Nationaal park Zuid-Kennemerland oftewel de Kennemerduinen is een prachtige duingebied tussen IJmuiden in het noorden en Zandvoort en Haarlem/ Santpoort in het zuiden. Een heel bijzonder landschap met een kilometers breed duingebied. Deze duinen horen tot de van oorsprong kalkrijke duinen, dit gebied is immers mede ontstaan door de invloed van (kalkrijke) afzettingen van de (nu Oude) Rijn. En dat zie je ook in de vegetatie terug. Er zijn duingraslanden en duinheiden, plasjes en de zeereep. In al deze habitats vind je soorten die je buiten de duinen niet (snel) zult vinden. De flora is er gevarieerder dan in de kalkarmere duingebieden.
“Pappa, wat zijn die mensen aan het doen?”
“Klavertjes vier aan het zoeken”.
Het genoemde plantje hebben we niet gevonden maar wel het geluk van een stralende dag. Veel, vaak jonge gezinnen maken van de gelegenheid gebruik om hun vertier te zoeken bij de recreatieplas of in de duinen. Wij zijn rond 10.30 uur bij bezoekerscentrum De Kennemerduinen op traditionele wijze begonnen met ons kopje koffie/thee ‘met’ op het terras van het informatiecentrum waarna wij speurend onze tocht van ca 4 km aanvangen richting zee. De wandeling zal meer uren in beslag nemen en ondertussen genieten we volop van de dingen die wij onderweg tegenkomen.
Langs het pad richting recreatieplas ‘t Wed staat onder andere zachte dravik, ijle dravik (mooi bij elkaar), veldbeemdgras (kegelvormige bloeiwijze, korte tong), ruw beemdgras (lange tong), schaduwgras, gestreepte witbol, kweek, hennepnetel, brandnetel, look zonder look, witte dovenetel, klimopereprijs, nagelkruid, Geum urbanum, familie van de roos, doornappel, zwaluwtong, hondsdraf, kleefkruid (grmmm), winterpostelein, drienerfmuur, varkensgras wat geen gras is maar een lid van de duizendknoopfamilie, zenegroen, bosaardbei, lelietje van dalen, gewone ereprijs, herderstasje, Jacobs kruiskruid, zandzegge, ruige scheefkelk (hoort bij kalkrijke duinen – rode lijstsoort), robertskruid, geel walstro, vlasbekje, akkerhoornbloem en verschillende soorten ruwbladigen. Bomen en heesters: hondsroos, hop, kruisbes, sneeuwbes, braam, wegedoorn, liguster, gewone vogelkers (Prunus padus), veldesdoorn, zomereik.
We vinden duinpiepers onder een boom:
Een braamsluiper laat zijn mitrailleur-geluidje horen.
En we doen even een test of we de gevonden ruwbladigen goed hebben onthouden:
Ossentong (Anchussa officinalis): paarsblauw, medium ruw blad, lancetvormig
Kromhals (Anchusa arvensis): lichtblauw klein bloempje met krom halsje, stevig behaarde lancetvormige bladen.
Hondstong (Cynoglossum officinale): roze paars bloempje, breder, minst ruwe blad, met duidelijke nerven
Slangenkruid (Echium vulgare): langgerekte aar met roze/paarse knoppen en blauwe bloemen met meeldraden en stijl die ver buiten de bloem steekt.
Op Niels na, tuurlijk allemaal gezakt. Het valt niet mee!
Aan de oever van de plas horen en zien we de rugstreeppad. Er groeit koninginnenkruid, klein kruiskruid, reigersbek, een ondersoort van de dravik: de duindravik, Bromus (wat voedsel betekent) thominei, duinviooltje, zandhoornbloem, grauwe wilg, watermunt, kleine leeuwentand, duinrus (met duidelijk voelbare kamertjes in de stengel), wolfspoot, waterpunge, dwergzegge, waterbies, klein hoefblad, zeegroene rus, determinatie kenmerk: ver kruipende wortelstok – het bewijs daarvan graven we toch maar niet op, duinzwenkgras, greppelrus, zachte haver, kleine pimpernel, vleugeltjesbloem, fakkelgras (typische duinsoort, heeft dikke nerven).
We lopen nu tegen de binnenduinen aan: beboste strandwallen waarover www.natuurkennis.nl het volgende zegt: duinstruwelen van eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) huisvesten vaak vele nachtegalen (Luscinia megarhynchos). De ondergroei kent ook karakteristieke soorten zoals duinsalomonszegel (Polygonatum odoratum). Overigens behoren de eeuwenoude meidoorns en wegedoorns (Rhamnus cathartica) die hier en daar in de duinen staan waarschijnlijk tot de oudste organismen in de duinen. Andere typische struikgewassen zijn onder andere duinroos (Rosa pimpinellifolia), kruipwilg (Salix repens) en zuurbes (Berberis vulgaris). Maar ook dauwbraam (Rubus caesius) en wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) kunnen grote struwelen vormen.
De informatie klopt. We zijn alle genoemde soorten tegengekomen en rondom zingen de nachtegalen uit volle borst, waarbij het stemgeluid van Pavarotti verbleekt, maar helaas, we zullen ze geen enkele keer te zien krijgen. Het blijft een obzv-tje (onzichtbaar bekend zangvogeltje.)
Balsempopulier, kruipwilg, brosse melkdistel, wilde asperge en twee grote wijngaardslakken die elkaar voor het liefdesspel náást het pad gevonden hebben. Slimme plek, want een enkel lid van onze werkgroep heeft de reputatie wel eens ergens op te gaan staan waardoor een zo mooi moment je levenseinde kan betekenen (lees: excursie plantenwerkgroep naar Teutoburgerwald 2014.)
We strijken neer voor de meegebrachte lunch en genieten volop van de vogelzang rondom en lopen daarna verder richting een bosje van zwarte den. Deze bomen werden in het verleden aangeplant om het duinzand vast te houden. Het donkere groen vormt een mooi contrast met het witte, kalkrijke duinzand dat door natuurlijke verstuiving boven komt, waardoor een grotere diversiteit aan flora en fauna ontstaat. De braam tiert hier welig. Hij hopt met grote sprongen over de bodem waardoor andere planten weggedrukt worden. Bramenstruiken reageren goed op stikstof, onder andere veroorzaakt door de landbouw. Vergeten wikke, valse salie, bevernel, rolklaver, tijm, dolle kervel, heggerank, bezemkruiskruid, knolboterbloem.
Dan komen we in een nieuw gebied: droge duingraslanden met hier en daar een vennetje. In het zuiden zien we een groot kruis: de erebegraafplaats voor de in de oorlog gefusilleerde verzetsstrijders. In het noorden walmen de Hoogovens. Vliegtuigen draaien hun cirkel om te kunnen landen op Schiphol en hier …, hier is het ene oase van rust, bevestigd door een enkele passerende fietser.
Duinreigersbek, duinviooltje, ruig viooltje, kruipend stalkruid. Hertshoornweegbree, rode klaver, ruw walstro, geelhartje, parnassia, driedistel. De boomleeuwerik, de enige in de soort Lullula, laat zijn liedje horen. Hij kan niet anders! Ook zien we de duinpieper en de witte kwikstaart.
