Plantenwerkgroep: excursie Cortenoever 9-6-2012

Zuidelijk van Zutphen ligt op de linkeroever van de IJssel de buurtschap Cortenoever. Dit is een bijzonder uiterwaardengebied dat al jarenlang in bezit is van Staatsbosbeheer. Het gebied is in botanisch opzicht erg rijk, met mooi ontwikkeld stroomdalgrasland.  

Stroomdalgrasland is een soortenrijke, open tot tamelijk gesloten, grazige begroeiing op een droge, relatief voedselarme, zandige tot zavelige en meestal kalkhoudende standplaats langs de grote en kleinere rivieren. Zij komt voor op stroomruggen, oeverwallen en rivierduinen. De flora die we hier kunnen vinden bestaat onder andere uit Cypreswolfsmelk, Veldsalie, Geoorde zuring, Kruisdistel, Knikkende distel, Ruige weegbree, soorten die we deze dag ook hebben gezien. 

Daarnaast was het niet moeilijk zoeken naar soorten die in het glanshaverhooiland voorkomen: Scherpe boterbloem, Gewone ereprijs, Gele morgenster (waarvan enkele al hun mooie pluizenbollen lieten zien), Akkerwinde, Rood zwenkgras, Ruw beemdgras, Goudhaver, Zachte haver, Margriet en Smalle wikke. 

We gaan richting Brummen waar eerst, inmiddels traditioneel, gestart wordt met een kop koffie met in dit geval heerlijke honingtaart bij de plaatselijke bakker aan het pleintje bij de muziektent. De lucht is grauw en het waait stevig. Optimisten als we zijn, gaan we ervan uit dat het droog zal blijven.

 

Daarna is het even zoeken, maar in dit geval wint de techniek het van het geheugen en ons digitale hulpje wijst ons de juiste weg. Vanaf de Cortenoeverse weg op de Hanzeroute wordt de auto de berm in gemanoeuvreerd om een oude trekker de ruimte te geven te kunnen passeren. Het blijkt echter de eerste van een vrolijke stoet van oude, mooi opgeknapte tractors en andere landbouwvehikels te zijn. We kijken onze ogen uit en zien een nummer 108. Zouden het er zoveel zijn?  

Eindelijk kunnen we weer verder en slaan De weg naar het Ganzen Ei in. Ja, werkelijk, dat is de naam van de weg die ons richting de boerderij Heyendal voert. Hier stappen we uit en beginnen aan onze zoektocht. Een bord vertelt ons dat we op moeten passen voor een stier maar Niels besluit stoer ons daar niets van aan te trekken “zal er wel staan om bezoekers af te schrikken”. Ja, ja, hebben we dat al niet eerder bij de hand gehad?  

Voorlopig blijven we (toch maar) de wegberm volgen en vinden naast de Cypreswolfsmelk en Geel walstro een Bremraap, maar welke? Er volgt een gedegen determinatie waarbij uiteindelijk blijkt dat het om een Walstrobremraap moet gaan: Orobanche caryophyllacea.  

Bremraap (Orobanche) is bijzondere plant. Het is een geslacht van ongeveer honderdvijftig tot tweehonderd soorten (maar in Nederland minder dan 10) eenjarige of overblijvende, parasitaire, kruidachtige planten uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De botanische naam Orobanche is afgeleid van het Oudgriekse ‘orobos’ (= erwt) en ‘agchein’ (= wurgen). De Nederlandse naam is afkomstig van de Grote bremraap die op brem parasiteert.  

Verderop in de berm vinden we Knoopkruid, Hopklaver, Jacobskruiskruid, Eenstijlige meidoorn, Gewone vlier, (veel!) Kleine ratelaar, Gewone rolklaver (loopt rood uit – heeft 5 blaadjes waarvan er drie vergroeid zijn), Zachte haver, Zandzegge, Kruisbladwalstro en Witte dovenetel en Veldsalie!, alsof een schilder zijn kwast met blauwe verf heeft uitgeslagen. Een groepje koeien komt nieuwsgierig poolshoogte nemen. Ertussen loopt een witte kip!

We komen bij een kleine moestuin, grenzend aan een korenveld. Op de rand daarvan staat het zeldzame Groot spiegelklokje! Maar er staat nog meer: Gewone klaproos, De heel zeldzame Akkerogentroost, Zwaluwtong, Echte kamille, Besanjelier in de heg en Aardaker (Lathyrus tuberosus.)

Deze overblijvende, kruidachtige klimplant met platte stengels wordt ongeveer 30-100 cm lang. De circa 2 cm lange bloemen zijn rozerood tot violet van kleur en groeien in trossen van drie tot acht stuks. De plant bloeit in juni en juli en vormt ondergrondse knolletjes. Hij heeft meerdere alternatieve namen, zoals: aardeikel, aardmuis, grondboon of zeugboon en is in Nederland officieel beschermd.

Het land ernaast lijkt van een Monet schilderij te zijn gegleden: het ziet rood van de klaprozen. Een paal met een gele kop nodigt ons uit om over de omheining van een uitbundig bloeiend grasland met zuring te klimmen. Hier loopt een pad dat al door eerdere bezoekers is gevormd. Links naast het pad staat een haag van Eenstijlige meidoorn, Gewone Vlier en Hondsroos. Een mooie plek om even uit te rusten en onze lunch te gebruiken. Toos vindt een nachtvlinder op haar tas. We kijken tussen de grassen en Kleine ratelaars uit over het gebied met hoogteverschillen, ontstaan door rivierduinen, afgewisseld met hagen die in vroeger tijden aangeplant zijn om het vee “te keren”. Twee Ooievaars zweven hoog boven ons langs en in de verte horen we Wulpen. Wat wil je nog meer? Nou: nog meer bijzondere planten vinden, dus we gaan weer op weg en komen bij een kleine waterplas.

Direct valt het Watertorkruid op, dat als kleine boompjes in het water staat. Ook staan hier Lidsteng, Moeras-vergeet-mij-nietje, Lidrus, Gewone waterbies, Moeraskers en Akkerkers, Gele waterkers, Wolfspoot, Veldlathyrus, Grote waterweegbree, Waterranonkel, Moeraswalstro, Zwanebloem.

We horen een vreemd geluid: de kwartelkoning! Niels kan ons garanderen dat we hem niet te zien zullen krijgen, maar natuurlijk blijf je hopen …

Verderop valt een witgele schermbloemige op, een kervelsoort, maar welke? Weer volgt een gedegen determinatie waarbij de loep uit de tas tevoorschijn wordt gehaald. Is het Karwij, of Karwijvarkenskervel. Niels houdt het voorlopig op Karwijvarkenskervel. We vervolgen onze weg langs het geel bepaalde pad terug richting de auto. Onderweg komen we nog tegen: Carex spicata (Gewone bermzegge), Akkerhoornbloem, Kleine ruit: een heel bijzondere plant van zo’n1 meterhoog met kleine gele bloempjes met een lila hartje. Jammer genoeg waait het te hard om hem goed te kunnen fotograferen. Nog een korenveld. Oude tijden herleven: aan de rand staan korenbloemen en klaprozen! Wat hogerop: Kattendoorn en het Rapunzelklokje (Campanula rapunculus!) Een fazant vliegt op en een haas vergist zich, komt te dichtbij, schrikt en maakt snel rechtsomkeert.

Het is mooi geweest! We hebben veel gezien. Vooral het mooie blauw van de Veldsalie zal ik niet snel vergeten. We laten De weg naar het Ganzen Ei achter ons. Broedsel hiervan zijn we niet tegengekomen, … en ook geen stier.

