Seizoen 2017: Het jaar van de bewustwording
Weidevogel minnend Nederland veerde op toen op 8 november 2016 het volgende bericht via de pers ons bereikte:
De afgelopen decennia heeft Nederland onvoldoende gedaan om weidevogels te redden van de ondergang. Ondanks herhaaldelijk aandringen van Vogelbescherming Nederland heeft de rijksoverheid al die jaren niet de juiste maatregelen genomen om de constante achteruitgang van deze vogels te stoppen. Vogelbescherming staat niet alleen in haar oproep weidevogels als de grutto te redden. Ook andere natuurorganisaties, wetenschappers en boerenorganisaties trokken in het verleden regelmatig aan de bel. Voor Vogelbescherming is de maat nu vol, daarom dient de natuurorganisatie een klacht in bij de Europese Commissie.
Een recente studie van het CBS over het bereiken van de wereldwijd afgesproken Sustainable Development Goals toont aan dat Nederland op het gebied van natuur ernstig tekort schiet. De studie concludeert onder andere dat vogelsoorten van het boerenland nog steeds hard achteruit gaan. Uit het recentelijk verschenen boek Agrarisch natuurbeheer in Nederland blijkt dat met de huidige maatregelen er op termijn slechts zo’n 1.500 paar grutto’s over blijven. Ter vergelijking: in de jaren tachtig leefden er ruim 100.000 paar in ons land, vandaag de dag minder dan 30.000 paar. Een aantal dat dus elk jaar afneemt.
bron grafiek weidevogels (zie hieronder): Netwerk Ecologische Monitoring (Sovon, CBS, provincies
“De regering werd vorig jaar door een Kamermeerderheid opgeroepen zo snel mogelijk met een plan van aanpak te komen om de weidevogels te redden. Dat plan is er nu, maar de Vogelbescherming vindt dat het een plan is zonder concrete doelstellingen, acties en extra financiële middelen. Om de dieren echt te redden zijn vergaande maatregelen noodzakelijk.
De organisatie hoopt dat Nederland door de Europese Commissie wordt verplicht om die maatregelen te nemen.”
Dat gaf de nodige aandacht op nationaal en internationaal niveau en gaf de weidevogelaars weer een beetje moed. Hoe de stand van zaken is met deze aanklacht is mij nog niet bekend. Het zal wel in de procedurele molen zitten van de Europese commissies.
Gedurende dit seizoen hebben we diverse malen mogen vernemen uit de pers dat de resultaten bij de boeren die biologisch boeren vaak ook diegenen zijn die hun bewustwording inzake weidevogels scherper krijgen. Uit de metingen bij deze voorlopers blijkt dat de weidevogels aanzienlijk beter presteren bij hun dan bij hun collega’s.
We mogen dus voorzichtig stellen dat er een tweesplitsing gaande is binnen het boerenbedrijf. De jongere boeren met biologische werkzaamheden kijken anders naar hun werkzaamheden dan de productieboeren waar de hoeveelheid en massa de trom slaat. Dat is old-skool boeren maar daar zijn er nogal een aantal van.
Uit onderzoek blijkt wel degelijk direct verband tussen de bedrijfsvoering van melkveehouders en de kans dat gruttonesten succesvol uitkomen
Bron: http://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2017/4/Predatie-speelt-weidevogels-parten-123780E/
Het hele concept van het boerenbedrijf ligt onder druk. Denk maar aan het afschaffen van de melkquota, het mest overschot, digitalisering etc. Je zult dus op een andere manier hetzelfde moeten gaan doen als boer. Slimmer met wel dezelfde omzet resultaten. Dat vergt moed en vindingrijkheid als ondernemer. Immers er is ook een duidelijke economisch belang.
Maar biologisch boer word je niet zomaar. Veel dingen die ‘gewone’ melkveehouders doen, mogen bioboeren niet – en andersom. Geen kunstmest. Ook geen pesticiden. Terughoudend met antibiotica, nooit preventief. Koeien zoveel mogelijk naar buiten en alleen biologisch voer.
Bioboeren gaan vaak kaas produceren of hebben er naast een B&B om de inkomsten te spreiden.
Als je als boer eenmaal op een ingeslagen weg zit is het zeer lastig om het roer om te gooien. Het kost een boer minstens 1 ½ jaar hard werken aleer hij zich biologisch mag noemen bijvoorbeeld. Het is dan ook niet altijd terecht dat de boeren de schuld krijgen van de huidige situatie. De internationale (lees Europese) regelgeving en de lokale regels hebben er voor gezorgd dat de situatie is zoals hij is.
Steeds meer melkveehouders tonen interesse in een biologische bedrijfsvoering. In het eerste kwartaal van 2016 hebben al 60 melkveehouders zich geregistreerd bij Skal voor omschakeling. Dit is meer dan in heel 2015; toen zijn 49 melkveehouders met het omschakelproces naar biologische melkveehouderij begonnen. De omschakelperiode voor grasland is twee jaar, de omschakelperiode voor vee is een half jaar.
Bron: https://www.skal.nl/over-ons/nieuws/flink-meer-overstappers-naar-biologisch-in-veehouderij
Dat gezegd hebbende is het dit jaar wel duidelijk geworden dat we in een situatie zitten die verre van ideaal is. Boeren zitten in een bewustwordingsfase. Daarnaast hebben wij als vrijwilligers geen, dan wel bijna geen invloed op deze grotere in elkaar grijpende bewegingen van geopolitieke afmetingen. Wij zitten wat dit aangaat onderaan in de keten.
Toch is het mede dankzij de inzet van deze vrijwilligers dat er de cijfers zijn die Nederland nodig is om het gehele beleid te beïnvloeden. Dus wat nu, onderaan in de keten. Zonder cijfers geen inzicht, zonder inzicht geen beleid. Een reden te meer om nu juist de schouders eronder te zetten. In de vrijwilligers groepen hoor ik te vaak neergeslagen geluiden dat het bijna geen zin meer heeft om onze tijd hieraan te besteden. Wij kunnen als vrijwilligers die neergang niet stoppen. Dat klopt! Maar….. door goed waar te nemen hebben we wel degelijk invloed op de basis van de aangeleverde cijfers.
We zagen dit jaar groepen vrijwilligers die samen met boeren een gebied gingen exploiteren dit jaar waarbij de boeren de vrijwilliger volgde qua aanwijzingen en opmerkingen. Zo kan het dus ook. Dat zijn uitzonderingen, echter ze geven aan dat er creativiteit is om naar oplossingen te zoeken.
Ieder seizoen weer komen er meer biologisch werkende boeren en jawel old-skool boeren die zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid. Ieder seizoen worden er meer plas-dras hoeken gecreëerd en dat heeft een directe impact op de weidevogels. Binnen onze groep vrijwilligers begint dat ook door te druppelen.
Het is onze taak om de boeren op tijd op de hoogte te stellen van alle mogelijkheden. Het vervelende van die zaken is dat de boeren in februari die beslissingen moeten maken. Dus is het zaak om de contacten vroeger aan te trekken dan wij gewend waren.
Wij gaan dat voor seizoen 2018 doen door het verzenden van een nieuwsbrief aan de boeren die binnen ons gebied actief zijn en ondersteuning hebben gevraagd van de weidevogel beschermers. In het kader van mee denken en omdenken.
De insteek van Vogelbescherming Nederland:
Ons doel blijft om weidevogels weer goede kansen te geven in Nederland. We willen 200.000 hectare agrarisch gebied creëren met voldoende bloemrijk grasland: een ‘rijke weide’. Niet alleen weidevogels profiteren daarvan, maar ook planten, vlinders en bijen. Daarmee krijgt ca. 20 procent van het Nederlandse boerenland weer de uitstraling die het ooit had. Tientallen weidevogelboeren bewijzen nu al dat het kan: een gezond boerenbedrijf met veel aandacht voor natuur en weidevogels.
Met de campagne Red de Rijke Weide brengt Vogelbescherming partijen bij elkaar die werken aan de noodzakelijk omslag in het landelijk gebied.
In ons gebied zijn daar slechts drie boeren bij aangesloten:
-Klaas Jan bruins- Kampen
-Henk Pelleboer-Mastenbroek
-Wim van Ittersum-Mastenbroek
Dat moet beduidend beter. Dus als u als boer zich geroepen voelt:
https://www.redderijkeweide.nl/kaart/
ieder jaar komt het spook van predatie weer om de hoek kijken.
‘Predatie is een volstrekt natuurlijk fenomeen’
Predatie kan een probleem zijn, maar het is niet de belangrijkste oorzaak van de teruggang van weidevogels. Dat blijkt uit tal van wetenschappelijke studies. Het grootste probleem voor de weidevogels is het verdwijnen van geschikt leefgebied door het steeds intensievere gebruik van het boerenland. (dat gebeurt bij meer soorten, denk maar aan de Tijgers) Om de weidevogels te redden is het dan ook een absolute voorwaarde dat er meer geschikte bloemrijke weilanden komen waar kuikens veilig zijn en voldoende voedsel kunnen vinden. m.a.w. het leefgebied uitbreiden.
Nu er nog zo weinig broedparen over zijn versterkt predatie in sommige regio’s het probleem voor de weidevogels. In goede weidevogelgebieden waar toch veel predatie is kunnen maatregelen genomen worden die er voor zorgen dat verschillende roofdieren niet in het gebied kunnen komen. Dat kan met tijdelijke rasters of schrikdraad. Het actief bestrijden van inheemse predatoren, zoals vossen en kraaien, vindt Vogelbescherming de allerlaatste stap.
Overigens is tegenhouden van de predatie d.m.v. afrastering is niet altijd even effectief zo weet Wolf Teunissen van Sovon Vogelonderzoek Nederland ons te vertellen:
Zo leert onder andere onderzoek uit Engeland. Wanneer daar vossen werden uitgeschakeld, grepen andere predatoren juist hun kans. En ook in gebieden waar vossen werden uit gerasterd met behulp van schrikdraad, ontdekten rode wouwen binnen twee jaar dat daar ineens wel heel veel kuikens te vinden waren. Het netto-effect was al snel weer nul.
