Op zondagmorgen 22 juni vertrokken we met z’n zessen vanaf het Meeuwenplein richting Friesland om een kijkje te nemen in de Lindevallei. De Linde (Lende volgens de Friezen) is een riviertje dat gedeeltelijk de natuurlijke grens vormt tussen de provincies Overijssel en Friesland. Het voert sinds jaar en dag water van het Drents plateau af naar het IJsselmeer. Voor de inpolderingen mondde de rivier uit in de Zuiderzee bij Kuinre.
De Linde ligt in een dal dat tijdens de laatste ijstijd door een gletsjertong is uitgesleten. Het dal is in latere tijden met hoogveen bekleed geraakt. Aan het eind van de achttiende eeuw werd hier veel turf gewonnen. Hier en daar zijn nog blauwgraslanden en trilvenen te vinden. Veel van deze terreinen zijn inmiddels in beheer genomen door het Fryske Gea. De Lendevallei vormt thans een natuurlijke verbinding tussen het Nationaal Park Weerribben en het natuurreservaat Rottige Meente.
Aangekomen in Oldemarkt mislukte de gebruikelijke poging tot het nuttigen van het traditionele appelgebak met koffie jammerlijk. Doorgereden dan maar, via Ossenzijl, naar de poort van Friesland: Wolvega. Ook in deze Friese metropool behoorde een warm welkom niet tot de mogelijkheden. Na een korte check in het centrum werd besloten om terug te rijden naar de Holland Inn, een restaurant aan het begin van de bebouwing, waarvan de naam enige grandeur deed vermoeden.
De werkelijkheid was anders, het vermoeden begon te rijzen, dat we in een chique gaarkeuken van een belendend rusthuis waren beland. Eenmaal gezeten werd ons alras en bits medegedeeld dat we het door ons bestelde appelgebak wel konden vergeten. Apfelstrudel hadden ze en niks anders. Duits gebak in een Fries rusthuis? Waar waren we in hemelsnaam beland? Tot iemand enthousiast (Gonny, Heleen?) uitriep: “Ik zag twee gewone mensen!” Waarmee de eerste bijzondere waarneming op Friese bodem een feit was. De apfelstrudel, het dient gemeld, was ‘Deutschgründlich’ bereid en smaakte dientengevolge ‘hervorragend’.
Alvorens te vertrekken zagen we in het zaaltje ernaast nog enkele verpleegkundigen, die verkleed een zaaltje ouderen trachtten te vermaken. We noteerden hier een kikker, een ezel en een niet nader te determineren koe-achtig wezen van onbestemde kleur. Lol!
Even later stapten we uit op een parkeerplaats, zijnde een oud stukje provinciale weg. Op de brug alhier startten we onze excursie. Het was half bewolkt en zo’n 20 graden. Vanaf de brug hadden we uitzicht op een prachtig landschap. De zich door dit landschap meanderende Linde was omgeven door hooilanden. Hier en daar een nat stukje veen. Hollandse wolkenluchten maakten het prachtige panorama compleet. Aan de overkant van de weg bevond zich een veldje vol reuzenberenklauwen aan de Linde. De eerste plant die aan onze kant de aandacht trok was een forse grote teunisbloem. Ook vonden we hier een witte variant van de zachte ooievaarsbek en tevens wilde framboos, vogelwikke en klein streepzaad.
Overig: biggenkruid, boskruiskruid, grote ratelaar met bleke schutbladeren (bij kleine ratelaar zijn deze lichtgroen), Japanse knoop, kropaar, grote klis, groot hoefblad, St. Janskruid, kleine klaver, zachte ooievaarsbek: afstaande haren op de stengel in tegenstelling tot kleine ooievaarsbek met aanliggende haren.
Even verderop gingen we het veld in en passeerden alras de restanten van de Blessebrug- schans, die in vroeger tijden een onderdeel vormde van de Lindelinie. Een verdedigingslinie door de Friezen aangelegd tegen de aanvallen van de legers van de bisschop van Münster, beter bekend als ‘Bommen Berend’. In het rampjaar 1672, nadat Franse en Engelse legers ons aanvielen, zag deze onverlaat zijn kans schoon. Als antwoord daarop werd de gehele Lindevallei onder water gezet en kon deze laffe kerkvorst naar zijn bisdom terugkeren.
We zagen in de omgeving van de schans o.a. ruwe bies, moeraswalstro, koninginnenkruid en moerasandoorn. Ook vonden we een dikbehaarde rups van de grote beervlinder.
Bijzondere vondst: de paddenrus (Juncus subnodulosus). Opvallend kenmerk: De generatieve stengels zijn onder de bloeiwijze hol en hebben op regelmatige afstand dwarse tussenschotten.
Overig: pitrus, gele waterkers, biezenknoppen, wolfskers, moerasrolklaver, ruwe bies, liesgras (Glyseria maxima), watertorkruid, moerasspiraea, kale jonker
Hierna staken we de provinciale weg over en vervolgden we onze tocht over het fietspad. Erlangs vonden we een prachtige groeiplaats van de steenanjer. We liepen daarna een boerenwegje op met wilgenroosje en boskruiskruid. Bij de overgang van de spoorweg Zwolle – Leeuwarden groeide het akkerviooltje. Even later passeerden we een kanaal dat onder de A32 doorliep en vonden hier de witte vorm van het muskuskaasjeskruid. De mevrouw die hier breeduit zat te hengelen trok aller aandacht. We konden niet nalaten bewonderende blikken te laten vallen op het robuuste visstoeltje, dat vermoedelijk van degelijke, vooroorlogse makelij was. Sommige beelden raak je niet kwijt!
Een paar schreden verderop zegen we allen neer in het gras met uitzicht op een wederom prachtig landschap. Een uitgelezen lunchplek! Het plasje waaraan we zaten was vol krabbenscheer gegroeid, een indicator voor de verlanding. Na een kort tochtje door manshoog gras liepen we verder om een poging te doen een grote plas te ronden. Vreemde jodelgeluiden, afgewisseld met het geroep van een koekoek begeleidden ons op onze weg. Niels veronderstelde dat al deze geluiden wel eens van een koekoek afkomstig zouden kunnen zijn, maar niemand kon dit bevestigen. Tot we ze zagen vliegen. Drie koekoeken maar liefst! Kale jonker, moerasspirea en waterkruiskruid omzoomden het pad waarover we ons voortbewogen.
Almaar verder liepen we over het pad dat ons om de plas moest leiden. Maar kon dat eigenlijk wel? Verontrustend was wel dat we alle wandelaars, die ons onderweg hadden ingehaald, op hun schreden zagen terugkeren. Bij navraag bleek dat de plas inderdaad te ronden viel. “Als je maar volhoudt en zo” luidde het monter.
Uiteindelijk bereikten we de afslag Wolvega van de snelweg Meppel – Leeuwarden. Hier groeide wederik en vonden we een mooi te fotograferen jacobsvlinder. Toen bleek dat we niet alleen ver van huis, maar erger ver van onze auto’s waren afgedwaald. We waren ten noorden van Wolvega beland en moesten derhalve eerst deze stad nemen teneinde huiswaarts te kunnen keren. Pffftttt, maar de ijsjes van Ellen brachten halverwege uitkomst. Onderweg scoorden we in de mooi ingezaaide bermen van Wolvega nog gele kamille, muskuskaasjeskruid en ossentong. Rond zes uur werden we opgepikt door onze chauffeurs Niels en Gonny, die vooruit waren gesneld.
’s Nachts in bed bedacht ik me nog wat het een leuke dag het was: lekker weer, gezellie, stengelomvattende blaadjes, opstaande randjes, gespleten stampertjes, stijve afstaande haartjes, omgekrulde bladpuntjes en spiraalvormi . . . . . . zzzzzzzzzzz.