Bij het vennetje: zeegroene zegge, waternavel, zompvergeet-me-nietje, aarvederkruid, fijne waterranonkel, rode waterereprijs, rietorchis, moeraswespenorchis, ogentroost, duizendguldenkruid (nu nog in dubbeltjes formaat), wilde reseda. Veel waterjuffers. Een vogelkijkwand levert weinig bijzondere vogels op maar wel glad parelzaad, grauwe abeel, bos kruiskruid, bezemkruiskruid, en de nerfamarant, een zeldzame soort in de duinen. En last but not least: zeepkruid. Een blauwtje laat zich moeilijk fotograferen.
Tot onze verbazing passeert ons op nog geen 20 meter een vos in een nonchalant drafje: ‘ik ben er niet, ik ben er niet’. Als hij ons gepasseerd is, zet hij het op een rennen wat verderop een haas verschrikt doet opspringen en wegstuiven.
Wat ruist er door het struikgewas? Nog meer gedierte: een Schotse hooglander! Hmmm, toch maar even een ommetje maken.
In een nattige vallei: pinksterbloem, scherpe zegge, waterweegbree, duivenkervel, bereklauw, drienervige zegge (zeldzaam buiten de duinen.) Misschien om te voorkomen dat hij zich ook elders vestigt gaat Niels er bovenop staan. Bitterling, strandduizendguldenkruid, akkermelkdistel, muurpeper, bilzekruid ( zeldzaam in de duinen) langbaardgras, zandkool.
En daar iestiedan! De zee. Wat een feest: zomaar op een losse zaterdagmiddag in het zonnetje proosten op een mooie dag in strandpaviljoen Parnassia!
En dan moeten we nog terug. Het is al half vijf. Met moeite nemen we afscheid van de zee en begeven onze inmiddels toch wel vermoeide voeten richting het oosten. Onderweg komen we nog langs voorjaarsganzerik, morgenster, walstro, bremraap, akelei, zwarte els, liggende klaver, ratelaar en, en ….
Hé: een hazelworm! Het bewuste dier ziet ineens 5 paar voeten om zich heen en blijft van de weeromstuit liggen op het pad. We kunnen hem mooi bekijken. Wat leuk!!
Verderop nemen we een sprong over een kolonie mieren op pad. Niet te lang blijven staan. Ik voel jeuk tot in m’n nek.
Geestelijk voldaan, maar de maag wil ook wat: we eten nog een hapje op een klein stationnetje in Overveen en keren huiswaarts waar Gonny om 22.45 uur de auto stilzet op het Meeuwenplein (om nog even in de sfeer van de dag te blijven.)
Tekst: Heleen Strikkers met dank aan Ellen van Knippenberg voor de opsomming van de soorten.
Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers
Nabericht van Niels:
De waarnemingen van onze meer-dan-geslaagde excursie naar de Kennemerduinen staan op de site www.telmee.nl.. Al met al zagen we gisteren 226 verschillende soorten, een mooi resultaat!
Bijgaand een verspreidingskaartje van de hazelworm. Een leuke vondst is dat met andere woorden. De soort is wel uit die contreien bekend maar het gaat toch om een redelijk geïsoleerde populatie zo te zien.
En ook bilzekruid is een zeldzaamheid, al komt die her en der in de duinen en het rivierengebied voor: http://www.verspreidingsatlas.nl/0642. Datzelfde geldt voor de nerfamarant, die bij de vogelkijkwand groeide: http://www.verspreidingsatlas.nl/1758. En voor de ruige scheefkelk helemaal: http://www.verspreidingsatlas.nl/0082. Buiten de duinen, Zuid-Limburg en enkele plekken in het rivierengebied vind je die haast niet. Leuke vondsten allemaal.
Lees meer: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebied/nationaal-park-zuid-kennemerland/over-dit-gebied
Plantenwerkgroep: Excursie Kennemerduinen, zaterdag 6 juni 2015
Nationaal park Zuid-Kennemerland oftewel de Kennemerduinen is een prachtige duingebied tussen IJmuiden in het noorden en Zandvoort en Haarlem/ Santpoort in het zuiden. Een heel bijzonder landschap met een kilometers breed duingebied. Deze duinen horen tot de van oorsprong kalkrijke duinen, dit gebied is immers mede ontstaan door de invloed van (kalkrijke) afzettingen van de (nu Oude) Rijn. En dat zie je ook in de vegetatie terug. Er zijn duingraslanden en duinheiden, plasjes en de zeereep. In al deze habitats vind je soorten die je buiten de duinen niet (snel) zult vinden. De flora is er gevarieerder dan in de kalkarmere duingebieden.
“Pappa, wat zijn die mensen aan het doen?”
“Klavertjes vier aan het zoeken”.
Het genoemde plantje hebben we niet gevonden maar wel het geluk van een stralende dag. Veel, vaak jonge gezinnen maken van de gelegenheid gebruik om hun vertier te zoeken bij de recreatieplas of in de duinen. Wij zijn rond 10.30 uur bij bezoekerscentrum De Kennemerduinen op traditionele wijze begonnen met ons kopje koffie/thee ‘met’ op het terras van het informatiecentrum waarna wij speurend onze tocht van ca 4 km aanvangen richting zee. De wandeling zal meer uren in beslag nemen en ondertussen genieten we volop van de dingen die wij onderweg tegenkomen.
Langs het pad richting recreatieplas ‘t Wed staat onder andere zachte dravik, ijle dravik (mooi bij elkaar), veldbeemdgras (kegelvormige bloeiwijze, korte tong), ruw beemdgras (lange tong), schaduwgras, gestreepte witbol, kweek, hennepnetel, brandnetel, look zonder look, witte dovenetel, klimopereprijs, nagelkruid, Geum urbanum, familie van de roos, doornappel, zwaluwtong, hondsdraf, kleefkruid (grmmm), winterpostelein, drienerfmuur, varkensgras wat geen gras is maar een lid van de duizendknoopfamilie, zenegroen, bosaardbei, lelietje van dalen, gewone ereprijs, herderstasje, Jacobs kruiskruid, zandzegge, ruige scheefkelk (hoort bij kalkrijke duinen – rode lijstsoort), robertskruid, geel walstro, vlasbekje, akkerhoornbloem en verschillende soorten ruwbladigen. Bomen en heesters: hondsroos, hop, kruisbes, sneeuwbes, braam, wegedoorn, liguster, gewone vogelkers (Prunus padus), veldesdoorn, zomereik.
We vinden duinpiepers onder een boom:
Een braamsluiper laat zijn mitrailleur-geluidje horen.
En we doen even een test of we de gevonden ruwbladigen goed hebben onthouden:
Ossentong (Anchussa officinalis): paarsblauw, medium ruw blad, lancetvormig
Kromhals (Anchusa arvensis): lichtblauw klein bloempje met krom halsje, stevig behaarde lancetvormige bladen.
Hondstong (Cynoglossum officinale): roze paars bloempje, breder, minst ruwe blad, met duidelijke nerven
Slangenkruid (Echium vulgare): langgerekte aar met roze/paarse knoppen en blauwe bloemen met meeldraden en stijl die ver buiten de bloem steekt.