Tekst en foto’s: Heleen Strikkers met dank aan Niels Jeurink, Toos Lodder en Ellen van Knippenbelt

Nabericht van Niels:

Ons geslaagde uitje naar Cortenoever heeft in elk geval een raadsel opgeleverd. Het liet me niet los, hoewel je dat ook weer niet te zwaar moet interpreteren. Maar ik heb wel nagekeken wat nu de precieze verschillen zijn tussen de beide soorten. Die zijn er wel, maar ook weer niet heel opvallend. Kijk maar eens op wilde-planten.nl en botany.cz.

– bloemkleur: karwij wit, karwijvarkenskervel geelwit

– stengel: bij karwij hol, gestreept, bij karwijvarkenskervel gevuld met merg, gegroefd of op z’n minst sterk gestreept

– vrucht (daarvoor waren we helaas net te vroeg): karwijvarkenskervel met brede ribben, niet aromatisch (?), karwij met 5 ribben, bij kneuzen aromatisch

Beiden hebben een ‘karwijblad’, met bladslippen die min of meer haaks op de bladas staan (niet in hetzelfde vlak). Karwij heeft alleen smallere bladslippen dan karwijvarkenskervel. Beiden lijken (soms?) ook teruggekromde kroonbladen te hebben. Dit zou dus geen exclusief kenmerk zijn van Karwij.

Ik denk niet dat we 2 verschillende soorten hebben gezien. Ik ga (toch) voor karwijvarkenskervel. Karwij blijft dus nog even op het verlanglijstje staan. Ik blijf doorzoeken!

 

Plantenwerkgroep: excursie Ramspol 09-05-2012

Ik kijk terug op een geslaagde excursie bij Ramspol. Mooi om op plekken te komen die je eigenlijk wel kent maar waar je nooit was, waar je nu eigenlijk alleen aan voorbij rijdt (over de N50). De strekdam bij Ramspol is daar een goed voorbeeld van. We liepen tot ongeveer halverwege de een kilometer lange strekdam, daarna vanwege de na negenen invallende duisternis weer terug. Met de kris kras liggende basaltblokken is het lopen er niet echt eenvoudig, al heeft iedereen geloof ik de enkels heel gehouden. We hoorden een Sprinkhaanzanger in het rietland zuidelijk van de Ramsgeul en zagen er twee lepelaars overvliegen. Verder op diverse plaatsen rietzangers (of waren het nu toch bosrietzangers?) en kleine karekieten. De Grote karekiet hoorden we niet, daarvoor is het misschien te rumoerig met de N50 zo dicht bij.

Wat de planten betreft: de streeplijst telt op tot 49 soorten. Dat lijkt niet veel voor wie vaker mee gaat, maar bedenk dat het aantal bezochte habitats klein was. Bovendien zitten er wel wat bijzonderheden tussen. Zoals Bittere veldkers, een ‘zusje’ van de Pinksterbloem maar daarvan te onderscheiden door de bredere bladen en de paarsige helmknoppen (de knoppen van de meeldraden dus; die zijn bij Pinksterbloem geel). De plant is in het Kampense heel zeldzaam en elders in Nederland ook niet echt algemeen in elzenbroekbossen en in het zoetwatergetijdengebied (Oude Maas e.d.) in vloedbossen. Met Bittere veldkers vonden we her en der Dotterbloem en heel veel Groot springzaad, dat nu nog klein is maar ‘straks’ mooie gele bloemen krijgt. Ook Gevleugeld helmkruid (ik zei geloof ik Geoord helmkruid maar het moet dus gevleugeld zijn) is aardig. De vierkante stengel van deze soort is op de hoekpunten voorzien van een zeker2 mmbrede ‘lijst’ of vleugel, die je kunt omklappen. Daarin verschilt de plant van bijvoorbeeld Knopig helmkruid, een donkerder groene soort van vooral de zandgronden. Het Barbarakruid dat we zagen was Stijf barbarakruid en dus geen Gewoon barbarakruid. Stijf barbarakruid is te onderscheiden door de veel kleinere bloempjes en aan de kelkbladen, die een paar stijve haren hebben die je met een loupe makkelijk kunt zien. Gewoon barbarakruid heeft dat niet. En dan zagen we nog Rivierkruiskruid, een in Nederland bijzondere maar in onze regio niet zeldzame soort en Moeraskruiskruid, die zo vroeg in het jaar nog klein is maar aan de donkergroene kleur en de wat viltige beharing is te herkennen.

Ook opvallend zijn de talrijke korstmossen op de basaltstenen. Sommige heel fraai met voortplantingsorganen en al (Lecanora muralis bv., dat blijkt ‘muurschotelmos’ te heten, zie de bijgevoegde foto). Er schijnt zelfs een korstmossoort te zijn die in Nederland alleen op deze strekdam is gevonden.

Jammer was dat we de Peperkers, bekend van de westelijke en nu deels

 

vergraven strekdam, niet hebben gevonden. De soort is door de aannemer die aan de brug werkt naar de zijde die wij bezochten verhuisd, maar ik kreeg al te horen dat maar 1 plant van de 30 de verhuizing had overleefd. Ik zal eens navragen hoe dat zit en waar de planten nu precies zijn neergezet.

Hopelijk komt als de grond aan de westzijde weer tot rust komt en de brug in gebruik is genomen de Peperkers ook daar weer terug, al is de graverij er nogal grondig geweest. Misschien eens kijken tijdens de Open dag van de Bouw binnenkort, als de nieuwe brug voor bezoekers wordt opengesteld.

 

Verslag: Niels Jeurink

Foto’s Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Plantenwerkgroep: excursie Scherenwelle 22 april 2012

Bij de ingang naar Natuurgebied Scherenwelle staat een gezelschap van maar liefst 16 personen te wachten.  Eerst een algemeen praatje door Niels over het gebied:

Het gebied valt onder de hoede van Staatsbosbeheer. In het verleden werden delen verpacht zonder voorwaarden, met alle gevolgen van dien. Nu is dit niet meer het geval en kan men alles beter onder controle houden. Het gebied blijft echter wel in beweging:  zo is de strook langs de IJssel op dit moment een proeflocatie van Rijkswaterstaat. In het kader van het Stroomlijnplan, wordt de steenbestorting langs de oevers weggehaald om zo een natuurlijker loop van de rivier te creëren . Ook is er het plan om alle begroeiing van de oevers te verwijderen om afvoer van het rivierwater zo min mogelijk te belemmeren. De dorpsvereniging van de stad Wilsum wil het gebied graag meer open maken voor het publiek, meer ommetjes en zicht op de IJssel.

Er lopen twee oude rivierarmen, zogenaamde hank of strang door het gebied. De IJssel heeft zich in de loop der jaren aardig verlegd. Hierdoor zijn er ook hoogteverschillen ontstaan (rivierduintjes) en daardoor is er verschillende flora te vinden. Er ontstond o.a. zavel , zand met kleine kleideeltjes die het water goed vasthouden en  ….. een ideale grondsoort is voor niet alleen de bloembollenteelt, maar ook voor de fraaie Kievitsbloem. En deze Kievitsbloem is het doel van de excursie.

We lopen het pad af richting gemaaltje. Aan de linkerkant de prachtige oude rivierarm en aan de rechterkant een dubbele rij wilgen en een fraaie pol dotterbloemen. We passeren het gemaaltje en enkele “gewone” wilde planten, zoals Speenkruid, Hondsdraf, Paarse dovenetel, Scherpe boterbloem, Smeerwortel, Gele lis en de Pinksterbloem, die de eigenaardige eigenschap heeft met Pasen te bloeien en helaas zien we op dit moment geen Oranjetipjes.

