Opening otterpassage onder Frieseweg

Op 8 april 2014 opende wethouder Gerrit Jan Veldhoen een nieuwe otterpassage onder de Frieseweg op Het Kampereiland. Het past in het initiatief van Stadserven, SPLIJ en de gemeente Kampen om de walkanten en rietkragen van deze oude zijtak van de IJssel weer op te knappen. Het is in feite niet meer dan een loopplank in een duiker en speciale kleinwildrasters langs de weg, maar o zo belangrijk! Otters komen alweer een tijdje in onze gemeente voor. Enkele jaren geleden werden bijvoorbeeld sporen gevonden bij Ramspol en nog maar enkele weken geleden verdronk er helaas een otter in een muskusrattenval van Waterschap Groot Salland. Erg jammer en ook niet nodig.
Maar goed, deze dag was dus goed nieuws voor de otter. De kans op een ongetwijfeld dodelijke aanrijding met verkeer is hierdoor weer een beetje kleiner geworden. En dat is wel de belangrijkste doodsoorzaak van de Nederlandse otters.
KNNV Zwolle en Natuurvereniging IJsseldelta wil ruim baan voor de otters in onze gemeente. En dit mooie initiatief past daar naadloos in. Het verdient navolging op de andere nog bestaande otter-knelpunten in onze gemeente: de Roggebotsluis, de Ganzensluis, de Kamperzeedijk bij de Olde Machine en iets verder weg Oppen Swolle. Hopelijk komt ook daar een soortgelijke oplossing.

Overdracht zwaluwentil Kampen Onderdijks

Sinds zaterdagmorgen 29 maart 2014 is het Onderdijks een heuse ‘zwaluwentil’ rijker. Een constructie is dat die speciaal is gemaakt om het huiszwaluwen zo goed mogelijk naar de zin te maken. Compleet met een paar nestplekken. En dat is nodig ook, want het gaat slecht met de huiszwaluw. Onze voorzitter Hans Messelink lichtte het lot van de zwaluwen toe. De til is een geschenk van de vereniging aan de gemeente, die er een mooi plekje in het nieuwe wijkpark voor bedacht. En daar werd de huiszwaluwentil deze ochtend onthuld. In aanwezigheid van burgemeester Koelewijn, wethouder Ekker (de wethouder van slecht weer, aldus de burgemeester), een groot aantal kinderen van basisschool het Stroomdal (met gevouwen vogeltjes) en veel leden van de natuurvereniging. Mooi initiatief! En nu maar hopen dat het werkt. Binnenkort zijn de zwaluwen weer in Nederland terug en moeten we er maar eens een kijkje gaan nemen. Voor een filmpje en meer foto’s zie: http://youtu.be/wU6zKb6olJY  http://1drv.ms/1mTB6fG  

Plantenwerkgroep, avondexcursie Roggebotsveld 3-7-2013

 

We bezochten deze avond het Roggebotsveld, dicht bij Ketelhaven bij de boerderij ‘De Scheper’. Hier is een gebiedje tussen het Roggebotzand en de Ketelhaven natuurlijk ingericht en het is aardig om te zien welke plantensoorten er voorkomen. Het Roggebotsveld is een langgerekt perceel langs de dijk naar Ketelhaven. De grond is er afgegraven, waarbij op sommige plaatsen natte laagtes en poeltjes zijn ontstaan. De vegetatie bleek er nog niet zo spectaculair, al zagen we uiteraard veel verschillende pioniersoorten. Op één plekje na dan, want daar vonden we enkele plantjes van sierlijke vetmuur, die ook wel krielparnassia wordt genoemd en kenmerkend is voor vochtige, kalkrijke duinvalleien. Wie weet geeft dat al wat aan welke kant het op kan gaan in delen van dit gebied.

We liepen vervolgens het bos in dat ook nog tot diezelfde vierkante kilometer hoort. De slakken waren er zo talrijk dat ze niet te omzeilen waren. Heel bijzonder en ook wel een beetje genant, als je bij elke stap gekraak van schelpen hoort. Maar goed, het bos leverde nog wel een paar bijzonderheden op, zoals de Japanse wijnbes, een sierlijk bloeiende bramensoort die wel meer in het Roggebotzand voorkomt. Ook bijzonder was een grote populatie reuzenpaardenstaart, de grootste inheemse paardenstaart die we hebben en familie van bijvoorbeeld heermoes en de schaafstro uit het Zalkerbos. Maar deze is dus groter en met veel dikkere stengels. Elders kennen we de plant eigenlijk alleen van plaatsen waar heel veel grondwater opwelt, waar je bijna wegzakt van de drassigheid. Maar hier is het niet zo drassig, al is de bodem wel lemig-zandig en kalkrijk. Het gaat de sporenplant, die zich trouwens vooral door wortelstokken vermeerdert, voor de wind, er staan zeker duizenden planten. Het was al donker toen we weer huiswaarts keerden.

Verslag: Niels Jeurink

Foto’s: Gonny Sleurink

Plantenwerkgroep, excursie naar het eiland Borkum op 14 september 2013

In het excursieprogramma overzicht 2013 schreef Niels: “Vorig jaar bezochten we Schiermonnikoog. Uitgerekend toen het in zo ongeveer heel Nederland goot, bleef het op het eiland de hele dag droog en zelfs zonnig. Dit jaar bezoeken we voor het eerst het Duitse Waddeneiland, Borkum”.

De weersvoorspelling voor 14 september is ook nu regen, regen en regen. En laten de voorspellers het nu helaas bij het rechte eind hebben. We krijgen ook de hele dag regen, regen en nog eens regen. Toch weerhoudt het ons er niet van om deze dag te genieten van een bijzonder eiland.

Dat bijzondere merk je al direct bij aankomst per veerboot vanuit het Groningse Eemshaven. Een tochtje van nog geen uur varen. Je waant je in een compleet andere wereld. Een door een locomotief getrokken treinstel, ‘der Borkumer Kleinbahn’, brengt ons in een kwartiertje naar het stadje Borkum. De snelheid is laag, zodat we alle tijd hebben om de sterk wisselende omgeving in ons op te nemen. 

 

We lopen door het stadje Borkum richting de boulevard. Je waant je hier terug in de 19e eeuw. Statige witte hotels, een brede boulevard, een strand vol vrolijk gekleurde strandkorven. Gezien de temperatuur en de regen ontbreken de badgasten.

    

Op een droog gevallen zandplaat in zee (Borkumer Riff) liggen tientallen zeehonden. Zo dichtbij dat je je afvraagt wie nu wie aan het bekijken is. Na dit allemaal met veel plezier te hebben bewonderd gaan we op zoek naar zoveel mogelijk van de 650 soorten wilde planten die het eiland rijk moet zijn.