Op Niels na, tuurlijk allemaal gezakt. Het valt niet mee!
Aan de oever van de plas horen en zien we de rugstreeppad. Er groeit koninginnenkruid, klein kruiskruid, reigersbek, een ondersoort van de dravik: de duindravik, Bromus (wat voedsel betekent) thominei, duinviooltje, zandhoornbloem, grauwe wilg, watermunt, kleine leeuwentand, duinrus (met duidelijk voelbare kamertjes in de stengel), wolfspoot, waterpunge, dwergzegge, waterbies, klein hoefblad, zeegroene rus, determinatie kenmerk: ver kruipende wortelstok – het bewijs daarvan graven we toch maar niet op, duinzwenkgras, greppelrus, zachte haver, kleine pimpernel, vleugeltjesbloem, fakkelgras (typische duinsoort, heeft dikke nerven).
We lopen nu tegen de binnenduinen aan: beboste strandwallen waarover www.natuurkennis.nl het volgende zegt: duinstruwelen van eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) huisvesten vaak vele nachtegalen (Luscinia megarhynchos). De ondergroei kent ook karakteristieke soorten zoals duinsalomonszegel (Polygonatum odoratum). Overigens behoren de eeuwenoude meidoorns en wegedoorns (Rhamnus cathartica) die hier en daar in de duinen staan waarschijnlijk tot de oudste organismen in de duinen. Andere typische struikgewassen zijn onder andere duinroos (Rosa pimpinellifolia), kruipwilg (Salix repens) en zuurbes (Berberis vulgaris). Maar ook dauwbraam (Rubus caesius) en wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) kunnen grote struwelen vormen.
De informatie klopt. We zijn alle genoemde soorten tegengekomen en rondom zingen de nachtegalen uit volle borst, waarbij het stemgeluid van Pavarotti verbleekt, maar helaas, we zullen ze geen enkele keer te zien krijgen. Het blijft een obzv-tje (onzichtbaar bekend zangvogeltje.)
Balsempopulier, kruipwilg, brosse melkdistel, wilde asperge en twee grote wijngaardslakken die elkaar voor het liefdesspel náást het pad gevonden hebben. Slimme plek, want een enkel lid van onze werkgroep heeft de reputatie wel eens ergens op te gaan staan waardoor een zo mooi moment je levenseinde kan betekenen (lees: excursie plantenwerkgroep naar Teutoburgerwald 2014.)
We strijken neer voor de meegebrachte lunch en genieten volop van de vogelzang rondom en lopen daarna verder richting een bosje van zwarte den. Deze bomen werden in het verleden aangeplant om het duinzand vast te houden. Het donkere groen vormt een mooi contrast met het witte, kalkrijke duinzand dat door natuurlijke verstuiving boven komt, waardoor een grotere diversiteit aan flora en fauna ontstaat. De braam tiert hier welig. Hij hopt met grote sprongen over de bodem waardoor andere planten weggedrukt worden. Bramenstruiken reageren goed op stikstof, onder andere veroorzaakt door de landbouw. Vergeten wikke, valse salie, bevernel, rolklaver, tijm, dolle kervel, heggerank, bezemkruiskruid, knolboterbloem.
Dan komen we in een nieuw gebied: droge duingraslanden met hier en daar een vennetje. In het zuiden zien we een groot kruis: de erebegraafplaats voor de in de oorlog gefusilleerde verzetsstrijders. In het noorden walmen de Hoogovens. Vliegtuigen draaien hun cirkel om te kunnen landen op Schiphol en hier …, hier is het ene oase van rust, bevestigd door een enkele passerende fietser.
Duinreigersbek, duinviooltje, ruig viooltje, kruipend stalkruid. Hertshoornweegbree, rode klaver, ruw walstro, geelhartje, parnassia, driedistel. De boomleeuwerik, de enige in de soort Lullula, laat zijn liedje horen. Hij kan niet anders! Ook zien we de duinpieper en de witte kwikstaart.
Bij het vennetje: zeegroene zegge, waternavel, zompvergeet-me-nietje, aarvederkruid, fijne waterranonkel, rode waterereprijs, rietorchis, moeraswespenorchis, ogentroost, duizendguldenkruid (nu nog in dubbeltjes formaat), wilde reseda. Veel waterjuffers. Een vogelkijkwand levert weinig bijzondere vogels op maar wel glad parelzaad, grauwe abeel, bos kruiskruid, bezemkruiskruid, en de nerfamarant, een zeldzame soort in de duinen. En last but not least: zeepkruid. Een blauwtje laat zich moeilijk fotograferen.
Tot onze verbazing passeert ons op nog geen 20 meter een vos in een nonchalant drafje: ‘ik ben er niet, ik ben er niet’. Als hij ons gepasseerd is, zet hij het op een rennen wat verderop een haas verschrikt doet opspringen en wegstuiven.
Wat ruist er door het struikgewas? Nog meer gedierte: een Schotse hooglander! Hmmm, toch maar even een ommetje maken.
In een nattige vallei: pinksterbloem, scherpe zegge, waterweegbree, duivenkervel, bereklauw, drienervige zegge (zeldzaam buiten de duinen.) Misschien om te voorkomen dat hij zich ook elders vestigt gaat Niels er bovenop staan. Bitterling, strandduizendguldenkruid, akkermelkdistel, muurpeper, bilzekruid ( zeldzaam in de duinen) langbaardgras, zandkool.
En daar iestiedan! De zee. Wat een feest: zomaar op een losse zaterdagmiddag in het zonnetje proosten op een mooie dag in strandpaviljoen Parnassia!
En dan moeten we nog terug. Het is al half vijf. Met moeite nemen we afscheid van de zee en begeven onze inmiddels toch wel vermoeide voeten richting het oosten. Onderweg komen we nog langs voorjaarsganzerik, morgenster, walstro, bremraap, akelei, zwarte els, liggende klaver, ratelaar en, en ….
Hé: een hazelworm! Het bewuste dier ziet ineens 5 paar voeten om zich heen en blijft van de weeromstuit liggen op het pad. We kunnen hem mooi bekijken. Wat leuk!!
Verderop nemen we een sprong over een kolonie mieren op pad. Niet te lang blijven staan. Ik voel jeuk tot in m’n nek.
Geestelijk voldaan, maar de maag wil ook wat: we eten nog een hapje op een klein stationnetje in Overveen en keren huiswaarts waar Gonny om 22.45 uur de auto stilzet op het Meeuwenplein (om nog even in de sfeer van de dag te blijven.)
Tekst: Heleen Strikkers met dank aan Ellen van Knippenberg voor de opsomming van de soorten.
Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers
Nabericht van Niels:
De waarnemingen van onze meer-dan-geslaagde excursie naar de Kennemerduinen staan op de site www.telmee.nl.. Al met al zagen we gisteren 226 verschillende soorten, een mooi resultaat!
Bijgaand een verspreidingskaartje van de hazelworm. Een leuke vondst is dat met andere woorden. De soort is wel uit die contreien bekend maar het gaat toch om een redelijk geïsoleerde populatie zo te zien.