Bron: http://www.boer-en-vogels.nl/berichten/3.2-De-rol-van-predatoren-in-weidevogelproblemen-.html
Het bejagen van de vos is slechts folklore, en zal amper impact hebben op de gruttopopulatie. Folklore hoort geen rol te spelen in de discussie over de rampzalige teruggang van onze weidevogels. Sterker nog: het is gevaarlijk om op basis van gebrekkig inzicht in hoe diersoorten zich tot elkaar verhouden, oplossingen te suggereren voor het grote probleem van de verschraling van de natuur op ons platteland. Hoe aanlokkelijk ook, de veronderstelling dat we zonder de omstandigheden te veranderen gewenste ontwikkelingen tot stand kunnen brengen, is een van hoogmoed getuigende illusie.
Bron: https://www.oneworld.nl/groen/natuur/de-vos-niet-de-grootste-vijand-van-de-grutto
In de Volkskrant van 20 juli jl stond een column van Caspar Janssen waarin hij een dag meeloopt met Wim Tijsen. Tureluuronderzoeker en medewerker boerenlandvogels bij Landschap Noord-Holland. En deze kwam tot de volgende conclusie:
Eigenlijk zijn er alleen nog maar weidevogels in reservaten waaromheen boeren werken die actief aan weidevogelbeheer doen. Boeren die er echt iets mee hebben.
Tijsen ziet een patroon. ‘Alle vogels hebben zich verzameld op die paar postzegels, verder is het leeg. En die roofdieren hebben honger. Vroeger zaten ze verspreid over het platteland, nu concentreren ze zich op die weidevogelgebiedjes. Dat versnelt de neergang.’
Hij klampt zich vast aan de lichtpuntjes. En soms gebeurt iets onverwachts. ‘In de Wieringenmeer zetten boeren hun akkers tijdelijk onder water om aaltjes te bestrijden. Jonge grutto’s hebben die akkers ontdekt. We verliezen de moed nog niet.’
Verder is er gedurende het gehele jaar is een toenemende aandacht voor de weidevogels. Mede dankzij de niet aflatende inzet van Vogelbescherming Nederland. Recentelijk werden de weidevogels nog onder de aandacht gebracht bij de Oerol juni jl.
Vogelbescherming Nederland grijpt het Oerol Festival op Terschelling aan om aandacht te vragen voor de weidevogels. In de Terschellinger Polder zitten veel grutto’s, kieviten en scholeksters. Tijdens Oerol kunnen festivalgangers in de Terschellinger Polder zien hoe mensen de leefomgeving van de weidevogels beïnvloeden. Er is bijvoorbeeld een gruttokuikenpad, waar mensen zelf kunnen ervaren hoe het is om zo’n kuikentje te zijn. Ook zijn er gratis fietsexcursies. Oerol is dit jaar van 9 tot en met 18 juni.
Daarnaast is de ontwikkeling van de weidevogel-drone in onze regio ook bemoedigend te noemen. Wij hebben de diverse opnames bekeken en daar is moed uit te putten. De ontwikkelingen op dat gebied gaan razendsnel. Ieder stap wordt de programmatuur beter, de camera’s scherper en de wijze hoe er mee om te gaan sterker. Ik zie er naar uit dat we dit apparaat ook daadwerkelijk kunnen gaan inzetten. (Men is nu op het punt aangeland dat er nog jonge IT-ers gezocht worden die opgeleid willen worden om met deze drone ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Dus als u iemand in uw omgeving kent met de nodige kwaliteiten en interesse in de natuur…… laat het ons weten)
Binnen onze regio werden er diverse open dagen gehouden en een lokale discussie over weidevogels met boeren, bestuurders en belangstellenden. Dezen werden goed bezocht en er werd geluisterd door bestuurders. Dat was en is pure winst.
Wij zijn drie keer bij elkaar gekomen en hebben een groepsapp aangemaakt waardoor het communiceren onderling sneller gaat. Hoewel nog niet iedereen over een telefoon met app mogelijkheden beschikt, ziet iedereen het voordeel ervan.
Er is een facebookpagina aan gemaakt om onze ervaringen te delen met mensen die daar interesse in hebben. Waaruit we mogelijk nieuwe vrijwilligers kunnen interesseren.
Op 22 maart is het boek: “Gevaren rond de vogelhut” van Liesbeth van Binsbergen
Gepresenteerd in Rouveen. (Het boek beschrijft de spannende avonturen die de Staphorster tweeling Jorick en Jolijn beleeft met de broedende weidevogels op het land van hun vader. Ook hun bezoek aan weidevogelboer Pelleboer in Mastenbroek komt uitvoerig aan de orde) Als gevolg daarvan zijn er diverse scholen benaderd om met groep 5 met dit boek aan de slag te gaan in de klas.
De volgende stap is dat er ook weer mensen gevraagd om presentaties over weidevogels te geven op de diverse scholen. Met de daarvoor gemaakte tool box. Daarvoor worden nog steeds mensen gezocht voor het komende jaar dus meld u aan!
Ook is er in nauwe samenwerking met de Gemeente Kampen gewerkt aan het beheer van de gebieden waar gebouwd werd. Dat is in een prima samenwerking gegaan en zo hoort dat ook.
Tevens wil ik langs deze weg twee mensen bedanken voor hun tomeloze inzet gedurende het gehele jaar. Dat zijn Wim Baer en Joop Beens. Zij zijn onze steunpilaren in het gehele proces.
Al met al een bewogen jaar, dat zeker.
Verder wil ik alle vrijwilligers wederom bedanken voor hun niet aflatende inzet en voor het verzamelen van die broodnodige data. Jullie maken het verschil. Echt waar!
We sluiten het seizoen 2017 af en kijken reikhalzend uit naar dat moment van betovering wanneer de eerste weidevogels weer ons land binnen komen.
Ailko Faber
Coördinator IJsseldelta weidevogelwerkgroep
https://www.facebook.com/IJsseldeltaweidevogelwerkgroep/
Plantenwerkgroep, excursie Het Wisselse Veen 11-06-2017
We parkeren aan de Veenweg midden in het Wisselse Veen met uitzicht op prachtige, kleurrijke velden. We hebben toestemming gekregen het gebied te betreden. En daar zijn we heel blij mee.
In dit gebied groeiden in het begin van de 20ste eeuw planten zoals parnassia, vetblad en klokjesgentiaan, voordat het gebied werd ontgonnen en ontwaterd voor boerenland. In 1993 gooide men het gebied weer op de kop in opdracht van het Geldersch Landschap, met het doel om het weer terug te geven aan de natuur. De bemeste bovenlaag werd afgeplagd, een deel afgegraven, sloten en greppels werden dichtgegooid en zo kwamen er zoetjesaan weer veentjes, moerasjes en heldere stroompjes en beekjes door het vele kwelwater. We zijn dus heel benieuwd welke plantensoorten we tegenkomen.
We lopen het stuk land in ten zuiden van de Veenweg. Er groeien zoveel mooie planten dat je er bijna niet durft te lopen. Heel veel prachtig gele Grote ratelaar, Moeraskartelblad in bloei, Zompvergeet-me-nietje, Moerasrolklaver, Moeraswalstro, Zompzegge, Zomprus, Moerasmuur, Moerasbasterdwederik. De namen zeggen het al , het gebied is nat, soms wel heel erg nat. Prachtige vennen met kwakende kikkers en druk dansende libellen.
Grote ratelaar
Moeraskartelblad en grote ratelaar
Bij een broekbosje stuiten we op een te breed water, waarop we besluiten terug te lopen. Terug bij de auto lopen we richting Kampeerboerderij en gaan linksaf de Veenweg op. Links ligt een werkelijk prachtig kleurrijk veld vol gele Grote ratelaar en gele Moerasrolklaver, Paars Moeraskartelblad, Wolfspoot, Kale jonker, Tormentil en Witte Klaver. Onweerstaanbaar om niet even een kijkje te gaan nemen. Aan de rand, Stijve ogentroost, Kleine leeuwenklauw en Rode schijnspurrie.
Aan het eind van de Veenweg stroomt de Verloren Beek. We lopen rechtsaf, langs het informatiebord, het kwelgebied van de beek in met prachtige vennen. Over zacht verend tapijt van veenmos, met geurende watermunt en een roepende koekoek op de achtergrond is het volop genieten. We vinden er de gevlekte orchis en de rietorchis, Moerasvaren en Koningsvaren, Blauwe knoop en Blauwe zegge, Borstelbies en het klein maar fijne Moerasviooltje (waardplant van de Zilveren Maan vlinder). Het gebied loopt langzaam omhoog naar het drogere heidegebied, de Tongerense Heide.
Aan de rand van de heide (Boerweg) genieten we zittend op de grond van een boterhammetje, waar om ons heen wat klein spul groeit zoals bloeiend Klein vogelpootje en Dwergviltkruid. We lopen een stukje over de heide met Liggend walstro, Bosdroogbloem, Heidespurrie en Pilzegge en slaan dan rechtsaf richting bos en over de Tepelbergweg weer terug naar de Boerweg.
De Boerweg lopen we nog een stukje af. In de bermen vinden we nog verschillende planten, zoals Adelaarsvaren, prachtig Vingerhoedskruid, Tijm- en Mannetjesereprijs. Op een dood boomstammetje knalrode/oranje zwammen. Helaas kennen we ze niet bij naam. En heel bijzonder is een Heidehommel die om ons heen vliegt.
Vervolgens lopen we weer richting Het Wisselse Veen. Het overgangsgebied tussen het heidegebied en het Wisselse Veen is een interessant stuk met Moeraswolfsklauw, Kleine- en Ronde zonnedauw, Blauwe zegge en Bruine snavelbies. We gaan nog op zoek naar de Klokjesgentiaan maar die laat zich nog niet zien. En dan, zomaar ineens, gaat Niels’ telefoon. De meldkamer van de Politie in Apeldoorn. Of Niels de eigenaar is van een VW Polo. Eh ja, dat klopt. Die staat volgens een melding die ze hebben gekregen ‘midden op de weg’. We gaan gauw kijken. Achteraf had ie misschien nog iets netter geparkeerd kunnen worden maar midden op de weg is zwaar overdreven. Kennelijk heeft er iemand gebeld met nét wat te veel tijd…
De Veenweg
Bij de auto aangekomen, verleiden alle kleuren ten noorden van de Veenweg ons om toch nog even dit gebied in te lopen. Daar liggen mooie stroompjes met Groot bronkruid, Tenger fonteinkruid, Teer vederkruid en Kleine egelskop. Ook dit veld ziet geel en paars van Grote Ratelaar en Moeraskartelblad.