We lopen in noordelijke richting langs het keurige verharde strandpad. Hier bloeit de teunisbloem en boslathyrus nog en groeit er, meer voor de hand liggend met al dat zand, zandkool, zandhaver (blauwachtig blad) zandzegge, biestarwekruid (lijkt op vergrootte versie van kweek) gladwalstro, vlasbekje, duizendblad, schermhavikskruid.

We verlaten links het keurige strandpad om een prachtig gebied in te lopen. Aan deze kant heeft het eiland extreem brede stranden. De zee en het strand kunnen we lopend door dit gebied niet zien. We vinden er restanten van een dode “duinduif” waar iemand heerlijk van gegeten moet hebben.

Duindoorn, kleine ruit (zeldzaam in Nederland) rolklaver, vlinderbloem, zeepostelein (vast eetbaar) komen op ons pad.

Regen, regen en regen vergezelt ons.

Stijve ogentroost, watermunt, wolfspoot, kruipwilg, akkermelkdistel , boerenwormkruid.  Fibo vertelt hier nog een leuk plantaardigheidje over: het blad van boerenwormkruid ruikt naar anijs. Bijen worden er rustig van. Ook de rimpelroos trakteert ons op een heerlijk geur. Eikvaren, buntgras (blauwig van kleur) duinkruiskruid, grauwe wilg, kale jonker, knopbies, duinrus, zeerus, geelhartje (lief wit bloempje met geel hartje) echte kivietsbloem.

Opvallend is het aantal borden. Het schept natuurlijk openheid van zaken bij het naderen van een FKK (Freikórperkultur) strand. Men kan van bord naar bord over het eiland wandelen.

Over bord gesproken: nze magen beginnen licht te rammelen en we besluiten  bij een prachtig vennetje op ons plastic neer te strijken voor een lunchpauze. Om ons heen rode ogentroost, egelsboterbloem (zurige grond, omdat er regenwater blijft staan), zilt torkruid, geelgroene dwergzegge, late zegge, groenknolorchis.

Na de pauze baggeren wij door een slufter. Een slufter is een getijdengebied waarbij zout water vanuit zee onder invloed van het getij door een geul in de duinen het land binnen kan dringen. In de strikte zin gebeurt dit niet telkens bij hoogwater, maar enkel bij springtij. Hiermee krijgen de duinen ook aanvoer van vers zand. Er ontstaat een levendig duinengebied met begroeide en onbegroeide delen, droge en natte, kalkrijke en kalkarme, humusrijke en humusarme grond. Deze overgangen leveren een heel typische flora en fauna op.

Ondanks alle regen genieten we inderdaad van een prachtig gebied.

Kwelderzegge, zeebies, zeegroene ganzevoet, rode ganzevoet, hazepootje, melkkruid.

Het regenachtige weer trakteert ons op weinig vogels. We zijn dan ook helemaal enthousiast als een boomvalk zich laat zien.

Met ritselende regenpakken struinen we door het gebied. Elk streepje blauwe lucht wordt hoopvol begroet. Als antwoord keren donkere wolken weer op de voorgrond. We besluiten om ons traditionele bakje koffie met lekkernij op te zoeken. Bij ‘Cafe Sturmeck’ kunnen we onze natte pakken te drogen hangen en genieten we van o.a. Apfelstrudel en meer Duitse lekkernijen. Gezellig met de hele groep om de ronde tafel.

Wanneer we menen dat het droog is, trekken we onze bepakking weer aan, om bij het openen van de deur tot de ontdekking te komen, dat de regen nog met bakken naar beneden valt. Diepe zucht.

Bij de deur hangt onderstaand bord!

Kom op jongens, we zijn niet van suikergoed: we gaan gewoon verder.

Nu door de duinen in oostelijke richting. Ook hier weer kleine ruit, maar ook het op kattendoorn lijkende kruipend stalkruid, geoorde silene, scherpe fijnstraal, kamperfoelie, hondsroos. Wingerd kleurt een deel van de duinen wijnrood.

We lopen richting het dorp langs een kazerne-achtig gebouw. In eerste instantie denken we aan een gesloten inrichting. Het is echter ‘Kurort Borkum Riff’. Wind, zon, zeewater en jodium dat zich in de lucht bevindt, zijn de kernwoorden voor een snel herstel voor mensen met astma, hart- en vaatziektes, of een burn-out.

Die kuurtraditie wordt echter bedreigd. Het eiland wordt van alle kanten ingebouwd en vervuild. Het uitdiepen van de vaargeul naar Eemshaven voor het toenemend aantal schepen. De snel groeiende Eemshaven, waar in hoog tempo drie nieuwe energiecentrales verrijzen. Een poeder-kolencentrale van het Duitse RWE, een multi-fuel centrale van Nuon en een gasgestookte centrale van Eemsmond Energie. Als de wind verkeerd staat, blaast hij het fijnstof van de kolencentrales richting Borkum. Weg schone lucht, weg kuurtraditie. Weg toerisme, de belangrijkste bron van inkomen van de eilandbewoners. Gevolgen natuur?

Omdat we de tijd voor de terugreis in de gaten moeten houden, besluiten we een binnendoor route te nemen naar dichtstbijzijnde treinhalte. We verstevigen de looppas. Passeren nog een prachtige watertoren en niet te vergeten de planten, zoals slangenkruid,en mierikswortel,.

Bij de ‘Upholmdeich’ slaan we rechtsaf de oude dijk op. De fraai kronkelende dijk geeft uitzicht over prachtige kolken. Tot onze verrassing is een waterral daar druk in de weer en zich niet bewust van zoveel pottenkijkers. Ook langs deze dijk tal van planten, doch gezien het looptempo geen tijd om alles te noteren.

En zoals voorzien arriveren wij toch ruimschoots op tijd bij de treinhalte. Het doet ons besluiten om nog snel even een bezoekje aan de waddenzeekant van het eiland te brengen. Terug bij de treinhalte komt de trein binnen korte tijd aanrijden om ons comfortabel, moe van al het lopen, naar de boot te brengen,

We komen nog eens terug ! We zijn nieuwsgierig geworden naar de rest van dit mooie eiland.

         

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Ellen van Knippenberg en Gonny Sleurink

 

Het Groene Hart

Het Groene Hart van Kampen
Ooit waren het de gronden buiten de stad. Waar de Kamper stadsboeren hun vee lieten grazen. De Stadsburgerweyden werden ze genoemd. Een open gebied, dat grensde aan het door landschapsarchitecten van faam van weleer (Zocher, Springer) ontworpen parkgebied, dat we nu ook wel ‘Plantsoen’ noemen. De groene gordel rond de stad die zich uitstrekte van de Buitenhaven in het noorden tot de Bovenhaven in het zuiden.
De uitbreidingswijken van Kampen, zoals Middenwetering en Cellesbroek, veranderden dit beeld vanaf ongeveer 1975 dramatisch. De Europa-allee werd aangelegd, een brede weg met twee maal twee rijstroken en –later- talrijke verkeerslichten op de voornaamste kruispunten. Het groene gebied dat hierdoor werd ingeklemd tussen de Europa-allee aan de kant van de nieuwbouwwijken en de Ebbingestraten aan de kant van het centrum, werd tot een groen gebied in de stad. Naast het ‘Plantsoen’ werd sindsdien gesproken van het ‘Groene Hart’.