En ook bilzekruid is een zeldzaamheid, al komt die her en der in de duinen en het rivierengebied voor: http://www.verspreidingsatlas.nl/0642. Datzelfde geldt voor de nerfamarant, die bij de vogelkijkwand groeide: http://www.verspreidingsatlas.nl/1758. En voor de ruige scheefkelk helemaal: http://www.verspreidingsatlas.nl/0082. Buiten de duinen, Zuid-Limburg en enkele plekken in het rivierengebied vind je die haast niet. Leuke vondsten allemaal.
Lees meer: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebied/nationaal-park-zuid-kennemerland/over-dit-gebied
Plantenwerkgroep, excursie naar De Zande 27 mei 2015
Met een kleine groep van 6 personen vertrekken we richting De Zande, buurtschap op Kamperveen, liggend aan De Hank, een zijtak van de IJssel. Het weer is ons gunstig gezind. We parkeren in de Hoofdstraat, waarna het gezelschap wordt uitgebreid met Jan op de fiets. We starten meteen met het inventariseren van alle wilde planten in het smalle stukje berm voor de woningen. Daar vinden we veel algemeen voorkomende soorten, zoals kleine weegbree, akkerkers, zandraket, speerdistel, scherpe en kruipende boterbloem, vogelmuur, paarse dovenetel en …. teveel om op te noemen.
Na 50 meter en zeker drie kwartier verder, hebben we slechts het stukje berm voor de prachtige boerderij nr. 43 en de berm bij de overburen geïnventariseerd en tellen we al meer dan 45 soorten. Onvoorstelbaar. Van de bijna vertrekkende vroegeling tot het amper gearriveerde duizendblad.
De bermen, waar we even later langs lopen worden duidelijk geklepeld. Dit houdt in, dat het maaisel blijft liggen. Hierdoor ontstaat stikstofrijke grond waar soorten als brandnetel, fluitenkruid en zuring de overhand krijgen. Maait men en haalt men het maaisel weg, dan wordt de grond armer en de flora veel gevarieerder. En meer variatie in de flora zorgt ook voor meer variatie in de fauna.
Nu moet ik eerlijk zeggen, dat ik van een berm met bloeiend fluitenkruid altijd helemaal blij word. Na dit verhaal van Niels bekijk ik het toch met andere ogen. Alhoewel het fluitenkruid er ook niets aan kan doen. Het fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat van de stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Om een fluit te maken moet bij een holle fluitenkruidpijp, met onderaan een dichte knoop, ongeveer halverwege een snee overlangs gemaakt worden. Oefenmateriaal genoeg.
De plant werd door Jac. P. Thijsse ook wel ‘Hollands kant’ genoemd. Een passende naam voor deze plant met prachtige bloemschermen.
We passeren het Jachthuis met bordje “Rust Nu”. Kopje koffie ?? Helaas is het gesloten. We drentelen verder langs de brosse melkdistel, uitstaande melde, kleine brandnetel. Langs een oprit waar de roze winterpostelein volop in bloei staat. We mijmeren nog even bij een “stevige” boerderij, die te koop staat.
Gedurende de hele wandeling legt Niels ons met veel geduld de verschillen uit tussen de diverse grassoorten. De grassenfamilie omvat 8000 soorten, waarvan er ca. 140 in Nederland te vinden zijn. Deze avond zullen we er zeker 20 tegen komen en de determinatie ervan betekent goed kijken naar haren, tongetjes, vliesjes en kaf naalden. De grassen hebben zwierige namen zoals: glanshaver (gewone-), zachte en ijle dravik, fioringras, rood zwenkgras en grote vossenstaart. Kropaar valt een beetje uit de toon.
De Zande blijkt een soort De Wijk voor de ooievaarsbekfamilie, we vinden er kleine ooievaarsbek, rondbladige ooievaarsbek, zachte ooievaarsbek, bermooievaarsbek, bloedooievaarsbek en slipbladige ooievaarsbek. Geen kikkerbeet te bekennen.
We pikken nog wel een slootkant mee met o.a. gele lis, grote egelskop, grote lisdodde, blaartrekkende boterbloem, klein kroos en veelwortelig kroos.
Bij de laatste boerderij aan de linkerkant van de weg groeit een forse roomse kervel, welke heerlijk naar anijs ruikt. In een kleine boomspiegel verderop vinden we nog winterpostelein, zwaluwtong en vijfvingerkruid.
Dan lopen we tegen de provinciale weg 763 aan. Hier ligt een bergje zand, waarop weer allerlei leuke soorten te vinden zijn.: vlasbekje, veldsla, knoopkruid, gladwalstro, dagkoekoeksbloem, herfstleeuwentand. Ook het boerenwormkruid is present. Aebe kan ons vertellen dat de bladen hiervan gedroogd en gerookt kunnen worden. Je wordt er lekker rustig van. De bijen in ieder geval en het ruikt ook nog lekker.
We slaan linksaf richting de N50. Aan de linkerkant een piepklein bosje, waar we waarschijnlijk al honderden keren voorbij zijn gereden en dat we nu pas goed bekijken. Grauwe wilgen afgewisseld met gewone esdoorn en prachtig bloeiende meidoornstruiken. Hop slingert er doorheen en gewone vogelmelk versiert de groene bodem nog eens extra.
Niels gaat op zoek naar het Deens lepelblad. Onder het viaduct van de Hanzelijn ontdekken we deze zoutbestendige plant. Hertshoornweegbree, ook niet bang voor een beetje zout, zijn we al eerder tegengekomen. Het verspreidingskaartje van deze planten geeft perfect het Nederlands wegennet weer.
We slaan linksaf en lopen langs het talud van de N50 : gele morgenster, oeverzegge, ringelwikke…..
En aangezien Gonny en ik voor het donker thuis moeten zijn, breit Toos een eind aan dit verslag:
Voor Ellen en Gonny: jullie hebben het hoogtepunt van de avond gemist:
Ruw parelzaad tegen het talud van de N50 ter hoogte van het 70km knipperlicht (voor als je nog op herkansing wil). Een ernstig bedreigd eenjarig akkeronkruid van arme zandgronden. Ooit als zaad meegevoerd met het zand waaruit het zandlichaam van de weg is opgebouwd???
Verder zagen we nog na jullie vertrek: klein hoefblad, veld lathyrus, tweerijige zegge, zwanenbloem, pinksterbloem, scherpe zegge, pitrus, teunisbloem (zonder bloem niet te zeggen welke), waterkers, sterrenkroos en langbaardgras. De teller van die avond stond op 178 soorten (!!) Dat lijkt me een record van onze avondexcursies.
Test: Ellen van Knippenberg
Foto’s: Gonny Sleurink
Zienswijze Natuurvereniging IJsseldelta Reevediep juni 2015
6 Mei j.l. heeft de Raad van State de geëiste ADC-toets betreffende de Bypass in het gebied Kampen Zuid ontvangen. Als enig overgebleven bezwaarmaker heeft de Natuurvereniging IJsseldelta van de Raad van State de gelegenheid gekregen om op deze ADC-toets te reageren. Afgelopen week is onze zienswijze naar de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gestuurd. Wij, als Natuurvereniging IJsseldelta, hebben niet zoals het consortium Ruimte voor de Rivier Isala Delta, de mogelijkheid om een advocatenkantoor of een onderzoeksbureau in te huren. Met vrijwillig aangeboden hulp en met hulp van leden hebben wij onze zienswijze opgeschreven. Hierin proberen we duidelijk te maken dat er andere alternatieven zijn dan de nu voorgestelde. Ook denken wij anders over de dwingende redenen van openbaar belang en hebben wij twijfels over de compensatie voor de Natura 2000 gebieden. Het is nu aan de Raad van State om de ADC-toets en onze zienswijze op deze toets te beoordelen.
