Windmolens in de IJsseldelta?

Windmolens. Duurzame energie. Daar kan toch niemand tegen zijn? En inderdaad, ook onze vereniging is voorstander van het gebruik van meer, veel meer duurzaam opgewekte energie. Alleen niet tegen elke prijs. In ‘onze’ IJsseldelta kunnen windmolens veel schade aanrichten. Aan vogels, die tijdens vliegbewegingen de wieken kunnen raken. Aan vleermuizen, die niet alleen geraakt kunnen worden maar ook door de zuiging door de wieken kunnen worden ‘geraakt’. Aan het zo bijzondere landschap, dat onder meer vanwege zijn ‘wijdsheid’ is aangewezen als Nationaal Landschap IJsseldelta. In onze ogen niet voor niets is de IJsseldelta op de ‘Nationale Windmolen Risicokaart’ van Vogelbescherming Nederland voor een aantal groepen vogels als risicogebied aangeduid vanwege de grote waarde van het gebied voor vogels. De milieufederaties stelden al een aantal jaren geleden een alternatief plan voor. Uit dat onderzoek naar geschikte locaties bleek dat windmolens in Overijssel goed mogelijk zijn, en wel op grootschalige locaties bij Bruchterveld en Dalfserveld.
 
Omdat de landschappelijk zo waardevolle IJsseldelta ook een zeer belangrijk gebied is voor zowel vogels als vleermuizen maken we bezwaar tegen plaatsing van windmolens. Zoals langs de N50, een plan dat voorlopig van de baan is. Of in de Zuiderzeehaven en op het Haatland, waar een plan voor in totaal vier windmolens in procedure is. Steeds met dezelfde argumenten: binnen enkele kilometers afstand broeden de Zeearend en de Slechtvalk. De windmolens zouden in hun leefgebied komen te staan.

Zeearenden broeden in het Roggebotzand (foto Cor Fikkert)

 We hebben eerst bezwaar gemaakt tegen het vaststellen van het bestemmingsplan door de Gemeenteraad. Van zowel de Zuiderzeehaven als van Bedrijventerrein Haatland. Beide plannen maken twee windmolens mogelijk. De gemeente heeft onze bezwaren echter ongegrond verklaard, onze bezwaren afgewezen dus. Dat gebeurt helaas vaker als het om natuur en landschap gaat. We zijn daartegen echter in beroep gegaan, bij de Raad van State, dat is de hoogste bestuursrechter in ons land, in Den Haag. Ons beroep tegen de Zuiderzeehaven werd ook daar helaas ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan nu ‘onherroepelijk’ is, definitief zeg maar. Voor het bestemmingsplan Haatland zijn we ook naar de Raad van State geweest. Helaas is ook daar de uitslag voor onze vereniging negatief: ons beroep is ongegrond verklaard (afgewezen). Min of meer met dezelfde argumenten als eerder bij de Zuiderzeehaven. Jammer, maar nog geen reden om bij de pakken neer te gaan zitten. We beraden ons nu nog op een vervolg. Zo moet voor de plaatsing van de windmolens eerst nog een vergunning worden verstrekt, namelijk een vergunning in de zin van de Natuurbeschermingswet, voor het mogen aantasten van de waarden van Natura 2000-gebieden.

Zeearend na botsing met windmolen bij Dronten (foto Frank de Roder)

Downloaden Haatlandhaven:

Beroepschrift bestemmingsplan Haatlandhaven 17 juli 2011

Aanvulling beroepschrift bestemmingsplan Haatlandhaven 19 november 2011

Downloaden Zuiderzeehaven:

Zienswijze windmolens Zuiderzeehaven 5 oktober 2010

Beroepschrift bestemmingsplan Zuiderzeehaven 11 april 2011

Uitspraak RvS 5 oktober 2011 Windmolens Zuiderzeehaven Kampen

 

Zeearenden in de IJsselmonding 2011

 Voorwoord

Ook in 2011 stelde het al sinds 2009 aanwezige koppel zeearenden ons weer voor raadsels. De verwachting was dat ze het nest op het vogeleiland in het Zwartemeer zouden gaan uitbouwen en daar een tweede broedpoging zouden doen. In januari 2011 wezen de waarnemingen daarop. Maar in februari 2011 waren ze nauwelijks meer op het eiland aanwezig.

Roggebotzand

Wel werden ze nu vaak gezien bij het Roggebotzand (op een afstand van ca. 15 km westelijk) ) en al snel werd duidelijk dat daar in een oud populierenbos een nest werd gebouwd. Op 3 maart sloot Staatsbosbeheer het perceel bos en de paden eromheen af.

De plek was namelijk tot dan toe vrij toegankelijk en hoewel het nest in een hoge populier zit zijn zeearenden toch erg gevoelig voor verstoring zeker in de nestbouwfase.

Slechts een poging

Toch was deze plotselinge late verandering van nestplaats een teken dat de vogels nog onervaren zijn en niet een vast broedterritorium hebben gekozen binnen hun uitgestrekte jachtgebied van zeker 34 km2.

Want net zoals op het Vogeleiland werd ook in 2011 in het Roggebotzand geen ei geproduceerd noch gebroed op het gebouwde nest. Waarom is niet duidelijk, zijn de vogels nog niet volwassen genoeg of  is het prooiaanbod in het voorjaar niet voldoende ?

De vogels worden ook in de zomer en herfst nog bij het nest gezien.

Zeearend vliegend richting bos

 

 

 

 

 

 

Het paar: links ; vrouw, rechts;  man

Door het aflezen van de ringen door Cor Fikkert wisten we dat het paar samengesteld is uit een vogel die op het nest geringd is in 2006 in Noord Duitsland en een andere vogel geboren in het jaar 2007. Het vrouwtje is dan dus 4 jaar oud en dat is nog steeds een subadulte vogel aangezien zeearende pas op hun 5 jaar volwassen zijn.

Wisseling van de wacht

Recente berichten geven aan dat er een wisseling van de wacht is opgetreden. Via de ringaflezing van Cor Fikkert lijkt de man nu steeds op te trekken met een 4-jarig vrouwtje afkomstig uit de Oostvaardersplassen.(2007)

Inventarisaties en waarnemingen winter 2010-2011

De maandelijkse inventarisaties op de eerste zaterdag in de wintermaanden van 2010-2011 zijn onder wisselende omstandigheden uitgevoerd. In december was het volop winter met een ijslaag op de randmeren. Begin januari was de vorstperiode voorbij maar lag er nog veel ijs. In februari en maart was het zacht weer. Tijdens de inventarisaties werden veelal 1 of 2 vogels gezien in het oostelijke Ketelmeer vooral vanaf  de vogelkijktoren op het Rechterveld. In maart was een vogel tegen zonsondergang vliegend naar het nest in Roggebotzand te zien.

Naast de  inventarisaties werden ook waarnemingen via internet doorgegeven door vele vogelaars zodat we een goed beeld kregen. Samen met het vaste koppel waren er regelmatig nog 1 of 2 juveniele subadulte vogels aanwezig.  Op 24 januari zagen Anton Wielink en Bert Schuldink maar liefst 4 vogels tegelijk in het Vossemeer noord oost. Duidelijk is de concentratie van waarnemingen rondom het Vossemeer en oostelijk Ketelmeer. In de zomer was een van de vogels van het paar ook vaak vergezeld van een andere 3e of 4e jaars vogel.

 

 

 

 

 

Zeearenden in Nederland in 2011

Het opvallende van het toenemende aantal waarnemingen van zeearenden in de IJsseldelta is dat deze niet op zichzelf lijken te staan. In het voorjaar en de zomer van 2011 bleken er 4 paren zeearenden actief te zijn in Nederland.