Basterdklaver
Op zoek naar meer informatie over Het Wisselse Veen stuit ik op een uitgave van Natuurklanken uit 2011, het blad van de KNNV afd. Epe-Heerde, met een boeiend verhaal, waarin o.a. te lezen valt hoe enkele KNNV-leden een zeer belangrijke rol hebben gespeeld in het behoud en onderhoud van een deel van Het Wisselse Veen, namelijk het Landje van Jonker.
https://www.knnv.nl/sites/www.knnv.nl/files/NK%202011%203%20Het%20Wisselse%20Veen_1.pdf
Aan het eind van deze mooie dag tellen we 226 soorten. Een tweede bezoek aan dit bijzondere gebied is zeer zeker de moeite waard.
Verslag en foto’s: Ellen van Knippenberg
Verslag Weidevogel werkgroep broedseizoen 2017
Seizoen 2017: Het jaar van de bewustwording
Weidevogel minnend Nederland veerde op toen op 8 november 2016 het volgende bericht via de pers ons bereikte:
De afgelopen decennia heeft Nederland onvoldoende gedaan om weidevogels te redden van de ondergang. Ondanks herhaaldelijk aandringen van Vogelbescherming Nederland heeft de rijksoverheid al die jaren niet de juiste maatregelen genomen om de constante achteruitgang van deze vogels te stoppen. Vogelbescherming staat niet alleen in haar oproep weidevogels als de grutto te redden. Ook andere natuurorganisaties, wetenschappers en boerenorganisaties trokken in het verleden regelmatig aan de bel. Voor Vogelbescherming is de maat nu vol, daarom dient de natuurorganisatie een klacht in bij de Europese Commissie.
Een recente studie van het CBS over het bereiken van de wereldwijd afgesproken Sustainable Development Goals toont aan dat Nederland op het gebied van natuur ernstig tekort schiet. De studie concludeert onder andere dat vogelsoorten van het boerenland nog steeds hard achteruit gaan. Uit het recentelijk verschenen boek Agrarisch natuurbeheer in Nederland blijkt dat met de huidige maatregelen er op termijn slechts zo’n 1.500 paar grutto’s over blijven. Ter vergelijking: in de jaren tachtig leefden er ruim 100.000 paar in ons land, vandaag de dag minder dan 30.000 paar. Een aantal dat dus elk jaar afneemt.
bron grafiek weidevogels (zie hieronder): Netwerk Ecologische Monitoring (Sovon, CBS, provincies
“De regering werd vorig jaar door een Kamermeerderheid opgeroepen zo snel mogelijk met een plan van aanpak te komen om de weidevogels te redden. Dat plan is er nu, maar de Vogelbescherming vindt dat het een plan is zonder concrete doelstellingen, acties en extra financiële middelen. Om de dieren echt te redden zijn vergaande maatregelen noodzakelijk.
De organisatie hoopt dat Nederland door de Europese Commissie wordt verplicht om die maatregelen te nemen.”
Dat gaf de nodige aandacht op nationaal en internationaal niveau en gaf de weidevogelaars weer een beetje moed. Hoe de stand van zaken is met deze aanklacht is mij nog niet bekend. Het zal wel in de procedurele molen zitten van de Europese commissies.
Gedurende dit seizoen hebben we diverse malen mogen vernemen uit de pers dat de resultaten bij de boeren die biologisch boeren vaak ook diegenen zijn die hun bewustwording inzake weidevogels scherper krijgen. Uit de metingen bij deze voorlopers blijkt dat de weidevogels aanzienlijk beter presteren bij hun dan bij hun collega’s.
We mogen dus voorzichtig stellen dat er een tweesplitsing gaande is binnen het boerenbedrijf. De jongere boeren met biologische werkzaamheden kijken anders naar hun werkzaamheden dan de productieboeren waar de hoeveelheid en massa de trom slaat. Dat is old-skool boeren maar daar zijn er nogal een aantal van.
Uit onderzoek blijkt wel degelijk direct verband tussen de bedrijfsvoering van melkveehouders en de kans dat gruttonesten succesvol uitkomen
Bron: http://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2017/4/Predatie-speelt-weidevogels-parten-123780E/
Het hele concept van het boerenbedrijf ligt onder druk. Denk maar aan het afschaffen van de melkquota, het mest overschot, digitalisering etc. Je zult dus op een andere manier hetzelfde moeten gaan doen als boer. Slimmer met wel dezelfde omzet resultaten. Dat vergt moed en vindingrijkheid als ondernemer. Immers er is ook een duidelijke economisch belang.
Maar biologisch boer word je niet zomaar. Veel dingen die ‘gewone’ melkveehouders doen, mogen bioboeren niet – en andersom. Geen kunstmest. Ook geen pesticiden. Terughoudend met antibiotica, nooit preventief. Koeien zoveel mogelijk naar buiten en alleen biologisch voer.
Bioboeren gaan vaak kaas produceren of hebben er naast een B&B om de inkomsten te spreiden.
Als je als boer eenmaal op een ingeslagen weg zit is het zeer lastig om het roer om te gooien. Het kost een boer minstens 1 ½ jaar hard werken aleer hij zich biologisch mag noemen bijvoorbeeld. Het is dan ook niet altijd terecht dat de boeren de schuld krijgen van de huidige situatie. De internationale (lees Europese) regelgeving en de lokale regels hebben er voor gezorgd dat de situatie is zoals hij is.
Steeds meer melkveehouders tonen interesse in een biologische bedrijfsvoering. In het eerste kwartaal van 2016 hebben al 60 melkveehouders zich geregistreerd bij Skal voor omschakeling. Dit is meer dan in heel 2015; toen zijn 49 melkveehouders met het omschakelproces naar biologische melkveehouderij begonnen. De omschakelperiode voor grasland is twee jaar, de omschakelperiode voor vee is een half jaar.
Bron: https://www.skal.nl/over-ons/nieuws/flink-meer-overstappers-naar-biologisch-in-veehouderij
Dat gezegd hebbende is het dit jaar wel duidelijk geworden dat we in een situatie zitten die verre van ideaal is. Boeren zitten in een bewustwordingsfase. Daarnaast hebben wij als vrijwilligers geen, dan wel bijna geen invloed op deze grotere in elkaar grijpende bewegingen van geopolitieke afmetingen. Wij zitten wat dit aangaat onderaan in de keten.
Toch is het mede dankzij de inzet van deze vrijwilligers dat er de cijfers zijn die Nederland nodig is om het gehele beleid te beïnvloeden. Dus wat nu, onderaan in de keten. Zonder cijfers geen inzicht, zonder inzicht geen beleid. Een reden te meer om nu juist de schouders eronder te zetten. In de vrijwilligers groepen hoor ik te vaak neergeslagen geluiden dat het bijna geen zin meer heeft om onze tijd hieraan te besteden. Wij kunnen als vrijwilligers die neergang niet stoppen. Dat klopt! Maar….. door goed waar te nemen hebben we wel degelijk invloed op de basis van de aangeleverde cijfers.
We zagen dit jaar groepen vrijwilligers die samen met boeren een gebied gingen exploiteren dit jaar waarbij de boeren de vrijwilliger volgde qua aanwijzingen en opmerkingen. Zo kan het dus ook. Dat zijn uitzonderingen, echter ze geven aan dat er creativiteit is om naar oplossingen te zoeken.
Ieder seizoen weer komen er meer biologisch werkende boeren en jawel old-skool boeren die zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid. Ieder seizoen worden er meer plas-dras hoeken gecreëerd en dat heeft een directe impact op de weidevogels. Binnen onze groep vrijwilligers begint dat ook door te druppelen.
Het is onze taak om de boeren op tijd op de hoogte te stellen van alle mogelijkheden. Het vervelende van die zaken is dat de boeren in februari die beslissingen moeten maken. Dus is het zaak om de contacten vroeger aan te trekken dan wij gewend waren.
Wij gaan dat voor seizoen 2018 doen door het verzenden van een nieuwsbrief aan de boeren die binnen ons gebied actief zijn en ondersteuning hebben gevraagd van de weidevogel beschermers. In het kader van mee denken en omdenken.
De insteek van Vogelbescherming Nederland:
Ons doel blijft om weidevogels weer goede kansen te geven in Nederland. We willen 200.000 hectare agrarisch gebied creëren met voldoende bloemrijk grasland: een ‘rijke weide’. Niet alleen weidevogels profiteren daarvan, maar ook planten, vlinders en bijen. Daarmee krijgt ca. 20 procent van het Nederlandse boerenland weer de uitstraling die het ooit had. Tientallen weidevogelboeren bewijzen nu al dat het kan: een gezond boerenbedrijf met veel aandacht voor natuur en weidevogels.
Met de campagne Red de Rijke Weide brengt Vogelbescherming partijen bij elkaar die werken aan de noodzakelijk omslag in het landelijk gebied.
In ons gebied zijn daar slechts drie boeren bij aangesloten:
-Klaas Jan bruins- Kampen
-Henk Pelleboer-Mastenbroek
-Wim van Ittersum-Mastenbroek
Dat moet beduidend beter. Dus als u als boer zich geroepen voelt:
https://www.redderijkeweide.nl/kaart/
ieder jaar komt het spook van predatie weer om de hoek kijken.
‘Predatie is een volstrekt natuurlijk fenomeen’
Predatie kan een probleem zijn, maar het is niet de belangrijkste oorzaak van de teruggang van weidevogels. Dat blijkt uit tal van wetenschappelijke studies. Het grootste probleem voor de weidevogels is het verdwijnen van geschikt leefgebied door het steeds intensievere gebruik van het boerenland. (dat gebeurt bij meer soorten, denk maar aan de Tijgers) Om de weidevogels te redden is het dan ook een absolute voorwaarde dat er meer geschikte bloemrijke weilanden komen waar kuikens veilig zijn en voldoende voedsel kunnen vinden. m.a.w. het leefgebied uitbreiden.
Nu er nog zo weinig broedparen over zijn versterkt predatie in sommige regio’s het probleem voor de weidevogels. In goede weidevogelgebieden waar toch veel predatie is kunnen maatregelen genomen worden die er voor zorgen dat verschillende roofdieren niet in het gebied kunnen komen. Dat kan met tijdelijke rasters of schrikdraad. Het actief bestrijden van inheemse predatoren, zoals vossen en kraaien, vindt Vogelbescherming de allerlaatste stap.