Wat de uitspaak van de Raad van State ook moge zijn, het bestuur heeft het gevoel dat de wij als vereniging er alles aan hebben gedaan wat we konden.
We wachten in gezonde spanning op de uitspraak van de Raad van State.
Herman Koek, voorzitter
Uitspraak RvS in dijkdoorbraak tbv aanleg Reevediep 13-5-2015
De minister van Infrastructuur en Milieu, de staatssecretaris van Economische Zaken, het college van gedeputeerde staten van Flevoland en de gemeenteraad van Kampen mogen enkele werkzaamheden verrichten in het gebied van de geplande hoogwatergeul Reevediep. Het gaat om het maken van een opening, de zogenoemde doorbraak, tussen de noordelijke plas in de Onderdijkse Waard en de IJssel. Hierdoor kan zand uit de IJssel worden aangevoerd waarmee dijken langs het Reevediep kunnen worden aangelegd. Dit blijkt uit een uitspraak van vandaag (13 mei 2015) van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hiermee is de eerder opgelegde gedeeltelijk schorsing van het bestemmingsplan ‘IJsseldelta-Zuid’ van de gemeente Kampen op twee onderdelen opgeheven, zie https://www.raadvanstate.nl/pers/persberichten/tekst-persbericht.html?id=737&summary_only=&category_id=8
De vereniging is teleurgesteld over deze uitspraak. We zijn momenteel druk bezig een reactie te formuleren op de door RWS ingediende ADC toets.
Plantenwerkgroep, excursie Zalkerbos 19-4-2015
Vroege lentebloeiers in het Zalkerbos
Op 19 april, een mooie zondagochtend, bezochten we met een club van 8 deelnemers het Zalkerbos als start van het nieuwe seizoen van de plantenwerkgroep. Een mooie tijd van het jaar, met alle voorjaarsbloeiers in het bos. Een bijzondere omgeving: zo’n glooiend uiterwaarden landschap zie je niet op zoveel plaatsen in Nederland; goed gezelschap en goed weer.
Het Zalkerbos is een oud hardhoutooibos van gemengd Essen-Iepenhakhout en uniek in Nederland door zijn ligging op een stroomrug in de uiterwaarden.
Wat informatie over de cultuurhistorie en de ontstaansgeschiedenis van de bodem:
Het dorp Zalk wordt voor het eerst genoemd in 1213. De geschiedenis van de dorp is nauw verweven met het vroeger iets zuidelijk gelegen 13e-eeuwse versterkte huis van de heren van Buckhorst. Het grondgebied van Zalk was eeuwen bezit van de heren van Buckhorst, die ook het aan de overkant van de IJssel gelegen Veecaten beheersten. Bij de Grondwet van 1848 kwam pas een einde aan de invloed van de heren van Zalk en Veecaten. Het landhuis Buckhorst is kort na 1839 gesloopt.
Zalk ligt op een oeverwal: een langgerekte zandige hoogte die langs de oever van de rivier ligt. Aan de noordkant volgt deze de dijk, die waarschijnlijk op de rand van de oeverwal is aangelegd. Buiten de dijk, in de uiterwaarden, ligt het landschap van meanderruggen en geulen (zeldzaam landschapstype: ‘kronkelwaard’), waarvan de meanderruggen eveneens zandig zijn, maar veel smaller dan de oeverwal. De geulen zijn kleiig. Het Zalkerbos ligt op zo’n meanderrug.
De hele Zalkerwaard was in de 17e en begin 18e eeuw voor het grootste gedeelte bedekt met bos. Volgens kaarten uit 1664, 1712 en 1754 reikte het bos tot aan de oevers. Alleen langs de dijk was een zone met gras of bouwland. Het voortbestaan van een hardhoutooibos in uiterwaarden die elders vooral als weiland in gebruik raakten, is waarschijnlijk te danken aan het feit dat het bos eigendom was van de Heeren van Buckhorst die de bestemming van het gebied als bos handhaafden. Uit oude kaarten valt op te maken dat zij van het Zalkerbos een buiten maakten: in de 18e eeuw ontstond een stelsel van rechte lanen met hoge bomen (waarschijnlijk beuken). Eén van de paden doorsneed het Zalkerbos van oost naar west en kwam uit bij het Bergje, een rustplaats tijdens uitstapjes naar het bos.
Maar de omvang van het bos stond wel onder druk. De dijkdoorbraken van 1753 hebben er wellicht aan bijgedragen dat delen van het bos in de loop van de volgende decennia werden gerooid. Het renvooi van de kaart van Leenen (1754) vermeldt:
“…dat gemelde Salcker Bosch seer tot nadeel der dijken, daartegeover is trekkende, omdat het houtgewas den stroom bij hooge rivier, naar de Mastebroeker sijde te veel wordt oover gedrongen en de dijken in groot gevaar bracht, te meer omdat de aanwas agter gemelde Bosch en bogt meer en meer toeneemt, door den swaaren afbreuk tegen de Salcker kerk: om welker reedenen het obsolut noodzakkelijk is dat gemelde Bosch sonder uijtstel wordt geremoveert, en geheel uijtgeroejt…”
RWS heeft ruimte voor de rivier niet van een vreemde, maar het uitroeien van het Zalkerbos staat nu gelukkig niet op de agenda. Integendeel, het gaat waarschijnlijk nog wat uitgebreid worden.
De belangrijkste historische functie van het essenhakhout was de houtproductie. De toepassingen en kwaliteit van het hout waren in veel opzichten vergelijkbaar met die van het hout uit eikenhakhoutbossen. Het essenhakhout had echter een veel grotere opbrengst. Hakhoutbeheer met een korte omlooptijd in de lager gelegen geulen leverde ‘kleinhout’ of ‘beentjeshout’ op, dat onder andere werd gebruikt als aanmaakhout, roerstokken, bonenstaken, palen voor perceelscheidingen en jukken om takken van fruitbomen te ondersteunen. Het zwaardere hout, dat in langere kapcycli op de meanderruggen werd gewonnen, werd gebruikt als brandhout maar ook wel als timmerhout voor meubelmakers. Specifieke toepassingen van het fijndradige, maar zeer taaie essenhout waren gereedschapsstelen en timmerhout voor rijtuigbouwers. Het hout van de, ook nu nog in het essenhakhout voorkomende sleedoorn, werd gebruikt voor het vervaardigen van wandelstokken en stokken voor zwepen.
En wat zagen wij zoal behalve de eerder genoemde essen(stobben), iepen en de nog bloeiden sleedoorn.