Verslag: Cor Nagelmaeker
Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers
Met dank aan: Niels Jeurink, Ellen van Knippenberg en Toos Lodder
Overige vondsten onderweg:
laurierwilg, cichorei, boskruiskruid, hennegras (Calamagrostis canescens), vuilboom of sporkehout, kleine leeuwenklauw, akkerviooltje, harig vingergras, klein vogelmuur, bleekgele droogbloem, klein kruiskruid, heermoes, greppelrus, krabbenscheer, katwilg, grauwe wilg, vreemd verkeer
langs de Linde:
egelboterbloem, moeraswalstro, schildereprijs, zeegroene muur, timotheegras, echte koekoeksbloem, stijve zegge, holpijp, waterweegbree, watertorkruid, brunel, tengere rus, waterzuring, pijptorkruid, kikkerbeet, kleine en grote watereppe, klaverzuring, wederik.
In het bos: brede stekelvaren, kamperfoeli, hulst, Amerikaanse vogelkers, lijsterbes, gewone melkdistel, klein hoefblad, struisgras, salomonszegel, zandkool, akkerkool, wijfjesvaren, pijpestrootje, grote muur, tijmereprijs, robertskruid, akkerkers, kaardenbol, roze dovenetel en bermooievaarsbek of Pyrenese ooievaarsbek (Genarium pyrenaicum).
Plantenwerkgroep, excursie Lindevallei 22-6-2014
Op zondagmorgen 22 juni vertrokken we met z’n zessen vanaf het Meeuwenplein richting Friesland om een kijkje te nemen in de Lindevallei. De Linde (Lende volgens de Friezen) is een riviertje dat gedeeltelijk de natuurlijke grens vormt tussen de provincies Overijssel en Friesland. Het voert sinds jaar en dag water van het Drents plateau af naar het IJsselmeer. Voor de inpolderingen mondde de rivier uit in de Zuiderzee bij Kuinre.
De Linde ligt in een dal dat tijdens de laatste ijstijd door een gletsjertong is uitgesleten. Het dal is in latere tijden met hoogveen bekleed geraakt. Aan het eind van de achttiende eeuw werd hier veel turf gewonnen. Hier en daar zijn nog blauwgraslanden en trilvenen te vinden. Veel van deze terreinen zijn inmiddels in beheer genomen door het Fryske Gea. De Lendevallei vormt thans een natuurlijke verbinding tussen het Nationaal Park Weerribben en het natuurreservaat Rottige Meente.
Aangekomen in Oldemarkt mislukte de gebruikelijke poging tot het nuttigen van het traditionele appelgebak met koffie jammerlijk. Doorgereden dan maar, via Ossenzijl, naar de poort van Friesland: Wolvega. Ook in deze Friese metropool behoorde een warm welkom niet tot de mogelijkheden. Na een korte check in het centrum werd besloten om terug te rijden naar de Holland Inn, een restaurant aan het begin van de bebouwing, waarvan de naam enige grandeur deed vermoeden.
De werkelijkheid was anders, het vermoeden begon te rijzen, dat we in een chique gaarkeuken van een belendend rusthuis waren beland. Eenmaal gezeten werd ons alras en bits medegedeeld dat we het door ons bestelde appelgebak wel konden vergeten. Apfelstrudel hadden ze en niks anders. Duits gebak in een Fries rusthuis? Waar waren we in hemelsnaam beland? Tot iemand enthousiast (Gonny, Heleen?) uitriep: “Ik zag twee gewone mensen!” Waarmee de eerste bijzondere waarneming op Friese bodem een feit was. De apfelstrudel, het dient gemeld, was ‘Deutschgründlich’ bereid en smaakte dientengevolge ‘hervorragend’.
Alvorens te vertrekken zagen we in het zaaltje ernaast nog enkele verpleegkundigen, die verkleed een zaaltje ouderen trachtten te vermaken. We noteerden hier een kikker, een ezel en een niet nader te determineren koe-achtig wezen van onbestemde kleur. Lol!
Even later stapten we uit op een parkeerplaats, zijnde een oud stukje provinciale weg. Op de brug alhier startten we onze excursie. Het was half bewolkt en zo’n 20 graden. Vanaf de brug hadden we uitzicht op een prachtig landschap. De zich door dit landschap meanderende Linde was omgeven door hooilanden. Hier en daar een nat stukje veen. Hollandse wolkenluchten maakten het prachtige panorama compleet. Aan de overkant van de weg bevond zich een veldje vol reuzenberenklauwen aan de Linde. De eerste plant die aan onze kant de aandacht trok was een forse grote teunisbloem. Ook vonden we hier een witte variant van de zachte ooievaarsbek en tevens wilde framboos, vogelwikke en klein streepzaad.
Overig: biggenkruid, boskruiskruid, grote ratelaar met bleke schutbladeren (bij kleine ratelaar zijn deze lichtgroen), Japanse knoop, kropaar, grote klis, groot hoefblad, St. Janskruid, kleine klaver, zachte ooievaarsbek: afstaande haren op de stengel in tegenstelling tot kleine ooievaarsbek met aanliggende haren.
Even verderop gingen we het veld in en passeerden alras de restanten van de Blessebrug- schans, die in vroeger tijden een onderdeel vormde van de Lindelinie. Een verdedigingslinie door de Friezen aangelegd tegen de aanvallen van de legers van de bisschop van Münster, beter bekend als ‘Bommen Berend’. In het rampjaar 1672, nadat Franse en Engelse legers ons aanvielen, zag deze onverlaat zijn kans schoon. Als antwoord daarop werd de gehele Lindevallei onder water gezet en kon deze laffe kerkvorst naar zijn bisdom terugkeren.
We zagen in de omgeving van de schans o.a. ruwe bies, moeraswalstro, koninginnenkruid en moerasandoorn. Ook vonden we een dikbehaarde rups van de grote beervlinder.
Bijzondere vondst: de paddenrus (Juncus subnodulosus). Opvallend kenmerk: De generatieve stengels zijn onder de bloeiwijze hol en hebben op regelmatige afstand dwarse tussenschotten.
Overig: pitrus, gele waterkers, biezenknoppen, wolfskers, moerasrolklaver, ruwe bies, liesgras (Glyseria maxima), watertorkruid, moerasspiraea, kale jonker
Hierna staken we de provinciale weg over en vervolgden we onze tocht over het fietspad. Erlangs vonden we een prachtige groeiplaats van de steenanjer. We liepen daarna een boerenwegje op met wilgenroosje en boskruiskruid. Bij de overgang van de spoorweg Zwolle – Leeuwarden groeide het akkerviooltje. Even later passeerden we een kanaal dat onder de A32 doorliep en vonden hier de witte vorm van het muskuskaasjeskruid. De mevrouw die hier breeduit zat te hengelen trok aller aandacht. We konden niet nalaten bewonderende blikken te laten vallen op het robuuste visstoeltje, dat vermoedelijk van degelijke, vooroorlogse makelij was. Sommige beelden raak je niet kwijt!
Een paar schreden verderop zegen we allen neer in het gras met uitzicht op een wederom prachtig landschap. Een uitgelezen lunchplek! Het plasje waaraan we zaten was vol krabbenscheer gegroeid, een indicator voor de verlanding. Na een kort tochtje door manshoog gras liepen we verder om een poging te doen een grote plas te ronden. Vreemde jodelgeluiden, afgewisseld met het geroep van een koekoek begeleidden ons op onze weg. Niels veronderstelde dat al deze geluiden wel eens van een koekoek afkomstig zouden kunnen zijn, maar niemand kon dit bevestigen. Tot we ze zagen vliegen. Drie koekoeken maar liefst! Kale jonker, moerasspirea en waterkruiskruid omzoomden het pad waarover we ons voortbewogen.
