnen fotograferen. Nog een korenveld. Oude tijden herleven: aan de rand staan korenbloemen en klaprozen! Wat hogerop: Kattendoorn en het Rapunzelklokje (Campanula rapunculus!) Een fazant vliegt op en een haas vergist zich, komt te dichtbij, schrikt en maakt snel rechtsomkeert.

Het is mooi geweest! We hebben veel gezien. Vooral het mooie blauw van de Veldsalie zal ik niet snel vergeten. We laten De weg naar het Ganzen Ei achter ons. Broedsel hiervan zijn we niet tegengekomen, … en ook geen stier.

Tekst en foto’s: Heleen Strikkers met dank aan Niels Jeurink, Toos Lodder en Ellen van Knippenbelt

Nabericht van Niels:

Ons geslaagde uitje naar Cortenoever heeft in elk geval een raadsel opgeleverd. Het liet me niet los, hoewel je dat ook weer niet te zwaar moet interpreteren. Maar ik heb wel nagekeken wat nu de precieze verschillen zijn tussen de beide soorten. Die zijn er wel, maar ook weer niet heel opvallend. Kijk maar eens op wilde-planten.nl en botany.cz.

– bloemkleur: karwij wit, karwijvarkenskervel geelwit

– stengel: bij karwij hol, gestreept, bij karwijvarkenskervel gevuld met merg, gegroefd of op z’n minst sterk gestreept

– vrucht (daarvoor waren we helaas net te vroeg): karwijvarkenskervel met brede ribben, niet aromatisch (?), karwij met 5 ribben, bij kneuzen aromatisch

Beiden hebben een ‘karwijblad’, met bladslippen die min of meer haaks op de bladas staan (niet in hetzelfde vlak). Karwij heeft alleen smallere bladslippen dan karwijvarkenskervel. Beiden lijken (soms?) ook teruggekromde kroonbladen te hebben. Dit zou dus geen exclusief kenmerk zijn van Karwij.

Ik denk niet dat we 2 verschillende soorten hebben gezien. Ik ga (toch) voor karwijvarkenskervel. Karwij blijft dus nog even op het verlanglijstje staan. Ik blijf doorzoeken!

 

Plantenwerkgroep: excursie Ramspol 09-05-2012

Ik kijk terug op een geslaagde excursie bij Ramspol. Mooi om op plekken te komen die je eigenlijk wel kent maar waar je nooit was, waar je nu eigenlijk alleen aan voorbij rijdt (over de N50). De strekdam bij Ramspol is daar een goed voorbeeld van. We liepen tot ongeveer halverwege de een kilometer lange strekdam, daarna vanwege de na negenen invallende duisternis weer terug. Met de kris kras liggende basaltblokken is het lopen er niet echt eenvoudig, al heeft iedereen geloof ik de enkels heel gehouden. We hoorden een Sprinkhaanzanger in het rietland zuidelijk van de Ramsgeul en zagen er twee lepelaars overvliegen. Verder op diverse plaatsen rietzangers (of waren het nu toch bosrietzangers?) en kleine karekieten. De Grote karekiet hoorden we niet, daarvoor is het misschien te rumoerig met de N50 zo dicht bij.

Wat de planten betreft: de streeplijst telt op tot 49 soorten. Dat lijkt niet veel voor wie vaker mee gaat, maar bedenk dat het aantal bezochte habitats klein was. Bovendien zitten er wel wat bijzonderheden tussen. Zoals Bittere veldkers, een ‘zusje’ van de Pinksterbloem maar daarvan te onderscheiden door de bredere bladen en de paarsige helmknoppen (de knoppen van de meeldraden dus; die zijn bij Pinksterbloem geel). De plant is in het Kampense heel zeldzaam en elders in Nederland ook niet echt algemeen in elzenbroekbossen en in het zoetwatergetijdengebied (Oude Maas e.d.) in vloedbossen. Met Bittere veldkers vonden we her en der Dotterbloem en heel veel Groot springzaad, dat nu nog klein is maar ‘straks’ mooie gele bloemen krijgt. Ook Gevleugeld helmkruid (ik zei geloof ik Geoord helmkruid maar het moet dus gevleugeld zijn) is aardig. De vierkante stengel van deze soort is op de hoekpunten voorzien van een zeker2 mmbrede ‘lijst’ of vleugel, die je kunt omklappen. Daarin verschilt de plant van bijvoorbeeld Knopig helmkruid, een donkerder groene soort van vooral de zandgronden. Het Barbarakruid dat we zagen was Stijf barbarakruid en dus geen Gewoon barbarakruid. Stijf barbarakruid is te onderscheiden door de veel kleinere bloempjes en aan de kelkbladen, die een paar stijve haren hebben die je met een loupe makkelijk kunt zien. Gewoon barbarakruid heeft dat niet. En dan zagen we nog Rivierkruiskruid, een in Nederland bijzondere maar in onze regio niet zeldzame soort en Moeraskruiskruid, die zo vroeg in het jaar nog klein is maar aan de donkergroene kleur en de wat viltige beharing is te herkennen.