Dan ontwaren we tussen het hoge gras de wilde paarse Kievitsbloemen (Fritillaria meleagris), met hier en daar een wit exemplaar. Niels heeft toestemming gekregen het gebied te  betreden, dit doen we met uiterste voorzichtigheid. Er worden natuurlijk foto’s gemaakt. Mocht de kievitsbloem uitsterven, dan hebben we in ieder geval de foto’s nog. Het is werkelijk een bijzonder mooie en erg kwetsbare plant.

De Kievitsbloem is zeer gevoelig voor verandering in het grondwaterpeil. Te nat, dan kan ze niet kiemen, te droog, dan verliest ze het van de grote vossenstaart. De plant doet er 8 jaar over om in bloei te komen. Het is daarom van groot belang dat er een gezond evenwicht is tussen oude en nieuwe exemplaren.

Binnen Noordwest Europa groeit de grootste populatie Kievitsbloemen in de regio Kampen/Hasselt /Zwolle (langs Vecht en Zwarte Water). Best iets om trots op te zijn en heel zorgvuldig mee om te gaan. Een beslissing om bijvoorbeeld het zomerbed van de rivier te verdiepen zal gevolgen hebben voor het grondwaterpeil en dus voor de gevoelige Kievitsbloem.

Ook het Veenreukgras, met een prachtige bronskleurige glans, groeit hier en dit is de enige populatie langs de IJssel.

Niels vertelt dat er in het gebied momenteel 7 reeën lopen. Volgens Herman zijn het er 12. Waaruit Niels concludeert: “Tja, je hebt de natuur niet in de hand”. En meer dingen heb je niet in de hand. Zo laat een meneer zijn hond loslopen door het verboden gebied. Een van de deelnemers bezit een zeer dwingende fluittoon, waarop de wandelaar gelukkig direct op zijn schreden terugkeert.

Er verblijven in dit gebied meerdere bijzondere vogels, o.a. de Blauwborst, de Sprinkhaanzanger (ook bekend als sprinkhaanrietzanger), de Zwarte stern, het IJsvogeltje, Bruine kiekendief en in juni broedt er de Kwartelkoning, die zich zelden laat zien, maar misschien hebben we geluk en horen we zijn typisch raspende geluid (als een lepel over een ouderwets wasbord.) Helaas laat deze koning zich niet horen. Wel de Rietgors en de Fitis met zijn deuntje : “het is nu nog mooi weer, maar straks niet meer” En hij blijkt helemaal gelijk te krijgen.

We wandelen verder, evenwijdig aan de IJssel, richting Wilsum. Niels wijst ons de plek, waar de mond van de bypass is gepland. Welke gek …….!

In de uiterwaarden vinden we een stapel afval. Boze reacties volgen: “wie is er nu zo gek om hier zijn afval te dumpen ?” Bij een nadere inspectie van het afval moeten we tot de conclusie komen dat er een “gek” is geweest, die al het aangespoelde afval hier heeft verzameld.  Chapeau !

Aan onze rechterhand vinden we zowel vrouwelijke als mannelijke wilgen (Bittere Wilg). De mannen zijn mooier, eerlijk is eerlijk. De wilgen zijn 2-huizig, dus niet gezellig met zijn tweetjes aan één boom. Vandaar de namen Bittere Wilg, Grauwe Wilg, Treurwilg?

We lopen links het weiland in (stroomdalgrasland). Op een zandrugje groeit o.a. de Kleine pimpernel, ook wel bloedkruid genoemd (Sanguisorba minor/ sanguis=bloed/ sorbis= absorberen). In de Middeleeuwen dronken soldaten voor de strijd een aftreksel van deze plant in de hoop dat wonden minder sterk zouden bloeden. De kleine pimpernel komt op de Nederlandse Rode Lijst voor als vrij zeldzaam.

Rivierkruiskruid kruist ons pad, evenals Moerasspirea, Braam, Poelruit en bij het strandje de Kruisdistel (stroomdalsoort).

Het begint helaas te regenen. We lopen terug richting Wilsum en wanneer we staan te schuilen onder een brede dakgoot, worden we uitgenodigd om een kop koffie te komen drinken. Wat een aangename verrassing. Het echtpaar, waarvan ik niet weet of ze het op prijs zullen stellen dat ik hun naam harder roep, trakteert ons op een bak echte koffie in een heerlijke warme omgeving. Met moeite trekken we ons dan ook los van dit aangenaam verpozen en lopen nog een laatste stukje over de dijk terug naar het beginpunt van onze wandeling.

We wensen elkaar een goede voortzetting van deze prettige zondag; met dank aan Niels voor alle interessante informatie en hopen elkaar bij een volgende excursie weer tegen het lijf te lopen.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

 

Vogelexcursie Friesland 12-11-2011 Op zoek naar de kleine rietgans

Zaterdagmorgen 12 nov. 2011 vertrokken 7 Kampenaren en een Zwollenaar om half 8 uit Kampen. De reis ging eerst naar het centrum van Workum om broer Bertus van Wim Baer op te pikken, die ook graag met ons mee wilde. Onderweg bleek de Zwollenaar in de zestiger jaren evenals ik lid van de Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie te zijn geweest.

Al pratende bleken Sytse Tjallingii en ik een flink aantal gezamenlijke bekenden te hebben uit die tijd. Omdat hij onderweg prachtige foto’s maakte en bereid was ze ter beschikking van dit verslag te stellen, kan men zien wat wij onderweg zoal zagen.

Eerst gingen we naar de zuidkant van de Workumerwaard ter hoogte van camping It Soal. Ondertussen was het mooi licht geworden en hadden we de zon in de rug, waardoor we de vele vogels, die op de keileemkliffen in het water stonden, goed konden zien. De ganzen overnachten op het water, omdat ze dat veiliger vinden. Bij zonsopkomst vertrekken ze in groepen naar de fourageergebieden. We zagen er grauwe, kol- en heel veel brandganzen. Op het water lagen ook tientallen kleine zwanen en veel eendensoorten, zoals pijlstaarten, slobeenden, wintertalingen, smienten, brilduikers en bergeenden. Tussen de kieviten op de platen trippelden een groepje bonte strandlopertjes. En her en der stonden of vlogen kok-, storm-, zilver- en grote mantelmeeuwen. Vlakbij in een bosje streek een koperwiek neer. Gerda Fijnebuik was er verrukt van. Heel goed was de koperkleur voor en onder de vleugel te zien. Even verderop zagen we kramsvogels met wit onder de vleugels en met hun tjak-tjak-roep. Op een paaltje in de Workumerwaard ontwaardeHenk de Voseen jonge slechtvalk. Net toen we naar de auto’s wilden lopen, hoordeWim Baeren zag Henk Kroeze een paar veldleeuweriken overkomen.

Onderweg naar de noordkant van de Workumerwaard zagen we spreeuwen, graspiepers en zwarte kraaien. In de weilanden waren ook een paar wilsterflappers actief. Zij proberen goudplevieren onder hun slagnetten te krijgen. Vroeger was dat voor de Friese arbeiders een bijverdienste, want ze werden voor goed geld aan de rijken verkocht. Tegenwoordig worden ze nog op de ouderwetse manier gevangen om ze te ringen. Een eindje verderop probeerden een aantal jagers een haas te verschalken. Aan het eind van de weg bestegen wij de uitkijktoren. Tussen de kieviten en wulpen stonden honderden goudplevieren, die af en toe opvlogen en hun melancholisch roepje lieten horen. In de brede sloot met veel wilde eenden ontdekte Johan Pompert een paar dodaarsjes. Langs de waterkant stonden blauwe en grote zilverreigers te vissen. Op een grote paal speurde een buizerd het gebied af. Op de terugweg naar Workum werd onze aandacht getrokken door een biddende torenvalk en nog een jonge slechtvalk.