Project Het Groene Hart
Eind jaren ’80 werd in nauwe samenwerking tussen allerlei betrokkenen en gemeenteambtenaren in enkele jaren (!) een gedetailleerd plan uitgewerkt. ‘Project Het Groene Hart’ werd het genoemd. Van oktober 1991 dateert de laatste conceptversie van de rapportage. Hoewel het project daarna werd gestopt, geldt dit zeker niet voor de interesse van onze vereniging in het Groene Hart.

Gemeentelijke natuurprijs
Voor het Groene Hart werd een (nieuw) plan gemaakt. Het gebied had door spontane bosontwikkeling van wilgen en elzen een halfopen karakter gekregen. Om nog beter te kunnen genieten van de natuur, zo dicht bij de deur, werden enkele paden aangelegd en later geasfalteerd zodat ze ook voor minder validen bereikbaar werden. In 1997 ontving de gemeente er een prestigieuze ‘gemeentelijke natuurprijs’ voor.
Onze vereniging heeft altijd een warme band met dit gebied gehad. Omdat het erg bijzonder is om zo’n groot, groen gebied binnen de stad te hebben. Waar mensen naar hartenlust kunnen wandelen en ontspannen, tot rust kunnen komen. Er de planten en bijzondere bomen en struiken kunnen leren kennen en de dieren die er leven te bekijken. Leden van de vereniging waren nauw betrokken bij het project Het Groene Hart en ook bij het plan waarvoor Kampen de natuurprijs ontving. Download Poster Groene Hart

Bebouwing in het Groene Hart
De druk om in een groen gebied dat zo centraal in de stad ligt te bouwen is in elke stad groot. Ook in Kampen. Het mag dan ook niet verbazen dat in de loop van de jaren telkens plannen werden gemaakt om het groene gebied ‘nuttig’ te gebruiken. Zo kwamen er enkele keren plannen voor appartementencomplexen langs de Europa-allee langs, was er een discussie over een stadscamping en over een parkeerplaats voor campers. De laatste is uiteindelijk op de bestaande parkeerplaats op het Burgemeester Berghuisplein aangelegd. In 2003 kwam ook het nieuwe Gemeentehuis in het Groene Hart te staan, na een lang proces van afwegingen; begin 2002 werden de bomen ervoor gekapt. Later kwamen daar nog de polikliniek, naast het voormalige stadsziekenhuis (nu Myosotis), en een appartementencomplex op de plek van het vroegere Belastingkantoor bij. Ook de sporthal aan het Burgemeester Berghuisplein werd na een brand op dezelfde plek herbouwd, onder de naam ‘Reeve’, naar de oude watergang die ooit de stad Kampen met de Zuiderzee verbond.

Burgerinitiatief
In 2006 werd het in onze gemeente mogelijk met een ‘Burgerinitiatief’ te komen, om onderwerpen die door ‘burgers’ belangrijk werden gevonden op de ‘gemeentelijke agenda’ te zetten. Zulke initiatieven moesten uiteraard door voldoende burgers worden ondersteund. Eind 2006 was het zover. Met groot gemak werden de benodigde (500) handtekeningen verzameld. Download verzoek Burgerinitiatief Het ’10-puntenplan voor het Groene Hart’ werd kort daarna ingediend. Download 10-puntenplan
Begin 2007 kreeg het plan veel waardering van de raadscommissie ruimtelijke ontwikkeling. Download presentatie raadscommissie Maar het duurde nog tot 1 november 2007 voordat de Gemeenteraad het raadsvoorstel met daarin veel van de elementen uit het Burgerinitiatief vaststelde. Met name het terugdringen van de verhardingen en ideeën voor verandering van de verkeerscirculatie bleken echter voer voor discussie. Download verslag Gemeenteraad 1-11-2007

Nieuw bestemmingsplan en nieuw zwembad
Na de vaststelling van het raadsvoorstel kwam de discussie op gang rond het zwembad. Inmiddels aan vervanging of op z’n minst grondige renovatie toe rees de vraag of een nieuw zwembad dan weer in het Groene Hart zou moeten komen of elders. En toen eenmaal de keuze voor het Groene Hart was gemaakt, waar dan? En hoe uitgevoerd? In allerlei stappen werkte de Gemeenteraad langzaam maar zeker naar een kleiner, duurzamer en nieuw zwembad naast het bestaande. Het is een van de belangrijke onderdelen van het nieuwe bestemmingsplan voor het Groene Hart, dat eind 2013 formeel in procedure werd gebracht.
Onze vereniging staat, hoewel we liever hadden gezien dat het nieuwe zwembad buiten het Groene Hart terecht was gekomen, positief tegenover het nieuwe bestemmingsplan. We zien diverse elementen uit ons 10-puntenplan in het bestemmingsplan terugkomen. En dat brengt ons ook tot enkele tips, om het plan te vervolmaken:

Kampen, januari 2014

Verslag van vogelwerkgroepexcursie zw friesland

 

Excursie Vogelwerkgroep naar Zuidwest Friesland

Zaterdag 20 november gingen we met 9 mensen op weg naar zuidwest Friesland.

Een excursie die al jaren op ons programma staat en waarbij we als belangrijkste vogelsoort de Kleine rietgans  hopen te zien.

-Eerst bezochten we de Workumerwaard, en terwijl we ons daar installeerden werd het mooi helder weer.

Workummerwaard

Bij zonsopkomst kwamen grote groepen brandganzen over ons heen,

Ze hadden de nacht op de ondiepe randen van het IJsselmeer doorgebracht en gingen nu met duizenden op weg naar de weilanden van Gaasterland om te fourageren.

Op de ondieptes dobberden, smienten, enkele grote zaagbekken en kuifeenden en stonden groepen wulpen.In de rietkraag hoorden we een waterral roepen.Onderweg in de waard zagen we de zogenaamde wilsterflappers aan het werk.Zij proberen met lokvogels de wilsters (Friese naam voor goudplevier) te vangen met behulp van een slagnet om de goudplevieren te ringen. Ze gebruiken daarbij houten lokvogels en ook een levende kievit. Vroeger was dit vooral bedoeld als inkomstenbron om door de verkoop van plevieren aan de poelier in de steden die daar verkocht werden om te worden gegeten. We waren getuige van de vangst van een aantal goudplevieren. In de waard zagen we verder enorme aantallen goudplevieren en kieviten met daarbij ook enkele kemphaantjes en bonte strandlopers.