Almaar verder liepen we over het pad dat ons om de plas moest leiden. Maar kon dat eigenlijk wel? Verontrustend was wel dat we alle wandelaars, die ons onderweg hadden ingehaald, op hun schreden zagen terugkeren. Bij navraag bleek dat de plas inderdaad te ronden viel. “Als je maar volhoudt en zo” luidde het monter.
Uiteindelijk bereikten we de afslag Wolvega van de snelweg Meppel – Leeuwarden. Hier groeide wederik en vonden we een mooi te fotograferen jacobsvlinder. Toen bleek dat we niet alleen ver van huis, maar erger ver van onze auto’s waren afgedwaald. We waren ten noorden van Wolvega beland en moesten derhalve eerst deze stad nemen teneinde huiswaarts te kunnen keren. Pffftttt, maar de ijsjes van Ellen brachten halverwege uitkomst. Onderweg scoorden we in de mooi ingezaaide bermen van Wolvega nog gele kamille, muskuskaasjeskruid en ossentong. Rond zes uur werden we opgepikt door onze chauffeurs Niels en Gonny, die vooruit waren gesneld.
’s Nachts in bed bedacht ik me nog wat het een leuke dag het was: lekker weer, gezellie, stengelomvattende blaadjes, opstaande randjes, gespleten stampertjes, stijve afstaande haartjes, omgekrulde bladpuntjes en spiraalvormi . . . . . . zzzzzzzzzzz.
Verslag: Cor Nagelmaeker
Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers
Met dank aan: Niels Jeurink, Ellen van Knippenberg en Toos Lodder
Overige vondsten onderweg:
laurierwilg, cichorei, boskruiskruid, hennegras (Calamagrostis canescens), vuilboom of sporkehout, kleine leeuwenklauw, akkerviooltje, harig vingergras, klein vogelmuur, bleekgele droogbloem, klein kruiskruid, heermoes, greppelrus, krabbenscheer, katwilg, grauwe wilg, vreemd verkeer
langs de Linde:
egelboterbloem, moeraswalstro, schildereprijs, zeegroene muur, timotheegras, echte koekoeksbloem, stijve zegge, holpijp, waterweegbree, watertorkruid, brunel, tengere rus, waterzuring, pijptorkruid, kikkerbeet, kleine en grote watereppe, klaverzuring, wederik.
In het bos: brede stekelvaren, kamperfoeli, hulst, Amerikaanse vogelkers, lijsterbes, gewone melkdistel, klein hoefblad, struisgras, salomonszegel, zandkool, akkerkool, wijfjesvaren, pijpestrootje, grote muur, tijmereprijs, robertskruid, akkerkers, kaardenbol, roze dovenetel en bermooievaarsbek of Pyrenese ooievaarsbek (Genarium pyrenaicum).
Plantenwerkgroep: excursie Teutoburger Wald 24-05-2014
Eigenlijk hoef je niet zo lang te rijden om er zeker van te zijn dat je in het in het buitenland bent. Het vertrek om 07.30 uur was dan ook vroeg genoeg zodat we om 10.30 Kaffee mit Kuchen konden nuttigen in een coffeecorner van een supermarkt, met uitzicht op een meiboom en de toren van een mooi kerkje in het plaatsje Stuckenbrock.
Het was even spannend of we genoeg vervoer zouden hebben want ondanks de duurzame auto van Niels passen daar toch geen 8 mensen in. Gelukkig was Gerrit Sleurink zo sportief om de fiets te pakken zodat zijn vrouw Gonny het probleem van het vervoer op kon lossen.
Na een sanitaire stop met ingang ergens tussen de kaas en de ham vertrekken we naar Oerlinghausen, iets ten zuiden van Bielefeld in het oostelijk deel van het Teutoburger Wald, een gebied met een oude kalkwinningsput en zandgroeve.
Enkele jaren geleden bezochten we al eens de omgeving van Osnabrück, waar we tot groot genoegen een orchideeënrijk grasland bekeken (Silberberg bij Hagen).
Het Teutoburgerwoud vormt ongeveer de grens tussen de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. Het is een tamelijk hoge maar heel smalle heuvelrug, met toppen tot ruim 400 meter. Het is er bosrijk met zowel loof- als naaldbos en plaatselijk ook graslandjes. Op veel plaatsen komen voor ons bijzondere plantensoorten voor, waaronder orchideeën als soldaatje en zelfs vrouwenschoentje. Daarnaast is het gebied bekend vanwege allerlei bijzondere diersoorten, denk aan grijskopspecht, oehoe, ruigpootuil en ook de relmuis. Die laatste is een soort uit z’n krachten gegroeide muizensoort met een roomwitte vacht. De relmuis, die ook wel zevenslaper wordt genoemd, is een behendige klimmer. Vandaag gaan we maar eens kijken welke bijzonderheden we kunnen ontdekken.
Vanaf een parkeerplaats begeven we ons in ganzenpas richting het bos. Het pad leidt ons eerst door een parkje waar een bord staat met niet te lezen opdruk. Blijkbaar heeft iemand hier met graffiti aan willen geven dat dit toch echt het eind van de bewoonde wereld is. Am Kalkofen worden de eerste vondsten genoteerd: Muursla, een grote hoeveelheid Bingelkruid – dit betreft 1 en dezelfde plant en het zijn dus allemaal klonen, Klein springzaad, Robertskruid, Schaduwgras, Dolle kervel, Rode Kamperfoeli en het “wilde” Gebroken hartje: Dicentra formosa. Soorten waaruit blijkt dat we nog steeds in de buurt van de bebouwde kom zijn. Muursla kun je namelijk ook tegenkomen in de Oudestraat in Kampen.
Ook zien we Egelantier (Rosa rubiginosa). De bloemen zijn rozerood met een wit centrum. De plant heeft aan de onderzijde van de blaadjes klieren die, als je erover wrijft de geur van appeltjes verspreiden. Een roos die er erg op lijkt, maar niet geurt is de Hondsroos. Deze komen we ook tegen op ons pad verder het bos in. Nu wordt het spannender: Eenbloemig parelgras, een heel mooie soort, rank en heel fotogeniek in het strijklicht dat door de bomen valt, Gevlekte aronskelk, Heggenwikke, Dichte bermzegge, Koninginnekruid, Heksenkruid, Gewone ereprijs, Ruig klokje (Campanula trachelium), Veronica montana (Bosereprijs) en in prachtformaat Atropa bella-donna, de Wolfskers.
Wolfskers komt van nature voor in Europa, Noord Afrika en West-Azië en is van daaruit verspreid over de hele wereld. In Nederland is de soort zeer zeldzaam en voornamelijk in Zuid-Limburg en Gelderland te vinden, maar hij komt ook voor in parken in de rest van Nederland. De standplaats is op beschaduwde plekken, vooral aan de rand van het bos.
De soortaanduiding bella-donna is Italiaans en betekent ‘mooie vrouw’. Vrouwen druppelden tijdens de Renaissance namelijk het atropine bevattende sap uit de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en ze donkerder en glanzender te maken. Dat ze daardoor ook slechter zagen werd voor lief genomen.
De hele plant bevat giftige alkaloïden. Bijzonder gevaarlijk zijn de bessen die de uiterst giftige stof atropine bevatten. Het eten van drie bessen kan dodelijk zijn voor een kind. Voor een volwassene zijn tien tot twaalf bessen vaak fataal.
We willen het beginsel van Niels: ‘een plant kun je minstens 1 keer eten’ toch maar niet uitproberen en het vrouwelijk schoon binnen de groep houdt graag de ogen droog, dus we nemen bewonderend afstand van deze krachtige plant en vervolgen onze weg. Herman roept ons terug. Hij heeft iets gevonden: een Segrijnslak, een grote longslak. Hij neemt hem op de hand en het dier wordt van alle kanten bewonderd. Even later kunnen we van chagrijnslak spreken want Niels laat een verpletterende indruk achter op een paartje dat elkaar net het ja-woord heeft gegeven. Helaas: geen nageslacht dus.