Daarna gingen we richting Aldegea (Oudega) op zoek naar de kleine rietgans. We troffen het, want al voor Blauhus (Blauwhuis) zagen we honderden in de weilanden staan. Omdat de zon hen zo goed bescheen, kwam de blauwgrijs berijpte kleur van de bovenste vleugeldekveren heel mooi uit. Ellen van Knippenberg was er lyrisch over. Ook het donkere kopje met een roze vlekje op de snavel vond ze prachtig. Omdat het gras nog zo hoog was, waren de roze poten niet zo heel goed te zien en kwam de Engelse naam pinkfoot niet zo goed uit. Met wat geduld kregen we de mooie, roze poten toch wel te zien. Deze kleine rietganzenpopulatie broedt op Spitsbergen (in 40 jaar van 10- tot 50-duizend gegroeid). Via Noorwegen en Denemarken komen ze in ZW-Friesland een paar weken fourageren, om dan door te trekken naar Zeeuws- en Belgisch Vlaanderen. Na in deze omgeving nog een paar groepen kleine rietganzen bekeken te hebben, gingen we richting de Afsluitdijk.

Aan de waddenkant van Kornwerderzand troffen we enkele tientallen toppereenden aan. Dit waren er maar weinig in vergelijking met wat we later op de middag bij Laaksum aan de kust van het IJsselmeer aantroffen. In de verte lagen in een lange, brede streep duizenden toppers. Verder lagen er op de Waddenzee nog wat futen en een enkele middelste zaagbek. Aalscholvers zaten in de buitenhaven op dukdalven te drogen. In een klein bosje op de dijk lieten een heggemus en een roodborst om de beurt hun riedeltje horen. Een winterkoninkje wipte ertussen door.

Aan de zuidkant van Kornwerderzand troffen we in de boompjes dit jaar niet, zoals vorig jaar de noordeuropese witkopstaartmees aan. Wel zaten er groenlingen en koperwieken. Wat verderop in een bosrandje stonden we zo’n beetje oog in oog met goudhaantjes, die ongestoord doorgingen met fourageren. Voorts zaten er veel trekkende merels en koperwieken.

Voor de terugweg gingen we weer richting Friese IJsselmeerkust. Tussen de Afsluitdijk en de Makkumer Noordwaard lagen grote aantallen kleine zwanen. Op de droge platen stonden veel wulpen en scharrelden er ook nog een paar grutto’s tussen. Verder fourageerden er grote groepen bonte strandlopers.

Bij de kust gingen we nog even aan bij de observatiehut bij Piaam. Rond de boerderij bij de P vlogen een paar Turkse tortels en een holenduif. Bij de hut stond het water heel laag. Daarom zaten de diverse eenden, ganzen en zwanen ver weg. Op de plaat stond nog wel een grote groep goed te onderscheiden scholeksters en wulpen. Op een plasje aan de noordkant van de hut liepen  een paar witgatjes te pikken. Op het pad door de rietvelden troffen we nog wat pimpel- en koolmezen en een rietgors. En in verte vloog een vrouwtje blauwe kiekendief voorbij. Toen aanvaardden we de terugreis en hadden op deze excursie ± 60 vogelsoorten gezien. In Friesland werden we uitgeleide gedaan door weilanden vol duizenden grauwe, kol- en brandganzen.

Om half 6 kwamen we weer voldaan in Kampen aan.

Tekst: Fibo Nannen

Foto’s: Sytse Tjallingii en Bertus Baer

 

 

Plantenexcursie 20-07-2011

Woensdagavond 20 juli staat er een verrassend grote groep mensen in de Groenestraat om onder leiding van Niels Jeurink in de omgeving van Kampen planten te inventariseren. Zelfs een mevrouw op de fiets, die helemaal vanuit Zwolle is gekomen .

Niels kiest als startpunt de berm langs de Kamperzeedijk, ter hoogte van Grafhorst, aan de kant van de Koekoekspolder. Zeer, zeer langzaam met alle neuzen naar beneden gericht lopen we enkele meters door de pas gemaaide berm. We geven aan Niels door welke planten we herkennen, zodat hij deze op zijn inventarisatielijst kan aanstrepen. Iedereen heeft daarin zijn bijdrage. Datgene wat we niet weten, wordt ons door Niels uitgelegd aan de hand van specifieke kenmerken van de plant. Er staat teveel om hier op te noemen.

We lopen voorbij waterpeper, herfstleeuwentand, biggenkruid, hanenpoot, muurpeper enz. richting de oorlogsbegraafplaats. De begraafplaats ligt op een boomrijke plek. Door de zandige, schrale bodem is de biotoop anders, maar helaas komen we niet veel speciale planten tegen in deze zeer bijzondere omgeving .

Je kunt ze niet over het hoofd zien: de zes witte grafstenen van de 2 Britse en 2 Australische, jonge vliegeniers van de Royal Air Force. In de Tweede Wereldoorlog stortte hun Lancaster bommenwerper in het Ganzendiep, slechts 1 persoon overleefde dit. Tevens ligt er één Nederlands oorlogsslachtoffer.

Op een hoger gelegen deel, bereikbaar via een hek, staan nog drie aparte grafmonumenten. Een soort zuil met de symbolen van de vrijmetselarij (passer en winkelhaak). Een slechts deels leesbare tekst wekt onze nieuwsgierigheid op.

Via een weggetje over een sloot verlaten we het kerkhof. In de sloot vinden we bultkroos en  kroosvaren. Onder de loep bekeken is het een bijzonder fraai plantje. In de herfst vormt het rode tapijten op de sloot. Het groeit in weinig vervuild, voedselrijk water.

Langs de sloot staan stippelganzenvoet, melganzenvoet en korrelganzenvoet keurig naast elkaar, zodat Niels goed de verschillen kan laten zien. (zie ook: www.wilde-planten.nl)

Het pad maakt een grote bocht naar links, waar langs de rechterkant geoorde wilg, grauwe wilg en veel hazelaars groeien. Daar moeten we later in het jaar nog eens terugkomen om hazelnoten te verzamelen.

De schapen in het weiland komen nieuwsgierig onze kant op. Wie bekijkt nou wie ? vraagt iemand van de groep zich af. Verderop twee spelende hazen.

Binnenkort, vertelt Niels, zal er in dit glastuinbouwgebied een proefboring naar aardwarmte plaatsvinden. (Een week later staat er in de krant, dat bij de boring, op1.950 meterdiepte, warm water van 73 graden Celsius is gevonden. Via een eerste put wordt het water via leidingen door de kassen geleid. In een tweede boorput stroomt het afgekoelde water dan weer terug.)

De Koekoekspolder (-2.5 tot -3 NAP) is de diepste polder van Overijssel. Gedurende 2 eeuwen werd er veen gewonnen en in 1909 werd het weer ingepolderd. Er is wel 6 keer zoveel kwelwater (10-25 mm/dag), als regenwater. Het kost dan ook veel energie om de polder droog te houden. Het water in de slootjes is door het kwelwater altijd heerlijk koel. Het water kleurt bruinachtig, niet door olie, maar omdat het ijzerhoudend is. Langs deze sloot vinden we o.a. oranje havikskruid, kleine en grote berenklauw en blaartrekkende boterbloem

Via het fraaie Schinkelpad lopen we naar de Parallelweg, die parallel loopt aan ? In ieder geval loopt er een sloot parallel aan de parallelweg. Met een houten beschoeiing vol wilde planten, vormen zij samen een lust voor het oog.

We lopen nog even door het dorpje Grafhorst. Oeps, foutje ! Grafhorst kreeg in 1333 stadsrechten. In 1849 verwoestte een brand vrijwel de gehele stad. Slechts drie van de 60 gebouwen stonden na de brand nog overeind. Vanwege de grootte wordt het nu meestal aangeduid als dorp.