Naast het bekende paar in de Oostvaardersplassen en het paar in de IJsselmonding waren er ook nog paren in het Lauwersmeer en in de Biesbosch. Het ervaren paar in de Oostvaardersplassen bracht weer twee  jongen groot en het paar in het Lauwersmeer één jong.

De verwachtingen:

Het inmiddels volwassen paar is in de IJsselmonding gebleven. Het aantal waarneming stijgt nog steeds. Er komen meer juveniele en subadulte vogels bij die in Nederland en Noord Duitsland van het nest gevlogen zijn. Het kan bijna niet anders of er komt een broedgeval van de zeearend in deze omgeving.

Het is maar te hopen dat de vogels een veilige en goede plek daarvoor kiezen want er zijn zeker bedreigingen aanwezig  in de vorm van menselijke verstoring. Ook de plannen om hoge wind turbines bij de Zuiderzeehaven te plaatsen zijn verontrustend. Hemelsbreed op 3,6  km van het huidige nest. Bekend is dat zeearenden in botsing kunnen  komen met de wieken en dat dan niet overleven.

Het grootbrengen van een jonge zeearend zal een teken van een gezond en schoon leefmilieu zijn, waar ook voldoende rustige plekken aanwezig zijn.

 De vogelwerkgroep hoopt de verdere ontwikkelingen op de voet te kunnen volgen door middel van maandelijkse inventarisaties en door andere waarnemingen.

 Henk de Vos

Met dank aan Cor Fikkert voor de toestemming voor het gebruik van de foto’s.

Vogelexcursie Friesland 12-11-2011 Op zoek naar de kleine rietgans

Zaterdagmorgen 12 nov. 2011 vertrokken 7 Kampenaren en een Zwollenaar om half 8 uit Kampen. De reis ging eerst naar het centrum van Workum om broer Bertus van Wim Baer op te pikken, die ook graag met ons mee wilde. Onderweg bleek de Zwollenaar in de zestiger jaren evenals ik lid van de Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie te zijn geweest.

Al pratende bleken Sytse Tjallingii en ik een flink aantal gezamenlijke bekenden te hebben uit die tijd. Omdat hij onderweg prachtige foto’s maakte en bereid was ze ter beschikking van dit verslag te stellen, kan men zien wat wij onderweg zoal zagen.

Eerst gingen we naar de zuidkant van de Workumerwaard ter hoogte van camping It Soal. Ondertussen was het mooi licht geworden en hadden we de zon in de rug, waardoor we de vele vogels, die op de keileemkliffen in het water stonden, goed konden zien. De ganzen overnachten op het water, omdat ze dat veiliger vinden. Bij zonsopkomst vertrekken ze in groepen naar de fourageergebieden. We zagen er grauwe, kol- en heel veel brandganzen. Op het water lagen ook tientallen kleine zwanen en veel eendensoorten, zoals pijlstaarten, slobeenden, wintertalingen, smienten, brilduikers en bergeenden. Tussen de kieviten op de platen trippelden een groepje bonte strandlopertjes. En her en der stonden of vlogen kok-, storm-, zilver- en grote mantelmeeuwen. Vlakbij in een bosje streek een koperwiek neer. Gerda Fijnebuik was er verrukt van. Heel goed was de koperkleur voor en onder de vleugel te zien. Even verderop zagen we kramsvogels met wit onder de vleugels en met hun tjak-tjak-roep. Op een paaltje in de Workumerwaard ontwaardeHenk de Voseen jonge slechtvalk. Net toen we naar de auto’s wilden lopen, hoordeWim Baeren zag Henk Kroeze een paar veldleeuweriken overkomen.

Onderweg naar de noordkant van de Workumerwaard zagen we spreeuwen, graspiepers en zwarte kraaien. In de weilanden waren ook een paar wilsterflappers actief. Zij proberen goudplevieren onder hun slagnetten te krijgen. Vroeger was dat voor de Friese arbeiders een bijverdienste, want ze werden voor goed geld aan de rijken verkocht. Tegenwoordig worden ze nog op de ouderwetse manier gevangen om ze te ringen. Een eindje verderop probeerden een aantal jagers een haas te verschalken. Aan het eind van de weg bestegen wij de uitkijktoren. Tussen de kieviten en wulpen stonden honderden goudplevieren, die af en toe opvlogen en hun melancholisch roepje lieten horen. In de brede sloot met veel wilde eenden ontdekte Johan Pompert een paar dodaarsjes. Langs de waterkant stonden blauwe en grote zilverreigers te vissen. Op een grote paal speurde een buizerd het gebied af. Op de terugweg naar Workum werd onze aandacht getrokken door een biddende torenvalk en nog een jonge slechtvalk.

Daarna gingen we richting Aldegea (Oudega) op zoek naar de kleine rietgans. We troffen het, want al voor Blauhus (Blauwhuis) zagen we honderden in de weilanden staan. Omdat de zon hen zo goed bescheen, kwam de blauwgrijs berijpte kleur van de bovenste vleugeldekveren heel mooi uit. Ellen van Knippenberg was er lyrisch over. Ook het donkere kopje met een roze vlekje op de snavel vond ze prachtig. Omdat het gras nog zo hoog was, waren de roze poten niet zo heel goed te zien en kwam de Engelse naam pinkfoot niet zo goed uit. Met wat geduld kregen we de mooie, roze poten toch wel te zien. Deze kleine rietganzenpopulatie broedt op Spitsbergen (in 40 jaar van 10- tot 50-duizend gegroeid). Via Noorwegen en Denemarken komen ze in ZW-Friesland een paar weken fourageren, om dan door te trekken naar Zeeuws- en Belgisch Vlaanderen. Na in deze omgeving nog een paar groepen kleine rietganzen bekeken te hebben, gingen we richting de Afsluitdijk.

Aan de waddenkant van Kornwerderzand troffen we enkele tientallen toppereenden aan. Dit waren er maar weinig in vergelijking met wat we later op de middag bij Laaksum aan de kust van het IJsselmeer aantroffen. In de verte lagen in een lange, brede streep duizenden toppers. Verder lagen er op de Waddenzee nog wat futen en een enkele middelste zaagbek. Aalscholvers zaten in de buitenhaven op dukdalven te drogen. In een klein bosje op de dijk lieten een heggemus en een roodborst om de beurt hun riedeltje horen. Een winterkoninkje wipte ertussen door.

Aan de zuidkant van Kornwerderzand troffen we in de boompjes dit jaar niet, zoals vorig jaar de noordeuropese witkopstaartmees aan. Wel zaten er groenlingen en koperwieken. Wat verderop in een bosrandje stonden we zo’n beetje oog in oog met goudhaantjes, die ongestoord doorgingen met fourageren. Voorts zaten er veel trekkende merels en koperwieken.

Voor de terugweg gingen we weer richting Friese IJsselmeerkust. Tussen de Afsluitdijk en de Makkumer Noordwaard lagen grote aantallen kleine zwanen. Op de droge platen stonden veel wulpen en scharrelden er ook nog een paar grutto’s tussen. Verder fourageerden er grote groepen bonte strandlopers.