De overige fauna wordt ook niet verwaarloosd tijdens deze excursie. We staan allemaal naar beneden te turen, maar Gonny v. d. Weerd hoort iets boven in de boom en daar zien we vlak voor onze neuzen hoe een moeder boomklever haar jong te eten geeft. Prachtig. Ook horen we het geluid van een knikkerbak: een Fluiter. In de verte klinkt een specht, er wordt luid getjiftjaft en overal klinkt de mooie melodie van de merel. Een Bandspanner (niet te verwarren met fietsengereedschap) fladdert voorbij en vind haar voedsel op het glad walstro en kleefkruid dat in ruime mate langs de rand van het pad groeit. De tuinliefhebbers onder ons bekijken deze laatste plant met enige argwaan, zoals ook met gemengde gevoelens naar zevenblad wordt gekeken. Inderdaad: dat kun je eten, en de bloemen zijn mooi, maar …
We lopen verder en noteren onder andere Boszwenkgras, Veldbies, Mannetjesereprijs, Bergbasterdwederik, Engbloem (Vincetoxicum hirundinaria), leuke vondst, Bosviooltje, Knopig helmkruid, Lievevrouwebedstro (Galium odoratum), in tegenstelling tot het Kleefkruid (Galium aparine) wel een leuke tuinsoort, Springzaadveldkers, Mannetjesvaren, Brede stekelvaren, Wijfjesvaren en Adelaarsvaren, een soort waar heel Schotland mee bedekt lijkt te zijn. Oosterburen: waakt u dus!
Dan ontstaat er enige beroering: zwarte rapunzel! In Nederland staat hij op de rode lijst. De Schwarze Teufelskralle of zwartblauwe rapunzel (Phyteuma spicatum subsp. nigrum, basioniem: Phyteuma nigrum) is een vaste plant die behoort tot de klokjesfamilie (Campanulaceae). Het is een plant van vochtige, voedselrijke grond in loofbossen. Hij staat dus precies op z’n plek. Goed gedaan! Terwijl er druk gefotografeerd wordt besluit Gonny van de Weerd er thuis een mooie tekening van te maken.
Tijd voor de meegebrachte lunch. Aan de rand van de zandgroeve zetten wij ons neer en kijken uit richting een vliegveld waarvandaan zweefvliegtuigen de lucht in worden getakeld. In de verte dreigt een onweersbui, maar daar schijnen de piloten geen angst voor te hebben want ze cirkelen langzaam omhoog op de thermiek zoals roofvogels dat ook zo prachtig kunnen doen. Het moet een fantastisch gevoel geven om zo geluidloos te kunnen vliegen.
Omdat het onweer blijft dreigen en we ook nog een andere plaats willen bekijken, rukken we ons los van het mooie uitzicht en vangen de terugtocht aan. Nog steeds is er geen orchidee te bekennen. We lopen langs de oude kalkgroeve en lezen dat zich hier een Oehoe genesteld heeft. We naderen duidelijk de bebouwde kom want hier groeit naast Bergvlier ook Cotoneaster en Mahonia. De laatste 2 zijn vast ‘overgewaaid’ uit naburige tuinen. We passeren het plaatselijke voetbalveldje en even lijkt het erop dat de belangstellig voor deze sport het bij het mannelijk deel van de groep lijkt te winnen van de aandacht voor plantjes.
De eerste druppels beginnen te vallen, dus we haasten ons terug naar de auto en rijden naar het noordwesten, richting Lienen.
Tussen Bad Iburg en Lengerich duiken we het bos weer in. Blauw walstro. Op een bergweide met vogelkijkhut: Margriet, Knolboterbloem, de rode Incarnaatklaver, Slipbladooievaarsbek, Witte krodde. Weer een bosje in, en ja hoor: hier staan ze dan: 4 verschillende soorten orchideeën: Bleek bosvogeltje, Bergnachorchis, Grote keverorchis en Vogelnestje. De camera’s klikken. De planten laten al deze belangstelling gelukkig onbewogen over zich heenkomen. 1 Persoon merkt op dat je vooral klein en zeldzaam moet zijn om zoveel mannen voor je op de knieën te krijgen. Dat overkomt bijvoorbeeld het Daslook, dat in grote getale ook ergens aanwezig was bijvoorbeeld niet, of zou dat aan de geur liggen?
Verderop zien we honderden Eenbessen en nog meer keverorchissen, Bezemkruiskruid, Boskruiskruid, Reuzenbalsemien, Heelkruid, Kruidvlier, Boswederik, Filipendula, Bosgierst, Dalkruid, Aronskelk en Stinkende gouwe.
Dan wordt het tijd om terug te gaan om te voorkomen na middennacht thuis te komen en de maag moet ook nog gevuld worden. Na wat omzwervingen bereiken we het eerder gespotte Gasthoff Altes Farmhaus in Lienen, ‘Treffpunkt für nette Leute’. Er wordt even getwijfeld of iedereen wel naar binnen mag. Gelukkig is dit het geval. Na een prima maaltijd met veel gezelligheid wordt de terugtocht aangevangen en lukt het om tegen 23.00 uur de Kamper bodem weer te bereiken.
Het was weer een gezellige en leerzame dag!
Verslag: Heleen Strikkers
Foto’s: Gonny Sleurink, Herman Koek en Heleen Strikkers
Tekeningen: Gonny van der Weerd
Met dank aan
Niels Jeurink, Cor Nagelmaeker, Ellen van Knippenberg, Herman Koek, Jeroen Klappe, Gonny van der Weerd, Gonny Sleurink
Voor meer foto’s zie het album van Herman Koek http://www.mijnalbum.nl/Album=6Q73GH3M#JLIUXZZA
(Klik op de foto’s om deze te vergroten)
Plantenwerkgroep, verslag excursie Kamperveen 21-05-2014
Kamperveen is de benaming voor het gebied tussen de stad Kampen en de provincie Gelderland. Het is een klei-op-veengebied. Kamperveen heeft drie buurtschappen: De Zande, Zuideinde en Hogeweg. De Hogeweg waar we vanavond wilde planten gaan bekijken heeft een kerk en een school en ligt midden in de streek. Verspreid tussen de drie kernen bevinden zich agrarische ondernemers die hoofdzakelijk veehouderij bedrijven.
We beginnen onze “wandeling” bij de kerk aan de Hogeweg met een leuke groep van 12 personen. Het berichtje in de krant heeft een iets vertekend beeld gegeven van de opzet van deze excursie. De krant sprak over een wandeling door het gebied Kamperveen, echter na een kwartier zijn we slechts 5 meter gevorderd. Wel hebben we dan al minstens 30 wilde planten gevonden en heel wat informatie van Niels tot ons genomen.
In de berm vinden we verschillende grassen, sommige erg lastig te determineren, omdat ze op het eerste oog veel op elkaar lijken. Lang vliesje, naaldjes, tongetjes maken het verschil. Wil je er meer over weten, dan is het leuk om een bezoekje te brengen aan de site http://www.vob-ond.be/Determinatie/start.html van onze zuiderburen. Enkele grassoorten die er staan: gestreepte witbol, straatgras, zachte dravik, ruw beemdgras, Italiaans raaigras, grote vossestaart, kropaar, geknikte vossestaart en hier tussen groeien witte dovenetels, zwarte mosterd, zilverschoon, witte klaver, gele lis, gele hopklaver, rode veldzuring , waardoor de berm een lust voor het oog wordt.
Een leuke vondst tussen al dat gras is een kleine watersalamander. Al heel bijzonder dat hij opgemerkt wordt met zijn prachtige schutkleur. Ook een moeder-eend met haar kroost trekt onze aandacht. Wat helaas ook de aandacht trekt is het geluid van de trein en het voortrazende verkeer op de N50. De wind draagt het geluid naar de Hogeweg en verstoord jammer genoeg de rust van het platteland.