-Ons tweede doel was de omgeving van Oudega vlakbij het merengebied van de Fluessen.

In deze regio houdt zich in de herfst bijna de hele populatie van de Kleine rietgans van Spitsbergen op. De Kleine rietgans werd vroeger als ondersoort van de Rietgans beschouwd maar wordt nu als een aparte soort gerekend, net als de Taiga rietgans en de Toendra rietgans. Deze Kleine rietganzen broeden op Spitsbergen (ca. 35000) en trekken via Noorwegen, Denemarken en Noord Duitsland naar Zuidwest Friesland en midden in de winter nog verder naar Vlaanderen, vanaf februari via de zelfde route weer terug. In de rest van Nederland worden ze weinig gezien. Hij valt op doordat de bovenzijde opvallend blauwgrijs is en verder heeft de vogel roze poten (Engelse naam :pinkfoot)

 

kleine rietgans foto Dieter Coelembier

Inderdaad was er vlakbij Blauhuus een groep van zo’n 1000 kleine rietganzen te zien, een aantal hadden halsringen met daarop een lettercode die we konden aflezen.

-Het volgende doel: Kornwerderzand aan het begin van de Afsluitdijk.Zowel de kant van de Waddenzee als de kant van het IJsselmeer leverde een aantal leuke soorten op. We zagen een groepje Toppereenden, futen, kuifeenden en een middelste zaagbek. Op het ruige terrein direct aan de Waddenzee zagen we een tweetal sneeuwgorzen erg dichtbij. Erg fraaie zangvogels uit de toendra die in de winter aan onze kust voorkomen

Sneeuwgorzen

Bij ons volgende doel : de vogelkijkhut bij Piaam aan de IJsselmeerkust was het rustig. We hoorden in de rietvelden baardmannetjes roepen en zagen ze ook enkele malen. Verder riep hier een waterral. In de weilanden ontdekten we in de grote groep kolganzen een exemplaar die een halsring met code droeg. Door het aflezen van de code KSS wist Fibo Nannen de geschiedenis van dit exemplaar te achterhalen.

 

Kolgans KSS

Hij schreef  hierover:

Te midden van de tienduizenden ganzen die wij die dag gezien hebben, konden wij bij Piaam in een weiland t.h.v. de vogelkijkhut,  van een kolgans ♀ de zwarte halsring KSS aflezen.

 

Op de site van www.geese.org. kon ik de halsringgegevens invoeren en kreeg het volgende resultaat.

Op 8 mei 2009 met onbekende leeftijd geringd in Kologriv ( 58 48 29 NB en 44 18 11 OL)  ± 500 km ten NO van Moskou. De ringers waren Konstantin Litvin en Petr Glazov van het Bird Ringing Centre Moscow.

In de winter 2009/2010 werd zij gezien in Friesland (Makkum), Utrecht en Limburg (Mook).In de winter 2010/2011 in Friesland, Noord-Holland, Oost-Vlaanderen (B), Utrecht en Frl. (25 mrt. Workum).   In mei 2011 was zij weer in Kologriv waargenomen.

In de winter 2011/2012 werd ze gezien in Friesland, Utrecht, Niedersachsen (D) 26 mrt. 2012. In de winter 2012/2013 weer in Friesland (Cornwerd, Wons).

Op 6 okt. 2013 werd zij bij Makkum gezien en za. 23 nov. j.l. zagen we haar dus bij Piaam. Met zo’n ringaflezing wordt dus een leuke inkijk gegeven in het leven van zo’n gans.

Hierna besloten we weer terug te gaan naar Kampen.We konden terugzien op een zeer geslaagde excursie onder ideale omstandigheden met veel  soorten.

Henk de Vos, foto’s Herman Koek

 

Planteninventarisatie Kampen Station-Zuid 4-9-2013

Ambrosia wat vloeit mij aan

Op woensdag 4 september bezochten we met 12 mensen, waaronder een fotograaf en journalist van de Stentor, het stationsgebied bij Kampen Zuid. Een rustige avond, met alleen zo af en toe een sneltrein, vanwege de wisselstoring op de Hanzebrug.

Het gebiedje is in alle opzichten een gebied in ontwikkeling. Als je uit het station komt, kom je eerst in een keurig ‘parkje’ met een gemaaid gazonnetje en asfaltpaadjes van niets naar nergens. Of nu ja, naar nergens: naar fraai beschilderde schuttingen geïnspireerd op Kampen.

En als we dan toch een kilometer hok gaan inventariseren, dan beginnen we natuurlijk bij dat keurige gazonnetje, waar we de eerste waarnemingen noteren: een dode woelmuis, varkensgras, grote weegbree, en nog zo wat, wat we soms later pas op naam brengen, als we uitgegroeide planten zien en niet alleen afgemaaide stukjes (zoals de paarse dovenetel).

Voorbij de schuttingen begint de ‘wildernis’ van pionier soorten: zaden die soms al jaren in de grond zitten en de kans krijgen als de grond verstoord wordt en de struggle for existence wordt gewonnen door de snelle groeiers.

Meest dominant en opvallend is de beklierde duizendknoop, niet te verwarren met perzikkruid, die overigens vaak samen voor komen. Beide planten hebben vaak een halve maanvormige zwarte vlek op het blad. Volgens de Nederlandse Oecologische Flora zag men hierin vroeger bloeddruppels van Christus: vandaar de naam Jezusgras voor perzikkruid en beklierde duizendknoop. Nog zo’n weetje: op de overeenkomst in bloemkleur en bladvorm met de perzik (Prunus Persica) berusten de namen Persicaria en Perzikkruid. Het lijkt me geen botanist die, die naam zo heeft verzonnen.

Hoe die twee te onderscheiden? De beklierde duizendknoop dankt haar naam aan kliertjes aan de onderkant van de bovenste bladeren van volledig uitgegroeide planten. Met de loep kun je ze goed zien, en doen ze direct denken aan de oliekliertjes op de bladeren van sint-janskruid (van de sint-jansolie) die je met het blote oog kunt zien als je de blaadjes tegen het licht houdt. Een ander verschil wordt gevormd door de ‘tuitjes’ die de stengel omvatten, waar zijtakken of bladeren uit de stengel komen. Bij de beklierde duizendknoop is het tuitje aan de bovenzijde recht, of hooguit met enkele haren bezet, bij perzikkruid is het rafelig gewimperd.

Wat leuk is aan de Nederlandse Oecologische Flora (waarvan ik de 5 delen, in ongeveer 5 jaar tweede hands via bol.com bij elkaar heb verzameld) is het ecologische aspect: bij elke plant staat aangegeven in welke omgeving die te vinden is en met welke andere planten (en soms insecten op paddenstoelen) hij vaak voorkomt.