We kijken nog even uit over het Ganzendiep. Het wordt al donker. Totaal 143 soorten zijn we deze avond tegengekomen. Niet gek ! Tevreden fietsen we huiswaarts.

Verslag: Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Plantenexcursie Millingerwaard 10-09-2011

We kunnen nu toch wel van een traditie spreken: tijdens de ver weg plantenexcursies van de natuurvereniging starten we met koffie-met.

Na ons vertrek om 09.00 uur vanaf het Meeuwenplein bereiken we via de brug die ons over de Waal naar Nijmegen voert – wat doet deze omgeving toch buitenlands aan: maar ja, we bevinden ons ook bijna op de grens met Duitsland – in de Ooijpolder, het café met terras “Oortjeshekken”.

We zijn niet alleen. Het is een prachtige dag (ja, echt: zomer 2011!) en veel mensen maken hier tijdens hun wandeling of fietstocht een tussenstop.

Daarna verder, richting de Millingerwaard. In het dorpje Kekerdom vinden we een parkeerplaats. Tassen, verrekijker en camera mee, we gaan op stap. Bij de opgang naar de dijk wordt al een eerste bijzonderheid gesignaleerd: Amaranthus hybridus , de Bastaard amarant, daarnaast Harig vingergras. We steken de dijk over en lopen langs het enig buitendijks gebouwde kerkje in Nederland. Daarnaast een wit huis met als opschrift Linnaeus Prick Hove. In dit buitenverblijf woonde en werkte Joseph Jules Guillaume Prick, wetenschapper en natuurliefhebber .

De Millingerwaard (ruim400 hectare) ligt in de Gelderse Poort aan de zuidkant van de Waal, bij Millingen a/d Rijn, ter hoogte dus van Nijmegen. Het is een uiterwaard met ooibossen, moerassen, kruidenrijke graslanden, plassen en rivierduinen; wilde paarden en runderen lopen er vrij rond. Het zeer gevarieerde natuurgebied is ontstaan doordat in de afgelopen 50 jaar het kleipakket grotendeels is afgegraven voor de baksteenindustrie.

We vinden Zwart tandzaad, Watermuur, Dauwbraam, Rode ogentroost, Zwarte mosterd. Links van het pad: Sachalinse duizendknoop, Fallopia sachalinensis. Deze woekerende plant met wel2 m hoge stengels staat in bloei. Een grote wesp tast de witte bloemen af: een Hoornaar! Het is een bescheiden type want hij laat zich niet gemakkelijk fotograferen.

Niels gaat ons voor op een smal, glibberig pad dat ons door een oerwoud van reuzenbalsemienen voert. Wauw, nooit gedacht er ooit zoveel bij elkaar te zullen zien. Wat een feest!

Je moet wel van roze houden!

De reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera), familie van het vlijtig liesje, is een eenjarige plant die tot 2,5 m hoog kan worden. De plant heeft opvallende 2-5 cm grote bloemen,  die van juli tot september bloeien met een lila, roze of lichtgele tot witte kleur. Het is een echte hommel en bijenplant. Hij is afkomstig uit de Himalaya, vooral uit Tibet en ook uit India. Vanaf het begin van de vorige eeuw is de plant in Europa gaan verwilderen. Hij groeit graag langs of in de buurt van water. De verspreiding van de zaden vindt mechanisch plaats, wanneer een rijpe vrucht wordt aangeraakt, rollen de vijf delen hiervan zich op en schieten zo de zaden weg.

Het is drukkend warm. Terwijl we over het pad glibberen en ik ontzettend mijn best moet doen om overeind te blijven, daarbij ondersteund door de sterke stengels van de balsemien, springen de zaden ons om de oren. Een Grote klis ziet kans zijn zaden aan m’n rugzak te haken. Ik voel iets kriebelen in m’n nek en op m’n rug. Langzaamaan bekruipt mij het gevoel aan een survivaltocht mee te doen en ik begin nu nog meer respect te krijgen voor mensen die dagenlang door een jungle lopen en waarover ik zo graag de verhalen lees.

Maar er schijnt licht aan de horizon en we bereiken een wat gangbaarder pad naar de vogelkijkhut aan een van de vele plassen die het gebied rijk is. Het uitzicht is prachtig! Hier moet je ’s morgens vroeg zijn. We horen de kleine piepjes van mezen, de kreet van een grote bonte specht. Een aalscholver vliegt over en in de verte een groep lepelaars.

Verderop is een open vlakte met Jacobskruiskruid, Wilde peen, Tandzaad, Canadese guldenroede (Solidago Canadensis), Lythrum (kattestaart), Viltig kruiskruid, Wilde cichorei, Zomerfijnstraal., Kaardebol.

Dan vindt Niels het tijd om af te dalen naar de oever van het meer. De wand is steil en kleiig. Onderuit gaan is geen optie. Modder tot aan de knieën is voldoende. Beneden gekomen levert het wel een aantal leuke vondsten op: Goudzuring!, Beklierde duizendknoop, Bidens tripartia (driedelig tandzaad) en Zwart tandzaad, Liggende ganzerik, Rode gazenvoet, Liggende ereprijs en, nee, geen Pijlkruid maar Waterweegbree. Ook nog: bloeiende Hanenpoot, Moerasdroogbloem en Wolfspoot.

De volgende kleiput. Hier vinden we knaagsporen van een bever. Nou ja, knaagsporen: hij en/of zij heeft een volwassen schietwilg omgeknaagd. Je zou dit natuurvandalisme kunnen noemen, maar ook zo’n omgevallen boom biedt de natuur weer allerlei kansen. Wel een leuk idee dat ze hier aanwezig zijn.

We vinden Naaldwaterbies, Moerasbeemdgras, Glidkruid, Stekelnoot! (Xantium), Wilde bertram, Liggende ganzerik (lijkt op Zilverschoon), Knopig helmkruid, Moeraszuring, Korrelganzevoet, Bezemkruiskruid en Bitterkruid.

In het water liggen door een bever kaalgeknaagde, polsdikke stukken van een tak. Die gaan mee in de tas voor het thuisfront. Een grote groene sprinkhaan hopt over de planten.

Een Bruine (?) libel zet haar eieren af in het water. .

De Waal!

Tijd voor de meegebracht lunch. Aan het strand vind ik nog een paar tomaten. TOMATEN?!?! Ja, die groeien hier gewoon in het zand. Natuur- of cultuurbarbaren?

Langs de rivier ontstaat hier een duin. De aanwezige wilgen staan mangroveachtig op hoge wortelpoten op het strand. Ze lijken zo weg te kunnen lopen. We struinen verder: Geoorde zuring, Vlieszaad, Cypreswolfsmelk, Saponaria (zeepkruid), Doornappel, Liggende amarant, Druifkruid: de plant stinkt naar koolteer!,

Wilde reseda, de mooie, helderblauw bloeiende Ossentong, Blaassilene,

glansbesnachtschade (Solanum nitidibaccatum), Kattendoorn.

 Dan weer omhoog. Een zogenoemd stroomdalgrasland; gedroogde stengels en bloemen van de kruisdistel; de scherpe bladeren prikken door m’n broek. Nu weet ik weer waarom ik ze niet meer in m’n tuin heb.

Kleine ruit, Duinriet, Grijskruid, Borstelkrans, Wilde marjolein!, Heksenmelk, een Euphorbia-soort, Knoopkruid, Knikkende distel,

 

Wilde bosrank! (Clematis vitalba) met mooie pluiszaden.  IJzerhard! (Verbena officinalis)

 

 

 

en een heel bijzondere plant: varkenskervel of … Niels zoekt het op*.