We lopen richting de Jules van Hasseltweg en gaan aan de andere kant van de weg lopen. Hier vinden we bomen en struiken langs de slootkant o.a. een linde, berk, paardenkastanje, Spaanse aak, Canadese populier en een vlier met haar prachtige bloemschermen. In de sloot drijft o.a. kikkerbeet en veenwortel De laatste komt ook op het land voor. De landvorm van veenwortel heeft behaarde bladeren, waarschijnlijk om uitdroging te voorkomen. Wel bijzonder dat ze zich op compleet verschillende plekken kan wortelen.
We slaan rechtsaf en lopen om de Dompekolk heen. Daar vinden we bij de sloot grote egelskop, waterzuring, kattenstaart, tenger fonteinkruid, veelkleurig vergeet-me-nietje (erg lange naam voor zo’n klein plantje, maar met prachtig bloempje onder de loep bekeken), veldsla, zachte ooievaarsbek, duizendblad en wederom een mooie vlier in bloei.
Het valeriaan is in aantocht. De wortels van deze plant worden gebruikt om een rustgevend medicijn van te maken en bij gehele consumptie van de plant wordt volledige rust gegarandeerd. Voorlopig hebben we geen valeriaan nodig. Het weidse uitzicht met hierboven prachtige wolkenluchten zorgt voor voldoende ontspanning.
Toch volgt er nog even een spannend moment. Wat kraakt daar in het struikgewas ???? Aan de andere kant van de sloot duikt ineens Rutger met bruine jas uit de struiken tevoorschijn. Waarop Jeroen meteen reageert : “Oeps de grote bruine beer ! “ Valeriaan kan nu helemaal in de kast, want niets werkt zo ontspannend als humor.
We lopen de parkeerplaats op en zien enkele groene tentjes langs de waterkant staan. In de Dompekolk is nachtvissen toegestaan, nadat een vergunning is verstrekt door Hengelaarsvereniging Ons Vermaak. Voor de kolk is er een kleine opgebrachte wal, waarop bitterzoet, krodde en korrelganzenvoet groeit. Aan de rand van de kolk een lage zwarte els inclusief elzenhaantjes (kleine blauwzwarte glimmende kevertjes) die er lustig op los (vr)eten.
We lopen een stukje langs het water. Niet te ver, want we willen de rust van de hengelaars niet al teveel verstoren. Er staat een bord in het water, waar op het volgende gedicht van een Rijm-piet te lezen is: “Gedraag je niet als slappe zak, maar gooi je afval thuis in de afvalbak” duidelijke taal !
Fraaier zijn de partij witte waterlelies en het zeegroene muur dat Niels ontdekt. Niet plukken waarschuwt hij meteen, want het is vrij zeldzaam. Verder lopend langs de kolk vinden we nog biezenknoppen, pitrus, 2-rijige zegge en scherpe zegge. Niels laat ons de verschillen zien. Zegge stamt uit het Indo-Germaanse woord seq, wat snijden betekent, een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren.
We lopen weer terug naar de weg. Niels toont ons nog een steenuilenkast in de boom. We denken niet dat er iemand thuis is.
Voordat we de auto’s weer bereikt hebben zien we nog de egelboterbloem en de echte koekoeksbloem. Echter waar we voor gekomen zijn – de grote pimpernel – kunnen we helaas nergens vinden. We zullen genoegen moeten nemen met haar foto in de Flora van Nederland. De bladeren, bloemen en bloemknopjes van de grote pimpernel zijn een wilde groente en kunnen prima in een salade verwerkt worden. Van de gedroogde bladeren kan een kruidenthee worden gemaakt. Zou het eten van wilde planten weer een trend aan het worden zijn? Dat zou in dit geval wel heel erg jammer zijn.
Verslag: Ellen van Knippenberg
Foto’s: Heleen Strikkers
Plantenwerkgroep, excursie Scherenwelle, 2e paasdag, maandag 21 april 2014
Paashazen tussen de kievitsbloemen
Op een wat regenachtige 2e paasmaandag, bezochten we met 10 man-vrouw Scherenwelle. De eerste plantenexcursie van het seizoen gaat traditioneel het ene jaar naar het Zalkerbos en het andere jaar naar Scherenwelle. Beide zijn unieke natuurgebieden langs de IJssel in de buurt bij Kampen.
Bij de planning van de excursie hebben we geprobeerd de datum zo te kiezen dat de kievitsbloemen zouden bloeien. En dat is gelukt. Hoewel al zeker 2 weken in bloei, stonden ze er nog prachtig bij: veel paarse en een enkele witte.
Niels legde ons uit dat de kievitsbloem een soort is van regenrivieren en in Nederland alleen voorkomt in het Vechtdal en bij Gouda. En zoals vaak bij planten: waar hij voorkomt, komt hij dan weer massaal voor. Een rode lijst soort: zeldzaam maar plaatselijk algemeen. Deze plek aan de IJssel is wellicht een overblijfsel van een grotere populatie is een breder gebied rondom de Vecht.
Gletsjerrivieren overstromen vaak in het voorjaar, net de in de periode dat kievitsbloemen bloeien, zodat ze het daar niet doen. Daarom is deze groeiplaats aan de IJssel, een zijtak van de Rijn, dus een gletsjerrivier, bijzonder. Verder moet de kievitsbloem er voor zorgen de grote vossenstaart voor te zijn: een goed groeiend gras van vergelijkbare omstandigheden. Als de vossenstaart vroeg is (of meer begunstigd wordt) gaat dat ten koste van de kievitsbloem.
De bloei van de kievitsbloem wordt vooral bepaald door de daglengte en minder door de temperatuur. Daarom is de bloeiperiode vrij goed de voorspellen (half april; kan vast in de agenda voor volgend jaar!) Wie elders massaal kievitsbloemen wil zien schijnt in het Loiredal zijn hart te kunnen ophalen. En ja: de kievitsbloemen uit het tuincentrum zijn cultivars die het wat minder nauw nemen met hun groeiomstandigheden.
Diverse ontwikkelingen rond de uiterwaarden van de grote rivieren zullen de komende jaren flinke invloed gaan krijgen op dit gebied (en op het Zalkerbos). Eén van de doelen is om op meer plaatsen kievitsbloemen te krijgen. Daarvoor zal een aantal weilanden wat worden afgegraven waardoor ze lager komen te liggen en dus natter worden.
Ook zullen bosjes, jonger dan ca. 20 jaar, die haaks op de rivierrichting staan worden gekapt. Dat riep bij sommigen van ons de vraag op hoe het er hier dan vroeger uit heeft gezien. Waren die bosjes er niet altijd al? Bijvoorbeeld om wilgentenen uit te snijden?
Ik heb er schilderijen van Jan Voerman eens op nageslagen. Veel van die IJsselgezichten van Voerman laten kalere uiterwaarden zien dan we nu hebben. Zie bijgaand Gezicht op de IJssel (ca. 1930) in het bezit van het Stedelijk Museum Zwolle.
Toen we verder liepen richting de IJssel, zagen we 2 hazen die elkaar achterna zaten al zigzaggend door de weilanden.
Onderweg kwamen we nog een aantal typische rivierplanten tegen zoals de (nog niet bloeiende) beemdooievaarsbek, de kleine pimpernel die net in bloei stond, samen met zachte haver, en rivierkruiskruid. En we vroegen ons af waar de naam pinksterbloem vandaan komt, die altijd met Pasen bloeit. Eén suggestie was dat de naam afkomstig is uit Engeland (pink: roze; maar in Engeland heet ie Cuckoo Flower en kondigt de komst van de koekoek aan). Op internet vond ik een paar andere verklaringen:
En zoals hoort bij een plantenexcursie: hadden we een integrale natuurexcursie. Twee visdiefjes buitelden over de IJssel. Opmerkzaam gemaakt door het geluid, zagen we 3 regenwulpen.