Overigens is tegenhouden van de predatie d.m.v. afrastering is niet altijd even effectief zo weet Wolf Teunissen van Sovon Vogelonderzoek Nederland ons te vertellen:
Zo leert onder andere onderzoek uit Engeland. Wanneer daar vossen werden uitgeschakeld, grepen andere predatoren juist hun kans. En ook in gebieden waar vossen werden uit gerasterd met behulp van schrikdraad, ontdekten rode wouwen binnen twee jaar dat daar ineens wel heel veel kuikens te vinden waren. Het netto-effect was al snel weer nul.
Bron: http://www.boer-en-vogels.nl/berichten/3.2-De-rol-van-predatoren-in-weidevogelproblemen-.html
Het bejagen van de vos is slechts folklore, en zal amper impact hebben op de gruttopopulatie. Folklore hoort geen rol te spelen in de discussie over de rampzalige teruggang van onze weidevogels. Sterker nog: het is gevaarlijk om op basis van gebrekkig inzicht in hoe diersoorten zich tot elkaar verhouden, oplossingen te suggereren voor het grote probleem van de verschraling van de natuur op ons platteland. Hoe aanlokkelijk ook, de veronderstelling dat we zonder de omstandigheden te veranderen gewenste ontwikkelingen tot stand kunnen brengen, is een van hoogmoed getuigende illusie.
Bron: https://www.oneworld.nl/groen/natuur/de-vos-niet-de-grootste-vijand-van-de-grutto
In de Volkskrant van 20 juli jl stond een column van Caspar Janssen waarin hij een dag meeloopt met Wim Tijsen. Tureluuronderzoeker en medewerker boerenlandvogels bij Landschap Noord-Holland. En deze kwam tot de volgende conclusie:
Eigenlijk zijn er alleen nog maar weidevogels in reservaten waaromheen boeren werken die actief aan weidevogelbeheer doen. Boeren die er echt iets mee hebben.
Tijsen ziet een patroon. ‘Alle vogels hebben zich verzameld op die paar postzegels, verder is het leeg. En die roofdieren hebben honger. Vroeger zaten ze verspreid over het platteland, nu concentreren ze zich op die weidevogelgebiedjes. Dat versnelt de neergang.’
Hij klampt zich vast aan de lichtpuntjes. En soms gebeurt iets onverwachts. ‘In de Wieringenmeer zetten boeren hun akkers tijdelijk onder water om aaltjes te bestrijden. Jonge grutto’s hebben die akkers ontdekt. We verliezen de moed nog niet.’
Verder is er gedurende het gehele jaar is een toenemende aandacht voor de weidevogels. Mede dankzij de niet aflatende inzet van Vogelbescherming Nederland. Recentelijk werden de weidevogels nog onder de aandacht gebracht bij de Oerol juni jl.
Vogelbescherming Nederland grijpt het Oerol Festival op Terschelling aan om aandacht te vragen voor de weidevogels. In de Terschellinger Polder zitten veel grutto’s, kieviten en scholeksters. Tijdens Oerol kunnen festivalgangers in de Terschellinger Polder zien hoe mensen de leefomgeving van de weidevogels beïnvloeden. Er is bijvoorbeeld een gruttokuikenpad, waar mensen zelf kunnen ervaren hoe het is om zo’n kuikentje te zijn. Ook zijn er gratis fietsexcursies. Oerol is dit jaar van 9 tot en met 18 juni.
Daarnaast is de ontwikkeling van de weidevogel-drone in onze regio ook bemoedigend te noemen. Wij hebben de diverse opnames bekeken en daar is moed uit te putten. De ontwikkelingen op dat gebied gaan razendsnel. Ieder stap wordt de programmatuur beter, de camera’s scherper en de wijze hoe er mee om te gaan sterker. Ik zie er naar uit dat we dit apparaat ook daadwerkelijk kunnen gaan inzetten. (Men is nu op het punt aangeland dat er nog jonge IT-ers gezocht worden die opgeleid willen worden om met deze drone ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Dus als u iemand in uw omgeving kent met de nodige kwaliteiten en interesse in de natuur…… laat het ons weten)
Binnen onze regio werden er diverse open dagen gehouden en een lokale discussie over weidevogels met boeren, bestuurders en belangstellenden. Dezen werden goed bezocht en er werd geluisterd door bestuurders. Dat was en is pure winst.
Wij zijn drie keer bij elkaar gekomen en hebben een groepsapp aangemaakt waardoor het communiceren onderling sneller gaat. Hoewel nog niet iedereen over een telefoon met app mogelijkheden beschikt, ziet iedereen het voordeel ervan.
Er is een facebookpagina aan gemaakt om onze ervaringen te delen met mensen die daar interesse in hebben. Waaruit we mogelijk nieuwe vrijwilligers kunnen interesseren.
Op 22 maart is het boek: “Gevaren rond de vogelhut” van Liesbeth van Binsbergen
Gepresenteerd in Rouveen. (Het boek beschrijft de spannende avonturen die de Staphorster tweeling Jorick en Jolijn beleeft met de broedende weidevogels op het land van hun vader. Ook hun bezoek aan weidevogelboer Pelleboer in Mastenbroek komt uitvoerig aan de orde) Als gevolg daarvan zijn er diverse scholen benaderd om met groep 5 met dit boek aan de slag te gaan in de klas.
De volgende stap is dat er ook weer mensen gevraagd om presentaties over weidevogels te geven op de diverse scholen. Met de daarvoor gemaakte tool box. Daarvoor worden nog steeds mensen gezocht voor het komende jaar dus meld u aan!
Ook is er in nauwe samenwerking met de Gemeente Kampen gewerkt aan het beheer van de gebieden waar gebouwd werd. Dat is in een prima samenwerking gegaan en zo hoort dat ook.
Tevens wil ik langs deze weg twee mensen bedanken voor hun tomeloze inzet gedurende het gehele jaar. Dat zijn Wim Baer en Joop Beens. Zij zijn onze steunpilaren in het gehele proces.
Al met al een bewogen jaar, dat zeker.
Verder wil ik alle vrijwilligers wederom bedanken voor hun niet aflatende inzet en voor het verzamelen van die broodnodige data. Jullie maken het verschil. Echt waar!
We sluiten het seizoen 2017 af en kijken reikhalzend uit naar dat moment van betovering wanneer de eerste weidevogels weer ons land binnen komen.
Ailko Faber
Coördinator IJsseldelta weidevogelwerkgroep
https://www.facebook.com/IJsseldeltaweidevogelwerkgroep/
Plantenwerkgroep, verslag, excursie Zalkerbos 29 april 2017
Het beloofd een goed loken jaar te worden
Op 29 april openden we het excursieseizoen van de plantenwerkgroep met een excursie naar het Zalkerbos. De zon straalde regelmatig, de wind was fris. Met 10 man/vrouw sterk zochten we naar de vaste bewoners van dit bijzondere bos, en ontdekten we een stuk van de nieuwe uitbreiding.
Het Zalkerbos ligt op een oude stroomrug, ingeklemd in een flinke bocht van de IJssel. De rivier heeft hier in een ver verleden zand en klei afgezet, waardoor het reliëf in het landschap ontstond en de bocht van de rivier alsmaar groter werd. Dat reliëf is nu nog steeds heel mooi te zien, het wordt een ‘kronkelwaard’ genoemd, zoals hier links op de foto:
Al voor 1200 was hier bos. Het areaal bos is in de loop der eeuwen terug gedrongen ten gunste van weilanden en akkerland. Maar als compensatie voor de verdieping van de IJssel tussen de Molenbrug en de Eilandbrug is het natuurgebied eind 2015, begin 2016 uitgebreid en is er nieuw bos aangeplant.
Het nieuwe aangeplante bos (zie foto) krijgt een zelfde verhouding van o.a. iepen, essen, esdoorns en eiken, als in het al bestaande hardhout-ooibos. Hardhout: iep, es, esdoorns en eik in tegenstelling tot zachthout: wilg en populier. Ooibos: bos dat op natuurlijke wijze is ontstaan langs rivieren. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier (cf. Duits: Au en Auwald). De aanwezigheid van dit biotoop is een belangrijke voorwaarde voor een natuurlijk riviersysteem. Waar rivieren bedijkt zijn en uiterwaarden het beeld bepalen zijn de bossen in de afgelopen eeuwen vrijwel overal omgevormd tot weidegrond en hooilanden. Nu staan in die nieuwe percelen nog allerlei pioniers zoals kruldistel en paardenbloem, maar we zagen er ook zwarte toorts. De verwachting is dat hier op den duur een zelfde soort bos ondergroei komt, zoals elders in het Zalkerbos.
Niet alleen wordt er nieuw bos aangeplant, maar ook 2 stukken uiterwaard zijn ingericht voor natuurontwikkeling: de voedselrijke bovenlaag is verwijderd, met behoud van het reliëf, zodat soortenrijke stroomdalgraslanden kunnen ontstaan.
Het Zalkerbos is vooral bekend door zijn bijzondere onderbegroeiing. In het vroege voorjaar de bolgewassen, zoals Blauw druifje, Holwortel en Voorjaarshelmbloem, Bosanemoon (een groeiende populatie) en Vogelmelk. We zagen op uitgebreide schaafstro en de Gevlekte dovenetel stond volop in bloei. Ook in de nieuwe aanplant was deze al te vinden! In bloei verder o.a. Gulden boterbloem, een typische bossoort voor dit gebied, Grote muur, Akkerhoornbloem, de eerste Dagkoekoeksbloemen, Klimopereprijs, Draadereprijs en Tijmereprijs. Nog niet in bloei, maar wel veelbelovend aanwezig veel Slangenlook, en de zeldzamer Moeslook, naast de meer gangbare Kraailook. Te vroeg voor de bloei (in juni/juli terugkomen!), maar genoeg om ons te verheugen op een goed loken jaar! In De Flora Batava wordt Zalk niet genoemd als vindplaats voor Moeslook, wel voor Slangenlook (Flora Batava 1893).