Bij de kust gingen we nog even aan bij de observatiehut bij Piaam. Rond de boerderij bij de P vlogen een paar Turkse tortels en een holenduif. Bij de hut stond het water heel laag. Daarom zaten de diverse eenden, ganzen en zwanen ver weg. Op de plaat stond nog wel een grote groep goed te onderscheiden scholeksters en wulpen. Op een plasje aan de noordkant van de hut liepen  een paar witgatjes te pikken. Op het pad door de rietvelden troffen we nog wat pimpel- en koolmezen en een rietgors. En in verte vloog een vrouwtje blauwe kiekendief voorbij. Toen aanvaardden we de terugreis en hadden op deze excursie ± 60 vogelsoorten gezien. In Friesland werden we uitgeleide gedaan door weilanden vol duizenden grauwe, kol- en brandganzen.

Om half 6 kwamen we weer voldaan in Kampen aan.

Tekst: Fibo Nannen

Foto’s: Sytse Tjallingii en Bertus Baer

 

 

Plantenexcursie 20-07-2011

Woensdagavond 20 juli staat er een verrassend grote groep mensen in de Groenestraat om onder leiding van Niels Jeurink in de omgeving van Kampen planten te inventariseren. Zelfs een mevrouw op de fiets, die helemaal vanuit Zwolle is gekomen .

Niels kiest als startpunt de berm langs de Kamperzeedijk, ter hoogte van Grafhorst, aan de kant van de Koekoekspolder. Zeer, zeer langzaam met alle neuzen naar beneden gericht lopen we enkele meters door de pas gemaaide berm. We geven aan Niels door welke planten we herkennen, zodat hij deze op zijn inventarisatielijst kan aanstrepen. Iedereen heeft daarin zijn bijdrage. Datgene wat we niet weten, wordt ons door Niels uitgelegd aan de hand van specifieke kenmerken van de plant. Er staat teveel om hier op te noemen.

We lopen voorbij waterpeper, herfstleeuwentand, biggenkruid, hanenpoot, muurpeper enz. richting de oorlogsbegraafplaats. De begraafplaats ligt op een boomrijke plek. Door de zandige, schrale bodem is de biotoop anders, maar helaas komen we niet veel speciale planten tegen in deze zeer bijzondere omgeving .

Je kunt ze niet over het hoofd zien: de zes witte grafstenen van de 2 Britse en 2 Australische, jonge vliegeniers van de Royal Air Force. In de Tweede Wereldoorlog stortte hun Lancaster bommenwerper in het Ganzendiep, slechts 1 persoon overleefde dit. Tevens ligt er één Nederlands oorlogsslachtoffer.

Op een hoger gelegen deel, bereikbaar via een hek, staan nog drie aparte grafmonumenten. Een soort zuil met de symbolen van de vrijmetselarij (passer en winkelhaak). Een slechts deels leesbare tekst wekt onze nieuwsgierigheid op.

Via een weggetje over een sloot verlaten we het kerkhof. In de sloot vinden we bultkroos en  kroosvaren. Onder de loep bekeken is het een bijzonder fraai plantje. In de herfst vormt het rode tapijten op de sloot. Het groeit in weinig vervuild, voedselrijk water.

Langs de sloot staan stippelganzenvoet, melganzenvoet en korrelganzenvoet keurig naast elkaar, zodat Niels goed de verschillen kan laten zien. (zie ook: www.wilde-planten.nl)

Het pad maakt een grote bocht naar links, waar langs de rechterkant geoorde wilg, grauwe wilg en veel hazelaars groeien. Daar moeten we later in het jaar nog eens terugkomen om hazelnoten te verzamelen.

De schapen in het weiland komen nieuwsgierig onze kant op. Wie bekijkt nou wie ? vraagt iemand van de groep zich af. Verderop twee spelende hazen.

Binnenkort, vertelt Niels, zal er in dit glastuinbouwgebied een proefboring naar aardwarmte plaatsvinden. (Een week later staat er in de krant, dat bij de boring, op1.950 meterdiepte, warm water van 73 graden Celsius is gevonden. Via een eerste put wordt het water via leidingen door de kassen geleid. In een tweede boorput stroomt het afgekoelde water dan weer terug.)

De Koekoekspolder (-2.5 tot -3 NAP) is de diepste polder van Overijssel. Gedurende 2 eeuwen werd er veen gewonnen en in 1909 werd het weer ingepolderd. Er is wel 6 keer zoveel kwelwater (10-25 mm/dag), als regenwater. Het kost dan ook veel energie om de polder droog te houden. Het water in de slootjes is door het kwelwater altijd heerlijk koel. Het water kleurt bruinachtig, niet door olie, maar omdat het ijzerhoudend is. Langs deze sloot vinden we o.a. oranje havikskruid, kleine en grote berenklauw en blaartrekkende boterbloem

Via het fraaie Schinkelpad lopen we naar de Parallelweg, die parallel loopt aan ? In ieder geval loopt er een sloot parallel aan de parallelweg. Met een houten beschoeiing vol wilde planten, vormen zij samen een lust voor het oog.

We lopen nog even door het dorpje Grafhorst. Oeps, foutje ! Grafhorst kreeg in 1333 stadsrechten. In 1849 verwoestte een brand vrijwel de gehele stad. Slechts drie van de 60 gebouwen stonden na de brand nog overeind. Vanwege de grootte wordt het nu meestal aangeduid als dorp.

We kijken nog even uit over het Ganzendiep. Het wordt al donker. Totaal 143 soorten zijn we deze avond tegengekomen. Niet gek ! Tevreden fietsen we huiswaarts.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

In memoriam Gerrit Frank 1928 – 2011

´Kampen verliest wijze mensen-mens`  kopte De Stentor boven een ´In memoriam´  van Gerrit Frank. Ik kreeg dit krantenartikel onlangs van een goede vriend. Het is een korte maar liefdevolle terugblik op een maatschappelijk zeer actief mens. 

Wat mij in het bericht echter opviel was dat `IJsseldelta´ niet werd genoemd. Aan een kant niet zo verwonderlijk, want ik denk dat veel meer activiteiten van Gerrit zijn weggelaten. Maar Gerrit Frank was wel (mede-) oprichter van deze Natuur- en Vogelbeschermingwacht en jarenlang heeft hij als voorzitter een hoofdrol gespeeld bij een groot aantal natuurbeschermingsacties rondom Kampen, acties die bovendien royaal de landelijke pers haalden. Voor mij een reden om nog eens in mijn oude krantenknipselarchief te duiken en terug te kijken op deze turbulente tijd.   

 

De strenge winter van 1962 – 1963 en de acties rond de wintervoedering van (water)vogels, maar vooral ook de concrete bedreiging van de natuur in de jaren zestig, was aanleiding om een natuur – en vogelbeschermingswacht op te richten. Gerrit Frank werd de eerste voorzitter. IJsseldelta had in de beginjaren een ambitieuze agenda. Het was Paul Rademaker die met het idee kwam om elke maand minstens één activiteit te organiseren. Excursies, natuurwandelingen, lezingen, filmavonden, inventarisaties, lesmateriaal voor de jeugd, nestkastprojecten en vooral voorlichting over de bedreigingen van de natuur en de mogelijkheden tot behoud. Die ambitie werd, mede dankzij Gerrit Frank,  volledig waargemaakt.