Blauwe druifjes: een iets andere soort dan de druifjes in de tuin, maar toch is het niet zeker of de blauwe druifjes met de heeren van Buckhorst als stinseplanten mee zijn gekomen, of van oorsprong in dit gebied thuis horen. Hetzelfde geldt voor holwortel (stinseplant?) en voorjaarhelmbloem (ook wel vinger helmbloem, inheems?) die we elk aan een eigen zijde van een bospad aantroffen. Het verschil zit hem bovengronds in de schutbladeren: handvormig (vingerhelmbloem) of een beetje toegespitst eivormig (holwortel). En de holwortel is in alles wat groter en grover dan de vingerhelmbloem.
bosanemoon
vingerhelmbloem
De verschillende loken waren nog (lang) niet in bloei: slangenlook met brede bladeren (doen in de verte wel denken aan de bladeren van kropaar), moeslook (wat smaller en bijna afgerond driehoekig blad) en kraailook dat vooraan bij de dijk stond en meer een kleine prei of uit de kluiten gewassen bieslook is. Vogelmelk, ook niet in bloei, heeft een witte streep in het blad zoals ook crocussen vaak hebben.
Wel in bloei: drie verschillende soorten dovenetels: de witte, de gevlekte – niet per sé met een vlek op het blad, qua vorm van blad en bloem sterk lijkend op de witte, maar dan paars, en de paarse die in alles veel kleiner is dan de gevlekte en met meer afgeronde bladeren. Bovendien hebben de paarse en gevlekte een verschillende biotoop: de gevlekte hoort echt in het bos terwijl de paarse een veel ruimere verspreiding kent op wat ruigere en/of verstoorde gronden.
Gevlekte dovenetel
Paarse dovenetel
Witte dovenetel
Schaafstro begon al weer aardig te groeien. De populatie in het bos is genetisch gelijk, want gegroeid uit één wortelstelsel. Die genetische eenvormigheid maakt planten kwetsbaar voor ziektes. Als er één gaat, gaan ze allemaal. Net als varens en heermoes plant schaafstro zich voort via wortelstokken, zoals in het Zalkerbos, of via sporen voor de lange afstanden in tijd en plaats. Lekker voor konijnen en bruikbaar als een heel fijn soort ‘schuurpapier’ om het riet van een klarinet of hobo bij te werken.
Wel bloeiend: de bos planten maartsviooltje, bosanemoon, grote muur en gulden boterbloem en het algemeen voorkomende speenkruid met speenvormige wortelknolletjes voor de voortplanting.
Op de terugweg bij de fietsen/auto speurden we ook nog even met succes naar de knolboterbloem met de kenmerkend teruggeslagen kelkblaadjes.
Al met al was het een prima start van het seizoen! Zulke dagen smaken naar meer.
En over smaak gesproken: de veronderstelling was dat pesto, alleen van zevenblad toch niet zo heel lekker is: tip: combineren met spinazieblad (of dan toch maar helemaal niet aan beginnen). Een onbetwiste tip: stamppot van vogelmuur i.p.v. rauwe raapstelen moet juist wel erg lekker zijn. Moet je natuurlijk wel een plekje weten met vogelmuur in overvloed en ook een beetje forse planten….
Via de mail kregen we nog een toegift van Niels:
Bronnen:
Verslag: Toos Lodder
Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers
brief aan RvS aangaande werkzaamheden IJsseldelta Zuid 14-4-2015
Aan de voorzieningenrechter van de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State,
Postbus 20019,
2500EA Den Haag,
t.a.v. mr. D. Milosavljević, griffier.
Kampen, 14 april 2015
Onderwerp: Projectplan IJsseldelta Zuid, verzoek om gedeeltelijke opheffing schorsing, nr.201401736/5/R6
Hoogedelgestrenge heer, vrouwe,
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 3 april jl. treft u bij dezen onze reactie aan op het verzoek van verweerders om een gedeelte van de schorsing betreffende het plandeel ‘Water’ met de aanduiding ‘vaarweg’ uit het bestemmingsplan IJsseldelta Zuid, door de Afdeling opgelegd bij tussenuitspraak van 11 februari 2015, op te heffen.
De Afdeling stelt in onderdeel 58.5 van haar uitspraak het volgende: ‘De beoogde uitvoering van het projectplan kan, wat betreft de hoogwatergeul en de Reevedam, alleen doorgang vinden indien voldaan wordt aan de criteria van artikel 19g en 19h van de Nbw 1998 (de zogeheten “ADC-toets”)’. Deze opvatting wordt in dictum VII van de tussenuitspraak geconcretiseerd in de schorsing bij wijze van voorlopige voorziening van het plandeel ‘water’ met de aanduiding ‘vaarweg’ uit het bestemmingsplan. De afdeling stelt hier dus klip en klaar dat de aanleg van de bypass/ hoogwatergeul/Reevedam, zoals beschreven in het bestemmingsplan IJsseldelta Zuid, afhankelijk is van de uitslag van de ADC-toets.
Er is geen hoogwatergeul denkbaar zonder dijken. In tegenstelling tot het gestelde in de laatste volzin onder 1 in het verzoekschrift van verweerders menen wij daarom dat ook de aanleg van de dijken van de hoogwatergeul afhankelijk is van het oordeel over de uitkomst van de ADC-toets. Nu al voorzieningen treffen voor de aanleg van de bij de hoogwatergeul behorende dijken in de vorm van het maken van een opening tussen de IJssel en de noordelijke plas en van het opslaan in deze plas van (een buffer van ) zand, bestemd voor de aanleg van de in het bestemmingsplan beschreven dijken (zie punt 1 uit het verzoek van verweerders), grijpt vooruit op de einduitspraak van de Afdeling. Slechts die einduitspraak maakt de aanleg van die hoogwatergeul met dijken mogelijk of niet mogelijk. Verweerders gaan er in hun verzoek tot gedeeltelijke opheffing van de schorsing van uit dat de einduitspraak de aanleg van genoemde dijken mogelijk zal maken. Wij gaan uit van de tegengestelde opvatting. Als in de einduitspraak de onderdelen betreffende de hoogwatergeul in het bestemmingsplan zullen worden vernietigd is er bij het honorering van het verzoek van verweerders intussen wel niet te herstellen schade toegebracht aan een waardevol Natura 2000 gebied.
Met betrekking tot het aangevoerde spoedeisend belang in par. 3 merken we het volgende op. Het project ‘Zomerbedverlaging Beneden-IJssel’ is een van de vele projecten binnen de PKB ‘Ruimte voor de rivier’. De voortgangsrapportage van dit project (VGR 25) waarin de stand van zaken per 31 december 2014 wordt beschreven stelt op pag. 8 dat de opdracht aan het programma is om uiterlijk eind 2015 het beoogde veiligheidsniveau te realiseren. Op dezelfde pagina wordt gerapporteerd dat dit voor 9 projecten, waaronder IJsseldelta Zuid, niet zal lukken. Dit zal, gelet op de omvang van het totale project, niemand verbazen. De periode tot de einduitspraak zal maximaal enkele maanden beslaan. Binnen de praktijk van het project Ruimte voor de Rivier is een dergelijke vertraging kennelijk niet ongebruikelijk. We zien daarom niet in dat bij het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel het wellicht niet halen van de gestelde beëindigingdatum door de voorzieningenrechter moet worden voorkomen met een beroep op ‘spoedeisend belang’.