Ook opvallend zijn de talrijke korstmossen op de basaltstenen. Sommige heel fraai met voortplantingsorganen en al (Lecanora muralis bv., dat blijkt ‘muurschotelmos’ te heten, zie de bijgevoegde foto). Er schijnt zelfs een korstmossoort te zijn die in Nederland alleen op deze strekdam is gevonden.

Jammer was dat we de Peperkers, bekend van de westelijke en nu deels

 

vergraven strekdam, niet hebben gevonden. De soort is door de aannemer die aan de brug werkt naar de zijde die wij bezochten verhuisd, maar ik kreeg al te horen dat maar 1 plant van de 30 de verhuizing had overleefd. Ik zal eens navragen hoe dat zit en waar de planten nu precies zijn neergezet.

Hopelijk komt als de grond aan de westzijde weer tot rust komt en de brug in gebruik is genomen de Peperkers ook daar weer terug, al is de graverij er nogal grondig geweest. Misschien eens kijken tijdens de Open dag van de Bouw binnenkort, als de nieuwe brug voor bezoekers wordt opengesteld.

 

Verslag: Niels Jeurink

Foto’s Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Plantenwerkgroep: excursie Scherenwelle 22 april 2012

Bij de ingang naar Natuurgebied Scherenwelle staat een gezelschap van maar liefst 16 personen te wachten.  Eerst een algemeen praatje door Niels over het gebied:

Het gebied valt onder de hoede van Staatsbosbeheer. In het verleden werden delen verpacht zonder voorwaarden, met alle gevolgen van dien. Nu is dit niet meer het geval en kan men alles beter onder controle houden. Het gebied blijft echter wel in beweging:  zo is de strook langs de IJssel op dit moment een proeflocatie van Rijkswaterstaat. In het kader van het Stroomlijnplan, wordt de steenbestorting langs de oevers weggehaald om zo een natuurlijker loop van de rivier te creëren . Ook is er het plan om alle begroeiing van de oevers te verwijderen om afvoer van het rivierwater zo min mogelijk te belemmeren. De dorpsvereniging van de stad Wilsum wil het gebied graag meer open maken voor het publiek, meer ommetjes en zicht op de IJssel.

Er lopen twee oude rivierarmen, zogenaamde hank of strang door het gebied. De IJssel heeft zich in de loop der jaren aardig verlegd. Hierdoor zijn er ook hoogteverschillen ontstaan (rivierduintjes) en daardoor is er verschillende flora te vinden. Er ontstond o.a. zavel , zand met kleine kleideeltjes die het water goed vasthouden en  ….. een ideale grondsoort is voor niet alleen de bloembollenteelt, maar ook voor de fraaie Kievitsbloem. En deze Kievitsbloem is het doel van de excursie.

We lopen het pad af richting gemaaltje. Aan de linkerkant de prachtige oude rivierarm en aan de rechterkant een dubbele rij wilgen en een fraaie pol dotterbloemen. We passeren het gemaaltje en enkele “gewone” wilde planten, zoals Speenkruid, Hondsdraf, Paarse dovenetel, Scherpe boterbloem, Smeerwortel, Gele lis en de Pinksterbloem, die de eigenaardige eigenschap heeft met Pasen te bloeien en helaas zien we op dit moment geen Oranjetipjes.

Dan ontwaren we tussen het hoge gras de wilde paarse Kievitsbloemen (Fritillaria meleagris), met hier en daar een wit exemplaar. Niels heeft toestemming gekregen het gebied te  betreden, dit doen we met uiterste voorzichtigheid. Er worden natuurlijk foto’s gemaakt. Mocht de kievitsbloem uitsterven, dan hebben we in ieder geval de foto’s nog. Het is werkelijk een bijzonder mooie en erg kwetsbare plant.

De Kievitsbloem is zeer gevoelig voor verandering in het grondwaterpeil. Te nat, dan kan ze niet kiemen, te droog, dan verliest ze het van de grote vossenstaart. De plant doet er 8 jaar over om in bloei te komen. Het is daarom van groot belang dat er een gezond evenwicht is tussen oude en nieuwe exemplaren.