Dirk Landsman maakte een groot aantal leskoffers met lesmateriaal en opgezette dieren. Er werd een begin gemaakt met de inventarisatie van de Mandjeswaard en ook lukte het om van deze waard een beschermd vogelbroedgebied te maken. In die tijd kwam het voor dat Friese eierzoekers, soms met een toerbus, de weidegebieden rondom Kampen afstroopten op zoek naar kievitseieren. En om de ´beveiliging´ te optimaliseren stimuleerde Gerrit Frank een flink aantal leden van IJsseldelta om `controleur Vogelwet´ te worden. Samen met Vogelwachter Koridon organiseerde hij daarvoor  de lesavonden. Bekende vogelfilmers zoals Jo van Dijk, Jan P. Strijbos en Jan van de Kam kwamen hun films vertonen in de uitverkochte bovenzaal van De Hanzestad. Lezingen kwamen er van landelijk bekende vogelkenners zoals J. Philippona, ganzenspecialist en dhr. A.  Timmermans, onderzoeker bij het Rivon. Het waren Gerrit en Paul, die de contacten legden en speurden naar andere interessante vogelfilmers. Voortdurend ontplooide Gerrit initiatieven: Broedde er een paartje ooievaars op de schoorsteen van een boerderij langs de Zwartendijk? Gerrit Frank zorgde via Staatsbosbeheer dat er een paal met een wagenwiel kwam. Moest er een vergunning komen voor een excursie langs een van de nieuwe, maar afgesloten, dijken van Zuidelijk Flevoland? Gerrit Frank regelde dat. Moest er een artikel komen in Limosa over de waarneming van de zeer zeldzame roodpootvalken in de polder Mastenbroek  (juli 1967)? Gerrit Frank schreef dat.

 

Begin 1969 was een drukke tijd: Door IJsseldelta werd geprotesteerd tegen de excessen bij de ganzenjacht in Mastenbroek.  De krantenkoppen luidden: Scherp protest van IJsseldelta op ganzenjacht in Mastenbroek´  en `Vogelbeschermers luiden alarmbel met betrekking onweidelijke ganzenjacht´.  En daarnaast werd actie gevoerd om de kolken langs bijvoorbeeld de Zwartendijk weer schoon te krijgen. Krantenkop: ´Ontsiering van Landschap, Kolken worden gebruikt als vuilstortplaatsen.`

 

Maar de drukste tijd voor Gerrit kwam toen de provincie Overijssel vond dat de monding van de IJssel wel een geschikte plaats zou zijn voor de bouw van een elektriciteitscentrale.  En van daaruit zouden dan maar liefst negen hoogspanningslijnen uitwaaieren naar alle kanten.  De directeur van `het Oversticht´, de heer Maaskant, openbaarde dit plan bij de Christelijke Vrouwenbond afdeling Kampen – Noord.  IJsseldelta was wel op de hoogte van dit voornemen, maar er moest een kapstok zijn om de actie tegen deze tot dan geheime plannen te kunnen starten.

 En toen ging het los. Koppen als : ´Vogelwacht “IJsseldelta” vreest plannen krachtcentrale´, ´Leden verontrust over toekomst Kampereiland´, ´Vogelwacht “IJsseldelta” spreekt ongerustheid uit over de bouw van krachtcentrale op Kattenwaard´,  ´IJsseldelta is fel gekant tegen bouwen van krachtcentrale op het Kampereiland´.

Wat voor Gerrit Frank bij al dat actievoeren voorop stond was: zorg dat je een alternatief hebt.

In het geval van het Kampereiland werd Schokkerhaven of Zwolsche hoek voorgesteld. Door de elektriciteitsmaatschappij ´IJsselcentrale´ werd de bouw bij Schokkerhaven afgewezen om financiële redenen, bouw op die plek zou 28 miljoen gulden meer kosten. 

Begin maart 1969 begon de protestactie tegen de bouw van de centrale op het Kampereiland. In een felle protestcirculaire werd een handtekeningenactie gestart. IJsseldelta bracht naar voren dat 28 miljoen gulden wel een hoop geld was, maar dat dit bedrag slechts 2,8 % van de stichtingskosten bedroeg. Bovendien was dit bedrag slechts een globale aanname en zeker niet gebaseerd op gedegen financieel onderzoek. Veel fundamenteler was dat IJsseldelta de verwevenheid tussen Provinciale en Gedeputeerde Staten en het bestuur van de NV. IJsselcentrale  op de korrel nam.  IJsseldelta trok de objectiviteit van de Staten op dit punt in twijfel.

Het zou een artikel op zich zijn om het verloop van deze actie weer te geven. In het verleden heeft de Ratelaar daar al eens uitvoerig aandacht aan geschonken. Wel is het zo dat ik zeker drie plakboeken vol heb met krantenartikelen uit die tijd. Waar het mij in dit artikel om gaat is de prominente rol die Gerrit Frank in het geheel heeft gespeeld. Samen met Cees Mortier (districtsconsulent bij het Staatsbosbeheer) en ondergetekende werd een kerngroep gevormd, die lik op stuk kon reageren op de ontwikkelingen. Soms leek het of we voor een verloren zaak vochten, maar altijd weer zag een van drieën een lichtpunt of een handvat om weer verder te gaan. Het was Gerrit´s idee om een boekwerk  samen te stellen met als titel ´Het Kampereiland bedreigd´. Een uitstekend idee bleek, want ik denk dat in die tijd geen krant deze uitgave negeerde.  De plaatselijke pers publiceerde het boekwerk bijna integraal in hun kolommen en diverse landelijke kranten besteedden soms een halve tot een hele pagina aan het conflict. Kop in dagblad Het Parool: `Zeldzaam natuurgebied dreigt verloren te gaan´. Kop in de NRC: `Natuurliefhebbers vechten voor Kampereiland.´ Het was ook Gerrit´s idee om een klein foldertje te maken met de centrale gemonteerd in het  Kamper stadsfront.  Dat  maakte in een klap duidelijk hoe kolossaal deze centrale het landschap zou gaan domineren.

In een forumbijeenkomst lanceerde Gerrit die het idee om een waterloopkundig modelonderzoek te laten uitvoeren. Hij daagde de NV IJsselcentrale  uit om dat onderzoek te betalen en zowaar dat lukte. Dat onderzoek van het Waterloopkundig Laboratorium in Kraggenburg bleek een belangrijk document bij de discussie.  Een plek bij de Ketelbrug blijkt de beste en Schokkerhaven is een goed alternatief,  zo luidde de conclusie van het rapport.

Tijdens de discussie over de plaats voor de bouw van de centrale probeerde de NV IJsselcentrale de overheid voor een voldongen feit te stellen. De elektriciteitsfabriek deed namelijk een aanvraag om op het Rechterveld een koppelstation te mogen bouwen. Daarmee werd de bouw van dit onderstation en de aanleg van de hoogspanningleidingen losgekoppeld van de eventuele bouw van een centrale. Dat hield volgens  de IJsselcentrale  ook de mogelijkheid open om de nieuwe centrale eventueel bij Schokkerhaven te situeren.  Maar de achterliggende gedachte was natuurlijk: als we het onderstation op het Rechterveld bouwen dan ligt ook de bouw  van de Centrale op de Kattenwaard vast. De Kamper Raad stak gelukkig een stokje voor dit plan en ging niet akkoord. Dan plotsklaps, in augustus 1970, na anderhalf jaar actievoeren, kwam het bericht dat de IJsselcentrale het nieuwe onderstation gaat bouwen bij Schokkerhaven en afzag van de bouw van een centrale op het Kampereiland.  Daarmee was de strijd nog niet helemaal gestreden, want ook over de tracés van de hoogspanninglijnen werd nog heel wat afgesteggeld.

 

Denk niet dat het actievoeren tegen de centrale alle tijd opslokte van Gerrit Frank. In het natuurbeschermingsjaar N70 werd in het voorjaar, naast de gewone excursies, een grote publiekswandeling georganiseerd langs  de toen nog landelijke Trekvaart in IJsselmuiden en langs de rivier de IJssel. En in het najaar werd de grote tentoonstelling in de Koornmarktspoort, getiteld ´Mens en Natuur´, een samenwerking tussen maar liefst acht hobbyverenigingen en een aantal overheidsinstanties  geopend door Gedeputeerde Thomas van de provincie Overijssel. De motor achter dit alles? U raadt het al.