Gelet op het bovenstaande pleit de Natuurvereniging IJsseldelta er voor om het verzoek tot gedeeltelijke opheffing van de schorsing van het betreffende plandeel niet te honoreren en de einduitspraak van de Afdeling af te wachten.
Hoogachtend,
namens het bestuur van de Natuurvereniging IJsseldelta,
R. Houkema, secretaris
IJsseldelta tegen de doorbraak – persbericht april 2015
De Natuurvereniging IJsseldelta verzet zich bij de Raad van State tegen het maken van een opening tussen de IJssel en de noordelijke plas in de Onderdijkse Waard. Deze plas ligt in de uiterwaarden van de IJssel ter hoogte van het Onderdijks. Het maken van deze doorbraak wordt noodzakelijk gevonden om baggerschepen in staat te stellen in de plas zand te lossen. Dit zand – ongeveer 2 miljoen m3- komt uit de vaargeul van de IJssel tussen de Molenbrug en de Eilandbrug. Die vaargeul wordt verdiept in het kader van het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Het is de bedoeling dat het zand via een persleiding gebruikt gaat worden voor de aanleg van de dijken van de bypass. En daar zit voor de vereniging het knelpunt. De vereniging heeft bij de Raad van State een uitgebreid bezwaarschrift ingediend tegen de aanleg van de bypass. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad op 11 februari bepaald dat niet kan worden gestart met de aanleg. Eerst moet aanvullend onderzoek worden verricht, de zogenaamde ADC-toets. De resultaten van die toets zijn naar verwachting begin mei beschikbaar. Uit die resultaten moet blijken of wel aan alle wettelijke eisen die de natuurbeschermingswet stelt is voldaan. Pas als de Raad vindt dat dit het geval is kan met die aanleg worden begonnen. Het verzoek om toestemming voor de doorbraak en de opslag loopt op dat eindoordeel vooruit. Het is ook mogelijk dat de Raad van State in haar eindoordeel uitspreekt dat de bypass in de geplande vorm niet kan doorgaan. Als dat het geval is dan is door de doorbraak en het opgeslagen zand ondertussen wel een waardevol en beschermd natuurgebied onherstelbaar vernietigd. De Natuurvereniging IJsseldelta heeft de Raad van State daarom gevraagd die opening en de opslag van het zand op die plek niet mogelijk te maken.
Als de resultaten van de ADS-toets in mei bekend worden krijgt de vereniging als enige instantie van de Raad het verzoek om op die resultaten te reageren. Ook dan zullen we vanuit onze doelstelling kritisch die resultaten bezien. Dit neemt niet weg dat we waardering hebben voor de wijze waarop bij werkzaamheden die nu worden uitgevoerd rekening wordt gehouden met aanwezige natuurwaarden.
Voor meer informatie kunt u terecht bij Herman Koek, voorzitter van de vereniging. Tel. 0527 239554.
Electrovissen op Zwarte Meer van de baan – nieuwsbrief KNNV Zwolle
Effecten elektrovisserij
Plantenwerkgroep, excursie Amerongse Bovenpolder 30-08-2014
De Utrechtse Heuvelrug loopt als een hoge zandrug van de Grebbeberg bij Rhenen tot aan het Gooimeer bij Huizen. De stuwwal met zijn bossen en heidevelden rijst op uit het vlakke agrarische landschap. Het zuidelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug is aangewezen als Nationaal Park (ca. 10.000 ha). Naast de stuwwal horen ook de uiterwaarden van Amerongen bij het Nationaal Park.
Het grootste deel van de Amerongse Bovenpolder wordt gevormd door ‘wilde riviernatuur’. Begrazing door paarden en runderen en periodieke overstromingen hebben het landschap vormgegeven. Rond 2000 is er een zogenaamd kwelmoeras aangelegd. Dat moeras wordt gevoed met regenwater dat in de zandige heuvelrug valt en na een heel lange tijd als schoon water aan de randen van de stuwwal naar buiten sijpelt. Daarnaast heeft de Nederrijn in de loop der tijden klei en zand aangevoerd en zo gezorgd voor een grote afwisseling in de brede uiterwaarden, waardoor er een grote verscheidenheid aan planten kan gedijen.
In dit prachtige gebied starten we onze wandeling op de Lekdijk. Echter niet voordat we koffie met iets lekkers, volgens het aloude gebruik van de plantengroep, hebben genuttigd. Dit keer op stand en wel in de paardenstallen van Kasteel Amerongen.
De weergoden zijn ons vandaag helaas niet zo goed gezind. Het regent en blijft regenen. Aangezien we niet van suiker zijn trekken we, voor zover aanwezig !!!, laarzen en regenpakken aan. Een bijzonder uitgedost gezelschap struint even later in de uiterwaarden van de Amerongse Bovenpolder.
Prachtige (erg) natte gebieden met plassen waar lepelaars huizen en graslanden waar ganzen zich thuis voelen.
Het uitzicht is overal wijds met echt Hollandse luchten, vandaag in 50 tinten grijs.
We verlaten de Rijnsteeg om rechtsaf richting de Hank te lopen. De Hank is een oude zijtak van de rivier. Het is een kwetsbaar gebied. Daarom noteert Niels heel voorzichtig de eerste waarnemingen. Ik doe een poging om het een en ander te noteren, maar mijn notitieboekje is in een mum van tijd doornat. Gelukkig kan ik later op Telmee.nl alle soorten die we gezien hebben teruglezen, met dank aan Niels en de moderne techniek.
Bij een prachtige plas zien we een groep lepelaars en vinden we knikkend tandzaad, zwart tandzaad. (bij de Nederrijn komen we later ook veerdelig tandzaad tegen, helaas niet het zeldzame riviertandzaad)moerasvergeet- me- nietje, het sierlijke grote waterweegbree, grote kattenstaart, rode waterereprijs, slanke waterkers en ook weer een stel russen: zomprus, platte rus en zeegroene rus. Niels staat bijna op de kop in de sloot om ons klein kroos te laten zien. Klein kroos met 1 wortel, veelwortelig kroos met meerdere wortels. Echt zo moeilijk is het niet.
Verderop staan verschillende wilgen bij elkaar. Een katwilg, schietwilg, boswilg (ook wel waterwilg genoemd) en grauwe wilg. Mooi om goed de verschillende te kunnen zien en nu nog onthouden. De eenstijlige meidoorn, volop aanwezig langs de wandelroute, is rijkelijk getooid met haar rode bessen een lust voor het oog.
We volgen de route van de rode paaltjes. Linksaf, rechtsaf, bruggetje over, door hoog gras, rechtsaf, over het hek , langs het prikkeldraad, weer een bruggetje, stukje weiland door, weer een bruggetje…….! U begrijpt het al. Een aan te bevelen afwisselende wandelroute. De graslanden wisselen af met waterpartijen, wilgenstruweel en moerasachtige delen.