Voor de beklierde duizendknoop zijn dat: spiesmelde, een aantal ganzenvoeten, zwart tandzaad, waterpeper, gewone steenraket, watermuur en zachte duizendknoop. Als ik het goed heb bijgehouden, hebben we dat hele rijtje inderdaad gezien, behalve die laatste twee.

Bij die pioniersoorten zijn er veel die we als onkruid dagelijks tegenkomen. Een goede oefening om ze uit elkaar te gaan houden! Zo vind ik de meldes en ganzenvoeten ook altijd lastig te onthouden met als toppunt de melganzenvoet (een ganzenvoet dus.)

Een blik in de flora stemt niet tot optimisme: melde (Atriplex) is een groot en lastig geslacht: de onderlinge begrenzing van veel soorten geeft problemen. Melden lijken veel op ganzenvoeten, onder meer in de meelachtige beharing: de naam melde houdt verband met meel.

Melden komen voor op stikstofrijke plaatsen (akkers, -volks-tuinen) maar is vooral ook soorten van de zeekust ‘op vloedmerk’. Hoog op het strand en tegen de voet van zeedijken ligt een gordel die bestaat uit resten van aangespoelde planten en dieren en wrakhout. Dit materiaal gaat tot ontbinding over, waarbij stikstof verbindingen vrijkomen. Het zoutgehalte kan door verdamping vooral ’s zomers flink oplopen. Melden horen tot de weinige planten die onder zulke extreme omstandigheden kunnen ontkiemen. Volgende keer aan de kust dus nog eens goed opletten!

Over die beharing op de bladeren zegt de flora bij de ganzenvoeten dat o.a. blaasharen voorkomen. Deze haren dragen aan de top een met vocht gevuld blaasje dat als waterreservoir dient. Als de plant gebrek krijgt aan water vloeit het vocht uit het blaasje naar het onderliggende weefsel. De blazen vormen de meelachtige tot schilferige bedekking, die bladeren van veel ganzenvoeten zo’n karakteristiek grijzig uiterlijk geeft.

Ook ganzenvoet geldt als een moeilijk geslacht: voor het onderscheiden van uitheemse soorten moet de zaadhuid bestudeerd worden. De 10 soorten van de Nederlandse flora zijn wel met het blote oog te herkennen. Dat geeft moed! Bovendien groeien ganzenvoeten niet op zilte grond.

Het verschil tussen melde en ganzenvoet: bij melde zijn de onderste bladeren tegenoverstaand, bij ganzenvoet niet.

Wij noteerden de volgende soorten: melganzenvoet (blauwgroen blad), stippelganzenvoet (frisgroen en smal blad), korrelganzenvoet (rood na de bloei), zeegroene ganzenvoet (bladeren aan de onderzijde wit) en uitstaande melde en spiesmelde (nauwelijks van elkaar te onderscheiden).

De voor dit gebied meest bijzondere soort die we vonden is gewone duivenkervel met zijn fijne roze bloemetjes, die aan het eind een beetje zwart zijn en verwant  is aan de rankende helmbloem.

Zo rond 20.45 werd het te donker om nog echt wat te onderscheiden en kozen we een vlakkere route terug. De teller stond toen op 73 soorten waarbij de laatste de ambrosia was. “Ambrosia, wat vloeit mij aan….”  of de “ Ambrosia Alert”: we hebben hem niet verwijderd en ook niet gemeld voor de hooikoorts bestrijding….

Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw Jezusgras is aang’naam gaan
en alle melden blozen

de klankgazelle die ik uit
van kroontjeskruid en kaasjeskruid
kamillen, soms reuklozen

o muze in het avondlicht
o mannagras in dit gedicht
een smeerwortel verscholen

klein hoefblad-blad en kroontjeskruid,
roeken, spaarzaam treingeluid
en duizendknopig dolen

Toos Lodder,

met dank aan de Nederlandse Oecologische Flora en Jan Engelman

 

 

Planteninventarisatie Kampen Station-Zuid 4-9-2013

Ambrosia wat vloeit mij aan

Op woensdag 4 september bezochten we met 12 mensen, waaronder een fotograaf en journalist van de Stentor, het stationsgebied bij Kampen Zuid. Een rustige avond, met alleen zo af en toe een sneltrein, vanwege de wisselstoring op de Hanzebrug.

Het gebiedje is in alle opzichten een gebied in ontwikkeling. Als je uit het station komt, kom je eerst in een keurig ‘parkje’ met een gemaaid gazonnetje en asfaltpaadjes van niets naar nergens. Of nu ja, naar nergens: naar fraai beschilderde schuttingen geïnspireerd op Kampen.

En als we dan toch een kilometer hok gaan inventariseren, dan beginnen we natuurlijk bij dat keurige gazonnetje, waar we de eerste waarnemingen noteren: een dode woelmuis, varkensgras, grote weegbree, en nog zo wat, wat we soms later pas op naam brengen, als we uitgegroeide planten zien en niet alleen afgemaaide stukjes (zoals de paarse dovenetel).

Voorbij de schuttingen begint de ‘wildernis’ van pionier soorten: zaden die soms al jaren in de grond zitten en de kans krijgen als de grond verstoord wordt en de struggle for existence wordt gewonnen door de snelle groeiers.

Meest dominant en opvallend is de beklierde duizendknoop, niet te verwarren met perzikkruid, die overigens vaak samen voor komen. Beide planten hebben vaak een halve maanvormige zwarte vlek op het blad. Volgens de Nederlandse Oecologische Flora zag men hierin vroeger bloeddruppels van Christus: vandaar de naam Jezusgras voor perzikkruid en beklierde duizendknoop. Nog zo’n weetje: op de overeenkomst in bloemkleur en bladvorm met de perzik (Prunus Persica) berusten de namen Persicaria en Perzikkruid. Het lijkt me geen botanist die, die naam zo heeft verzonnen.

Hoe die twee te onderscheiden? De beklierde duizendknoop dankt haar naam aan kliertjes aan de onderkant van de bovenste bladeren van volledig uitgegroeide planten. Met de loep kun je ze goed zien, en doen ze direct denken aan de oliekliertjes op de bladeren van sint-janskruid (van de sint-jansolie) die je met het blote oog kunt zien als je de blaadjes tegen het licht houdt. Een ander verschil wordt gevormd door de ‘tuitjes’ die de stengel omvatten, waar zijtakken of bladeren uit de stengel komen. Bij de beklierde duizendknoop is het tuitje aan de bovenzijde recht, of hooguit met enkele haren bezet, bij perzikkruid is het rafelig gewimperd.

Wat leuk is aan de Nederlandse Oecologische Flora (waarvan ik de 5 delen, in ongeveer 5 jaar tweede hands via bol.com bij elkaar heb verzameld) is het ecologische aspect: bij elke plant staat aangegeven in welke omgeving die te vinden is en met welke andere planten (en soms insecten op paddenstoelen) hij vaak voorkomt.