 

 

 In februari 1971 neemt Gerrit Frank afscheid als voorzitter. Het slot van zijn voorzitterstoespraak:

“ Bij de bouw van de centrale aan het Ketelmeer gaat het alleen om financiële en nauwelijks om technische belangen, zo verzekerden ons deskundigen op hoog niveau. Maar de vorming van de natuur kost eeuwen. Dat mogen we niet opofferen voor wat geld. De natuur die er nog is, is onvervangbaar. We zijn al ver beneden het noodzakelijke minimum. Elke verdere aanslag op de natuur is een aanslag op onszelf. Dat is helaas geen kreet,maar een noodkreet. Tast niets meer aan, dat is het enige advies dat we de overheid kunnen geven.”

 

Nederhorst den Berg , augustus 2011

Roel Kapenga

 

Plantenexcursie Millingerwaard 10-09-2011

We kunnen nu toch wel van een traditie spreken: tijdens de ver weg plantenexcursies van de natuurvereniging starten we met koffie-met.

Na ons vertrek om 09.00 uur vanaf het Meeuwenplein bereiken we via de brug die ons over de Waal naar Nijmegen voert – wat doet deze omgeving toch buitenlands aan: maar ja, we bevinden ons ook bijna op de grens met Duitsland – in de Ooijpolder, het café met terras “Oortjeshekken”.

We zijn niet alleen. Het is een prachtige dag (ja, echt: zomer 2011!) en veel mensen maken hier tijdens hun wandeling of fietstocht een tussenstop.

Daarna verder, richting de Millingerwaard. In het dorpje Kekerdom vinden we een parkeerplaats. Tassen, verrekijker en camera mee, we gaan op stap. Bij de opgang naar de dijk wordt al een eerste bijzonderheid gesignaleerd: Amaranthus hybridus , de Bastaard amarant, daarnaast Harig vingergras. We steken de dijk over en lopen langs het enig buitendijks gebouwde kerkje in Nederland. Daarnaast een wit huis met als opschrift Linnaeus Prick Hove. In dit buitenverblijf woonde en werkte Joseph Jules Guillaume Prick, wetenschapper en natuurliefhebber .

De Millingerwaard (ruim400 hectare) ligt in de Gelderse Poort aan de zuidkant van de Waal, bij Millingen a/d Rijn, ter hoogte dus van Nijmegen. Het is een uiterwaard met ooibossen, moerassen, kruidenrijke graslanden, plassen en rivierduinen; wilde paarden en runderen lopen er vrij rond. Het zeer gevarieerde natuurgebied is ontstaan doordat in de afgelopen 50 jaar het kleipakket grotendeels is afgegraven voor de baksteenindustrie.

We vinden Zwart tandzaad, Watermuur, Dauwbraam, Rode ogentroost, Zwarte mosterd. Links van het pad: Sachalinse duizendknoop, Fallopia sachalinensis. Deze woekerende plant met wel2 m hoge stengels staat in bloei. Een grote wesp tast de witte bloemen af: een Hoornaar! Het is een bescheiden type want hij laat zich niet gemakkelijk fotograferen.

Niels gaat ons voor op een smal, glibberig pad dat ons door een oerwoud van reuzenbalsemienen voert. Wauw, nooit gedacht er ooit zoveel bij elkaar te zullen zien. Wat een feest!

Je moet wel van roze houden!

De reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera), familie van het vlijtig liesje, is een eenjarige plant die tot 2,5 m hoog kan worden. De plant heeft opvallende 2-5 cm grote bloemen,  die van juli tot september bloeien met een lila, roze of lichtgele tot witte kleur. Het is een echte hommel en bijenplant. Hij is afkomstig uit de Himalaya, vooral uit Tibet en ook uit India. Vanaf het begin van de vorige eeuw is de plant in Europa gaan verwilderen. Hij groeit graag langs of in de buurt van water. De verspreiding van de zaden vindt mechanisch plaats, wanneer een rijpe vrucht wordt aangeraakt, rollen de vijf delen hiervan zich op en schieten zo de zaden weg.

Het is drukkend warm. Terwijl we over het pad glibberen en ik ontzettend mijn best moet doen om overeind te blijven, daarbij ondersteund door de sterke stengels van de balsemien, springen de zaden ons om de oren. Een Grote klis ziet kans zijn zaden aan m’n rugzak te haken. Ik voel iets kriebelen in m’n nek en op m’n rug. Langzaamaan bekruipt mij het gevoel aan een survivaltocht mee te doen en ik begin nu nog meer respect te krijgen voor mensen die dagenlang door een jungle lopen en waarover ik zo graag de verhalen lees.

Maar er schijnt licht aan de horizon en we bereiken een wat gangbaarder pad naar de vogelkijkhut aan een van de vele plassen die het gebied rijk is. Het uitzicht is prachtig! Hier moet je ’s morgens vroeg zijn. We horen de kleine piepjes van mezen, de kreet van een grote bonte specht. Een aalscholver vliegt over en in de verte een groep lepelaars.

Verderop is een open vlakte met Jacobskruiskruid, Wilde peen, Tandzaad, Canadese guldenroede (Solidago Canadensis), Lythrum (kattestaart), Viltig kruiskruid, Wilde cichorei, Zomerfijnstraal., Kaardebol.

Dan vindt Niels het tijd om af te dalen naar de oever van het meer. De wand is steil en kleiig. Onderuit gaan is geen optie. Modder tot aan de knieën is voldoende. Beneden gekomen levert het wel een aantal leuke vondsten op: Goudzuring!, Beklierde duizendknoop, Bidens tripartia (driedelig tandzaad) en Zwart tandzaad, Liggende ganzerik, Rode gazenvoet, Liggende ereprijs en, nee, geen Pijlkruid maar Waterweegbree. Ook nog: bloeiende Hanenpoot, Moerasdroogbloem en Wolfspoot.

De volgende kleiput. Hier vinden we knaagsporen van een bever. Nou ja, knaagsporen: hij en/of zij heeft een volwassen schietwilg omgeknaagd. Je zou dit natuurvandalisme kunnen noemen, maar ook zo’n omgevallen boom biedt de natuur weer allerlei kansen. Wel een leuk idee dat ze hier aanwezig zijn.

We vinden Naaldwaterbies, Moerasbeemdgras, Glidkruid, Stekelnoot! (Xantium), Wilde bertram, Liggende ganzerik (lijkt op Zilverschoon), Knopig helmkruid, Moeraszuring, Korrelganzevoet, Bezemkruiskruid en Bitterkruid.

In het water liggen door een bever kaalgeknaagde, polsdikke stukken van een tak. Die gaan mee in de tas voor het thuisfront. Een grote groene sprinkhaan hopt over de planten.

Een Bruine (?) libel zet haar eieren af in het water. .

De Waal!

Tijd voor de meegebracht lunch. Aan het strand vind ik nog een paar tomaten. TOMATEN?!?! Ja, die groeien hier gewoon in het zand. Natuur- of cultuurbarbaren?

Langs de rivier ontstaat hier een duin. De aanwezige wilgen staan mangroveachtig op hoge wortelpoten op het strand. Ze lijken zo weg te kunnen lopen. We struinen verder: Geoorde zuring, Vlieszaad, Cypreswolfsmelk, Saponaria (zeepkruid), Doornappel, Liggende amarant, Druifkruid: de plant stinkt naar koolteer!,

Wilde reseda, de mooie, helderblauw bloeiende Ossentong, Blaassilene,

glansbesnachtschade (Solanum nitidibaccatum), Kattendoorn.