Voor het eerst konden we een stuk uiterwaard lopen vanaf de heuvel waar vroeger een theekoepel op stond richting het Veer. Nu nog behoorlijk kaal, opgedroogde modder met pionierssoorten zoals veel Fioringras. Hier werden we verrast door 2 bijzondere soorten die zich hier al gevestigd hadden: Liggende ganzerik en Stijf barbarakruid (beide rode lijstsoorten, thans niet bedreigd).
In de krant stond deze excursie aangekondigd als fauna excursie. Dat hebben we niet op ons laten zitten: onderweg bleven de vogels niet onopgemerkt. Zo hoorden we fazanten, zanglijsters, winterkoningen, zwartkoppen en tuinfluiters, vinken en tureluurs, zagen we een vermoedelijk verlaten vogelnestje van 3 eieren in die opgedroogde modder en een kleine achterhoede, zonder kijker, vermoedt een zeearend gezien te hebben. We wisten dat die de afgelopen weken hier vaker was gezien!
Al met al een mooie start van dit nieuwe excursie seizen, en iedereen graag tot de volgende keer!
Gevlekte dovenetel, met een veel grotere bloem dan de veel voorkomende Paarse dovenetel.
Toos Lodder
Plantenwerkgroep, excursie Noordoostpolder 7 juni 2017
Vanavond bezoeken we met een groep van 6 personen de Noordoostpolder om floragegevens te verzamelen voor de stichting Floron. Zij hebben een ‘witte gebieden’ beleid, wat erop neerkomt dat bepaalde gebieden met voorrang bezocht moeten worden, bijvoorbeeld omdat het al lang geleden is dat er voor het laatst floragegevens werden verzameld.
We starten bij de oude strekdam naar het voormalige eiland Oud Kraggenburg. Oud Kraggenburg was een vluchthaven in de Zuiderzee met op een verhoogde terp van 4,5 meter boven NAP een lichtwachterswoning. Nu een bijzonder Rijksmonument tussen de aardappelvelden.
We nemen eerst een kijkje in en bij de sloot. En daar vinden we al 40 soorten planten, waaronder Pijlkruid, Gekroesd- en Schedefonteinkruid, Klein- en Veelwortelig kroos en een Sterrenkroos. Dat ziet er veelbelovend uit voor deze avond, waarop wij minstens 150 verschillende soorten willen scoren.
Vervolgens lopen we richting Oud Kraggenburg met links een aardappelveld en rechts een berm met natte greppel. Hier vinden we Bosveldkers, Moeraskers en Slanke waterkers en dankzij gelaarsde Rutger, o.a. Stomphoekig sterrenkroos. Langs het aardappelveld staat de Zwarte nachtschade (zeker op familiebezoek) en Getand vlotgras.
In de directe omgeving van de lichtwachterswoning mogen we helaas niet komen, dit is particulier terrein. Wij lopen om het terrein heen, langs een rij opvallend kale Witte abelen. Geen blad meer te bekennen en op de stammen en in het gras zitten tientallen witte vlinders (Plakkers?). Wit schijnt de kleur van de onschuld te zijn, maar we vermoeden dat in dit geval de schijn bedriegt.
We lopen tussen de akkers door richting het Kadoelerveld, langs Zwaluwtong en Grove varkenskers en over een wit bruggetje waar Grote windhalm, Kompassla en Witte krodde groeit.
Het Kadoelerveld is een prachtig stuk natuur met plassen omzoomd door rietkragen en moerassige laagtes waar van alles groeit, zoals Wolfspoot, Heelblaadje, Platte rus, Zeegroene rus . Op drogere delen vinden we veel Kamgras (Rode Lijst soort) We horen de kikkers en de Kleine Karekiet. Boeren- en Gierzwaluwen zijn druk bezig hun kostje bij elkaar te vangen. En de geur van de Watermunt stijgt omhoog bij elke stap die we doen.
Het gebied ligt in het Voorsterbos. In het bos zelf is het nu te donker om nog planten te onderscheiden en we besluiten lopend langs de bosrand de terugreis te aanvaarden. Bij een bloemrijke slootkant vinden we o.a. nog Oranje havikskruid, Avond- en Dagkoekoeksbloem, vermoedelijk Vergeten Wikke (een soort voederwikke) en Ringelwikke.
De beoogde 150 stuks hebben we niet gehaald, maar met 138 soorten plus 1 haas zijn we dik tevreden. Voor de rest van het “witte” gebied komen we zeker een keer terug. Dat is immers ook een van de spelregels van het witte gebiedenbeleid. Minstens 150 soorten in een uurhok, een hok van 5×5 vierkante kilometer is dat. En twee veldbezoeken.
De herhaling heeft plaats op 27 augustus en wel in het Kadoelerbos ten oosten van Kraggenburg. Niels gaat er in zijn eentje op uit. Hij vertelt: “Aldaar uiteraard deels een herhaling van de eerder gevonden soorten, maar toch ook veel nieuwe. Zoals knolcyperus, een van de cypergrassen en een lastig akkeronkruid waaraan invasieve eigenschappen worden toegedicht. Een soort die te vuur en te zwaard gestreden werd (en wordt?). En dan diverse bossoorten. Het Kadoelerbos en het aangrenzende Voorsterbos behoren tot de oudste polderbossen en zijn inmiddels zo’n 75 jaar oud. Dat maakt dat ze steeds interessanter worden voor plantensoorten van oudere loofbossen, daarvan vind ik bosgierstgras en boskortsteel. De zo bijzondere varensoorten waarvan dit gebied bekend is vind ik helaas niet.
Aan de noordkant grenst het bos aan het Kadoelermeer, het kleine randmeer dat het ‘oude land’ scheidt van de Noordoostpolder. Er vaart een En dan was er ook nog een verrassing van een heel andere aard. Over het Kadoelermeer voer een partyschip dat je al van verre kon horen aankomen. Een zangeres werd aangekondigd als ‘niemand minder dan Lieneke’. Dat ik daar nou nog nooit van heb gehoord ligt vast aan mij. Zij liet een lied horen in de trant van “ik heb je alle kans ge-bo-ho-den” en voor mij soortgelijke nummers. Een openbaring… Ook toen het schip al een minuutje of 20 verder was hoorde je nog de dreunen van de bassen… En dan was er ook nog een verrassing van een heel andere aard. Over het Kadoelermeer voer een partyschip dat je al van verre kon horen aankomen. Een zangeres werd aangekondigd als ‘niemand minder dan Lieneke’. Dat ik daar nou nog nooit van heb gehoord ligt vast aan mij. Zij liet een lied horen in de trant van “ik heb je alle kans ge-bo-ho-den” en voor mij soortgelijke nummers. Een openbaring… Ook toen het schip al een minuutje of 20 verder was hoorde je nog de dreunen van de bassen…partyboot langs die je al van verre hoort aankomen. Een zangeres wordt aan boord aangekondigd als ‘niemand minder dan Lieneke’ (nooit van gehoord) en brengt een lied ten gehore in de trant van ‘ik heb je alle kans ge-ge-he-ven’ en meer van dat soort repertoire. Ik zal er nooit aan wennen. De dreunen van de bassen zijn tot zeker 20 minuten nadat het schip voorbij is gevaren nog te horen. Zo beleef je nog eens wat niet waar?”
Niels Jeurink
Plantenwerkgroep, excursie Nationaal Park De Meinweg d.d. 10-09-2016
Nationaal Park De Meinweg ligt ten oosten van Roermond, tussen het dorp Herkenbosch en de Duitse grens. Het gebied is internationaal zeer bekend en geliefd. Dat wekt uiteraard onze nieuwsgierigheid. Na echte Limburgse vlaai in het gezellige bezoekerscentrum De Meinweg te Herkenbosch vertrekken we uitgerust eerst naar de parkeerplaats bij Vlodrop-Station in het zuiden van het natuurgebied.
Het is een erg warme dag. Een wandeling door het bos geeft verkoeling. We wandelen een stukje over een oud spoorbaantje, de IJzeren Rijn geheten. We vinden er viltganzerik, zandblauwtje, gespleten/gewone hennepnetel en veel kruiden o.a. slangenkruid, stijf havikskruid, klein tasjeskruid, kleverig kruiskruid, gewoon biggenkruid. We wandelen een rondje met de klok mee. Er fladderen opvallend veel dagpauwogen om ons heen. Boomklevers laten zich horen en zien. Groeit daar iets bijzonders? Na nauwkeurige observatie toch maar akkerereprijs en dagkoekoeksbloem. We lopen langs Meru, het wereldhoofdkwartier van de beweging Transcendente Meditatie. Hier volgen mensen uit de hele wereld meditaties en opleidingen. Wij kiezen voor een andere richting. Door een prachtige Hollandse Lindelaan, met veel klein springzaad hier en hier en hier…….. dat krijg je met dat springen. We vinden er verder late guldenroede, bosaardbei en bonte gele dovenetel. We overschrijden de grens waar reuze balsemien ons toegrijnst en lopen onder de spoortunnel van de IJzeren Rijn door.
We komen in een prachtig bos, met zwarte els en es, waar de Roode Beek doorheen kabbelt. Het water is kraakhelder en de bodem is rood; boordevol ijzer. Langs de oever hangende zegge. Niet te beschrijven zo’n mooie beek.
Links van het bospad diverse vennen met waterlelies. Ruige veldbies, bosgierstgras, moeraszegge, ijle zegge, pluimzegge, bosbies verfraaien het geheel.
Bij de Dalheimer Mühle lopen we een moerassig broekbos in. De ontblote boomwortels wekken de indruk dat de bomen zich moeiteloos kunnen verplaatsen. Door een vlonderpad, het Knuppelpad van Sint Ludwig, kunnen we dit sprookjesachtige gebied bewonderen. Zittend op de vlonders genieten we van de bijzondere omgeving, de rust, onze boterhammen en de druk heen- en weer vliegende beekjuffers. We vinden er wolfspoot, bittere veldkers, blauw glidkruid en wilde gagel (gevoelige soort). Vroeger werd dit, in plaats van hop, gebruikt voor het brouwen van bier, zgn. gagelbier. Na de catwalk komen we in een hoger en droger gelegen naaldbos met koningskaars en zeepkruid en lopen weer richting parkeerplaats.
We rijden terug, langs het bezoekerscentrum, naar de parkeerplaats aan de Meinweg. Via een wandeling door het bos komen we in een prachtig heidegebied. Aan een bosrand vinden we gevlekte scheerling (rood gevlekte stengel/onbehaard, terugwijzende omwindselbladen) een erg leuke vondst We nemen op de heide een kijkje bij een vennetje met rode knolrus.