Een veld met watermunt en moeraswalstro geeft een prachtig plaatje. Helaas is fotograferen geen optie met al die regen. Het is oppassen geblazen . Soms zak je plotseling diep weg in het moerassige gebied. Wel of geen sloot is niet goed te onderscheiden. Het natte gedeelte wordt afgewisseld door hoger gelegen graslanden, waar we het madeliefje gelukkig ook weer tegenkomen. Verder Europese hanenpoot, gewone rolklaver, wilde cichorei en een ruige leeuwentand. De laatste is vrij zeldzaam. We nemen voor de zekerheid een blad mee om te zien of deze gegaffelde haren bezit. Thuisgekomen kan ik constateren dat de bladrand aan twee kanten haren heeft. Gegaffeld ?
De meegebrachte boterham eten we zittend op het doorweekte grasland naast felgekleurd Groot kaasjeskruid. Hollandse koeien komen nieuwsgierig bij ons kijken. Hun warme adem voelt aangenaam in mijn nek. Een valk staat hoog in de lucht te bidden, vast niet voor mooier weer.
Na de lunch lopen we over het bruggetje over De Hank. We besluiten niet verder westwaarts te wandelen omdat de regen niet van ophouden weet. We soppen richting de Nederrijn. Om vervolgens langs de rivier richting het veerpont en via de Rijnsteeg weer terug te keren naar het plaatsje Amerongen. We helpen elkaar over en onder het prikkeldraad door.
Bij de rivier is het uitzicht magnifiek. Schilder Voerman zou direct geïnspireerd raken. Jammer van de groep caravans aan de overkant.
Bij de rivier vinden we een prachtige border met reuzebalsemien, goudgele honingklaver, veerdelig tandzaad, boerenwormkruid, wilde bertram, akkermelkdistel, rood zwenkgras en waterzuring.
Langs de rivier slenterend komen we nog kalmoes, dauwbraam, kattendoorn, rode ogentroost, blauw glidkruid, late stekelnoot (z), watermunt en hertsmunt (z) tegen.
Bij het veer aangekomen, waar zacht vetkruid (z) en sikkelklaver staat, laat Toos ons nog een prachtige oranje balsemien zien. Oeps, daar komt een boswachter van Staatsbosbeheer aangereden. Hij blijft dominant aanwezig , duidelijk houdt hij in de gaten wat we uitspoken. Het volgende gebied langs de rivier is immers verboden terrein. En eerlijk gezegd denk ik dat we net ook op verboden terrein hebben gelopen (gezien het prikkeldraad). We lopen netjes de verharde Rijnsteeg op en even later rijdt de alerte boswachter ons weer voorbij.
Langs deze weg staan veel meidoornstruiken vol rode bessen, vlier met zijn trossen paarsrode vruchten, wilde kardinaalsmuts, zoete kers, okkernoot, een supermarkt voor de dieren.
Einde middag bereiken we de parkeerplaats. HET IS DROOG. We ontdoen ons van het natte plastic en gaan op zoek naar een gezellig restaurantje om op te warmen. Mocht u ooit in Amerongen komen, dan is het goed toeven in de Herenkamer van Café Buitenlust. Na een lekkere maaltijd vertrekken we voldaan richting Kampen en kijken we ondanks de vele regenbuien terug op een zeer geslaagde dag met een eindresultaat van 175 soorten wilde planten !!!! Teveel om hier allemaal op te noemen.
Tekst: Ellen van Knippenberg
Foto’s Gonny Sleurink
Plantenwerkgroep, excursie Ramspol 20-8-2014: heel veel pioniers
Op woensdagavond 20 augustus vertrokken we met ons 4-en naar Ramspol, de plek waar pas geleden nog de fundering stond van de oude brug. Daar voegde zich nog een 5e excursiegenoot bij ons. Het was er drassig en nat dankzij de vele regen van de afgelopen weken. Maar die avond was het droog en hadden we een prachtige zonsondergang achter de brug.
Op de site van wilde-planten.nl staan vaak mooie oude tekeningen uit de Flora Batava van 18xx (naast, regelmatig, foto’s van o.a. Niels). Alleen van Zwart tandzaad ontbreekt een oude tekening, omdat deze soort in Nederland pas is ingeburgerd tussen 1900 – 1924.
De nazomer is ook goed voor Meldes en Ganzenvoeten. We konden weer even repeteren: bij Melde zijn de onderste paar bladeren (of de lidtekens daarvan als ze al verdwenen zijn) tegenoverstaand, bij Ganzenvoeten niet. We zagen Stippelganzenvoet met bladlobben die geleidelijk naar het eind van het blad steeds smaller worden en Melganzenvoet, waar de bladeren sterk veranderlijk zijn, maar vaak melig behaard (overigens komt mel van meel: vroeger werden de zaden wel tot meel vermalen). Bij Uitstaande melde is de hoek die het blad maakt t.o.v. de stengel niet haaks, maar schuin (zeg 135%), Rode ganzenvoet heeft glimmende bladeren, Zeegroene ganzenvoet, met een rood aangelopen steel en bladeren die aan de onderkant wit zijn. (En dan sla ik de Spiesmelde nog even over…)
Ook melkdistels waren in allerlei vormen aanwezig: akkermelkdistel, gewone melkdistel, bekend van de tuin, brosse of ruwe melkdistel met glanzend blad en de eerste moerasmelkdistel die we zagen was te herkennen aan het spiesvormige blad, maar verder piep klein. Later zagen we moerasmelkdistels in volle glorie tussen de 2 en 3 meter hoog.
De Heukels Flora kwam er aan te pas om 2 Teunisbloemen juist op naam te brengen (Middelste en een kruising van de Middelste en de grote) en 2 Basterdwederiken (Kantige en Beklierde).
Andere leuke soorten vond ik Goudzuring, Gespleten en Gewone hennepnetel (vanwege het onderscheid), Blauw glidkruid, Rode waterereprijs, en Aardbeiklaver.
Onze topper was Krielparnassia of Sierlijke vetmuur. Aanvankelijk een raadsel (‘waar kijken we hier eigenlijk naar?’), omdat we vooral plakken slierten met vruchtjes daaraan zagen. Het duurde even voordat we besloten dat de ‘grassprietjes’ die er soms bij stonden, de bladeren waren en we uiteindelijk ook nog een paar bloemen vonden. Toen we hem eenmaal op naam hadden gebracht hebben we net zo lang doorgezocht tot we hem in 2 kilometer hokken hadden. Het grootste gedeelte van wat we gezien hadden stond vrij nat, deze vonden we in een droger stuk met o.a. Nagelkruid, Dagkoekoeksbloem en Fluitekruid. (Uit wilde-planten.nl: Sierlijk vetmuur: rode lijst 2012, kwetsbaar, trend sinds 1950: sterk afgenomen, vrij zeldzaam, oorspronkelijk inheems.)
Daarna probeerden we onze lijst nog met een madeliefje compleet te maken, maar dat is niet gelukt. Dan maar thuis in het grasveld!
Al met al was het een heerlijke rustige zomeravond avond, begeleid door het geluid van jonge meerkoeten en een of ander rietvogeltje en op de achtergrond het verkeer dat over de nieuwe brug raasde, maar wat eigenlijk langs ons heen ging, doordat we ons zo concentreerden op wat we voor onze voeten vonden…
Tekst: Toos Lodder
Foto’s: Gonny Sleurink