 

Breukkruid, Vlooienkruid, watdanookkruid ………

Moe van alle indrukken strijken we neer in de Millinger theetuin, een tuin in oosterse sferen. Even wat drinken en uitrusten. We bakkeleien nog wat over een cultivar. Gonny en ik houden stand: het is toch echt een Rudbeckia! Nee, nee, geen Helenium.

Ook dit zoeken we op.

We gaan naar huis, maar we hebben nog lang niet alles gezien. Wat erg, moeten we nog een keer. Niels laat nog wat van de omgeving zien. Het is het land van zijn jeugd. Uitzicht op de Pannerdense kop, nog even door Berg en Dal (zonder hoorngeschal), een hapje eten bij pannenkoekenhuis de Heksendans.

Het was weer een prachtige dag!

Verslag: Heleen Strikkers, met dank aan Gonny Sleurink en Niels Jeurink

Foto’s: Gonny Sleurink en Heleen Strikkers

*N.B.: De foto’s van de schermbloemige nog eens goed bestuderend kom ik tot de conclusie dat dit de Weidekervel (Silaum silaus) moet zijn. Dat is een leuke vondst, hoewel dus niet de Varkensvenkel die we gisteren nog dachten. Weidekervel is een soort van droge graslanden en lijkt heel sterk op Karwijvarkenskervel, maar daarvan verschilt door de omwindseltjes (dat zijn de steunblaadjes onder de schermpjes, dus de ‘binnenste’ vertakkingen in de bloeiwijze). Die zijn bij Weidekervel talrijk (en goed te zien op 1 van de foto’s) en bij Karwijvarkenskervel (bijna) ontbrekend. Verder is de stengel niet kantig maar gestreept (bij Karwijvarkenskervel duidelijk gegroefd) en is de top van de bladslippen wat roodachtig.

Het is trouwens geen Varkensvenkel omdat de bloemen geelachtig wit zijn (en niet geel), omdat het aantal schermstralen minder dan 10 is (zou bij Varkensvenkel minstens 15 moeten zijn) en omdat de bladslippen niet zo lang zijn (tot 2-3 cm, die van Varkensvenkel zijn 4-10 cm). Daarvoor moeten we dus nog een keer terug, want hij schijnt hier inderdaad ergens gevonden te zijn.

Niels

 

Voor (nog meer) mooie foto’s, zie: http://millingerwaard.blogspot.com/

Plantenexcursie Bergen aan Zee 18 juni 2011

Het miezert, het ziet er triest uit, maar we vertrekken toch richting Bergen aan Zee. Helaas niet met een bus vol belangstellenden.

In Bergen aan Zee eerst maar eens aan de koffie met Apfelstrudel, dan geven we de hemel even de gelegenheid om haar overtollige vocht te lozen. Na het 2de bakje kunnen we richting parkeerplaats in het bos- en duingebied van PWN.  Door de regen staan de planten er in ieder geval fris bij. Langs het pad en onder de bomen een tapijt van hengel Verder veel schapegras, hondsviooltje, slangekruid en kromhals.

 

We lopen een open gebied in met heide. Niels hoort het gekwaak van een rugstreeppad. We vinden aan de rand van een vennetje een enige tijd geleden overleden exemplaar. De rugstreep is duidelijk zichtbaar. Het is een kalkrijk poeltje door de regen, die het kalk van de duinen (schelpen) naar de duinvallei spoelt. Er groeit dwergzegge, grote ratelaar, zomp vergeet-me-nietje, egelboterbloem, liggende klaver, moerasstruisgras.

We vervolgen ons pad door een bos van  zwarte dennen. Deze zijn in het verleden aangeplant om het duinzand vast te houden. Inmiddels weet men dat deze dennen veel meer vocht verdampen dan loofbomen en daardoor zorgen voor verdroging van de duinen..

 

De omgeving wisselt voortdurend. Een wandeling in dit gebied is een echte aanrader. Diverse wandelpaden kronkelen door het gebied. Niels is zo verstandig om via zijn GPS enkele malen de coördinaten vast te leggen. Op de terugweg zijn we daar heel blij mee.

Een duin met volop kraaiheide, welke zurig ruikt door de vele zwarte bessen die het draagt.

Prachtig rood puntgras, fakkelgras volop in bloei,  gewone ossentong, mooie korstmossen, eikenvarentjes, schermhavikskruid, bittere wilg. Deze vegetatie: duinen met kraaiheide is niet voor niets een Natura 2000 gebied.

We komen een grappig gevormd gebouwtje tegen: een koepelbunker. Hierin ligt op een plankje aan de muur een schrift, waarin de bezoeker een stukje kan schrijven. Erg leuk.

Hier vinden we tijm, ruig viooltje, scherpe fijnstraal (soort kalkrijk zand), zwarte toorts, driedistel, olijfwilg, duinviooltje, meelbes, boskruiskruid en nog veel meer.

Regelmatig zien we grote mierenhopen van de rode mier. Dit is een goed teken, want bij sterke verzuring houdt de rode mier het voor gezien en trekt naar elders. We vinden zelfs een mierenhoop van zeker 1,5 meterhoog, gebouwd tegen een omgevallen boom.

Aan de duinenrand zie je duidelijk het fraaie effect van het “kaalmaken” van de duinen. Het zand verstuift weer. Nieuwe helm vaart hier wel bij, want de wortels worden langer en sterker en zorgen zo voor een sterker duin.

Dan komen we bij het gebied dat we zo graag willen zien: De Kerf. We beklimmen het hoogste duin ter plekke en hebben een prachtig uitzicht. Aan de noordzijde zijn nog duidelijk de sporen te zien van de duinbranden van 4 mei 2011. De brand verwoestte ca 200 hectare natuurgebied. Ook dit gebeuren biedt weer nieuwe mogelijkheden voor de natuur.

Ten zuiden ligt de “Parnassiavallei”. In 1997 werd er een opening (kerf) gegraven in de duinenrij tussen Bergen aan Zee en Schoorl., waardoor behalve het zeewater, ook het kalkrijke strandzand de kalkarme duinen in kon stuiven. Hierdoor werd het water in de Parnassiavallei brak en ontstond er een bijzondere vegetatie. Inmiddels is de opening tot zeker de helft gereduceerd en de drempel voor het water en het zand te hoog geworden om in de duinvallei te stromen c.q. te waaien. Er zijn nog veel beschermde planten te vinden, waardoor het gebied niet overal toegankelijk is

Wij vinden er o.a. fraai duizendguldenkruid, moeraswespenorchis, krielparnassia, zeewolfsmelk, zeelathyrus (zeldzaam voor Nederland), bleekgele droogbloem, zeeaster, zandhaver, blauwe zeedistel, zilte zegge, parnassia, blauw glidkruid, zeewinde, brede orchis, zeekool en misschien stippelzegge ?

 

Zeer tevreden beginnen we aan onze  terugtocht en hopen we nog de dennenorchis tegen te komen. En ja hoor, we vinden het prille begin van deze fraaie plant. We zijn dus een beetje te vroeg. Niet getreurd, na al die zeldzame soorten kan deze dag niet meer stuk.

Bedankt Niels.

 

Tekst en foto’s: Ellen van Knippenberg

Plantenexcursie Borkuner Paradies en de Haselüner Kuhweide 9 juli 2011

 

Niet zo bekend in Nederland maar zeker wel de moeite waard is het Borkener Paradies, net over de grens bij het Duitse Meppen. Eigenlijk is dit een gebied met een oude arm van de rivier de Ems. Er zijn droge, en van oudsher begraasde, droge graslanden te vinden met onder meer Steenanjer en de niet in Nederland voorkomende Aar-ereprijs.