 Dan weer omhoog. Een zogenoemd stroomdalgrasland; gedroogde stengels en bloemen van de kruisdistel; de scherpe bladeren prikken door m’n broek. Nu weet ik weer waarom ik ze niet meer in m’n tuin heb.

Kleine ruit, Duinriet, Grijskruid, Borstelkrans, Wilde marjolein!, Heksenmelk, een Euphorbia-soort, Knoopkruid, Knikkende distel,

 

Wilde bosrank! (Clematis vitalba) met mooie pluiszaden.  IJzerhard! (Verbena officinalis)

 

 

 

en een heel bijzondere plant: varkenskervel of … Niels zoekt het op*.

 

Breukkruid, Vlooienkruid, watdanookkruid ………

Moe van alle indrukken strijken we neer in de Millinger theetuin, een tuin in oosterse sferen. Even wat drinken en uitrusten. We bakkeleien nog wat over een cultivar. Gonny en ik houden stand: het is toch echt een Rudbeckia! Nee, nee, geen Helenium.

Ook dit zoeken we op.

We gaan naar huis, maar we hebben nog lang niet alles gezien. Wat erg, moeten we nog een keer. Niels laat nog wat van de omgeving zien. Het is het land van zijn jeugd. Uitzicht op de Pannerdense kop, nog even door Berg en Dal (zonder hoorngeschal), een hapje eten bij pannenkoekenhuis de Heksendans.

Het was weer een prachtige dag!

Verslag: Heleen Strikkers, met dank aan Gonny Sleurink en Niels Jeurink

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

*N.B.: De foto’s van de schermbloemige nog eens goed bestuderend kom ik tot de conclusie dat dit de Weidekervel (Silaum silaus) moet zijn. Dat is een leuke vondst, hoewel dus niet de Varkensvenkel die we gisteren nog dachten. Weidekervel is een soort van droge graslanden en lijkt heel sterk op Karwijvarkenskervel, maar daarvan verschilt door de omwindseltjes (dat zijn de steunblaadjes onder de schermpjes, dus de ‘binnenste’ vertakkingen in de bloeiwijze). Die zijn bij Weidekervel talrijk (en goed te zien op 1 van de foto’s) en bij Karwijvarkenskervel (bijna) ontbrekend. Verder is de stengel niet kantig maar gestreept (bij Karwijvarkenskervel duidelijk gegroefd) en is de top van de bladslippen wat roodachtig.

Het is trouwens geen Varkensvenkel omdat de bloemen geelachtig wit zijn (en niet geel), omdat het aantal schermstralen minder dan 10 is (zou bij Varkensvenkel minstens 15 moeten zijn) en omdat de bladslippen niet zo lang zijn (tot 2-3 cm, die van Varkensvenkel zijn 4-10 cm). Daarvoor moeten we dus nog een keer terug, want hij schijnt hier inderdaad ergens gevonden te zijn.

Niels

 

Voor (nog meer) mooie foto’s, zie: http://millingerwaard.blogspot.com/

Plantenexcursie Bergen aan Zee 18 juni 2011

Het miezert, het ziet er triest uit, maar we vertrekken toch richting Bergen aan Zee. Helaas niet met een bus vol belangstellenden.

In Bergen aan Zee eerst maar eens aan de koffie met Apfelstrudel, dan geven we de hemel even de gelegenheid om haar overtollige vocht te lozen. Na het 2de bakje kunnen we richting parkeerplaats in het bos- en duingebied van PWN.  Door de regen staan de planten er in ieder geval fris bij. Langs het pad en onder de bomen een tapijt van hengel Verder veel schapegras, hondsviooltje, slangekruid en kromhals.

 

We lopen een open gebied in met heide. Niels hoort het gekwaak van een rugstreeppad. We vinden aan de rand van een vennetje een enige tijd geleden overleden exemplaar. De rugstreep is duidelijk zichtbaar. Het is een kalkrijk poeltje door de regen, die het kalk van de duinen (schelpen) naar de duinvallei spoelt. Er groeit dwergzegge, grote ratelaar, zomp vergeet-me-nietje, egelboterbloem, liggende klaver, moerasstruisgras.

We vervolgen ons pad door een bos van  zwarte dennen. Deze zijn in het verleden aangeplant om het duinzand vast te houden. Inmiddels weet men dat deze dennen veel meer vocht verdampen dan loofbomen en daardoor zorgen voor verdroging van de duinen..

 

De omgeving wisselt voortdurend. Een wandeling in dit gebied is een echte aanrader. Diverse wandelpaden kronkelen door het gebied. Niels is zo verstandig om via zijn GPS enkele malen de coördinaten vast te leggen. Op de terugweg zijn we daar heel blij mee.

Een duin met volop kraaiheide, welke zurig ruikt door de vele zwarte bessen die het draagt.

Prachtig rood puntgras, fakkelgras volop in bloei,  gewone ossentong, mooie korstmossen, eikenvarentjes, schermhavikskruid, bittere wilg. Deze vegetatie: duinen met kraaiheide is niet voor niets een Natura 2000 gebied.

We komen een grappig gevormd gebouwtje tegen: een koepelbunker. Hierin ligt op een plankje aan de muur een schrift, waarin de bezoeker een stukje kan schrijven. Erg leuk.

Hier vinden we tijm, ruig viooltje, scherpe fijnstraal (soort kalkrijk zand), zwarte toorts, driedistel, olijfwilg, duinviooltje, meelbes, boskruiskruid en nog veel meer.

Regelmatig zien we grote mierenhopen van de rode mier. Dit is een goed teken, want bij sterke verzuring houdt de rode mier het voor gezien en trekt naar elders. We vinden zelfs een mierenhoop van zeker 1,5 meterhoog, gebouwd tegen een omgevallen boom.

Aan de duinenrand zie je duidelijk het fraaie effect van het “kaalmaken” van de duinen. Het zand verstuift weer. Nieuwe helm vaart hier wel bij, want de wortels worden langer en sterker en zorgen zo voor een sterker duin.

Dan komen we bij het gebied dat we zo graag willen zien: De Kerf. We beklimmen het hoogste duin ter plekke en hebben een prachtig uitzicht. Aan de noordzijde zijn nog duidelijk de sporen te zien van de duinbranden van 4 mei 2011. De brand verwoestte ca 200 hectare natuurgebied. Ook dit gebeuren biedt weer nieuwe mogelijkheden voor de natuur.

Ten zuiden ligt de “Parnassiavallei”. In 1997 werd er een opening (kerf) gegraven in de duinenrij tussen Bergen aan Zee en Schoorl., waardoor behalve het zeewater, ook het kalkrijke strandzand de kalkarme duinen in kon stuiven. Hierdoor werd het water in de Parnassiavallei brak en ontstond er een bijzondere vegetatie. Inmiddels is de opening tot zeker de helft gereduceerd en de drempel voor het water en het zand te hoog geworden om in de duinvallei te stromen c.q. te waaien. Er zijn nog veel beschermde planten te vinden, waardoor het gebied niet overal toegankelijk is

Wij vinden er o.a. fraai duizendguldenkruid, moeraswespenorchis, krielparnassia, zeewolfsmelk, zeelathyrus (zeldzaam voor Nederland), bleekgele droogbloem, zeeaster, zandhaver, blauwe zeedistel, zilte zegge, parnassia, blauw glidkruid, zeewinde, brede orchis, zeekool en misschien stippelzegge ?