De toonhoogte van het gesnor van de snor en sprinkhaanzanger is voor de fijnproevers, die we gelukkig in ons gezelschap hadden, zodat we wisten dat we een snor als een metalen staafje over een kammetje hoorden snorren.
Altijd mooi vind ik het zicht op Wilsum, als je vanuit de uiterwaarden naar het dorp loopt: het oude kerkje en de boerderijen die tegen de dijk aan gebouwd zijn.
Via de dijk liepen we terug naar de auto’s en fietsen.
Weliswaar een beetje nat, maar voldaan over deze mooie excursie!
Waarnemingen
Verslag: Toos Lodder
Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers
Opening otterpassage onder Frieseweg
Op 8 april 2014 opende wethouder Gerrit Jan Veldhoen een nieuwe otterpassage onder de Frieseweg op Het Kampereiland. Het past in het initiatief van Stadserven, SPLIJ en de gemeente Kampen om de walkanten en rietkragen van deze oude zijtak van de IJssel weer op te knappen. Het is in feite niet meer dan een loopplank in een duiker en speciale kleinwildrasters langs de weg, maar o zo belangrijk! Otters komen alweer een tijdje in onze gemeente voor. Enkele jaren geleden werden bijvoorbeeld sporen gevonden bij Ramspol en nog maar enkele weken geleden verdronk er helaas een otter in een muskusrattenval van Waterschap Groot Salland. Erg jammer en ook niet nodig.
Maar goed, deze dag was dus goed nieuws voor de otter. De kans op een ongetwijfeld dodelijke aanrijding met verkeer is hierdoor weer een beetje kleiner geworden. En dat is wel de belangrijkste doodsoorzaak van de Nederlandse otters.
KNNV Zwolle en Natuurvereniging IJsseldelta wil ruim baan voor de otters in onze gemeente. En dit mooie initiatief past daar naadloos in. Het verdient navolging op de andere nog bestaande otter-knelpunten in onze gemeente: de Roggebotsluis, de Ganzensluis, de Kamperzeedijk bij de Olde Machine en iets verder weg Oppen Swolle. Hopelijk komt ook daar een soortgelijke oplossing.
Overdracht zwaluwentil Kampen Onderdijks
Plantenwerkgroep, avondexcursie Roggebotsveld 3-7-2013
We bezochten deze avond het Roggebotsveld, dicht bij Ketelhaven bij de boerderij ‘De Scheper’. Hier is een gebiedje tussen het Roggebotzand en de Ketelhaven natuurlijk ingericht en het is aardig om te zien welke plantensoorten er voorkomen. Het Roggebotsveld is een langgerekt perceel langs de dijk naar Ketelhaven. De grond is er afgegraven, waarbij op sommige plaatsen natte laagtes en poeltjes zijn ontstaan. De vegetatie bleek er nog niet zo spectaculair, al zagen we uiteraard veel verschillende pioniersoorten. Op één plekje na dan, want daar vonden we enkele plantjes van sierlijke vetmuur, die ook wel krielparnassia wordt genoemd en kenmerkend is voor vochtige, kalkrijke duinvalleien. Wie weet geeft dat al wat aan welke kant het op kan gaan in delen van dit gebied.
We liepen vervolgens het bos in dat ook nog tot diezelfde vierkante kilometer hoort. De slakken waren er zo talrijk dat ze niet te omzeilen waren. Heel bijzonder en ook wel een beetje genant, als je bij elke stap gekraak van schelpen hoort. Maar goed, het bos leverde nog wel een paar bijzonderheden op, zoals de Japanse wijnbes, een sierlijk bloeiende bramensoort die wel meer in het Roggebotzand voorkomt. Ook bijzonder was een grote populatie reuzenpaardenstaart, de grootste inheemse paardenstaart die we hebben en familie van bijvoorbeeld heermoes en de schaafstro uit het Zalkerbos. Maar deze is dus groter en met veel dikkere stengels. Elders kennen we de plant eigenlijk alleen van plaatsen waar heel veel grondwater opwelt, waar je bijna wegzakt van de drassigheid. Maar hier is het niet zo drassig, al is de bodem wel lemig-zandig en kalkrijk. Het gaat de sporenplant, die zich trouwens vooral door wortelstokken vermeerdert, voor de wind, er staan zeker duizenden planten. Het was al donker toen we weer huiswaarts keerden.
Verslag: Niels Jeurink
Foto’s: Gonny Sleurink
Plantenwerkgroep, excursie naar het eiland Borkum op 14 september 2013
In het excursieprogramma overzicht 2013 schreef Niels: “Vorig jaar bezochten we Schiermonnikoog. Uitgerekend toen het in zo ongeveer heel Nederland goot, bleef het op het eiland de hele dag droog en zelfs zonnig. Dit jaar bezoeken we voor het eerst het Duitse Waddeneiland, Borkum”.
De weersvoorspelling voor 14 september is ook nu regen, regen en regen. En laten de voorspellers het nu helaas bij het rechte eind hebben. We krijgen ook de hele dag regen, regen en nog eens regen. Toch weerhoudt het ons er niet van om deze dag te genieten van een bijzonder eiland.
Dat bijzondere merk je al direct bij aankomst per veerboot vanuit het Groningse Eemshaven. Een tochtje van nog geen uur varen. Je waant je in een compleet andere wereld. Een door een locomotief getrokken treinstel, ‘der Borkumer Kleinbahn’, brengt ons in een kwartiertje naar het stadje Borkum. De snelheid is laag, zodat we alle tijd hebben om de sterk wisselende omgeving in ons op te nemen.
We lopen door het stadje Borkum richting de boulevard. Je waant je hier terug in de 19e eeuw. Statige witte hotels, een brede boulevard, een strand vol vrolijk gekleurde strandkorven. Gezien de temperatuur en de regen ontbreken de badgasten.
Op een droog gevallen zandplaat in zee (Borkumer Riff) liggen tientallen zeehonden. Zo dichtbij dat je je afvraagt wie nu wie aan het bekijken is. Na dit allemaal met veel plezier te hebben bewonderd gaan we op zoek naar zoveel mogelijk van de 650 soorten wilde planten die het eiland rijk moet zijn.
We lopen in noordelijke richting langs het keurige verharde strandpad. Hier bloeit de teunisbloem en boslathyrus nog en groeit er, meer voor de hand liggend met al dat zand, zandkool, zandhaver (blauwachtig blad) zandzegge, biestarwekruid (lijkt op vergrootte versie van kweek) gladwalstro, vlasbekje, duizendblad, schermhavikskruid.
We verlaten links het keurige strandpad om een prachtig gebied in te lopen. Aan deze kant heeft het eiland extreem brede stranden. De zee en het strand kunnen we lopend door dit gebied niet zien. We vinden er restanten van een dode “duinduif” waar iemand heerlijk van gegeten moet hebben.
Duindoorn, kleine ruit (zeldzaam in Nederland) rolklaver, vlinderbloem, zeepostelein (vast eetbaar) komen op ons pad.
Regen, regen en regen vergezelt ons.
Stijve ogentroost, watermunt, wolfspoot, kruipwilg, akkermelkdistel , boerenwormkruid. Fibo vertelt hier nog een leuk plantaardigheidje over: het blad van boerenwormkruid ruikt naar anijs. Bijen worden er rustig van. Ook de rimpelroos trakteert ons op een heerlijk geur. Eikvaren, buntgras (blauwig van kleur) duinkruiskruid, grauwe wilg, kale jonker, knopbies, duinrus, zeerus, geelhartje (lief wit bloempje met geel hartje) echte kivietsbloem.
Opvallend is het aantal borden. Het schept natuurlijk openheid van zaken bij het naderen van een FKK (Freikórperkultur) strand. Men kan van bord naar bord over het eiland wandelen.