Binnen Noordwest Europa groeit de grootste populatie Kievitsbloemen in de regio Kampen/Hasselt /Zwolle (langs Vecht en Zwarte Water). Best iets om trots op te zijn en heel zorgvuldig mee om te gaan. Een beslissing om bijvoorbeeld het zomerbed van de rivier te verdiepen zal gevolgen hebben voor het grondwaterpeil en dus voor de gevoelige Kievitsbloem.

Ook het Veenreukgras, met een prachtige bronskleurige glans, groeit hier en dit is de enige populatie langs de IJssel.

Niels vertelt dat er in het gebied momenteel 7 reeën lopen. Volgens Herman zijn het er 12. Waaruit Niels concludeert: “Tja, je hebt de natuur niet in de hand”. En meer dingen heb je niet in de hand. Zo laat een meneer zijn hond loslopen door het verboden gebied. Een van de deelnemers bezit een zeer dwingende fluittoon, waarop de wandelaar gelukkig direct op zijn schreden terugkeert.

Er verblijven in dit gebied meerdere bijzondere vogels, o.a. de Blauwborst, de Sprinkhaanzanger (ook bekend als sprinkhaanrietzanger), de Zwarte stern, het IJsvogeltje, Bruine kiekendief en in juni broedt er de Kwartelkoning, die zich zelden laat zien, maar misschien hebben we geluk en horen we zijn typisch raspende geluid (als een lepel over een ouderwets wasbord.) Helaas laat deze koning zich niet horen. Wel de Rietgors en de Fitis met zijn deuntje : “het is nu nog mooi weer, maar straks niet meer” En hij blijkt helemaal gelijk te krijgen.

We wandelen verder, evenwijdig aan de IJssel, richting Wilsum. Niels wijst ons de plek, waar de mond van de bypass is gepland. Welke gek …….!

In de uiterwaarden vinden we een stapel afval. Boze reacties volgen: “wie is er nu zo gek om hier zijn afval te dumpen ?” Bij een nadere inspectie van het afval moeten we tot de conclusie komen dat er een “gek” is geweest, die al het aangespoelde afval hier heeft verzameld.  Chapeau !

Aan onze rechterhand vinden we zowel vrouwelijke als mannelijke wilgen (Bittere Wilg). De mannen zijn mooier, eerlijk is eerlijk. De wilgen zijn 2-huizig, dus niet gezellig met zijn tweetjes aan één boom. Vandaar de namen Bittere Wilg, Grauwe Wilg, Treurwilg?

We lopen links het weiland in (stroomdalgrasland). Op een zandrugje groeit o.a. de Kleine pimpernel, ook wel bloedkruid genoemd (Sanguisorba minor/ sanguis=bloed/ sorbis= absorberen). In de Middeleeuwen dronken soldaten voor de strijd een aftreksel van deze plant in de hoop dat wonden minder sterk zouden bloeden. De kleine pimpernel komt op de Nederlandse Rode Lijst voor als vrij zeldzaam.

Rivierkruiskruid kruist ons pad, evenals Moerasspirea, Braam, Poelruit en bij het strandje de Kruisdistel (stroomdalsoort).

Het begint helaas te regenen. We lopen terug richting Wilsum en wanneer we staan te schuilen onder een brede dakgoot, worden we uitgenodigd om een kop koffie te komen drinken. Wat een aangename verrassing. Het echtpaar, waarvan ik niet weet of ze het op prijs zullen stellen dat ik hun naam harder roep, trakteert ons op een bak echte koffie in een heerlijke warme omgeving. Met moeite trekken we ons dan ook los van dit aangenaam verpozen en lopen nog een laatste stukje over de dijk terug naar het beginpunt van onze wandeling.

We wensen elkaar een goede voortzetting van deze prettige zondag; met dank aan Niels voor alle interessante informatie en hopen elkaar bij een volgende excursie weer tegen het lijf te lopen.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Herstel van ‘de Jan Nap’ dankzij Verzinkerij Kampen

Na de succesvolle opening van ‘De Jan Nap’ op 2 oktober 2010 bleken de metalen letters op de toren na één seizoen al te gaan roesten. Na overleg binnen de vogelwerkgroep is de Verzinkerij  Kampen benaderd met de vraag of er een mogelijkheid was om de letters van ‘De Jan Nap’ te behandelen zodat ze voor langere tijd roestvrij blijven.

letters hersteld

Directeur Marten Willem Dunnebier van Verzinkerij Kampen B.V. – Poedercoating Hoogeveen B.V. was gelukkig zeer behulpzaam om naar een oplossing te zoeken. Afgelopen winter zijn de letters van de toren verwijderd en door de Verzinkerij gezandstraald en voorzien van twee lagen poedercoating. Door te kiezen voor een lichtere kleur groen dan de oorspronkelijke kleur is de naamgeving opvallender geworden en vanaf de Rechterveldweg nu ook duidelijk zichtbaar. Het resultaat is een duidelijke verbetering zoals hieronder op de foto’s is te zien.