 

Zeer tevreden beginnen we aan onze  terugtocht en hopen we nog de dennenorchis tegen te komen. En ja hoor, we vinden het prille begin van deze fraaie plant. We zijn dus een beetje te vroeg. Niet getreurd, na al die zeldzame soorten kan deze dag niet meer stuk.

Bedankt Niels.

 

Tekst en foto’s: Ellen van Knippenberg

Ooievaars strijken neer in Zalk augustus 2011

 
De laatste dagen worden er hier in Zalk door ons en ook door andere veel ooievaars waargenomen. Mijn vrouw heeft er ook foto’s van gemaakt. Dicht bij ons huis aan de Broeksteeg waren er op een gegeven moment 24 stuks te zien.
 
MVrGr
 
P. Warnaar

Plantenexcursie Borkuner Paradies en de Haselüner Kuhweide 9 juli 2011

 

Niet zo bekend in Nederland maar zeker wel de moeite waard is het Borkener Paradies, net over de grens bij het Duitse Meppen. Eigenlijk is dit een gebied met een oude arm van de rivier de Ems. Er zijn droge, en van oudsher begraasde, droge graslanden te vinden met onder meer Steenanjer en de niet in Nederland voorkomende Aar-ereprijs.

Die Wettervorhersage had gelukkig een slecht vooruitziende blik de vrijdag voorafgaande aan onze plantenexcursie naar het land van onze oosterburen. Op een klein buitje na bleef het zonnig en droog en daardoor werd het laat en daardoor zagen wij ons genoodzaakt om na afloop van de excursie neer te moeten strijken op een terrasje-voor het zomerse gevoel, aan de voet van het oude kerkje in het kleine dorpje  Bokeloh …. het leek wel vakantie!

Nu kostte het ons toch al niet veel moeite om op zaterdagochtend om 08.00 uur op pad te gaan richting Duitse grens. Iets mooiers kan men zich toch bijna niet voorstellen: op zoek naar het paradijs. Nog even Kaffee mit Kuchen in Meppen, kaart van het gebied gekocht, rijden maar!

Een klein bordje wijst ons de weg: zum Paradies. We klimmen uit de auto en ontdekken direct een paar leuke soorten in de berm: Saponaria (zeepkruid), Kweekdravik, Klein timotheegras, Hennepnetel.

De berm langs het pad kleurt roze/geel/wit en geurt zoet. De geur wordt veroorzaakt door een aantal soorten walstro: Gladwalstro, Geel walstro en een kruising hiervan (x, een hybride): Geel/wit walstro. Daarnaast zie ik tot mijn grote verrassing Hemelsleutel – zo’n typische tuinplant, het Driekleurig viooltje, Poelruit (niet te verwarren met Filipendula – Moerasspirea), Silene (Avondkoekoeksbloem) en het Vlasbekje. Aan de rand van het bos dat wij betreden zien we onder andere de Kandinaalsmuts en een leuke vergroeiing van twee bomen die op anderhalve meter hoogte aan elkaar verknocht zijn geraakt.

We komen bij een soort kade waar een bord ons vertelt dat hier ooit “Das alte Versener Wehr”, een soort waterkering is geweest om de stuwkracht van de rivier de Ems, die hier met een slinger het Paradies omarmt te remmen. Tussen de stenen van de oude muur groeit onder andere Valeriaan, Lange ereprijs!, Dolle kervel en Wilgenroosje.

Een brugje leidt ons over een watervalletje met vistrap naar een pad het NSG (Naturschutzgebied) in. Tussen een warboel van Kleefkruid zien wij roze bloemetjes: Boslathyrus! Even verderop wijst Niels ons op een prachtige pol Reuzenzwenkgras. Watermuur is van Bosmuur te onderscheiden doordat het 5 stijlen heeft in plaats van 3. Verder zien wij nog Moerasandoorn, Pastinaak, een karakteristieke combinatie van Moerasspirea en Lange ereprijs, Lysimachia vulgaris – Grote wederik en Overblijvende hartbloem, welke in Nederland zeldzaam is. Ook nog: Grasmuur en Heggenduizendknoop.

Hier ook een bord met plattegrond.Het vertelt over het gebied: een drooggrasland met heel oude rivierduinen. De bomen die hier staan kunnen 500 jaar oud zijn!

We komen op de open vlakte, heuvelig grasland met hier en daar een pol heide. Wauw: Wilde tijm!, Steenanjer, Biggekruid, Zacht vetkruid, Tripmadam en: Veronica spicata – Aar-ereprijs!.

Zacht vetkruid lijkt op muurpeper. Niels proeft eraan. Muurpeper smaakt sterker. Je durft er bijna niet te lopen, bang dat al deze mooie planten vertrapt worden. Even later lig ik toch languit om een foto te maken van deze vooral lage begroeiing.Op de kale, zandige stukken groeit Buntgras.

Verderop vinden we Viltganzerik, Rolklaver, Rendiermos, Schapengras, Voorjaarsganzerik, Borstelgras, en Knolboterbloem. Koeien liggen lui te herkauwen. Ze lijken met pensioen te zijn. Een landkaartje vindt klaarblijkelijk hun uitwerpselen om van te snoepen. Niels en Ellen zien Goudvinken. We horen een Tuinfluiter, Tjiftjaf en een Groene specht.

Voorbij de prachtige resten van een oude boom en zetten we ons neer voor een lunch aan de oever van de Ems. Aan de overkant zwemt een muskus?rat. Een jonge fuut laat zijn klagelijke schooitoontje horen. In de warme ondiepte zwemt jonge vis. Willen we nog wel verder?

Toch maar doen, want wie weet wat er nog meer komt! Hogerop staan diverse heesters waaronder Sleedoorn en Wegedoorn. Op een afgebroken tak heeft een Zanglijster een plek (smidse) gemaakt om Huisjesslakken kapot te slaan.

We noteren nog een paar soorten met vreemde namen: Zwolse anjer (Steenanjer) en Kamperfoeli (zo ver van huis), Schaduwgras, ook wel heil Hitlergras genoemd. Rode schijnspurrie, Kruldistel, …

maar dan komt een groep paarden op ons afgerend. We doen alsof we niet bang zijn maar versnellen toch onze pas om zo snel mogelijk door het sluisje in het hek aan de rand van de weide te komen, pfff…. “Hoi jongens, wat zijn jullie lief (achter het hek) en willen jullie wel een lekker hapje gras?” We hebben ook wel Aar-ereprijs in de aanbieding ….”

Het rondje Paradies zit erop. We zijn weer bij de oude bomen. In één ervan zit een groot gat, mooie plek voor een Bosuil!

Dan weer in de auto. Niels wil ook een kijkje nemen bij een zijriviertje van de Ems, de Hase. Als we uitstappen begint het te regenen. We komen over een hoge brug over de Hase en lopen Gross Dörgen door, nou ja, groot: een buurtschap met 2 boerderijen en een camping. Wat een bijzondere omgeving! In het bos vinden we langs de berm Hengel (halfparasiet), Rankende helmbloem, Kruipbrem, Ruwe smele, Luxaflexgras. We vervolgen onze weg over een weide waar we weer de Aar-ereprijs en de Steenanjer, maar ook heel verrassend, een ree zien.

Op de Hase tracht een groep kanoërs met luid gejoel maar zonder succes de zaak droog te houden en vinden we onder steeds luider wordende galmende Schlagermuziek welke van de camping blijkt te komen nog, heel bijzonder, Rudbeckia laciniata (Slipbladige rudbeckia.) Erg leuke vondst. De soort geldt als zeer zeldzaam op natte, zeer voedselrijke grond in oeverruigten. Komt uit Noord-Amerika. Hoewel deze ook wel in tuinen voorkomt, denkt Niels toch niet dat dit een verwilderd exemplaar is.