Over bord gesproken: nze magen beginnen licht te rammelen en we besluiten bij een prachtig vennetje op ons plastic neer te strijken voor een lunchpauze. Om ons heen rode ogentroost, egelsboterbloem (zurige grond, omdat er regenwater blijft staan), zilt torkruid, geelgroene dwergzegge, late zegge, groenknolorchis.
Na de pauze baggeren wij door een slufter. Een slufter is een getijdengebied waarbij zout water vanuit zee onder invloed van het getij door een geul in de duinen het land binnen kan dringen. In de strikte zin gebeurt dit niet telkens bij hoogwater, maar enkel bij springtij. Hiermee krijgen de duinen ook aanvoer van vers zand. Er ontstaat een levendig duinengebied met begroeide en onbegroeide delen, droge en natte, kalkrijke en kalkarme, humusrijke en humusarme grond. Deze overgangen leveren een heel typische flora en fauna op.
Ondanks alle regen genieten we inderdaad van een prachtig gebied.
Kwelderzegge, zeebies, zeegroene ganzevoet, rode ganzevoet, hazepootje, melkkruid.
Het regenachtige weer trakteert ons op weinig vogels. We zijn dan ook helemaal enthousiast als een boomvalk zich laat zien.
Met ritselende regenpakken struinen we door het gebied. Elk streepje blauwe lucht wordt hoopvol begroet. Als antwoord keren donkere wolken weer op de voorgrond. We besluiten om ons traditionele bakje koffie met lekkernij op te zoeken. Bij ‘Cafe Sturmeck’ kunnen we onze natte pakken te drogen hangen en genieten we van o.a. Apfelstrudel en meer Duitse lekkernijen. Gezellig met de hele groep om de ronde tafel.
Wanneer we menen dat het droog is, trekken we onze bepakking weer aan, om bij het openen van de deur tot de ontdekking te komen, dat de regen nog met bakken naar beneden valt. Diepe zucht.
Bij de deur hangt onderstaand bord!
Kom op jongens, we zijn niet van suikergoed: we gaan gewoon verder.
Nu door de duinen in oostelijke richting. Ook hier weer kleine ruit, maar ook het op kattendoorn lijkende kruipend stalkruid, geoorde silene, scherpe fijnstraal, kamperfoelie, hondsroos. Wingerd kleurt een deel van de duinen wijnrood.
We lopen richting het dorp langs een kazerne-achtig gebouw. In eerste instantie denken we aan een gesloten inrichting. Het is echter ‘Kurort Borkum Riff’. Wind, zon, zeewater en jodium dat zich in de lucht bevindt, zijn de kernwoorden voor een snel herstel voor mensen met astma, hart- en vaatziektes, of een burn-out.
Die kuurtraditie wordt echter bedreigd. Het eiland wordt van alle kanten ingebouwd en vervuild. Het uitdiepen van de vaargeul naar Eemshaven voor het toenemend aantal schepen. De snel groeiende Eemshaven, waar in hoog tempo drie nieuwe energiecentrales verrijzen. Een poeder-kolencentrale van het Duitse RWE, een multi-fuel centrale van Nuon en een gasgestookte centrale van Eemsmond Energie. Als de wind verkeerd staat, blaast hij het fijnstof van de kolencentrales richting Borkum. Weg schone lucht, weg kuurtraditie. Weg toerisme, de belangrijkste bron van inkomen van de eilandbewoners. Gevolgen natuur?
Omdat we de tijd voor de terugreis in de gaten moeten houden, besluiten we een binnendoor route te nemen naar dichtstbijzijnde treinhalte. We verstevigen de looppas. Passeren nog een prachtige watertoren en niet te vergeten de planten, zoals slangenkruid,en mierikswortel,.
Bij de ‘Upholmdeich’ slaan we rechtsaf de oude dijk op. De fraai kronkelende dijk geeft uitzicht over prachtige kolken. Tot onze verrassing is een waterral daar druk in de weer en zich niet bewust van zoveel pottenkijkers. Ook langs deze dijk tal van planten, doch gezien het looptempo geen tijd om alles te noteren.
En zoals voorzien arriveren wij toch ruimschoots op tijd bij de treinhalte. Het doet ons besluiten om nog snel even een bezoekje aan de waddenzeekant van het eiland te brengen. Terug bij de treinhalte komt de trein binnen korte tijd aanrijden om ons comfortabel, moe van al het lopen, naar de boot te brengen,
We komen nog eens terug ! We zijn nieuwsgierig geworden naar de rest van dit mooie eiland.
Verslag: Ellen van Knippenberg
Foto’s: Ellen van Knippenberg en Gonny Sleurink
Het Groene Hart
Het Groene Hart van Kampen
Ooit waren het de gronden buiten de stad. Waar de Kamper stadsboeren hun vee lieten grazen. De Stadsburgerweyden werden ze genoemd. Een open gebied, dat grensde aan het door landschapsarchitecten van faam van weleer (Zocher, Springer) ontworpen parkgebied, dat we nu ook wel ‘Plantsoen’ noemen. De groene gordel rond de stad die zich uitstrekte van de Buitenhaven in het noorden tot de Bovenhaven in het zuiden.
De uitbreidingswijken van Kampen, zoals Middenwetering en Cellesbroek, veranderden dit beeld vanaf ongeveer 1975 dramatisch. De Europa-allee werd aangelegd, een brede weg met twee maal twee rijstroken en –later- talrijke verkeerslichten op de voornaamste kruispunten. Het groene gebied dat hierdoor werd ingeklemd tussen de Europa-allee aan de kant van de nieuwbouwwijken en de Ebbingestraten aan de kant van het centrum, werd tot een groen gebied in de stad. Naast het ‘Plantsoen’ werd sindsdien gesproken van het ‘Groene Hart’.
Project Het Groene Hart
Eind jaren ’80 werd in nauwe samenwerking tussen allerlei betrokkenen en gemeenteambtenaren in enkele jaren (!) een gedetailleerd plan uitgewerkt. ‘Project Het Groene Hart’ werd het genoemd. Van oktober 1991 dateert de laatste conceptversie van de rapportage. Hoewel het project daarna werd gestopt, geldt dit zeker niet voor de interesse van onze vereniging in het Groene Hart.
Gemeentelijke natuurprijs
Voor het Groene Hart werd een (nieuw) plan gemaakt. Het gebied had door spontane bosontwikkeling van wilgen en elzen een halfopen karakter gekregen. Om nog beter te kunnen genieten van de natuur, zo dicht bij de deur, werden enkele paden aangelegd en later geasfalteerd zodat ze ook voor minder validen bereikbaar werden. In 1997 ontving de gemeente er een prestigieuze ‘gemeentelijke natuurprijs’ voor.
Onze vereniging heeft altijd een warme band met dit gebied gehad. Omdat het erg bijzonder is om zo’n groot, groen gebied binnen de stad te hebben. Waar mensen naar hartenlust kunnen wandelen en ontspannen, tot rust kunnen komen. Er de planten en bijzondere bomen en struiken kunnen leren kennen en de dieren die er leven te bekijken. Leden van de vereniging waren nauw betrokken bij het project Het Groene Hart en ook bij het plan waarvoor Kampen de natuurprijs ontving. Download Poster Groene Hart
Bebouwing in het Groene Hart
De druk om in een groen gebied dat zo centraal in de stad ligt te bouwen is in elke stad groot. Ook in Kampen. Het mag dan ook niet verbazen dat in de loop van de jaren telkens plannen werden gemaakt om het groene gebied ‘nuttig’ te gebruiken. Zo kwamen er enkele keren plannen voor appartementencomplexen langs de Europa-allee langs, was er een discussie over een stadscamping en over een parkeerplaats voor campers. De laatste is uiteindelijk op de bestaande parkeerplaats op het Burgemeester Berghuisplein aangelegd. In 2003 kwam ook het nieuwe Gemeentehuis in het Groene Hart te staan, na een lang proces van afwegingen; begin 2002 werden de bomen ervoor gekapt. Later kwamen daar nog de polikliniek, naast het voormalige stadsziekenhuis (nu Myosotis), en een appartementencomplex op de plek van het vroegere Belastingkantoor bij. Ook de sporthal aan het Burgemeester Berghuisplein werd na een brand op dezelfde plek herbouwd, onder de naam ‘Reeve’, naar de oude watergang die ooit de stad Kampen met de Zuiderzee verbond.