We zijn de heer Dunnebier zeer dankbaar voor zijn aanbod om kosteloos de letters van ‘de Jan Nap’ te verduurzamen.

Nico Goosen

 

 

Nieuw: koppeling naar www.beleefdelente.nl

Er is een koppeling toegevoegd naar de site van Vogelbescherming Nederland. Via de website www.beleefdelente.nl kan een kijkje worden genomen in de nesten van de ooievaar, ijsvogel, oehoe, koolmees, steenuil, boerenzwaluw, gierzwaluw, slechtvalk, lepelaar, merel en de grauwe kiekendief.

(zie rechter kolom)

Windmolens in de IJsseldelta?

Windmolens. Duurzame energie. Daar kan toch niemand tegen zijn? En inderdaad, ook onze vereniging is voorstander van het gebruik van meer, veel meer duurzaam opgewekte energie. Alleen niet tegen elke prijs. In ‘onze’ IJsseldelta kunnen windmolens veel schade aanrichten. Aan vogels, die tijdens vliegbewegingen de wieken kunnen raken. Aan vleermuizen, die niet alleen geraakt kunnen worden maar ook door de zuiging door de wieken kunnen worden ‘geraakt’. Aan het zo bijzondere landschap, dat onder meer vanwege zijn ‘wijdsheid’ is aangewezen als Nationaal Landschap IJsseldelta. In onze ogen niet voor niets is de IJsseldelta op de ‘Nationale Windmolen Risicokaart’ van Vogelbescherming Nederland voor een aantal groepen vogels als risicogebied aangeduid vanwege de grote waarde van het gebied voor vogels. De milieufederaties stelden al een aantal jaren geleden een alternatief plan voor. Uit dat onderzoek naar geschikte locaties bleek dat windmolens in Overijssel goed mogelijk zijn, en wel op grootschalige locaties bij Bruchterveld en Dalfserveld.
 
Omdat de landschappelijk zo waardevolle IJsseldelta ook een zeer belangrijk gebied is voor zowel vogels als vleermuizen maken we bezwaar tegen plaatsing van windmolens. Zoals langs de N50, een plan dat voorlopig van de baan is. Of in de Zuiderzeehaven en op het Haatland, waar een plan voor in totaal vier windmolens in procedure is. Steeds met dezelfde argumenten: binnen enkele kilometers afstand broeden de Zeearend en de Slechtvalk. De windmolens zouden in hun leefgebied komen te staan.

Zeearenden broeden in het Roggebotzand (foto Cor Fikkert)

 We hebben eerst bezwaar gemaakt tegen het vaststellen van het bestemmingsplan door de Gemeenteraad. Van zowel de Zuiderzeehaven als van Bedrijventerrein Haatland. Beide plannen maken twee windmolens mogelijk. De gemeente heeft onze bezwaren echter ongegrond verklaard, onze bezwaren afgewezen dus. Dat gebeurt helaas vaker als het om natuur en landschap gaat. We zijn daartegen echter in beroep gegaan, bij de Raad van State, dat is de hoogste bestuursrechter in ons land, in Den Haag. Ons beroep tegen de Zuiderzeehaven werd ook daar helaas ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan nu ‘onherroepelijk’ is, definitief zeg maar. Voor het bestemmingsplan Haatland zijn we ook naar de Raad van State geweest. Helaas is ook daar de uitslag voor onze vereniging negatief: ons beroep is ongegrond verklaard (afgewezen). Min of meer met dezelfde argumenten als eerder bij de Zuiderzeehaven. Jammer, maar nog geen reden om bij de pakken neer te gaan zitten. We beraden ons nu nog op een vervolg. Zo moet voor de plaatsing van de windmolens eerst nog een vergunning worden verstrekt, namelijk een vergunning in de zin van de Natuurbeschermingswet, voor het mogen aantasten van de waarden van Natura 2000-gebieden.

Zeearend na botsing met windmolen bij Dronten (foto Frank de Roder)

Downloaden Haatlandhaven:

Beroepschrift bestemmingsplan Haatlandhaven 17 juli 2011

Aanvulling beroepschrift bestemmingsplan Haatlandhaven 19 november 2011

Downloaden Zuiderzeehaven:

Zienswijze windmolens Zuiderzeehaven 5 oktober 2010

Beroepschrift bestemmingsplan Zuiderzeehaven 11 april 2011

Uitspraak RvS 5 oktober 2011 Windmolens Zuiderzeehaven Kampen