We hoempapa-en zo snel mogelijk richting de auto. Het is duidelijk dat dit niet de meest favoriete muziek van zeker één van onze leden van ons gezelschap is. Bij het wegrijden staat in een open plek in het bos een reekalf!

We zigzaggen de Hase over en komen in het natuurgebied Haselüner Kuhweide. Vanuit een loofbos betreden we deze open, verrassend mooie plek, ook ontstaan in een kronkel van de Hase.

Er is een plasdras gedeelte met Egelboterbloem, Tormentil, Waternavel, Rosse vossenstaart (met oranje helmknoppen), Waterpostelein, Kleine egelskop, Watertorkruid,  Grote egelskop, Pijlkruid en een plant met een witte bloem met 3 kroonblaadjes die later na onderzoek door Niels verondersteld wordt de “gewone”, dus Grote waterweegbree te zijn, maar dan dus een heel klein exemplaar. Reden daarvoor is de vorm van de bladen. De andere Alismasoorten hebben lancetvormige tot lijnvormige bladen en zijn dus geleidelijk in de bladsteel versmald. Deze bladen zijn duidelijk afgeknot aan de basis, bijna iets hartvormig. Luronium, de Drijvende waterweegbree, heeft juist eironde bladen, die aan top en basis zijn afgerond.

Op het hoger gelegen deel in dit mooie stukje landschap staat een grote groep Jeneverbessen, zeer bijzonder, iets wat in Nederland bijna niet meer te vinden is. Daarnaast vinden we nog Borstelgras + Tandjesgras, wat  volgens Ellen bij een kruising dus wel tandenborstelgras zal opleveren, Mannetjes-ereprijs, Schild-ereprijs, Moerasstruisgras, Moerasviooltje, Stalkruid.

Ook gevonden, aan de rand van het bos: een kleurig bankje, afgesloten met een deksel en daarin kinderboeken met het vriendelijke verzoek deze terug te brengen na ze gelezen te hebben – leuk idee voor de kinderboerderij!

Terug naar auto zien we nog Zwarte toorts met paarse helmdraden en gele meelknoppen. Een Muskusrat rept zich naar zijn hol. Moe en tevreden over het zien van zoveel moois rijden we om rond zes uur weg op zoek naar een maaltijd.

Verslag en foto’s: Heleen Strikkers, met dank aan Niels Jeurink en Ellen van Knippenberg

Vogelexcursie Bargerveen 26 juni 2011

Het Bargerveen is een natuurgebied, dat van oudsher een aantrekkingskracht op vogelend Nederland uitoefent. Het gebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap. Heidevelden, hoogveenplassen, ontstaan door de turfwinning, moerassen en bossen zorgen voor diverse biotopen met de daarbij behorende vogelpopulatie. Voor enkele soorten, in het bijzonder de grauwe klauwier en de geoorde fuut is het gebied van levensbelang voor de Nederlandse populatie, maar ook een aantal andere soorten die elders vrij schaars zijn komen hier meer voor en de kans ze in de kijker te krijgen is dus reëel.

Het gezelschap bestond dit keer uit 12 personen, waaronder een drietal “nieuwelingen”. Het weer was redelijk en de verwachtingen hoog. Nadat we met elkaar (hernieuwd) kennis hadden gemaakt konden we vertrekken. Toen stonden de eerste soorten al op de daglijst: merel, kokmeeuw, zwarte kraai en tjiftjaf. Om kwart voor negen bereikten we het Bargerveen en dat was voor enkelen de gelegenheid om de thermoskan met koffie aan te spreken. Op dat moment liet de kwartel zich op korte afstand horen en ook de eerste zangertjes werden genoteerd.

Het eerst deel van de wandeling gaat door een hoogveenmoeras: rietgors en grasmus waren volop aanwezig. Meer aandacht kreeg het mannetje van de blauwborst die zich dichtbij liet zien en horen.

Ondertussen hadden de plantenkenners onder ons al de rondbladige zonnedauw ontdekt en even verderop een weitje met gevlekte rietorchis, welriekende nachtorchis en vingerhoedskruid. Na het moerasgebied volgen wij het pad langs een vrij grote schapenweide aan de ene kant en een moerasbos aan de andere zijde. Al spoedig wordt de eerste klauwier opgespoord: een paartje is druk bezig met de jacht. Waarschijnlijk bevindt zich een nest met jongen in de buurt. Op de draadafzetting van de weide is de roodborsttapuit en gekraagde roodstaart altijd aanwezig. Ook de grauwe vliegenvanger is druk aan het foerageren en een wielewaal laat zijn welluidende zang even vanuit het bos horen. Tussen de schapen foerageert een viertal grote lijsters en de boompiepers zijn alom te horen.

Om alle indrukken te verwerken werd er een koffie- en broodpauze ingelast. De lijst werd bijgewerkt en tijdens het oponthoud aangevuld met veldleeuwerik, koekoek en geelgors. De lucht begon een beetje dreigend karakter te krijgen; er vielen een paar druppels maar de bui zette niet door. Gelukkig maar want het gebied dat gingen verkennen is een uitgestrekt plassengebied met geen mogelijkheid om te schuilen, zelfs geen dikke boom. Het is een gebied waar een grote kokmeeuwenkolonie bezit van heeft genomen. Op het pad vinden we veel gepredeerde eieren. Veel vogels zijn druk in de weer de jongen groot te brengen maar een flink aantal zit nog te broeden. Dit is het gebied waar een vogel leeft die het Bargerveen ook beroemd heeft gemaakt: de geoorde fuut. Deze soort broedt vooral in de meeuwenkolonie en maakt op die manier gebruik van de bescherming die de meeuwen bieden. Hoewel dit keer niet veel vogels gezien werden konden we wel van enkele paartjes genieten.

De zon liet zich hier zo af en toe zien en dan werd het aangenaam wandelweer. Libellen waren in grote aantallen aanwezig en dat was de omstandigheid om nog een Bargerveen-soort  bij uitstek te spotten: de boomvalk. Ook die kregen wij te zien, één keer zelfs op korte afstand.

Het laatste stuk naar de parkeerplaats gaat door het moerasbos dat we in het begin voorbij gelopen zijn. Het is een wonderlijke bossage met alle bekende loofzangertjes en mezen. Maar ook een paddestoelenbos. Op de geur (stank) afgaande vinden we o.a. de grote stinkzwam. Bij een verlaten boerderijtje in dit bosje is een grauwe vliegenvanger druk doende zijn jongen te voeren. Het nest waar de eieren uitgebroed zijn wordt bekeken. En om de tocht helemaal af te sluiten zoals het hoort laat aan   de rand van het bos nog een paartje van de grauwe klauwier zich zien. Dat niet alleen. Ook een paar wielewaal-mannen is druk aan het foerageren boven de heide.

We zijn bijna bij de parkeerplaats. Daar is een aantal jaren een grote plas aangelegd waar nu veel ganzen op rusten. Boven het water zijn veel gierzwaluwen, en boeren-, oever- en huiszwaluwen aan het foerageren.

We zijn weer bij de auto’s. De laatste koffie wordt opgedronken, het laatste sneetje brood verorberd. Er wordt nog even nagepraat. Het weer heeft zich prima gehouden. Praktisch geen druppel regen gevallen. En, ook belangrijk: alle soorten die het Bargerveen tot zo’n mooi vogelgebied maken staan genoteerd; 77 kruisjes staan er op de daglijst. Een goede reden om nog eens terug te komen

Anton Wielink