Die Wettervorhersage had gelukkig een slecht vooruitziende blik de vrijdag voorafgaande aan onze plantenexcursie naar het land van onze oosterburen. Op een klein buitje na bleef het zonnig en droog en daardoor werd het laat en daardoor zagen wij ons genoodzaakt om na afloop van de excursie neer te moeten strijken op een terrasje-voor het zomerse gevoel, aan de voet van het oude kerkje in het kleine dorpje  Bokeloh …. het leek wel vakantie!

Nu kostte het ons toch al niet veel moeite om op zaterdagochtend om 08.00 uur op pad te gaan richting Duitse grens. Iets mooiers kan men zich toch bijna niet voorstellen: op zoek naar het paradijs. Nog even Kaffee mit Kuchen in Meppen, kaart van het gebied gekocht, rijden maar!

Een klein bordje wijst ons de weg: zum Paradies. We klimmen uit de auto en ontdekken direct een paar leuke soorten in de berm: Saponaria (zeepkruid), Kweekdravik, Klein timotheegras, Hennepnetel.

De berm langs het pad kleurt roze/geel/wit en geurt zoet. De geur wordt veroorzaakt door een aantal soorten walstro: Gladwalstro, Geel walstro en een kruising hiervan (x, een hybride): Geel/wit walstro. Daarnaast zie ik tot mijn grote verrassing Hemelsleutel – zo’n typische tuinplant, het Driekleurig viooltje, Poelruit (niet te verwarren met Filipendula – Moerasspirea), Silene (Avondkoekoeksbloem) en het Vlasbekje. Aan de rand van het bos dat wij betreden zien we onder andere de Kandinaalsmuts en een leuke vergroeiing van twee bomen die op anderhalve meter hoogte aan elkaar verknocht zijn geraakt.

We komen bij een soort kade waar een bord ons vertelt dat hier ooit “Das alte Versener Wehr”, een soort waterkering is geweest om de stuwkracht van de rivier de Ems, die hier met een slinger het Paradies omarmt te remmen. Tussen de stenen van de oude muur groeit onder andere Valeriaan, Lange ereprijs!, Dolle kervel en Wilgenroosje.

Een brugje leidt ons over een watervalletje met vistrap naar een pad het NSG (Naturschutzgebied) in. Tussen een warboel van Kleefkruid zien wij roze bloemetjes: Boslathyrus! Even verderop wijst Niels ons op een prachtige pol Reuzenzwenkgras. Watermuur is van Bosmuur te onderscheiden doordat het 5 stijlen heeft in plaats van 3. Verder zien wij nog Moerasandoorn, Pastinaak, een karakteristieke combinatie van Moerasspirea en Lange ereprijs, Lysimachia vulgaris – Grote wederik en Overblijvende hartbloem, welke in Nederland zeldzaam is. Ook nog: Grasmuur en Heggenduizendknoop.

Hier ook een bord met plattegrond.Het vertelt over het gebied: een drooggrasland met heel oude rivierduinen. De bomen die hier staan kunnen 500 jaar oud zijn!

We komen op de open vlakte, heuvelig grasland met hier en daar een pol heide. Wauw: Wilde tijm!, Steenanjer, Biggekruid, Zacht vetkruid, Tripmadam en: Veronica spicata – Aar-ereprijs!.

Zacht vetkruid lijkt op muurpeper. Niels proeft eraan. Muurpeper smaakt sterker. Je durft er bijna niet te lopen, bang dat al deze mooie planten vertrapt worden. Even later lig ik toch languit om een foto te maken van deze vooral lage begroeiing.Op de kale, zandige stukken groeit Buntgras.

Verderop vinden we Viltganzerik, Rolklaver, Rendiermos, Schapengras, Voorjaarsganzerik, Borstelgras, en Knolboterbloem. Koeien liggen lui te herkauwen. Ze lijken met pensioen te zijn. Een landkaartje vindt klaarblijkelijk hun uitwerpselen om van te snoepen. Niels en Ellen zien Goudvinken. We horen een Tuinfluiter, Tjiftjaf en een Groene specht.

Voorbij de prachtige resten van een oude boom en zetten we ons neer voor een lunch aan de oever van de Ems. Aan de overkant zwemt een muskus?rat. Een jonge fuut laat zijn klagelijke schooitoontje horen. In de warme ondiepte zwemt jonge vis. Willen we nog wel verder?

Toch maar doen, want wie weet wat er nog meer komt! Hogerop staan diverse heesters waaronder Sleedoorn en Wegedoorn. Op een afgebroken tak heeft een Zanglijster een plek (smidse) gemaakt om Huisjesslakken kapot te slaan.

We noteren nog een paar soorten met vreemde namen: Zwolse anjer (Steenanjer) en Kamperfoeli (zo ver van huis), Schaduwgras, ook wel heil Hitlergras genoemd. Rode schijnspurrie, Kruldistel, …

maar dan komt een groep paarden op ons afgerend. We doen alsof we niet bang zijn maar versnellen toch onze pas om zo snel mogelijk door het sluisje in het hek aan de rand van de weide te komen, pfff…. “Hoi jongens, wat zijn jullie lief (achter het hek) en willen jullie wel een lekker hapje gras?” We hebben ook wel Aar-ereprijs in de aanbieding ….”

Het rondje Paradies zit erop. We zijn weer bij de oude bomen. In één ervan zit een groot gat, mooie plek voor een Bosuil!

Dan weer in de auto. Niels wil ook een kijkje nemen bij een zijriviertje van de Ems, de Hase. Als we uitstappen begint het te regenen. We komen over een hoge brug over de Hase en lopen Gross Dörgen door, nou ja, groot: een buurtschap met 2 boerderijen en een camping. Wat een bijzondere omgeving! In het bos vinden we langs de berm Hengel (halfparasiet), Rankende helmbloem, Kruipbrem, Ruwe smele, Luxaflexgras. We vervolgen onze weg over een weide waar we weer de Aar-ereprijs en de Steenanjer, maar ook heel verrassend, een ree zien.

Op de Hase tracht een groep kanoërs met luid gejoel maar zonder succes de zaak droog te houden en vinden we onder steeds luider wordende galmende Schlagermuziek welke van de camping blijkt te komen nog, heel bijzonder, Rudbeckia laciniata (Slipbladige rudbeckia.) Erg leuke vondst. De soort geldt als zeer zeldzaam op natte, zeer voedselrijke grond in oeverruigten. Komt uit Noord-Amerika. Hoewel deze ook wel in tuinen voorkomt, denkt Niels toch niet dat dit een verwilderd exemplaar is.

We hoempapa-en zo snel mogelijk richting de auto. Het is duidelijk dat dit niet de meest favoriete muziek van zeker één van onze leden van ons gezelschap is. Bij het wegrijden staat in een open plek in het bos een reekalf!

We zigzaggen de Hase over en komen in het natuurgebied Haselüner Kuhweide. Vanuit een loofbos betreden we deze open, verrassend mooie plek, ook ontstaan in een kronkel van de Hase.

Er is een plasdras gedeelte met Egelboterbloem, Tormentil, Waternavel, Rosse vossenstaart (met oranje helmknoppen), Waterpostelein, Kleine egelskop, Watertorkruid,  Grote egelskop, Pijlkruid en een plant met een witte bloem met 3 kroonblaadjes die later na onderzoek door Niels verondersteld wordt de “gewone”, dus Grote waterweegbree te zijn, maar dan dus een heel klein exemplaar. Reden daarvoor is de vorm van de bladen. De andere Alismasoorten hebben lancetvormige tot lijnvormige bladen en zijn dus geleidelijk in de bladsteel versmald. Deze bladen zijn duidelijk afgeknot aan de basis, bijna iets hartvormig. Luronium, de Drijvende waterweegbree, heeft juist eironde bladen, die aan top en basis zijn afgerond.