Bij een splitsing besluiten we de langere route te nemen. Rechtsaf richting Herkenbosscher Heide. Langs duinriet, tandjesgras, mannetjesereprijs en borstelgras(rode lijstsoort). Het gebied krijgt een meer glooiend karakter. Het is het voor Nederland unieke terrassenlandschap van De Meinweg, ontstaan door het grind en zand dat de Rijn en de Maas in de loop der tijden afzette. Ook aardverschuivingen hebben bijgedragen aan de hoogteverschillen. Het totale hoogteverschil tussen de 3 terrassen bedraagt 50 meter. Het Roerdal ligt 30 meter boven N.A.P. en het Beatrixplateau op 80 meter. Dwars op de terrassen zijn twee beekdalen ontstaan: het dal van de Boschbeek en van de Roode Beek. Tussen deze beken en beekdalen liggen de stille vennetjes en uitgestrekte bossen en heidevelden van De Meinweg.
Door de hoogteverschillen hebben we prachtig uitzicht op de vele vennen, waar we o.a. kleine – en ronde zonnedauw, witte- en bruine snavelbies, veelbloemige waterbies, moeraswolfsklauw, smal- en zwart tandzaad vinden. Af en toe zoeken we onder een boom even de schaduw op voor verkoeling. We staan stil bij de ven met de mooie naam Elfenmeer, omdat we menen er een houtsnip te zien. Er drijven prachtige witte waterlelies en langs de kant o.a. snavelzegge en een kikker die ons vol spanning in de gaten houdt. De volgende ven heet Vossenkop, geen idee waarom en de daarop volgende ven staat werkelijk propvol witte waterlelies.
Via een smal pad, omzoomd door hoge varens en gras dat verkoelend over onze armen streelt, lopen we langzaam omhoog. We kijken rechts neer op het dal van de Boschbeek. De beek kunnen we , behalve aan de vegetatie, nergens zien lopen. Een pad over een brugje lost het raadsel op. De beekbedding staat droog.
Een bordje geeft aan dat we naar een gelukspunt lopen en deze vinden we inderdaad ook. Rolvennen, gelukspunt 14, bij een prachtige grote ven. (meer gelukspunten: www.ontdekroerdalen.nl)
Eeuwenlang gebruikten de bewoners van 14 dorpen het gebied Rolvennen als gemeenschappelijk bezit om vee te hoeden, bomen te kappen, turf te steken en heide te maaien.
Vandaag benut een herder met zijn schaapskudde het gebied. Op weg naar de stal, vermoed ik, want het is inmiddels 7 uur.
Door een sanitaire stop splitst de groep zich, waardoor de achterhoede de voorgangers uit het oog verliest. Oeps welke kant gaan we op? Na telefonisch overleg incl. waarschuwing voor loslopende zwijnen (met de Veluwe is dit het enige gebied in Nederland waar officieel wilde zwijnen mogen leven), gaan we de goede kant op. En dat houden we aan tot we in Kampen weer op de parkeerplaats Meeuwenplein staan.
Oh ja, natuurlijk hebben wij onderweg even aan de inwendige mens gedacht. Niels heeft voor het thuisfront zelfs een heuse Limburgse vlaai meegenomen (anders mocht hij niet op pad J)
Tot op heden zijn er 767 soorten planten en bomen beschreven in De Meinweg. Niels heeft er 201 genoteerd. Het is zo’n verrassend mooi en afwisselend gebied (ca. 1800 ha), dat een vervolgbezoek zeker de moeite waard is.
Verslag: Ellen van Knippenberg
Foto’s: Heleen Strikkers-Sollie
Plantenwerkgroep: excursie naar Borkum 1-7-2017
Om 07.15 stonden vier deelnemers klaar voor vertrek op het Meeuwenplein voor de tocht richting het Duitse waddeneiland Borkum. We misten Corrie. Een telefoontje vanaf het burgemeester Berghuisplein bracht uitkomst. In het plein vergist, kan gebeuren. Iets later dan gepland gingen we welgemoed op pad, ondanks het regenachtige weer en steeds donker wordende luchten.
Ruimschoots op tijd arriveerden we in de Eemshaven, alwaar we om 10.15 vertrokken naar het Duitse waddeneiland Borkum. Dat ligt ten noorden van de provincie Groningen.
Na 50 minuten varen bereikten we onze bestemming. In de veerhaven van Borkum stond de trein naar de stad al klaar. Het redelijk ‘altmodische’ treintje bestond uit alleraardigste, felgekleurde wagonnetjes met balkons, dat voortgestuwd werd door een klein diesel-lokomotiefje.
Na een kwartiertje treinen kwamen we aan in het stadje Borkum, Na een korte wandeling door het centrum kwamen we aan op de brede boulevard. Heel anders dan onze waddeneilanden, constateerden we hier.
Door deze brede boulevard met zijn hoge en statige gebouwen heeft Borkum een ietwat kuuroordachtige uitstraling. De honderden ouderwetse strandstoelen versterkten dit beeld.
Op de zandbanken voor de kust telden we (Niels) wel 110 zeehonden, voornamelijk grijze.
Een overtuigende start van onze excursie en . . . nog beter: het weer knapte zienderogen op. Spoedig scheen de zon en dat bleef zo gedurende de rest van de dag. Jammer, zonnebrandolie vergeten!
Langs de boulevard zagen we brede lathyrus en klein kaasjeskruid. Sommige planten van het Jacobskruiskruid werden kaalgevreten door de prachtige, geel-zwart gestreepte rupsen van de Sint-jansvlinder. Aan het eind van de boulevard trokken we in oostelijke richting verder, over het fietspad langs de duinkust. Hier vonden we de duinteunisbloem.
Verderop betraden we het gebied, achter de eerste duinenrij. Hier zagen we duinviooltje en ook stijve ogentroost. De felroze bloempjes in het zand waren van het strandduizendguldenkruid, lijkende op, en behorende bij de gentiaanfamilie. Een typische soort van de jonge duinvalleien dicht bij zee.
Op een duintje genoten we hier onze meegebrachte lunch. Henk en Neils deden hun middagdutje. Vanaf hier gingen we het terrein voor ons in. Een natte duinvallei met veel riet, biezen, zeggen en russen. Moeilijk begaanbaar, dus steeds goed uitkijkend waar te gaan.
De duinvallei uitkomend trokken we richting zee en kwamen we in een nieuw biotoop aan met jonge duinvorming. Veel zand en ook grazige plekken, waartussen we weer allerlei interessants vonden, zoals melkkruid en geelhartje. Maar wel veel makkelijker begaanbaar.
Hierna keerden we weer terug op het fietspad, nu roodbeklinkerd. Via kruipend stalkruid, sint janskruid, wilgenroosje en gewone rolklaver kwamen we terecht op het terras van strandcafé Sturmeck, een gezellig café restaurant aan het strand. Er moet gezegd worden dat het etablissement zijn naam alleszins recht deed.
De diverse torten en drankjes gingen er niettemin goed in. Waarna we onze weg vervolgden, meer richting binnenland. Om de hoek bij de Sturmeck vonden we brede wespenorchis.
Vanaf hier gingen we met een wijde boog weer terug naar het Inselbahnhof. Ondertussen ijverig planten noterend die je doorgaans langs de weg aantreft zoals brede weegbree. In een bosje langs de weg zagen we een prachtige groep wilde kaardenbollen. Zo ging het door tot in de straten van Borkum. Waar Niels nog kans zag soorten te scoren tussen de rails van onze trein en in de bloembakken van de plaatselijke Fremdenverein. We haalden zodoende een score van 188 soorten!
Om 18.00 uur vertrokken we weer met de veerboot naar de vaste wal, hongerig, moe maar voldaan. We vielen meteen het eerst volgende dorp binnen op zoek naar een stevig diner. Oosteinde heet het gehucht, vlakbij Roodeschool, waar we een alleraardigst café restaurant vonden met de naam Ekamper, met uitzicht op het kerkhof. Het dient gezegd: met prima eten. Om half twaalf kwamen we terug in Kampen. Het was een hele geslaagde dag. En wel in alle opzichten!
Deelnemers: Corrie, Neil, Henk, Niels en Cor
Verslag en foto’s: Niels Jeurink en Cor Naegelmaker
Plantenwerkgroep, excursie Winterswijk 9 juli 2016
Met 5 man sterk vertrekken we zaterdagochtend uit Kampen, via Arnhem, richting Winterswijk. In de buurt van Arnhem hoopt Niels langs de snelweg gifsla tegen te komen. Deze heeft hij vanuit de auto al eens zien staan. Met dank aan de Tomtom van Niels : “SLA na 300 meter linksaf” vinden we bij een parkeerplaats inderdaad gifsla (lactuca virosa – zeer zeldzaam). Onze volgende waarneming is “munt” op de heerlijke Apfelstrudel met slagroom op het marktplein in Winterswijk.
Vervolgens rijden we door een prachtig coulisselandschap met fraaie boerderijtjes. Het voelt alsof men een beetje achter loopt in de Achterhoek en dat ervaren we als zeer aangenaam.
Parelmoervlinder
Bij het natuurgebied Willinks Weust parkeren we de auto en lopen langs de Sibelco kalksteengroeve het gebied in (Muschelkalk). Links een kijkwand waar je, als je geluk hebt, de Oehoe kunt spotten, die in de wand van de 240 miljoen jaar oud, niet meer in gebruik zijnde, steengroeve, zijn nest heeft.
Langs het pad vinden we veel gewone soorten, zoals gewone agrimonie, gewone braam, gewoon struisgras, gewone vlier, gewone engelwortel, gewone hennepnetel, gewone brunel en gewoon biggenkruid, naast andere algemene soorten. Tot onze “verrassing” vinden we in het bosgebied een prachtige open plek met stukje blauwgrasland en daar komen we soorten tegen die je niet dagelijks ziet, zoals pijpenstrootje, gevlekte orchis, stijf havikskruid, stijve ogentroost, gewone vleugeltjesbloem, veelbloemige veldbies, het zeer zeldzame karwijselie (witte puntjes aan de bladeren), fraai hertshooi, goudgele honingklaver, kale jonker en moerassmele ?? Zeer zeldzaam, echter dit blijkt later helaas toch bochtige smele te zijn geweest.