Voor de beklierde duizendknoop zijn dat: spiesmelde, een aantal ganzenvoeten, zwart tandzaad, waterpeper, gewone steenraket, watermuur en zachte duizendknoop. Als ik het goed heb bijgehouden, hebben we dat hele rijtje inderdaad gezien, behalve die laatste twee.

Bij die pioniersoorten zijn er veel die we als onkruid dagelijks tegenkomen. Een goede oefening om ze uit elkaar te gaan houden! Zo vind ik de meldes en ganzenvoeten ook altijd lastig te onthouden met als toppunt de melganzenvoet (een ganzenvoet dus.)

Een blik in de flora stemt niet tot optimisme: melde (Atriplex) is een groot en lastig geslacht: de onderlinge begrenzing van veel soorten geeft problemen. Melden lijken veel op ganzenvoeten, onder meer in de meelachtige beharing: de naam melde houdt verband met meel.

Melden komen voor op stikstofrijke plaatsen (akkers, -volks-tuinen) maar is vooral ook soorten van de zeekust ‘op vloedmerk’. Hoog op het strand en tegen de voet van zeedijken ligt een gordel die bestaat uit resten van aangespoelde planten en dieren en wrakhout. Dit materiaal gaat tot ontbinding over, waarbij stikstof verbindingen vrijkomen. Het zoutgehalte kan door verdamping vooral ’s zomers flink oplopen. Melden horen tot de weinige planten die onder zulke extreme omstandigheden kunnen ontkiemen. Volgende keer aan de kust dus nog eens goed opletten!

Over die beharing op de bladeren zegt de flora bij de ganzenvoeten dat o.a. blaasharen voorkomen. Deze haren dragen aan de top een met vocht gevuld blaasje dat als waterreservoir dient. Als de plant gebrek krijgt aan water vloeit het vocht uit het blaasje naar het onderliggende weefsel. De blazen vormen de meelachtige tot schilferige bedekking, die bladeren van veel ganzenvoeten zo’n karakteristiek grijzig uiterlijk geeft.

Ook ganzenvoet geldt als een moeilijk geslacht: voor het onderscheiden van uitheemse soorten moet de zaadhuid bestudeerd worden. De 10 soorten van de Nederlandse flora zijn wel met het blote oog te herkennen. Dat geeft moed! Bovendien groeien ganzenvoeten niet op zilte grond.

Het verschil tussen melde en ganzenvoet: bij melde zijn de onderste bladeren tegenoverstaand, bij ganzenvoet niet.

Wij noteerden de volgende soorten: melganzenvoet (blauwgroen blad), stippelganzenvoet (frisgroen en smal blad), korrelganzenvoet (rood na de bloei), zeegroene ganzenvoet (bladeren aan de onderzijde wit) en uitstaande melde en spiesmelde (nauwelijks van elkaar te onderscheiden).

De voor dit gebied meest bijzondere soort die we vonden is gewone duivenkervel met zijn fijne roze bloemetjes, die aan het eind een beetje zwart zijn en verwant  is aan de rankende helmbloem.

Zo rond 20.45 werd het te donker om nog echt wat te onderscheiden en kozen we een vlakkere route terug. De teller stond toen op 73 soorten waarbij de laatste de ambrosia was. “Ambrosia, wat vloeit mij aan….”  of de “ Ambrosia Alert”: we hebben hem niet verwijderd en ook niet gemeld voor de hooikoorts bestrijding….

Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw Jezusgras is aang’naam gaan
en alle melden blozen

de klankgazelle die ik uit
van kroontjeskruid en kaasjeskruid
kamillen, soms reuklozen

o muze in het avondlicht
o mannagras in dit gedicht
een smeerwortel verscholen

klein hoefblad-blad en kroontjeskruid,
roeken, spaarzaam treingeluid
en duizendknopig dolen

Toos Lodder,

met dank aan de Nederlandse Oecologische Flora en Jan Engelman

 

 

Plantenwerkgroep: excursie Tolkamer 24 augustus 2013

Vandaag vertrekken we naar de omgeving van Tolkamer. Daar waar de Rijn ons land binnenkomt. Diverse in de voorbije eeuwen afgesneden rivierbochten maken trouwens, dat we nu spreken over het Bijlands kanaal en het Pannerdens kanaal. Daarnaast zijn ook de restanten van oude rivierlopen in het gebied te vinden, zoals de Oude Waal en de Oude Rijn. Tezamen heet dit gebied ook wel de Rijnstrangen.

 

We starten traditioneel met een bak koffie incl. appelgebak. Buiten op een terrasje in een inspirerend straatje, de Tolstraat. De oudere huizen hebben geen voortuin, maar er zijn wat stoeptegels verwijderd en stokrozen, lavendel en andere plantjes geplant, wat een enorme warme uitstraling aan het straatje geeft. Dit zou in de binnenstad van Kampen ook fraai staan. Het “onkruid” wat er tussen groeit, zoals bingelkruid en gehoornde klaverzuring misstaat absoluut niet.

We vinden er cichorei met zijn schitterende blauwe bloemen. Rond de 17de eeuw roosterde men de wortels van deze plant om zo een koffieachtige drank te verkrijgen. Tegenwoordig wordt de cichorei wortel verwerkt in surrogaatkoffie als geroci, pacha en bambu.

het talud van de oude veerhaven ziet geel van het vlasbekje

We lopen richting de kade.  Langs de kade van de jachthaven Bijland ziet het geel van het vlasbekje. Een prachtig gezicht. Op een relatief klein stukje kade vinden we erg veel verschillende, interessante planten o.a.:

Wede (Isatis tinctoria). Wede is een plant uit de kruisbloemenfamilie . Uit de plant kan de blauwe kleurstof pastel worden gewonnen. De plant is in Nederland zeer zeldzaam.  Volgens de Flora vind je de plant vooral langs de rivieroevers van Waal en de Rijn waar de zaden worden aangevoerd uit Beieren en Zwitserland. Dat klopt dus. Wede komt oorspronkelijk uit de Aziatische steppe en is voor de blauwe kleurstof pastel hier heen gebracht. Hopwarkruid, deze grijpt zich verward vast aan het valeriaan.

IJzerhard, hierover lees ik op de site www.plantaardigheden.nl  het volgende : “Het gedroogde kruid gestrooid rond het huis brengt vrede en rust, als men het in de tuin strooit zullen alle planten het uitstekend doen. Om voor lange tijd kuis te blijven, vergaar dan IJzerhard voordat de zon rijst op de eerste dag van de nieuwe maan, pers het sap eruit en drink het op, dit zorgt ervoor dat je alle zin in seks verliest voor de komende 7 jaar.” Sinds alle euforie na het uitkomen van het boek “50 tinten grijs”, wellicht nuttig om te weten en ““Als IJzerhard gedragen wordt zal het eeuwige jeugd brengen en boven het hoofdeinde van het bed gehangen zal het je beschermen tegen enge dromen.” Dit klinkt allemaal ijzersterk.