Op het hoger gelegen deel in dit mooie stukje landschap staat een grote groep Jeneverbessen, zeer bijzonder, iets wat in Nederland bijna niet meer te vinden is. Daarnaast vinden we nog Borstelgras + Tandjesgras, wat  volgens Ellen bij een kruising dus wel tandenborstelgras zal opleveren, Mannetjes-ereprijs, Schild-ereprijs, Moerasstruisgras, Moerasviooltje, Stalkruid.

Ook gevonden, aan de rand van het bos: een kleurig bankje, afgesloten met een deksel en daarin kinderboeken met het vriendelijke verzoek deze terug te brengen na ze gelezen te hebben – leuk idee voor de kinderboerderij!

Terug naar auto zien we nog Zwarte toorts met paarse helmdraden en gele meelknoppen. Een Muskusrat rept zich naar zijn hol. Moe en tevreden over het zien van zoveel moois rijden we om rond zes uur weg op zoek naar een maaltijd.

Verslag en foto’s: Heleen Strikkers, met dank aan Niels Jeurink en Ellen van Knippenberg

Plantenexcursie 15 juni 2011

Vanaf de Groenestraat vertrekken we om 19.00uur met 5 personen op de fiets richting het toekomstige  treinstation Kampen. Voorbij het viaduct van de spoorlijn, zetten we onze fietsen links in de berm en betreden het gebied tussen de N50afrit  en de spoorlijn.

In het talud van de N50 is nog zichtbaar waar de Slaper heeft gelopen, het groen heeft daar een duidelijk lichtere tint.

Dit gebied is de afgelopen jaren aardig overhoop gehaald door alle werkzaamheden aan N50 en spoorlijn, maar de natuur is ongelooflijk sterk en het veld voor ons staat vol pionierssoorten. Op dit moment overheerst de echte kamille met haar prachtige wit/gele kleuren en haar frisse geur. De geur die bij de groep allerlei jeugdherinneringen naar boven haalt.

bloeiwijze van de Witbol

Echte kamille en diverse grassoorten in bloei

De grassen staan in bloei en vormen samen met het veld echte kamille een prachtig plaatje. We vinden o.a  de volgende grassen:  langbaardgras, witbol, geknikte vossestaart, ruwbeemdgras,rood zwenkgras,mannagras, rietgras, kweek, Italiaans raaigras, reukgras, fioringras, zachte dravik en zelfs watergras, wat hier in de buurt niet veel voorkomt.  

Dit keer wordt de avond niet omlijst door veel vogelgeluiden, maar autogeluiden. We zijn echter zo met de plantjes bezig dat deze geluiden naar de achtergrond worden verdrongen.

ontwerp: moeder natuur

Er loopt aan weerskanten van het gebied een sloot. Ook hier vinden we diverse planten o.a. de blaartrekkende boterbloem, lisdodde, wolfspoot, waterweegbree, prachtige ringelwikke, koninginnekruid, en zelfs een enkel plantje blauw glidkruid, ontdekt door Toos, die voor het eerst meeloopt.

Witte en rode klaver

Na het veld kamille volgt een groot veld witte klaver met een klein dotje rode klaver.

Aan de overkant van de sloot ontwaren we een rode vlek. Dichterbij gekomen is dit een veldje schapezuring, welke door de zon beschenen, intens van kleur is.

We lopen door tot de plek waar de bypass wellicht ooit zal lopen, als het aan de heren “geleerden” ligt. Een blaartrekkende boterbloem heeft zich al genesteld op het droge gedeelte in afwachting van.  Niels wil graag de sloot oversteken, maar de dames zien het niet zitten om over de smalle plank te lopen, die de over de sloot ligt, dus lopen we langs de slootkant weer richting fiets.

In of langs deze sloot staat o.a. waterranonkel, moeras-vergeet-me-nietje, pijlkruid, zwanenbloem, grote egelskop. Soms alleen nog maar de eerste paar bladeren, maar Niels kan ons precies vertellen wat er komen gaat. We vinden nog witte krodde en pastinaak en een -1 Heleen hoog – akkerkool. Wilt u weten wat dat is ? Loop een volgende keer met ons groepje mee en u zult het aanschouwen.

We vonden dit keer 141 verschillende wilde planten. Jammer dat u er dit keer niet bij was, want dan had u wellicht nummer 142 voor ons kunnen vinden.

Verslag:  Ellen van Knippenberg

Foto’s: Heleen Strikkers

Plantenexcursie 18 mei 2011

Deze avond fietsen we langs de Zuiderzeehaven, onder de N50 door en stoppen op het fietspad in het gebied langs de IJssel tussen Eilandbrug en Melmerweg: De Zandjes.

Met de rug naar de Zuiderzeehaven gekeerd, we doen even of deze niet bestaat, kijken we uit over een schitterend gebied. Fris groene weilanden waar men her en der een boerderijtje heeft uitgestrooid. Rechts de IJssel met rietkragen, die mooi oplichten in het late avondlicht  en voor ons heeft het groot streepzaad de bermen omgetoverd in een geel tapijt.

Vanuit het riet klinken de kleine karekiet, rietgors en zelfs een sprinkhaanzanger laat zijn gesnor horen.

Eerst snuffelen we wat in de bermen. Na wat algemene soorten (hopklaver, duizendblad, margriet, rood zwenkgras, peen, vijfvingerkruid enz, enz) vinden we onze 1ste rode lijst soort: goudhaver. Dichter tegen de rietkragen aan, tussen dijk en rivier, vinden we heelblaadje, wilde bertram, zilverschoon, moerasspirea, valeriaan, kattenstaart.

De zeggen hebben het hier wel voor het zeggen, we vinden o.a.  ruige zegge, 2-rijige zegge, scherpe zegge, oeverzegge, valse voszegge. Zeggen zeggen veel over hun groeiplaats. De grote hoeveelheid zilte zegge, welke we vinden langs de rij wilgen aan de oever van de IJssel  is dan ook een erg leuke vondst. Een relict van de Zuiderzee. Niels maakt bijna een vreugdedansje, maar kan zich inhouden, bang de vondst geweld aan te doen.

Voor geïnteresseerden is het stukje over de zilte zegge, van de hand van Piet Bremer en Niels Jeurink in de Nieuwsbrief nr 24  (april 2010) van Floron, interessant om te lezen (google: Floron Nieuwsbrief 24 Zwolle)  

De braamsluiper, welke we alleen horen in de rij wilgen, omlijst muzikaal op passende wijze deze leuke vondst. Niels kan ons vertellen, dat de rij wilgen bestaat uit katwilg, boswilg, amandelwilg en schietwilg. Niels is een geweldige leermeester.

Vergeet ik nog te melden, dat we een andere rode lijst soort tegengekomen zijn: kamgras.

Eerst tellen we ca.10 kleine polletjes, waar we al blij mee zijn, Echter hoe verder we lopen hoe meer pollen kamgras we vinden. Op de inventarisatielijst, welke Niels nauwkeurig bijhoudt, stijgt het aantal gevonden exemplaren gestaag.

Omdat het de afgelopen maanden zeer droog is geweest, kunnen we, zonder laarzen, een eind verder lopen op delen  welke normaal onder water zouden staan. Zeegroene muur, dol op natte voeten,  kunnen we nu van zeer dichtbij bewonderen. Helemaal tot de rivieroever wagen we ons echter niet op de wandelschoenen.

We verlaten de uiterwaarden en pikken nog wat slootkanten mee, alvorens het te donker wordt om nog iets te kunnen onderscheiden. In totaal hebben we 133 verschillende soorten wilde planten kunnen vinden in dit kleine gebied. Tevreden fietsen we weer huiswaarts, onder de N50 door, waar een Snor, als een zeer fanatieke wekker, het einde van de excursie aankondigt.

Verslag: Ellen van Knippenberg