Langs de bosrand, een klassiek eiken-haagbeukenbos, vinden we een prachtige parelmoervlinder. Iets verder de fraaie rups van een helmkruidvlinder op boszegge. Het bos is prachtig en in het voorjaar zeker de moeite waard om een keer terug te keren. We vinden er bosviooltjes (donkersporig / bleeksporig ),bosanemonen, klaverzuring, heksenkruid en glanshaver. Even zijn we Niels kwijt, die alleen en in z’n eentje (bron : Klein Orkest) op zoek is gegaan naar de eenbes. Helaas niet gevonden, maar we zijn heel tevreden met de 149 soorten die we wel zagen.
We keren terug naar de auto en rijden via een onvervalste landweg vol kuilen en bulten naar de Borkense Baan, waar in vervlogen tijden een heuse stoomtrein liep van Winterswijk naar Borken.
Zittend op de nog aanwezig rails, nuttigen wij de meegebrachte boterhammen. Het is er opvallend stil, slechts de vogeltjes laten zich af en toe horen. Na de lunch lopen we links van de spoorbaan een drassig gebied in met een prachtige ven. Veel gevlekte orchissen, kleine- en ronde zonnedauw en stijve moerasweegbree in bloei (zeer zeldzaam), dwergzegge en blauwe zegge, borstelgras, heidekartelblad. Deze laatste parasiteert op kleine wolfsklauw. Eten en gegeten worden. Uit het gedroogde lijkje van een kikker kruipt een vreemde wants. Dit blijkt later een stinkzwamaaskever te zijn.
stinkzwamaaskever
We steken de spoorbaan over, waar valse salie prachtig in bloei staat. Het gebied rechts van de spoorbaan is minder drassig. We vinden er klein blaasjeskruid (vrij zeldzaam –pas op, niet naar wijzen, want is een vleesetende plant), grote wilde gagelstruik, hazenzegge, sterzegge, welke net boven het water uitsteekt, koningsvaren, vetblad, stekelbrem. We twijfelen over een rus. Boek erbij gepakt en een kenmerk is: makkelijk of moeilijk uit de grond te trekken. Tsja wat moet je daar nu mee.
“Zitten hier ook adders”, vraag ik Niels, waarop ik als antwoord krijg: “alleen onder het gras”.
We lopen naar links over de spoorbaan richting een grote plas met heel veel waterlelies. Een levendbarende hagedis ligt op de rails in het zonnetje, maar schrikt van ons. We lopen om de plas heen en nemen een korte pauze. Het uitzicht is geweldig mooi. In de brede oeverranden van de plas groeit wateraardbei, snavelzegge en veenpluis . Na de pauze lopen we door een donker bos met salomonszegel en veel lekkere bosbessen. Vervolgens door stuk heideveld en een donker triest dennenbos. Tot onze verrassing komen we uit bij de auto (dat hebben we wel anders meegemaakt) nog even duiken we weer het bos in om het prachtig bruin/goudgele beekje dat daar loopt te bewonderen. We hebben 136 soorten gezien, teveel om hier op te noemen.
Dan op naar het Wooldse Veen: een Natura 2000 gebied ten zuidoosten van Winterswijk doorlopend over de Duitse grens, daar overgaand in natuurgebied Burlo-Vardingerholter Venn und Entenschlatt.
Ronde zonnedauw
Een mooie wandeling over loopplanken geeft een goede indruk van dit fraaie hoogveengebied. Een gebied met veenputten en veendijken: overblijfselen van de vroegere afgravingen, waarbij men na verdroging het veen gebruikte voor turf. Door het natuurherstelplan van o.a. Natuurmonumenten, vormt zich nieuw hoogveen in de veenputten, met als begroeiing onder andere witte- en bruine snavelbies, zonnedauw, lavendelheide, eenarig wollegras, kleine veenbes en veenmos. De veendijken zijn begroeid met berken en soms ook eiken. Doordat de ondergrond grotendeels uit keileem bestaat heeft men een zware verdroging kunnen voorkomen. Wel moet in de gaten worden gehouden dat berken en eiken niet de overhand krijgen en het gebied nat genoeg blijft. Op onze wandeling door het gebied zien we delen , zeer fotogeniek, verdronken berkenbroekbos.
Ook komen we twee van de maar liefst 186 oude grensstenen tegen met het jaartal 1799. Tussen het Nederlandse en Duitse veengebied loopt een oude smokkelaarsroute: het Commiezen pad. Dit liep midden door het veen, pal op de grens. (Een commies was een douanier of grenswachter). Zie voor de route en zijn geschiedenis : www.wandelbeeld.nl . Niels noteert tijdens de wandeling 91 soorten wilde planten.
In Groenlo (Grolle) eten we samen nog gezellig een hapje bij het voormalige postkantoor aan het marktplein, als afronding van een zeer geslaagde dag. En doen onze laatste waarneming: peterselie op de mosterdsoep.
Verslag: Ellen van Knippenberg
Fotografie: Ellen van Knippenberg en Gonny Sleurink
Plantenwerkgroep, excursie Zalkerbos 17 juli 2016
Het Zalkerbos in de zomer: bloeiend Slangenlook
Traditie getrouw starten we het excursieseizoen van de plantenwerkgroep het ene jaar in Scheerenwelle en het andere jaar in het Zalkerbos, zo ergens in april. Voor het Zalkerbos weliswaar een mooie tijd, omdat dan alle voorjaarbloeiers in bloei staan, maar tja, dan mis je steevast het bloeiende Slangenlook, één van de pareltjes van het Zalkerbos. Dit jaar reden voor een bezoek in de voorzomer.
We verzamelden ons bij het Meeuwenplein, of gingen rechtstreeks met fiets of auto, en verkenden met ons 10-en het gebied.
We kwamen veel bekende soorten uit het voorjaar tegen, waarvan sommige nu in bloei, zoals Gevlekte dovenetel, Slangelook (aan het eind van z’n bloei) en Kraaielook (aan het begin), Schaafstro, Bosrank, Grote muur en Hop.
Voor sommige grassen is het in april nog te vroeg waardoor ze niet te determineren zijn: maar nu zagen we Kweekdravik, een soort van langs de rivieren die we dankzij de bloeiwijze nu op naam konden brengen.
Alle veranderingen rond de inrichting van het Zalkerbos zijn misschien nog wel een groter verschil met onze vorige excursie naar dit gebied in april 2015 dan het jaargetijde. Landschappelijk is er sinds vorig jaar veel aangepakt: er is meer bos aangeplant, waardoor het bos robuuster wordt, maar er ook doorkijkjes verdwijnen. Er is meer water door een extra geul in de uiterwaarden. En de bovenlaag van een waard, grenzend aan de rivier, aan de zuidzijde van de weg is helemaal afgeplagd. En die veranderingen zorgen voor tijdelijke of blijvende andere vegetatietypen. Zo kwamen we tal van planten tegen die er vorig jaar überhaupt niet waren, of alleen als sluimerende zaden in de grond.
Als compensatie voor alle aanpassingen aan de IJssel met het uitdiepen van de vaargeul wordt het bos uitgebreid. Op 3 plaatsen zagen we een jonge aanplant van bos, waarbij de ondergroei nu allerlei akkeronkruid-achtigen bevat. Die zullen op den duur wel weer verdwijnen. De mooiste daarvan: Gewone duivenkervel met teer fijn ingesneden blad, en roze bloemen met donker roze vleugeltjes die zich veelvuldig tussen de jonge aanplant slingerde. De helder gele bloemen van enkele Gele ganzenbloemen vielen daartussen goed op. Verder akkerviooltje, diverse Ganzevoeten, Getande weegbree, naast de gewone Grote weegbree, Zwarte nachtschade, Gewone raket, Akkerkool, Herik en Kroontjeskruid.
Meer naar de rivier toe is een extra watergeul gegraven, wat ook weer voor nieuwe vegetatietypen zorgt. Daar zagen we o.a. Rode waterereprijs, Moerasandoorn en Avondkoekoeksbloem. Meer in de houtwallen o.a. Kompassla, dat zijn bladeren verticaal draait.
Inmiddels begon de lucht al prachtig rood te kleuren. Tegen dat decor zagen we een paar Lepelaars overvliegen.
In de avondschemering maakten we een laatste uitstapje naar een perceel direct grenzend aan de IJssel, waar de bemeste bovenlaag secuur vanaf is geschraapt, met behoud van het oorspronkelijke reliëf. Door oude afzettingen van de rivier zijn zandruggen ontstaan met allerlei laagtes en hoogtes. Een zomerdijk beschermd beide waarden tegen teveel overstromingen. Door het afschrapen van die bovenlaag ontstaat een waard, die in potentie vergelijkbaar is met de Vreugdenrijkerwaard aan de andere kant van de rivier (stroomdalgrasland).
Het is spannend wanneer en welke bijzondere soorten uit de Vreugdenrijkerwaard zich ook gaan vestigen aan deze kant van de rivier! Bij het laatste voldoende licht maakten we de ‘nulstand’ op: heel veel akkerwinde, Fioringras, Zeegroene ganzenvoet en Stippelganzenvoet, Groot kaasjeskruid en Kleine klaver, Witte krodde maar ook al meer bijzondere soorten die zich hier meer zullen gaan vestigen als Sikkelklaver en Kruisdistel.
Van af nu moeten we eigenlijk elk jaar even een kijkje gaan nemen om de ontwikkelingen bij te houden! Bijzonder, en dat zo dicht bij huis.
Tekst: Toos Lodder
Fotografie: Gonny Sleurink
Jubileumvaartocht op Zaterdag 17 september 2016
Vijftig jaar Natuurvereniging IJsseldelta
Op de jaarvergadering van dit jaar bracht een aantal leden ons in herinnering dat de vereniging dit jaar 50 wordt. Dat verdient een feestje, daar was de vergadering het over eens. Ter plekke werd een jubileumcommissie samengesteld bestaande uit Klaske van ’t Oever, Kees de Kievid, Hans Houkema en Jessica Borst.
Toen de vereniging 40 jaar bestond, is er een vaartocht georganiseerd, die door vele verenigingsleden zeer werd gewaardeerd. Daarom wil de jubileumcommissie er graag een feestelijke traditie van maken.