Burgerinitiatief
In 2006 werd het in onze gemeente mogelijk met een ‘Burgerinitiatief’ te komen, om onderwerpen die door ‘burgers’ belangrijk werden gevonden op de ‘gemeentelijke agenda’ te zetten. Zulke initiatieven moesten uiteraard door voldoende burgers worden ondersteund. Eind 2006 was het zover. Met groot gemak werden de benodigde (500) handtekeningen verzameld. Download verzoek Burgerinitiatief Het ’10-puntenplan voor het Groene Hart’ werd kort daarna ingediend. Download 10-puntenplan
Begin 2007 kreeg het plan veel waardering van de raadscommissie ruimtelijke ontwikkeling. Download presentatie raadscommissie Maar het duurde nog tot 1 november 2007 voordat de Gemeenteraad het raadsvoorstel met daarin veel van de elementen uit het Burgerinitiatief vaststelde. Met name het terugdringen van de verhardingen en ideeën voor verandering van de verkeerscirculatie bleken echter voer voor discussie. Download verslag Gemeenteraad 1-11-2007
Nieuw bestemmingsplan en nieuw zwembad
Na de vaststelling van het raadsvoorstel kwam de discussie op gang rond het zwembad. Inmiddels aan vervanging of op z’n minst grondige renovatie toe rees de vraag of een nieuw zwembad dan weer in het Groene Hart zou moeten komen of elders. En toen eenmaal de keuze voor het Groene Hart was gemaakt, waar dan? En hoe uitgevoerd? In allerlei stappen werkte de Gemeenteraad langzaam maar zeker naar een kleiner, duurzamer en nieuw zwembad naast het bestaande. Het is een van de belangrijke onderdelen van het nieuwe bestemmingsplan voor het Groene Hart, dat eind 2013 formeel in procedure werd gebracht.
Onze vereniging staat, hoewel we liever hadden gezien dat het nieuwe zwembad buiten het Groene Hart terecht was gekomen, positief tegenover het nieuwe bestemmingsplan. We zien diverse elementen uit ons 10-puntenplan in het bestemmingsplan terugkomen. En dat brengt ons ook tot enkele tips, om het plan te vervolmaken:
Kampen, januari 2014
Verslag van vogelwerkgroepexcursie zw friesland
Excursie Vogelwerkgroep naar Zuidwest Friesland
Zaterdag 20 november gingen we met 9 mensen op weg naar zuidwest Friesland.
Een excursie die al jaren op ons programma staat en waarbij we als belangrijkste vogelsoort de Kleine rietgans hopen te zien.
-Eerst bezochten we de Workumerwaard, en terwijl we ons daar installeerden werd het mooi helder weer.
Workummerwaard
Bij zonsopkomst kwamen grote groepen brandganzen over ons heen,
Ze hadden de nacht op de ondiepe randen van het IJsselmeer doorgebracht en gingen nu met duizenden op weg naar de weilanden van Gaasterland om te fourageren.
Op de ondieptes dobberden, smienten, enkele grote zaagbekken en kuifeenden en stonden groepen wulpen.In de rietkraag hoorden we een waterral roepen.Onderweg in de waard zagen we de zogenaamde wilsterflappers aan het werk.Zij proberen met lokvogels de wilsters (Friese naam voor goudplevier) te vangen met behulp van een slagnet om de goudplevieren te ringen. Ze gebruiken daarbij houten lokvogels en ook een levende kievit. Vroeger was dit vooral bedoeld als inkomstenbron om door de verkoop van plevieren aan de poelier in de steden die daar verkocht werden om te worden gegeten. We waren getuige van de vangst van een aantal goudplevieren. In de waard zagen we verder enorme aantallen goudplevieren en kieviten met daarbij ook enkele kemphaantjes en bonte strandlopers.
-Ons tweede doel was de omgeving van Oudega vlakbij het merengebied van de Fluessen.
In deze regio houdt zich in de herfst bijna de hele populatie van de Kleine rietgans van Spitsbergen op. De Kleine rietgans werd vroeger als ondersoort van de Rietgans beschouwd maar wordt nu als een aparte soort gerekend, net als de Taiga rietgans en de Toendra rietgans. Deze Kleine rietganzen broeden op Spitsbergen (ca. 35000) en trekken via Noorwegen, Denemarken en Noord Duitsland naar Zuidwest Friesland en midden in de winter nog verder naar Vlaanderen, vanaf februari via de zelfde route weer terug. In de rest van Nederland worden ze weinig gezien. Hij valt op doordat de bovenzijde opvallend blauwgrijs is en verder heeft de vogel roze poten (Engelse naam :pinkfoot)
kleine rietgans foto Dieter Coelembier
Inderdaad was er vlakbij Blauhuus een groep van zo’n 1000 kleine rietganzen te zien, een aantal hadden halsringen met daarop een lettercode die we konden aflezen.
-Het volgende doel: Kornwerderzand aan het begin van de Afsluitdijk.Zowel de kant van de Waddenzee als de kant van het IJsselmeer leverde een aantal leuke soorten op. We zagen een groepje Toppereenden, futen, kuifeenden en een middelste zaagbek. Op het ruige terrein direct aan de Waddenzee zagen we een tweetal sneeuwgorzen erg dichtbij. Erg fraaie zangvogels uit de toendra die in de winter aan onze kust voorkomen
Sneeuwgorzen
Bij ons volgende doel : de vogelkijkhut bij Piaam aan de IJsselmeerkust was het rustig. We hoorden in de rietvelden baardmannetjes roepen en zagen ze ook enkele malen. Verder riep hier een waterral. In de weilanden ontdekten we in de grote groep kolganzen een exemplaar die een halsring met code droeg. Door het aflezen van de code KSS wist Fibo Nannen de geschiedenis van dit exemplaar te achterhalen.
Kolgans KSS
Hij schreef hierover:
Te midden van de tienduizenden ganzen die wij die dag gezien hebben, konden wij bij Piaam in een weiland t.h.v. de vogelkijkhut, van een kolgans ♀ de zwarte halsring KSS aflezen.
Op de site van www.geese.org. kon ik de halsringgegevens invoeren en kreeg het volgende resultaat.
Op 8 mei 2009 met onbekende leeftijd geringd in Kologriv ( 58 48 29 NB en 44 18 11 OL) ± 500 km ten NO van Moskou. De ringers waren Konstantin Litvin en Petr Glazov van het Bird Ringing Centre Moscow.
In de winter 2009/2010 werd zij gezien in Friesland (Makkum), Utrecht en Limburg (Mook).In de winter 2010/2011 in Friesland, Noord-Holland, Oost-Vlaanderen (B), Utrecht en Frl. (25 mrt. Workum). In mei 2011 was zij weer in Kologriv waargenomen.
In de winter 2011/2012 werd ze gezien in Friesland, Utrecht, Niedersachsen (D) 26 mrt. 2012. In de winter 2012/2013 weer in Friesland (Cornwerd, Wons).
Op 6 okt. 2013 werd zij bij Makkum gezien en za. 23 nov. j.l. zagen we haar dus bij Piaam. Met zo’n ringaflezing wordt dus een leuke inkijk gegeven in het leven van zo’n gans.
Hierna besloten we weer terug te gaan naar Kampen.We konden terugzien op een zeer geslaagde excursie onder ideale omstandigheden met veel soorten.
Henk de Vos, foto’s Herman Koek