Verder ontmoeten we haagwinde, sint janskruid, teunisbloem, walstro, knopig helmkruid, wilde peen, moerasandoorn, klein liefdegras,  straatliefdegras, akkerwinde, wilde bertram, hennepnetel, kaal knopkruid, vingergras, handjesgras, hoenderbeet, groene naaldaar, kleine leeuwenbek, groene amarant en een twijfelgeval. Gelukkig loopt er een buis langs de kade waar we even op kunnen gaan zitten, zodat Niels in alle rust het twijfelgeval kan bestuderen. Het is een composiet, vaal geel van kleur en  lijkt verwant aan kompassla. Eindconclusie: het is kompassla

Een erg leuke vondst is ook stekelzaad en tripmadam. Tripmadam is lid van  de vetplantenfamilie. En meer leden van deze familie vinden we naast elkaar op de kade: wit vetkruid, muurpeper en zacht vetkruid , waardoor de onderlinge verschillen duidelijk zichtbaar zijn.

We verlaten de kade en lopen om de wijk Tuindorp heen richting Vluchthaven. Tuindorp is rond 1920 gebouwd door Scheepswerf De Hoop als huisvesting voor de toen aangetrokken Poolse arbeiders. Deze vertrokken weer snel en daarna is het blijven bestaan als wijk van het dorp Tolkamer.

Lopend over het dijkje langs de Bijlandseweg vinden we nog meer leuke planten: sikkelklaver, luzerne (een vaste plant die wel 12 jaar oud kan worden, helaas halen de meeste deze hoge leeftijd niet, want de plant wordt wereldwijd verbouwd voor eiwitrijk veevoer) grote centaurie, kweekdravik, bonte luzerne, pastinaak, gewone agrimonie, ruige weegbree, felroze aardaker, mierikswortel, geoorde zuring.

Langs de haven, genaamd Vluchthaven, vinden we kruisdistel, grote zandkool, wilde reseda, zwarte toorts, kleine bevernel, knolribzaad (uitgebloeid), cipreswolfsmelk, beemdkroon(bedreigde soort) en fraai bloeiende salie.

Lunchpauze houden we bij het zogeheten Helicopterveldje, een erg mooi stuk stroomdalgrasland.

Al heel snel vinden we waarvoor we gekomen zijn: vertakte paardenstaart. De verschijning valt een beetje tegen, maar dat roepen we niet te hard, want volgens de Rode Lijst is de plant gevoelig.

Op de dijk of rivierduin ? hebben we een prachtig uitzicht over een strandje, het water en de uiterwaarden. We snoepen wat dauwbramen in de struwelen, zoals dat zo mooi heet. Bewonderen hokjespeul (astragalus)en de grote wederik met haar mooie gele bloemen. Hier staan fier de Engelse alant en Canadese guldenroede naast elkaar. De Duitse alant zal hoogstwaarschijnlijk aan de overkant van het water de wacht houden.

Het is een druk bevaren waterweg. Lange schepen zwaarbeladen met meters lange rijen trucks, tractoren en personenauto’s. Een oude raderboot zonder raderen, ”Graaf van Bijlandt”, die betere tijden heeft gekend, diverse pleziervaartuigjes.

Het bloeiend handjesgras kleurt het rivierenduinlandschap prachtig rood. Door ingrijpen van de mens vormen zich nagenoeg geen rivierduinen meer in Nederland.  De site www.geologievannederland.nl is aardig, om iets te lezen over de diverse landschappen in Nederland.

We lopen van krib naar krib, genietend van het zachte weer en de vondsten: kattendoorn, geel walstro, brede ereprijs, vlieszaad, late stekelnoot en diverse ganzenvoeten: zeegroene ganzenvoet, welriekende ganzenvoet, druifkruid, korrelganzenvoet en rode ganzenvoet. Ganzenvoeten verschillen sterk in geur, zo ruikt welriekende ganzenvoet naar citroen en druifkruid naar peut. De ganzenvoetfamilie is volgens het APG systeem (gebaseerd op DNA gegevens) nu ondergebracht bij de amarantenfamilie. Veel ganzenvoetsoorten hebben een aparte manier om hun zaad te verspreiden: de verdroogde plant breekt los van de wortels en laat zich door de wind meevoeren over de vlakte. Het verloren zaad komt zo overal terecht. Nu dus bij de amarantenfamilie.

Op de terugweg over de verharde Bijlandtseweg, op zoek naar toevalligheden, vinden we nog een uitzonderlijk grote rode ogentroost,  troost zoekend onder een meidoorn.

Het begint te regenen, zachtjes en verfrissend. We lopen om de Vluchthaven, langs de dijk, waar we  zeepkruid en bont kroonkruid tegenkomen. Zonnebloemen kijken ons vanaf de dijk lachend aan en dan begint het toch flink te plenzen. Kletsnat vinden we na een stevige wandeling de auto weer terug.

Een bezoek aan het vroegere eiland Salmorth aan de overkant in Duitsland, wat op het programma stond, redden we qua tijd niet meer. Geen nood, dat bezoek noteren we met plezier in de agenda voor een volgende keer.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Plantenwerkgroep: excursie Tolkamer 24 augustus 2013

Vandaag vertrekken we naar de omgeving van Tolkamer. Daar waar de Rijn ons land binnenkomt. Diverse in de voorbije eeuwen afgesneden rivierbochten maken trouwens, dat we nu spreken over het Bijlands kanaal en het Pannerdens kanaal. Daarnaast zijn ook de restanten van oude rivierlopen in het gebied te vinden, zoals de Oude Waal en de Oude Rijn. Tezamen heet dit gebied ook wel de Rijnstrangen.

 

We starten traditioneel met een bak koffie incl. appelgebak. Buiten op een terrasje in een inspirerend straatje, de Tolstraat. De oudere huizen hebben geen voortuin, maar er zijn wat stoeptegels verwijderd en stokrozen, lavendel en andere plantjes geplant, wat een enorme warme uitstraling aan het straatje geeft. Dit zou in de binnenstad van Kampen ook fraai staan. Het “onkruid” wat er tussen groeit, zoals bingelkruid en gehoornde klaverzuring misstaat absoluut niet.