Voor de 50ste verjaardag is er daarom een tocht georganiseerd met ‘De Veerman van Kampen’ door de IJsseldelta naar het IJsseloog.
Het wordt een unieke vaartocht naar een uniek gebied, waar je als ‘gewone sterveling’ niet zomaar een voet aan land zet. De jubileumcommissie heeft, dankzij het feit dat verenigingsleden van de Vogelwerkgroep hier al meer dan 10 jaar inventarisaties uitvoeren, toestemming gekregen om een bezoek te brengen met een grotere groep. Ook zal iemand van Rijkswaterstaat komen vertellen over het gebied.
Zo ziet het programma er uit:
13.00 uur Ontvangst op de ‘Veerman van Kampen’ t/o
Van Heutszplein, IJsselkade
13.15 afvaart
14.30 aankomst IJsseloog
14.45 feestelijke traktatie en woordje
15.00 lezing/wandeling naar keuze
15.30 wisselen lezing/wandeling naar keuze
16.15 aan boord voor terugvaart
17.30 aankomst in Kampen
Deze feestelijke vaartocht is gratis voor leden en 1 introducé. Dat mag natuurlijk ook een kind of een kleinkind zijn. De tocht is mogelijk gemaakt door het bestuur van de vereniging, een aantal vrijgevige verenigingsleden en de ruimhartige bijdrage van ANV Camperland (250,-!).
Wilt u zich van te voren aanmelden? Dan houden we rekening met uw komst.
Leden krijgen voorrang tot 1 september as.. Na deze datum is de inschrijving open voor iedereen (25,- euro). Dat zal bekend gemaakt worden in de regionale kranten.
Stel, dat u mensen kent die overwegen om lid te worden van de vereniging, nodig hen van harte uit. Ook nieuwe leden mogen gratis mee.
Op 17 september vieren we dus onze verjaardag. De jubileumcommissie zorgt vanzelfsprekend ook voor eigen gebakken lekkernijen. Mocht u ter verhoging van de feestvreugde een cadeautje in petto hebben voor de vereniging; dan is een envelopje met inhoud altijd welkom. Aan boord zetten we een cadeaudoos neer.
———————————————————————————————–
Aanmelden
U kunt een mailtje sturen naar w.vantoever@gmail.com of een briefje invullen en inleveren bij fam. Van ‘t Oever IJsselkade 29 8261 AC Kampen met de hieronder gevraagde gegevens.
Graag horen we vóór 1 september of u erbij bent.
[ ] lid naam…………………………………………………………………..
[ ] introducé naam…………………………………………………………………..
[ ] ja, ik meld me aan als lid van Natuurvereniging IJsseldelta en betaal pas volgend jaar mijn eerste contributie van 21,50 euro per jaar
naam ………………………………………………………………………………………………..
adres …………………………………………………………………………………………………..
Plantenwerkgroep, excursie Springendal Twente 28-5-2016
Het dal van de Mosbeek: excursie naar een bijzonder en plantenrijk gebied
Op 28 mei vertrokken we om 8.00 uur met 6 man/vrouw naar Twente voor een excursie naar het dal van de Mosbeek in Twente. Voor planten een behoorlijk uniek gebied in Nederland en landschappelijk ook nog eens heel mooi.
We parkeerden de auto’s bij de Watermolen van Bels. Daar is een nieuw bezoekerscentrum met de toepasselijke naam IJs en Es: het dal van de Mosbeek en het daarnaast gelegen Springendal zijn ontstaan in de ijstijd als stuwwal, waar de Mosbeek zich een weg in heeft uit gesleten.
De Mosbeek wordt gevoed uit water (sprengen) die uit aardlagen opwellen. Daardoor is een afwisselend landschap ontstaan met veel reliëf, wat in de verte wel wat van Limburg heeft. Op korte afstand kwamen we heel verschillende landschapstypen en heel verschillen plantengemeenschappen tegen. Nat bronbos, natte schraalgraslanden, maar ook (hoge en droge) heide, beukenbos en akkerlandjes.
In de poëtische woorden van het bezoekerscentrum:
“Hier op slechts enkele kilometers van Ootmarsum en Tubbergen borrelt in alle stilte water uit de bodem. In kleine hoeveelheden, maar gestaag. Het voedt de natuur en een reeks van gedachten. Ze maken stil, want dit is de bron. Dit is Twente.”
Op die stilte moesten we trouwens wel even wachten, want het terras van de molen werd met een bladblazer grondig schoon geblazen.
De informatiepanelen boden ons nog meer wetenswaardigheden en adviezen. Alleen Ellen was voorzien van ‘Wellington’s’ (hoewel geen echte) zoals het advies in het Engels was, maar ook zonder laarzen konden we dit keer goed terecht.
Direct bij de molen zagen we aan een plasje (spaarbekken voor de watermolen) onze eerste bijzonder waarneming: Eekhoorngras, familie van het Langbaardgras. Eerst als enige tussen Bosbies, Ruw beemdgras en Gestreepte witbol, maar als snel bleek dat er op een droger stukje toch nog meer stond.
In de bosranden langs de velden o.a. Dolle Kervel: familie van het Fluitenkruid, maar met donkere stelen, tegen het aubergine aan, die door rijke beharing weer wat witter ogen. Bermzuring wordt vaak over het hoofd gezien: een kruising tussen Ridderzuring en Krulzuring, met als eigen kenmerk een behaarde middennerf aan de onderzijde van het blad. Die komt dus vast vaker voor dan uit de statistieken lijkt.
We stonden bij onze eerste Kale Jonkers wat langer stil, omdat de bladeren ook wel veel weg hadden van een Speerdistel, maar de kluwen aanstaande bloemhoofdjes gaf de doorslag.
Bij het spaarbekken van de watermolen van Frans (bezoekerscentrum, maar die dag gesloten) zagen we o.a. Kleine Varkenskers, naast Grote Varkenskers. Familie van de andere kersen, wat je kan ruiken aan de Kleine Varkenskers: de geur lijkt erg op die van Sterrenkers.
In een arm roggeveldje, waarvan we er verscheidene zagen, o.a. Slofhak, een eenjarige grassoort van schrale akkergronden die door bemesting sterk in aantal is teruggelopen: het kleine broertje van Reukgras. Daar vonden we ook veel Kleine Leeuwenklauw, die we ook op meer gewone akkers zagen. Er werd een speciaal oud Roggeras geteeld: St Jans rogge, dat – uiteraard- plaatselijk werd verwerkt.
In sommige bosjes bij boerderijen ook veel (verwilderde) tuinplanten, zoals Reuzen Balsemien, Grote Veldbies, Grote Maagdenpalm, een geel-wit bloeiende Smeerwortel (Symphitum grandiflorum), en Kruisblad Euphorbia. In het bos nog een andere tuinplant: Franje kelk.
En dan onze hoogtepunten: 2 (3) prachtige blauwgraslanden. We troffen het, want het vetblad stond in bloei. Eerst zagen we enkele exemplaren, maar dat werden er al snel heel veel: een mooie paarse gloed. In Nederland heel zeldzaam, maar verwant aan het Alpenvetblad wat je hoog in de Alpen tegen kan komen. Ik herinner het mij van van die Alpenweitjes waar de sneeuw net is weggesmolten. Vetblad is een vleesetend plantje: de bladen zijn vettig en opvallen bleekgroen. Vliegjes die daar op gaan zitten zijn verloren.
Een citaat uit de Wilde Planten trilogie van Westhoff (1970-1973): ‘het aantal plaatsen waar vetblad voorkomt is in een halve eeuw tijds 95% geslonken. Op de plaatsten waar ze nu nog voorkomt groeit ze vaak nog maar met enkele exemplaren. Toen Linnaes deze plant doopte was ze nog vulgaris en ook toen Heimans en Thijsse jong waren was het vetblad vooral in het oosten van ons land nog zo algemeen dat men haar overal tegenkwam en Twentse kinderen ze nog kleverige viooltjes noemden.’ Kleverige viooltjes is wel een toepasselijke naam. Ik zoek hem even op in de Heukels van mijn oma (3e druk 1907) en inderdaad: Pinguicula vulgaris, vetblad, op moerassige veengrond en in de duinen. Vrij algemeen.
Een andere opvallende schoonheid die nog niet in bloei stond is Beenbreek. Eigenlijk moeten we over een maand terug voor een weide die dan volledig geel is van de Beenbreek. Andere soorten die we hier vonden waren Heide kartelblad, een half parasiet. Dat kon je zien op een plek waar het veel stond en andere planten veel kleiner bleven. Verder Zenegroen, Kleine Zonnedauw, Parnassia, Rietorchis, Dwergzegge, Bronkruid, Gulden (?) Sleutelbloem, Brede Orchis, Spaanse Ruiter, Gevlekte Orchis, Blauwe Knoop, Vlozegge en nog veel meer.
Een andere bijzonderheid was een bronbosje en van nature voedselrijk moerasbosje. Elzenbroekbos met meerstammige Elzen en een ondergroei van Bittere veldkers, mooi wit bloeiend, Bitterzoet, Holpijp en Dotterbloemen (ook al uitgebloeid, maar in deze bossige omgeving met enorme bladeren.)
Al die aandacht voor herstel en behoud van de natuur levert prachtige en interessante landschappen op en is ook goed voor de recreatie, maar sommige boeren werd/wordt het toch wat te benauwd: één had op zijn erf het bordje: ‘Bedreigde boer’ geplaatst.
Terug naar de auto volgden we de Duitse grens, die we ook zo af en toe overstaken. Een echt grensoverschrijdend natuurgebied is het niet. We volgende o.a. een enorme maisvlakte, langs plekken waar naar gas werd geboord, voor we via smokkelpaadjes weer op vertrouwd gebied kwamen.
In totaal hebben we 248 verschillende soorten gezien, in vier verschillende kilometerhokken. In hok 254-496, het hok met daarin de molenvijver van de beide molens Frans en Bels, vonden we de meeste soorten: 187. Deze waarnemingen komen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De gegevens worden o.a. gebruikt voor het maken van verspreidingskaartjes, trendonderzoek enz. Verspreidingskaartjes kan je vinden op www.verspreidingsatlas.nl. Daar vind je van veel soorten ook een korte beschrijving en foto’s.
Tekst: Toos Lodder
Foto’s: Heleen Strikkers