We vinden er cichorei met zijn schitterende blauwe bloemen. Rond de 17de eeuw roosterde men de wortels van deze plant om zo een koffieachtige drank te verkrijgen. Tegenwoordig wordt de cichorei wortel verwerkt in surrogaatkoffie als geroci, pacha en bambu.

het talud van de oude veerhaven ziet geel van het vlasbekje

We lopen richting de kade.  Langs de kade van de jachthaven Bijland ziet het geel van het vlasbekje. Een prachtig gezicht. Op een relatief klein stukje kade vinden we erg veel verschillende, interessante planten o.a.:

Wede (Isatis tinctoria). Wede is een plant uit de kruisbloemenfamilie . Uit de plant kan de blauwe kleurstof pastel worden gewonnen. De plant is in Nederland zeer zeldzaam.  Volgens de Flora vind je de plant vooral langs de rivieroevers van Waal en de Rijn waar de zaden worden aangevoerd uit Beieren en Zwitserland. Dat klopt dus. Wede komt oorspronkelijk uit de Aziatische steppe en is voor de blauwe kleurstof pastel hier heen gebracht. Hopwarkruid, deze grijpt zich verward vast aan het valeriaan.

IJzerhard, hierover lees ik op de site www.plantaardigheden.nl  het volgende : “Het gedroogde kruid gestrooid rond het huis brengt vrede en rust, als men het in de tuin strooit zullen alle planten het uitstekend doen. Om voor lange tijd kuis te blijven, vergaar dan IJzerhard voordat de zon rijst op de eerste dag van de nieuwe maan, pers het sap eruit en drink het op, dit zorgt ervoor dat je alle zin in seks verliest voor de komende 7 jaar.” Sinds alle euforie na het uitkomen van het boek “50 tinten grijs”, wellicht nuttig om te weten en ““Als IJzerhard gedragen wordt zal het eeuwige jeugd brengen en boven het hoofdeinde van het bed gehangen zal het je beschermen tegen enge dromen.” Dit klinkt allemaal ijzersterk.

Verder ontmoeten we haagwinde, sint janskruid, teunisbloem, walstro, knopig helmkruid, wilde peen, moerasandoorn, klein liefdegras,  straatliefdegras, akkerwinde, wilde bertram, hennepnetel, kaal knopkruid, vingergras, handjesgras, hoenderbeet, groene naaldaar, kleine leeuwenbek, groene amarant en een twijfelgeval. Gelukkig loopt er een buis langs de kade waar we even op kunnen gaan zitten, zodat Niels in alle rust het twijfelgeval kan bestuderen. Het is een composiet, vaal geel van kleur en  lijkt verwant aan kompassla. Eindconclusie: het is kompassla

Een erg leuke vondst is ook stekelzaad en tripmadam. Tripmadam is lid van  de vetplantenfamilie. En meer leden van deze familie vinden we naast elkaar op de kade: wit vetkruid, muurpeper en zacht vetkruid , waardoor de onderlinge verschillen duidelijk zichtbaar zijn.

We verlaten de kade en lopen om de wijk Tuindorp heen richting Vluchthaven. Tuindorp is rond 1920 gebouwd door Scheepswerf De Hoop als huisvesting voor de toen aangetrokken Poolse arbeiders. Deze vertrokken weer snel en daarna is het blijven bestaan als wijk van het dorp Tolkamer.

Lopend over het dijkje langs de Bijlandseweg vinden we nog meer leuke planten: sikkelklaver, luzerne (een vaste plant die wel 12 jaar oud kan worden, helaas halen de meeste deze hoge leeftijd niet, want de plant wordt wereldwijd verbouwd voor eiwitrijk veevoer) grote centaurie, kweekdravik, bonte luzerne, pastinaak, gewone agrimonie, ruige weegbree, felroze aardaker, mierikswortel, geoorde zuring.

Langs de haven, genaamd Vluchthaven, vinden we kruisdistel, grote zandkool, wilde reseda, zwarte toorts, kleine bevernel, knolribzaad (uitgebloeid), cipreswolfsmelk, beemdkroon(bedreigde soort) en fraai bloeiende salie.

Lunchpauze houden we bij het zogeheten Helicopterveldje, een erg mooi stuk stroomdalgrasland.

Al heel snel vinden we waarvoor we gekomen zijn: vertakte paardenstaart. De verschijning valt een beetje tegen, maar dat roepen we niet te hard, want volgens de Rode Lijst is de plant gevoelig.

Op de dijk of rivierduin ? hebben we een prachtig uitzicht over een strandje, het water en de uiterwaarden. We snoepen wat dauwbramen in de struwelen, zoals dat zo mooi heet. Bewonderen hokjespeul (astragalus)en de grote wederik met haar mooie gele bloemen. Hier staan fier de Engelse alant en Canadese guldenroede naast elkaar. De Duitse alant zal hoogstwaarschijnlijk aan de overkant van het water de wacht houden.

Het is een druk bevaren waterweg. Lange schepen zwaarbeladen met meters lange rijen trucks, tractoren en personenauto’s. Een oude raderboot zonder raderen, ”Graaf van Bijlandt”, die betere tijden heeft gekend, diverse pleziervaartuigjes.

Het bloeiend handjesgras kleurt het rivierenduinlandschap prachtig rood. Door ingrijpen van de mens vormen zich nagenoeg geen rivierduinen meer in Nederland.  De site www.geologievannederland.nl is aardig, om iets te lezen over de diverse landschappen in Nederland.

We lopen van krib naar krib, genietend van het zachte weer en de vondsten: kattendoorn, geel walstro, brede ereprijs, vlieszaad, late stekelnoot en diverse ganzenvoeten: zeegroene ganzenvoet, welriekende ganzenvoet, druifkruid, korrelganzenvoet en rode ganzenvoet. Ganzenvoeten verschillen sterk in geur, zo ruikt welriekende ganzenvoet naar citroen en druifkruid naar peut. De ganzenvoetfamilie is volgens het APG systeem (gebaseerd op DNA gegevens) nu ondergebracht bij de amarantenfamilie. Veel ganzenvoetsoorten hebben een aparte manier om hun zaad te verspreiden: de verdroogde plant breekt los van de wortels en laat zich door de wind meevoeren over de vlakte. Het verloren zaad komt zo overal terecht. Nu dus bij de amarantenfamilie.

Op de terugweg over de verharde Bijlandtseweg, op zoek naar toevalligheden, vinden we nog een uitzonderlijk grote rode ogentroost,  troost zoekend onder een meidoorn.

Het begint te regenen, zachtjes en verfrissend. We lopen om de Vluchthaven, langs de dijk, waar we  zeepkruid en bont kroonkruid tegenkomen. Zonnebloemen kijken ons vanaf de dijk lachend aan en dan begint het toch flink te plenzen. Kletsnat vinden we na een stevige wandeling de auto weer terug.

Een bezoek aan het vroegere eiland Salmorth aan de overkant in Duitsland, wat op het programma stond, redden we qua tijd niet meer. Geen nood, dat bezoek noteren we met plezier in de agenda voor een volgende keer.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers